Over Willem Feitsma

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far Willem Feitsma has created 107 blog entries.

25 september 2022

Lezing: Lucas 8
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het verhaal dat aan het verhaal van vanmorgen voorafgaat is het verhaal van de storm op het meer. Het bootje van Jezus en zijn leerlingen vaart op het meer. Er steekt een stormwind op. Het bootje dreigt in de golven ten onder te gaan. Dan gaat Jezus staan en beveelt de wind om te gaan liggen. En een ogenblik later is het meer zo glad als een spiegel en schittert de zon op het water.

In het verhaal van vanmorgen gaat het ook over een storm. Een storm die woedt in het hart van een man. Hij woont in het gebied van de Gerasenen. Hij heeft een woest uiterlijk. Lang haar dat al maanden of jaren niet gewassen is en dat in dikke klitten als vilt over zijn schouders hangt. Hij is uitzinnig van woede. Zijn ogen spuwen vuur. De woede vertekent zijn gezicht dat niet langer menselijk lijkt maar lijkt op de tronie van een demon. Zijn naakte lijf bedekt met modder en vuil. Hij woont tussen de graven. Hij voelt zich meer verbonden met de doden dan met de levenden. Om hem tegen zichzelf te beschermen had men zijn handen dikwijls aaneengebonden. En om anderen tegen aanvallen van hem te beschermen had men hem verschillende keren met een ketting aan een rots geketend. Maar zijn woede en zijn kracht waren zo groot dat hij de boeien en de ketting steeds weer stuk kon trekken.

Daar zit hij nu tussen de graven. Helemaal alleen. Van god en mens verlaten. Het ene moment kijkt hij woedend, het volgende moment doodsbang en je ziet ook diepe eenzaamheid en groot verdriet.

Dan hoort hij in de verte mensen lachen en praten. Hij kijkt op, ziet een groepje mensen aankomen lopen. Mannen en vrouwen. In hun midden loopt een man met een baard in een wit gewaad. Zijn gezicht straalt. Hij is een en al licht en liefde, zachtmoedigheid en vriendelijkheid.

Deze aanblik snijdt de bezeten man door zijn ziel. Hij voelt ondraaglijke pijn. De aanblik van de man laat hem zijn diepe eenzaamheid in alle hevigheid voelen. Hij schreeuwt het uit en rent woedend op Jezus af. Zijn vuist heeft hij al geheven, klaar om Jezus met een klap dood te slaan.

Maar dan gebeurt er iets vreemds. De man voelt in zijn hele lijf dat er een wonderlijke zachte kracht van Jezus uitgaat. Een warmte, een zachtheid die meer lijkt op een ruimte dan op kracht. Een helende ruimte waar de man in binnengaat.

En tot zijn verbazing ziet hij dat Jezus helemaal niet bang voor hem is. Iedereen die hem tegenkomt loopt altijd hard weg maar Jezus blijft staan, wacht rustig tot de man bij Hem is en kijkt hem liefdevol aan.

De man valt voor Jezus op zijn knieën. “Wie ben je?” vraagt hij aan Jezus. Waarom ben je niet bang? Waarom loop je niet hard voor me weg? Weet je niet dat ik je met een slag van mijn vuist dood kan slaan? “

“Ja, dat weet ik,” antwoordt Jezus, “maar toch ben ik niet bang. Ik ben niet bang voor de dood omdat ik me veilig voel in de handen van God. Ik voel me veilig, hier en nu. Ik word omringd door de liefdevolle handen van God. En ik weet dat diezelfde handen me ook na mijn dood, liefdevol zullen omringen.”

En Jezus vervolgde: “Ik ben niet bang maar ik zie dat jij doodsbang bent. Je bent bang en eenzaam. En om die angst te overwinnen word je boos. Niet maar een klein beetje: je wordt woedend. Je wilt ontsnappen aan je eenzaamheid door mensen aan je te onderwerpen.  Dat is een kwaal waar vele mensen aan lijden, gewone mensen, maar in het bijzonder koningen, keizers, generaals en dictators.

Zij denken dat de wereldvrede dichterbij komt door de macht van het zwaard. Maar dat geloof ik niet. Ik geloof niet in een macht die van buitenaf opgelegd wordt maar in een macht, die van binnenuit komt. Ik geloof in de macht van de liefde. Net zoals een boom groeit uit een zaadje komt de macht van de liefde vanuit jezelf.

De macht van het zwaard berust op zwakheid, onderwerping en machteloosheid van anderen. De macht van de liefde onderwerpt niemand maar geeft iedereen macht en verbindt de mensen met elkaar. De macht van het zwaard loopt uit op oorlog en verdriet. De macht van de liefde schept vrede en vreugde. “

De man luisterde aandachtig naar Jezus. “Maar waarom zou ik u geloven?” vraagt hij. Er staat veel voor hem op het spel. Wanneer hij zich zou overgeven aan de macht van de liefde en het zou niet werken dan zou hij weer terugvallen in zijn isolement en weer overgeleverd worden aan eenzaamheid, angst, verdriet en woede. Dat zou onverdraaglijk zijn.

Jezus kijkt de man liefdevol aan met zijn stralende ogen en zegt dan zacht en vriendelijk: “Wees niet bang!” En dan geeft de man zich over aan de liefde van God en de liefde van Jezus. Zijn lichaam begint te schudden en te schokken. Woede, angst, eenzaamheid en verdriet verlaten zijn lichaam en ziel. Hij schreeuwt het uit en huilt hartverscheurend. Jezus legt zijn hand zachtjes op zijn hoofd. Langzaam komt de man tot rust. Zijn gezicht dat kort daarvoor nog van pijn en woede vertrokken was en nauwelijks meer het gezicht van een mens leek, is nu een voluit menselijk gelaat geworden. Zijn ogen stralen rust uit. De mensen rond Jezus nemen hem mee naar een beek, wassen hem en trekken hem schone kleding aan.

Dan maken ze een vuurtje. En bij het vuurtjes breken ze brood en drinken ze wijn. Ze praten, zingen en lachen. En danken God voor het wonder dat door Jezus werd gedaan.

Amen.

28 augustus 2022

Lezing: Lucas 18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar die in de synagoge aan het bidden zijn. Welke voorstelling maakt u zich van Jezus terwijl Hij deze gelijkenis vertelt? Ik vermoed dat u zich Jezus voorstelt als een leraar voor de klas of als een dominee op een kansel. Zoals een leraar en een dominee een lang verhaal houden voor de klas of de gemeente en de leerlingen en de gemeenteleden  aandachtig en in stilte luisteren.

Maar dit beeld klopt denk ik niet. We moeten ons Jezus niet voorstellen als een leraar of een dominee maar als een cabaretier. Een cabaretier houdt geen lange redevoeringen maar probeert vanaf het moment van opkomst contact te leggen met de mensen in de zaal. En gedurende zijn hele voorstelling probeert hij dat contact vast te houden. Dat doet hij door humoristische verhalen te vertellen, door grappen te vertellen, door beeldspraak en door mensen te provoceren. Een goede cabaretier is niet alleen grappig maar heeft ook een boodschap.

Zo communiceerde Jezus ook met de mensen. Hij hield geen lange dogmatische preken over de hoofden van de mensen heen maar maakte direct contact met hen door humor, door provocatie, door beeldspraak. En dikwijls sprak hij rechtstreeks liefdevolle woorden tot de mensen die hen in het hart raakten.

Cabaretiers hebben vaak een hele goede antenne voor maatschappelijke verhoudingen. Ze zijn dikwijls goede psychologen en kunnen mensen goed imiteren. Ze nemen de lichaamshouding, de gezichtsuitdrukking en de spreekwijze van iemand over en men herkent onmiddellijk wie wordt bedoeld. Dikwijls nemen ze hoogwaardigheidsbekleders op de korrel.

De Farizeeën waren de hoogwaardigheidsbekleders in de tijd van Jezus. Omdat er spanning was tussen Jezus en een deel van de Farizeeërs is het beeld dat de evangelisten van hen schetsen wat negatiever dan ze verdienen. In een tijd waarin het volk door de Romeinse bezetting van de God van Israël dreigde weg te drijven probeerden zij door zich strikt te houden aan de leefregels van de Thora, dicht bij God te blijven. Hun bedoeling was zuiver en goed. Een aantal Farizeeërs sloeg hierin wat door. De gehoorzaamheid aan de regels werd belangrijker dan de liefdevolle relatie met God. Maar dit was niet de essentie van hun geloof. Zij geloofden net als wij dat het in het geloof om liefde gaat en wij die liefde niet hoeven te verdienen.

In de gelijkenis heeft Jezus de Farizeeërs op het oog die wat doorslaan in hun goede bedoelingen en omdat zij zich zo inspanden om zich strikt aan de regels van de wet te houden, neerkeken op hen die daar wat minder mee bezig waren.

Waarom Jezus op dat moment de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar vertelt, weten we niet. Maar ik stel me zo voor dat Jezus ergens zat, dat er mensen om Hem heen stonden en dat er toen een hooghartige Farizeeër langsliep die misprijzend naar Jezus en de mensen om Hem heen keek.

Jezus zag het, de mensen zagen het. En dan begint Jezus zijn verhaal: Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, een Farizeeër en een tollenaar. En Jezus zal toen als een cabaretier de lichaamshouding van een hooghartige Farizeeër aangenomen hebben. Hij maakte zich groot, deed zijn borst vooruit en stak zijn neus in de lucht. Zo dat de mensen in de lach geschoten zullen zijn.

En bij de tollenaar zal hij zich klein gemaakt hebben, zijn hoofd naar de grond gebogen en af en toe even schichtig opgekeken hebben. De mensen keken geboeid toe. Iemand zal Jezus de Farizeeër toegeroepen hebben: “Hé, opschepper! “En een zal Jezus de tollenaar toegeroepen hebben: “Afperser!”

Jezus naam weer de lichaamshouding van de Farizeeër aan keen naar de hemel en riep: “God, ik dank U dat in niet ben als de andere mensen: roofzuchtig, onrechtvaardig en overspelig en dank U wel dat ik niet ben als die tollenaar!”

De Farizeeër ziet het kwade alleen in andere mensen. Hij is zich niet bewust van zijn schaduwkant. Zijn eigen roofzuchtige, onrechtvaardige en overspelige neigingen projecteert hij op anderen. Hij meent oprecht dat hij een heilig man is.
De Farizeeër is een hoogmoedig. En hoogmoed is de oerzonde, de bronzonde, de zonde waaruit alle andere zonden uit voortkomen.

In Genesis 2 staat het verhaal over de zondenval. Van alle bomen in de hof mogen Adam en Eva eten maar niet van de boom van kennis van goed en kwaad. Wanneer zij van die boom eten zullen ze worden als God.
De vruchten van de boom zijn begeerlijk voor Adam en Eva. Zij willen worden als God. En dat is de kern van hoogmoed: zelf God willen zijn. Zelf alle eer en alle glorie, alle macht en alle rijkdom willen hebben. Denk aan Donald Trump. En hierbij hoort dat je zelf wel denkt te kunnen bepalen wat goed of kwaad is.

Het zelf God willen zijn is een aanlokkelijke gedachte maar het valt in werkelijkheid zwaar tegen. Wanneer je god bent sta je op eenzame hoogte. Je hebt geen gelijken meer. Je hebt geen vrienden meer. Je kunt alleen nog maar neerkijken op anderen. En anderen houden niet van je maar kunnen niet anders dan je bewonderen.

Vele popsterren hebben aan den lijve ervaren hoe eenzaam je dan wordt. Velen hebben zelfmoord gepleegd. Vaak op 27-jarige leeftijd.

Het zondenval verhaal is als een röntgenfoto die ons onze binnenkant toont of ons als in een spiegel voorhoudt wie we zijn. Maar let op! Ik zei zostraks al: Jezus was als een cabaretier. Hij sprak met humor. U moet mijn woorden dat het zondenval verhaal ons een spiegel voorhoudt niet zwaar opvatten. Het is niet zo dat we onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. We zijn wel degelijk in staat om goed te doen en lief te hebben maar de meeste mensen kennen ook wel een lichte neiging tot hoogmoed. Helemaal niet erg. Als je je er maar van bewust bent en er met een beetje humor mee om kunt gaan.

Er is een mooi joods verhaal over hoogmoed en nederigheid:
Een rabbi die weet van de waarde van nederigheid bidt in de synagoge: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van deze synagoge ben. “De voorzitter van het synagoge bestuur hoort dit en bidt: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van het hele dorp ben! “De koster hoorde beide gebeden en bidt: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van héél het land ben! “Dan draaien de rabbi en de voorzitter van de synagoge zich om en bijten hem toe: “Wie denk je wel dat je bent dat je kunt claimen de zondigste mens van het hele land te kunnen zijn?”

Humor is wezenlijk voor het geloofsleven. Wanneer je hoogmoed of hebzucht, of eerzucht of wat dan ook bij je zelf opmerkt, veroordeel je zelf dan niet maar lach erom in het geloof dat het je al vergeven is door een liefdevolle God.

De tollenaar voelde zich zo schuldig dat hij zich op de borst sloeg en zelfs zijn ogen niet naar de hemel durfde op te heffen. Jezus zei van hem dat hij rechtvaardig was in de ogen van God. Wanneer je je bewust bent van een neiging tot hoogmoed of hebzucht of eerzucht of wat dan ook, dan heb je er al afstand van. Je ziet het. Je valt er niet meer samen. En waar je niet mee samen valt projecteer je niet meer op anderen.

Hoewel je er niet meer mee samenvalt ben je er nog niet van los. Maar dat is een proces. Dat komt wel. Gun je zelf de tijd, in de wetenschap dat God van je houdt en kijk naar jezelf een je medemens met humor.

Amen.

10 juli 2022

Lezing: Lucas 10, 25-37
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Beste jongeren en ook ouderen,

Jullie weten wel dat we het in de kerk vaak hebben over God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Vaak wordt niet uitgelegd wat we daarmee bedoelen. Eigenlijk moet dat in iedere dienst opnieuw uitgelegd worden en in een jeugddienst kun je er niet omheen. Daarom: Wie is God? Wie is de Zoon, wie is de Heilige Geest?

God is geen oude man met een witte baard die zit op een gouden troon in de hemel maar de kracht die het universum van binnenuit bijeen houdt en de kracht die ook ons van binnenuit bijeenhoudt. En die kracht is liefde. God’s liefde doorstroomt het universum en ook ons. En God is niet alleen een kracht, je kunt Hem ook aanspreken, je kunt tot Hem bidden.

God is ook ruimte. Paulus zegt: “In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.” “Maar we zien Hem niet,” zullen jullie misschien zeggen. Nee, maar wij zijn in God zoals vissen in het water. De vissen worden omringd door water maar zijn er nooit buiten geweest. Je zou ze even op moeten pakken en boven het water houden en dan weer teruggooien in het water. Dan zouden ze het water gaan zien. Bij vissen zou dat lukken. Maar men kan ons niet even buiten God houden zodat wij Hem kunnen gaan zien wanneer we weer terug zouden komen in Hem. Voor ons is het de kunst om Hem in het water van het leven te ontdekken.

Wie is de Zoon?  Dat is Jezus. En Jezus laat ons zien wie God is. Als Zoon lijkt hij op zijn Vader. Hij was een Jood. De Joden noemen het O.T. de wet. In de wet staan 613 ge-en verboden. Waarom 613? Dit is de optelsom van 148 en 365. De Joden geloofden dat het menselijk lichaam uit 248 delen bestond. Een jaar heeft 365 dagen. De 613 ge-en verboden moeten niet als wetten worden beschouwd maar als leefregels voor een gelukkig leven. In de wet, de Thora zegen de joden staan 613 leefregels zodat men iedere dag van het jaar met heel het lichaam God kan liefhebben. Wanneer je dat doet kun je dansend door het leven gaat met de Thorarol in je armen. Hoe ziet iemand eruit die de 613 leefregels in de praktijk brengt? Kijk naar Jezus. Hij danst door het leven met de Thorarol in zijn armen en straalt puur geluk uit.

Wie is de Heilige Geest? Met Zijn Heilige Geest, met zijn enthousiasme (dat betekent vol van God zijn)  inspireert God ons om ook de 613 leefregels in de praktijk te brengen en om zo gelukkig te worden. Jezus die vol was van de Heilige Geest is onze inspiratiebron.

Nu het verhaal van vanmorgen. Een wetsleraar komt bij Jezus en stelt Hem een vraag. Een wetsleraar  (je kunt hem beter dansleraar noemen. Hij leert mensen dansend met de Thorarol door het leven gaan) weet veel over de praktische toepassing van die 613 leefregels. Hij vraagt aan Jezus: “Meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?” Met “het eeuwige leven“ bedoelde hij niet het leven na de dood. Het  “eeuwige leven” is een uitdrukking van kwaliteit. De wetsgeleerde vroeg Jezus eigenlijk: “ Hoe kan mijn leven een goede kwaliteit krijgen? Hoe kan ik gelukkig worden? Hoe kan ik een zinvol leven lijden?”

Jezus antwoordt hem: “Wat staat er in de wet?” De man antwoordde door de samenvatting van de 613 leefregels te geven: “Heb God lief boven alles en je medemensen als jezelf.” En dan antwoordt Jezus: “Precies goed! Je slaat de spijker op zijn kop!”

De man voelt zich dan een beetje voor schut staan en wil laten zien dat hij toch wel een hele knappe wetsgeleerde is .Daarom stelt hij een denkt hij zelf slimme vraag: “ Maar als ik mijn medemens lief moet hebben, wie is mijn medemens dan?”

Jezus is een hele goede psycholoog. Uit de manier waarop deze man de vraag stelt begrijpt Jezus dat hij nog een groeiproces moet doormaken. Deze man ziet  niet dat hij naar de wereld en naar de mensen om hem heen kijkt alsof de wereld om hem draait, alsof hij het centrum van de wereld is.

Een medemens is in zijn ogen iemand die dicht bij hem staat. Als buurman zal hij zich verantwoordelijk voelen voor zijn naaste buren, voor de buren links van hem en rechts van hem. Zou een overbuurman een probleem hebben of iemand die een paar huizen verderop woont dan zou hij denken: “Ze wonen niet dicht bij mij dus ik ben niet verantwoordelijk voor hen.”

Jezus wil hem laten zien dat hij zichzelf ziet als centrum van de wereld en daarom vertelt Hij een verhaal.

Een man wordt overvallen door rovers en zwaar gewond achter gelaten langs de kant van de weg. Een priester komt langs een hulppriester komt langs. Beiden kennen de 613 leefregels  goed. Maar ze kijken angstig om zich heen : “Gauw wegwezen! Misschien zijn de rovers nog in de buurt.“ Dan komt er een Samaritaan aan. Joden hadden in die tijd een hekel aan Samaritanen. Zoals de orthodoxe joden in Israël een hekel hebben aan Palestijnen. En Jezus laat in zijn verhaal nu uitgerekend een Samaritaan degene zijn die de gewonde man hulp verleent.

En dan vraagt Hij aan de wetgeleerde: “Wie was de medemens van de man die overvallen werd? :de priester, de hulppriester of de Samaritaan?  “De wetgeleerde antwoordt: “de Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.” Toen zei Jezus: doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.“

De wetsgeleerde vroeg aan Jezus: “Wie is mijn medemens?“ En Jezus vraag Hem nadat hij het verhaal verteld heeft: “Wie was de medemens van de man die overvallen werd? “  De vraag is dus niet: “Wie is mijn medemens maar: “Voor wie kan ik een medemens zijn?“

Niet jij staat in het middelpunt maar je medemens. Nu geldt voor ons allemaal dat we dezelfde ontwikkeling mogen doormaken die de wetgeleerde die zich tot Jezus richtte doormaakte. We staan allemaal in het middelpunt van ons leven en de Heilige Geest leert ons beetje bij beetje om de ander als middelpunt te gaan zien. De Heilige Geest leert ons om ons af te vragen: “Voor wie kan ik medemens zijn?“

Het grote gevaar is nu dat jullie mijn woorden op moralistische wijze gaan opvatten. Dat jullie mijn woorden heel serieus nemen en denken: “Nu mag ik niet meer voor mezelf leven en plezier maken maar ik moet me de hele dag afvragen voor wie ik medemens kan zijn. Maar zo bedoel ik het niet en zo bedoelde Jezus het niet.”

In de eerste plaats: je bent goed zoals je bent. God houdt van je en kijkt met liefdevolle ogen naar je. Je hoeft jezelf niet te veranderen of te verbeteren. De Heilige Geest zal je in de loop van je leven laten zien voor wie je medemens kunt zijn.

In de tweede plaats. De Samaritaan liep niet de hele dag rond te kijken of er nog gewonde mensen langs de kant van de weg zouden liggen die hij zou moeten redden. Nee, hij zag de man toevallig liggen, kreeg met hem te doen, zette hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg. Hij gaf de herbergier geld om de man nog een tijdje te verzorgen en dacht toen bij zichzelf: “Nu heb ik genoeg gedaan!“ Hij stapte weer op zijn ezel, floot een deuntje en reed vrolijk verder. De gewonde man was hij al lang weer vergeten.

Jezus roept ons op om ons af te vragen voor wie wij een medemens kunnen zijn maar Hij zegt ook: “Maak je geen zorgen voor de dag van morgen. Let op de vogels on de hemel. Ze zaaien niet en maaien niet en toch zorgt de hemelse vader voor ze. Let op de bloemen. Zelfs koning Salomo was niet mooier gekleed dan zij.” Jezus bedoelde: “Geniet van het leven. Maak het allemaal niet te zwaar.

Amen.

26 juni 2022

Lezingen: Jesaja 25, 6-9
Lucas 14, 16-24
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Jezus was uitgenodigd in het huis van een vooraanstaande Farizeeër om daar de maaltijd te gebruiken. Hij ligt daar aan tafel met een aantal Farizeeërs en wetgeleerden en er zullen ook een paar leerlingen van Hem aanwezig geweest zijn.

De Farizeeën en wetgeleerden letten scherp op Jezus. Ze hadden grote moeite met Hem. Dat is ook wel te begrijpen. Israël werd bezet door de Romeinen. Het Joodse volk dreigde de band met de God van Israël kwijt te raken. Om dat te voorkomen, om dicht bij de God van Israël te blijven hielden zij zich heel streng aan de voorschriften van de Joodse Wet. Vooral de reinheidswetten waren voor hen belangrijk. Ook dat is logisch want die reinheidswetten geven richting aan hoe je dagelijks leven eruit ziet: Wat doe je het eerst wanneer je opstaat? Handen wassen. Wat eet je wat niet? Geen varkensvlees. Wat doe je wel of niet op de Sabbat, met wie ga je om (alleen met mensen die zich ook aan de voorschriften van de wet houden) enzovoort.

De bedoeling van de Farizeeën was goed: het volk dicht bij de God van Israël houden door de voorschriften van de wet nauwkeurig te volgen. Echter: ze sloegen hierin soms een beetje door. De voorschriften van de wet werden van middel om bij God te blijven tot doel.
Ze hadden grote moeite met Jezus omdat Jezus in hun ogen veel te losjes met de voorschriften van de wet omging. Hij leek de wet te relativeren met opmerkingen als: Wanneer je zoon of dochter op Sabbat in een put valt haal je hem of haar er toch uit? En tijdens het wandelen met zijn leerlingen plukte Hij gaandeweg wel eens wat aren om even wat te kauwen te hebben. En ook genas Hij zieken op Sabbat. Hiermee maakte hij duidelijk dat de mens er niet is voor de wet maar de wet er is voor de mens.

Goed dat Jezus dat deed. En ook wel een beetje begrijpelijk dat de Farizeeën er wat moeite mee hadden. Ik zeg “de Farizeeën“ maar er zullen ook Farizeeën geweest zijn die Jezus heus wel snapten b.v. Nicodemus .
Jezus ligt dus aan tafel in het huis van een vooraanstaande Farizeeër met Farizeeën die kritisch naar Hem kijken en luisteren en dan vertelt Jezus een verhaal. Hij begint met de woorden: “Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. “

 De Farizeeërs die een grote bijbel kennis hadden zullen meteen gedacht hebben aan het visioen van Jesaja uit Jesaja 25 dat Marja zonet met ons gelezen heeft: Op de berg Sion zal God voor alle volken van de wereld een feestmaal aanrichten. Een feestmaal van uitgelezen gerechten en belegen wijnen. En God zal de sluier wegnemen die het zicht op Hem belemmert. Voor altijd zal hij de dood teniet doen en alle tranen wegnemen. “
De Farizeeën begrijpen dat Jezus met de “iemand“ die een groot feest wilde geven “ God Zelf bedoelde.
Jezus vervolgt: “Toen het tijd was voor het feestmaal stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om hen te zeggen: “Alles is klaar “

(Hier komen de woorden vandaan die ik vorige week nog uitsprak om u na de instellingswoorden van het avondmaal uit te nodigen om naar voren te komen: “Komt nu, want alle dingen zijn gereed.“)

Maar de mensen die uitgenodigd worden beginnen zich een voor een te verontschuldigen. En daarvoor gebruiken ze overduidelijk smoesjes:
De één zegt: “Sorry ik kan niet komen want ik heb net een akker gekocht en die moet ik gaan belijken. “Een doorzichtige smoes want wie koopt er nu een akker die hij niet eerst heeft gezien?
De ander zegt: “Sorry, ik heb vijf span ossen gekocht en ik moet ze gaan keuren. “Ook weer duidelijk een smoes. Want wie koopt er nu vijf span ossen voor ze eerste gezien te hebben?
En een derde zegt: “Sorry, ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen. “Maar waarom zou je niet naar een feestmaal kunnen gaan wanneer je pas getrouwd bent? Ook duidelijk een smoesje.

In het verleden zijn er nogal wat preken gehouden waarin mensen werden gewaarschuwd om niet op dezelfde manier smoesjes te bedenken om aan het evangelie te ontkomen. Maar dan verzand je in moralisme waar je niet vrolijk van wordt en je ook niet tot gedragsverandering zal aanzetten. Het evangelie is een vreugdevolle boodschap. Het is de vreugde die inspireert tot verandering.

Wanneer de gastheer alle smoesjes hoort, ontsteekt hij in woede. . Dan slaat hij zijn vuist in zijn handpalm en zegt: “Verdorie nog aan toe, nu valt mijn feest in het water!” Maar dan krijgt hij een idee en zeg tegen zijn dienaren: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” En wanneer er dan nog plaats over is stuurt hij zijn dienaren erop uit ook buiten de stad gasten te zoeken.

Om dit verhaal te kunnen begrijpen moeten we weten dat de Farizeeën zich zo nauwkeurig aan de voorschriften van de wet probeerden te houden dat ze de reinheidswetten die in de tempel golden ook toepasten in hun eigen huis. Omdat ze het gevoel hadden dat de Romeinen de tempel verontreinigden probeerden ze God te eren door van hun huizen miniatuurtempels te maken. Alle regels die in de tempel golden lieten ze ook in hun eigen huis gelden.
Voor de tempel gold dat kreupelen, lammen en blinden en ieder die misvormd was niet werd toegelaten. Een mens moest als beeld van God Zijn volmaaktheid weerspiegelen. Een gehandicapte is niet volmaakt en zou Gods volmaaktheid dus niet kunnen weerspiegelen, zo redeneerde men.

En nu laat Jezus de gastheer uit Zijn verhaal uitgerekend de blinden, kreupelen en verlamden uitnodigen op zijn feestmaal. De aanwezige Farizeeën zullen boosheid in zich op hebben voelen komen. Ze zullen zich maar met moeite hebben kunnen bedwingen om Jezus niet met grote verontwaardiging te onderbreken.
Jezus provoceerde hen maar Hij provoceerde hen niet met kwade maar met goede bedoelingen. Jezus was één met God. Hij zag de Farizeeën niet als vijanden. Omdat Hij één was met God. Keek Hij ook door de liefdevolle ogen van God en zag de Farizeeën als Zijn broeders. Hij provoceerde hen omdat Hij hen de ogen wilde openen voor de oneindige liefde van God.
Jezus ging Zelf liefdevol met mensen om. Of het nu mannen of vrouwen, volwassen of kinderen, Joden of heidenen, zieken of gezonden, rechtvaardigen of zondaars waren: Jezus had hen onvoorwaardelijk lief. En wanneer mensen in de buurt van Jezus waren dan hadden ze het gevoel dat ze in de buurt van God Zelf waren. Wanneer Jezus hen met liefdevolle ogen aankeek hadden ze hert gevoel dat God Zelf hen met liefdevolle ogen aankeek.
Ze voelden zich door God bemind. En Jezus’ blik was niet alleen liefdevol maar ook vol van respect. Jezus respecteerde de mens naar wie Hij keek en gaf hem en haar een gevoel van koninklijke waardigheid.
Blinden, kreupelen, lammen, vrouwen, kinderen, zondaars …… in de samenleving werd er met minachting naar hen gekeken, er werd op hen neergekeken…. Jezus kijkt ze aan met oneindige, onvoorwaardelijke liefde en respect en verheft ze uit stof tot koninklijke waardigheid. Ook zij kunnen in hun onvolmaaktheid, de volmaaktheid van God weerspiegelen. Ook zij, juist zij, kunnen beelden van God zijn.

Wat heeft dat ons te zeggen? Zoals we hier bijeen zijn zitten we zo vaak vol zelfkritiek. We kwellen onszelf dikwijls met schuldgevoelens, we zijn dikwijls zo kritisch naar onszelf toe, we stellen onszelf dikwijls zulke hoge eisen, we denken volmaakt te moeten zijn.
Jezus houdt ons voor: God houdt van je zoals je bent in al je onvolmaaktheid. En in je onvolmaaktheid kun je een volmaakt beeld van God zijn.
U bent een volmaakt beeld van God! U bent een prachtig mens. U bent van grote schoonheid!

Amen

12 juni 2022

Lezingen: Exodus 33, 12-17   en   Joh.3, 1-13
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

We lezen vanmorgen het verhaal over de nachtelijke ontmoeting van Jezus en Nicodemus. Vele kinderen zijn bij het voorlezen uit de kinderbijbel over deze naam gestruikeld: “Nico de mus” lazen ze dan.

Wie was Nicodemus? Hij was een Farizeeër. Hij was dus een Schriftgeleerde. Maar hij wordt ook “één van de Joodse leiders” genoemd. Dat betekent dat hij zitting had in het hoogste Joodse bestuursorgaan: “het Sanhedrin”.

Farizeeërs waren schrift geleerden maar ze waren niet de hele dag met schriftstudie bezig. Ze voorzagen in hun eigen levensonderhoud. Zo was Paulus, die ook een Farizeeër was, tentenmaker van beroep.

Waarmee Nicodemus zijn geld verdiende is niet bekend. Wel weten we dat hij zeer rijk geweest moet zijn. In Johannes 19 lezen we n.l. dat Nicodemus bij de voorbereiding van Jezus’ begrafenis zorgde voor een mengsel van mirre en aloë om Jezus’ lichaam mee te zalven. Mirre en aloë waren zeer kostbaar.  Nicodemus schonk wel honderd pond. Hij moet dus zeer rijk geweest zijn.

Waarschijnlijk was hij al op leeftijd. Want nadat Jezus heeft gezegd dat een mens opnieuw geboren moet worden vraagt hij: “Hoe kan een mens opnieuw geboren worden wanneer hij al oud is?”

In Johannes 7 lezen we dat Nicodemus het opneemt voor Jezus in het Sanhedrin. Wanneer enkele leden ervan schampere opmerkingen maken over Jezus, dan zegt Nicodemus: “Volgens onze wet kun je iemand niet veroordelen, voor je jezelf goed op de hoogte hebt gesteld van wat hij heeft gezegd.”

Nicodemus is dus niet zomaar iemand. Hij is een schriftgeleerde. Hij is al op leeftijd. En op grond van zijn schriftgeleerdheid en zijn levenswijsheid is hij uitgekozen om zitting te nemen in het Sanhedrin. Hij is bovendien één van de rijkste en waarschijnlijk ook één van de invloedrijkste mannen in Jeruzalem. Hij is een onbevooroordeeld en onafhankelijke man. Hij heeft het lef om het in het Sanhedrin op te nemen voor Jezus.

Uit het gegeven dat hij ’s nacht bij Jezus op bezoek gaat maken sommige bijbelgeleerden op dat hij zich er voor geschaamd zou hebben om met Jezus gezien te worden. Hij zou bang geweest zijn voor gezichtsverlies. Maar hij lijkt me niet een man die daar bang voor zou zijn. Hij was een onafhankelijke man, die zich niet druk maakte om wat anderen van hem zouden vinden. Dat blijkt immers uit het feit dat hij het in het Sanhedrin durfde op te nemen voor Jezus.

Waarschijnlijker lijkt het mij dat het Sanhedrin Nicodemus erop uit gestuurd heeft om zich eens wat nauwkeuriger op de hoogte te stellen van Jezus’ ideeën. Nicodemus’ door de jaren heen gerijpte wijsheid en zijn onbevooroordeeldheid maken hem bij uitstek geschikt om eens kennis te maken met Jezus en om daar later verslag van te doen in het Sanhedrin.

We lezen dat hij ’s nachts naar Jezus toe ging maar er zal wel bedoeld zijn dat dit later op de avond was. Overdag was het veel te heet voor diepe gesprekken.

En dan lezen we Jezus in het gesprek met Nicodemus tegen hem zegt: “Waarachtig ik verzeker u, alleen wie opnieuw wordt geboren kan het Koninkrijk van God zien.” Nicodemus begrijpt niet wat Jezus bedoelt en vraagt: “Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?”

Nicodemus vat Jezus’ woorden letterlijk op. Hij luistert met zijn verstand, met zijn linker hersenhelft. Met onze linker hersenhelft denken we logisch. Met onze linker hersenhelft rekenen wij, kijken wij op de klok, plannen wij onze dag en verrichten wij ons dagelijks werk.

Onze rechter hersenhelft werkt heel anders. Met onze rechter hersenhelft luisteren wij naar muziek, kijken we naar een zonsondergang, lezen we een gedicht of bewonderen we een mooi schilderij.

Nicodemus hoort Jezus’ woorden met zijn linker hersenhelft. Jezus begrijpt dat hij hulp nodig heeft om Zijn woorden te begrijpen. En dan gaat Jezus te werk als een mystagoog. In het woord mystagoog zit het woord “mystiek” en mystiek wil zeggen: het gaat om de directe ervaring van God. Mystiek gaat nog een stapje verder dan geloof. In het geloof reik je naar godservaring en de mystiek onderga je deze. Jezus was een mysticus: Hij ervoer God in zijn ziel.

Een mystagoog leidt mensen in, in de ervaring van God. Daarvoor is het nodig dat een mens afdaalt van zijn of haar hoofd naar het hart en de ziel. Daarvoor is het nodig dat een mens omschakelt van de linker hersenhelft naar de rechter hersenhelft.

Jezus was een mystagoog. Hij voert Nicodemus van zijn hoofd naar zijn hart en zijn ziel.

Wanneer Nicodemus met zijn vraag: “Hoe kan een mens geboren worden wanneer hij oud is?” te kennen geeft dat Hij Jezus niet beluistert vanuit zijn hart, voert Jezus hem daar naartoe. Jezus doet dat met gebruik van beeldtaal: de taal van de rechter hersenhelft, de taal van de poëzie en de taal van het geloof.

Hij antwoordt: “Niemand kan het koninkrijk van God binnengaan tenzij hij of zij geboren wordt uit water en geest.” Jezus wist dat Nicodemus een schriftgeleerde was en daarom gebruikt hij woorden die bij de schriftgeleerde Nicodemus verhalen zouden oproepen met behulp waarvan Nicodemus Hem zou kunnen begrijpen.

“Geboren worden uit water en geest.”

De aarde werd geboren uit water en Geest: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde, de aarde nu was woest en ledig en duisternis lag over de vloed maar de Geest van God zweefde over de wateren. Daalde neer en de aarde werd geboren uit het vruchtwater van de oervloed.”

Het volk Israël werd geboren uit water en Geest. Nadat de Farao het volk had laten gaan maar spijt kreeg en het achterna ging met zijn leger van soldaten en paarden, stond het volk voor het water van de Rode zee. Toen schoot God te hulp. In het scheppingsverhaal zweefde de Geest over de wateren. Nu schiet de Geest te hulp in een stormwind. De wind blaast het water opzij, er ontstaat een doorgang door het water. Het volk wordt geboren uit water en Geest.

En bij Zijn doop werd Jezus geboren uit water en Geest. Begint het Nicodemus al wat te dagen? Verplaatst hij zijn horen van zijn linker naar zijn rechter hersenhelft? Daalt hij aan de hand van Jezus af van zijn hoofd naar zijn hart?

Uit het feit dat hij mirre en aloë schonk om, ter voorbereiding op Jezus’ begrafenis, het lichaam van Jezus te zalven mogen we opmaken dat hij met hart en ziel van Jezus is gaan houden.

Ten slotte. Wat zegt het ons dat wij geboren moeten worden uit water en geest?

 Wanneer wij geboren worden dan is dat het begin van een lang proces van volwassen wording. We moeten ons een plaats veroveren in de samenleving. Daarvoor gaan we naar school en volgen we opleiding. We zoeken een levenspartner met wie we kinderen kunnen krijgen. We zoeken een baan en een huis. Dit neemt ons tot ver in onze volwassenheid bijna helemaal in beslag. We zijn egocentrisch bezig. Dat is niet erg. Dat is niet egoïstisch. Zo is het leven.

Maar dan komt er een moment, wanneer we een plaats veroverd hebben in de samenleving en een partner, baan een huis en kinderen hebben, en we eigenlijk alles hebben wat we nodig dachten te hebben maar er dan toch een gevoel van leegte ontstaat. We missen iets. Dat is het moment waarop de woorden van Jezus over geboren worden uit water en geest tot ons kan gaan spreken.

Het egocentrisme uit onze eerste levenshelft is een heel positief iets. Het is het vruchtwater waaruit we opnieuw geboren kunnen worden. Wanneer de geest waait over dit water dan worden wij opnieuw geboren als mensen die openstaan voor God en medemens en schepping. Dan worden wij mensen die ruimte hebben voor God, medemens en schepping. Geve God dat wij geboren mogen worden uit water en geest.

Amen.

22 mei 2022

Lezingen: Jesaja 45: 18 en 19 en  1Korintiërs 13: 1 t/m 13
Voorganger: ds. mw. A. G. van Beijeren, Roden

klik voor de overdenking op onderstaande link:

Overdenking 22 mei 2022

15 mei 2022

Lezing: Johannes 13, 31-35
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Jongens en meisjes, broeders en zusters 

Greetje heeft met ons een aantal verzen gelezen uit Johannes 13. We horen dan wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt bij het laatste avondmaal dat hij met hen vierde. Hij voelt aan dat hij gearresteerd zal worden en zal sterven. En daarom bereidt Hij zijn leerlingen voor op de tijd dat Hij er niet meer zal zijn. En met oog op die tijd zegt Hij: 

Ik geef jullie een nieuwe gebod: heb elkaar lief zoals ik jullie heb liefgehad.”  

Jezus zegt dat hij zijn leerlingen een nieuw gebod geeft. Maar de inhoud klinkt ons toch bekend in de oren: “Heb elkaar lief.“ Dat is wat Jezus zijn leerlingen altijd al leerde. En Hij had het niet van zichzelf maar hij had het van huis uit meegekregen. Iedere Jood kende de samenvatting van de Joodse leefregels:
“Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.” 

Wanneer Jezus zegt dat Hij een nieuw gebod geeft dan bedoelt Hij niet dat hij een ander gebod geeft. Wat Hij bedoelt is dat dit gebod telkens opnieuw nieuw is. Het is als met het doorbreken van de lente. Dat beleef je ieder jaar weer als nieuw. En zo is het met het ’s ochtends wakker worden: uitgerust, fris en vrolijk begin je verwachtingsvol aan een nieuwe dag. En zo geeft Jezus een nieuw gebod, die nooit verouderd maar telkens opnieuw lentefris is.
Dit is een morgen als ooit de eerste, zingende vogels geven hem door.”
Dauw op de aarde, zonlicht van boven, vochtige gaarde geurig als toen.” 

 De inhoud van het nieuwe gebod luidt: “Heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad moeten ook jullie elkaar liefhebben.” Dat roept de vraag op: Hoe heeft Jezus zijn leerlingen dan liefgehad? Het antwoord luidt:  “Met grenzeloze liefde!” Wat is grenzeloze liefde? Dit wordt zichtbaar in het woord ” barmhartig”. In de bijbel wordt God vaak een barmhartige God genoemd. Het woord “barmhartig” komt van het Hebreeuwse woord “rachamim “. In dat woord zit het Hebreeuwse woord voor “baarmoeder” verborgen. Wanneer je God “barmhartig” noemt, en de bijbel doet dat, heb je dus een vrouwelijk godsbeeld voor ogen. Wanneer God “barmhartig” genoemd wordt betekent dit dat God voor de mensen voelt wat een moeder voelt voor haar nog ongeboren kind. En dat is grenzeloze liefde.  

Jezus roept zijn leerlingen dus op elkaar grenzeloos lief te hebben. Nu al wil ik benadrukken dat grenzeloze liefde niet betekent dat je jezelf altijd moet wegcijferen of geen grenzen mag stellen. Maar zo is het niet. Wanneer je jezelf altijd maar weg cijfert blijft er een nul over. Waar het om gaat is dat je je in bepaalde situaties afvraagt: “Hoe kan ik deze situatie tot bloei brengen?” Je bent zelf deel van een situatie.
Stel dat je een vriend of vriendin hebt die je telkens maar afsnauwt. Dat kun je misschien honderd keer verdragen maar op een bepaald moment is de maat vol en verbreek je de vriendschap. Wanneer de vriend dan vraagt waarom je dat doet en je legt het uit, kan hij of zij dan uitroepen:  “Maar had dat dan eerder gezegd! Dan had ik het niet langer gedaan. Ik wil je niet kwijt!” Het opnemen voor jezelf, het grenzen stellen aan het gedrag van de ander doe je niet voor jezelf maar ook voor de ander. 

 Jezus liefde voor zijn leerlingen was grenzeloos. Die van ons vaak niet. Dat werd duidelijk aan Berts uitleg over de emotionele bankrekening. In een relatie storten mensen positieve zaken op de bankrekening b.v. je toont je waardering door kleine aardigheden: “Wat zie je er leuk uit.” “Wat lief dat je dit voor me doet.” En je neemt negatieve zaken op van de bankrekening: “Je snauwt, je spreekt geen woorden van waardering enzovoort.” Die emotionele bankrekening is niet goed of slecht maar geeft gewoon weer hoe het werkt in menselijke relaties. Wij staan daar niet boven. Wij hoeven daar ook niet boven te staan. Maar het is goed om in te zien dat het zo werkt. De balans tussen geven en nemen moet in een relatie in evenwicht zijn. Wanneer Jezus ons oproept om grenzeloos lief te hebben, vraagt hij ons niet om de werkelijkheid van de balans te ontkennen. Dat zou ons ziek kunnen maken.  

Ook uit het experiment met vooroordelen dat Allard, Lise en Ilse ons lieten zien, blijkt dat onze liefde niet grenzeloos is. We hebben vooroordelen. En die vooroordelen staan grenzeloze liefde in de weg. Vooroordelen zorgen ervoor dat wij ons hart afsluiten voor de ander in plaats van dat we ons hart voor de ander openstellen. 

Jezus roept ons op tot grenzeloze liefde maar emotionele bankrekeningen en vooroordelen staan die grenzeloze liefde in de weg. Hoe kunnen wij deze obstakels uit de weg ruimen? Hoe kunnen wij grenzeloos lief leren hebben zonder dat we over ons heen laten lopen of ons zelf overvragen en burned out raken ? 

Het begint ermee dat wij ons bewust worden van datgene wat bij ons de grenzeloze liefde in de weg staat. Het gaat erom dat wij onze emotionele bankrekeningen en vooroordelen (en jaloezie en afgunst en ergernis noem maar op…) onder ogen zien. Bewust onder ogen zien. En dat kun je alleen verdragen wanneer je weet dat God met liefdevolle ogen naar je kijkt. Kijk niet naar jezelf door de strenge ogen waarmee jij jezelf de maat neemt. Kijk naar jezelf door de liefdevolle ogen van God. Hij houdt van je zoals je bent met grenzeloze liefde. Je hoeft niet volmaakt te zijn voor Hij van je kan houden. Hij houdt al van je.  

En het is ook van belang dat je van jezelf houdt met grenzeloze liefde: met de liefde van een moeder voor haar ongeboren kind. Wanneer je bang bent of verdriet hebt kan het helpen dat jij in jezelf de rol opneemt van liefdevolle vader of moeder en kind. Wanneer het kind in jou bang is of verdriet heeft kun je met een ander deel van je ziel als liefdevolle vader of moeder je innerlijk kind liefdevol toespreken en zo geruststellen of troosten. Zo kun je jezelf liefhebben. 

Hoe kunnen wij grenzeloos lief leren hebben? Door met liefdevolle ogen onder ogen te zien wat in ons dat grenzeloos liefhebben in de weg staat. En dat onder ogen zien dat moet wel 10, 100, 1000 misschien wel 10.000 keer opnieuw gebeuren. Telkens zie je de obstakels weer opduiken maar op een gegeven moment, misschien na jaren, misschien na een leven, vallen ze weg. En dan word je grenzeloze liefde. 

Wanneer Jezus ons oproept : “Heb elkaar grenzeloos lief.” Doet hij dan een appel op onze wil? Spreekt hij ons aan op onze wilskracht? Ik denk het niet of hooguit een klein beetje. Wij kunnen niet met onze wil besluiten: vanaf nu ga ik grenzeloos liefhebben. Wij hebben onszelf niet zo in de greep met onze wil dat we dat zouden kunnen. Maar wie zou gaan proberen om op wilskracht grenzeloos lief te gaan hebben zou ook snel burned out raken. Dan overvragen we onszelf. 

Uit het verhaal over de doop van Jezus blijkt hoe Jezus leerde om grenzeloos lief te hebben. Johannes doopte Jezus door Hem achterover kopje onder in het water onder te dompelen. Toen Jezus uit het water oprees en zijn ogen ten hemel sloe , zag hij hoe de hemel openscheurde en de Heilige Geest als een duif op Hem neerdaalde en hij hoorde een Stem met grenzeloze liefde zeggen: “Jij bent Mijn zoon, Ik heb jou lief.”  

Op dat moment werd Gods liefde in Jezus ziel uitgestort. En Jezus ontving zoveel liefde liefde voor God, de medemens en voor zichzelf dat Hij er een leven lang van kon uitdelen. 

Jezus roept ons op om elkaar grenzeloos lief te hebben. Dat moeten we niet proberen op wilskracht. Dat is eigenlijk wat teveel van ons gevraagd. Wij kunnen de medemens pas grenzeloos liefhebben wanneer wij net zoals dat bij Jezus bij zijn doop gebeurde, de liefde van God in onze ziel uitgestort krijgen. En ik wens jullie en ik wens u toe dat dit mag gebeuren. 

Amen. 

 

 

8 mei 2022

Lezingen: Psalm 103  en Galaten 5, 1-6
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Een bekende Amerikaanse theoloog, Paul Tillich, stelde dat een mens in zijn of haar leven voor de uitdaging staat om een antwoord te geven op drie vragen. Ten eerste: hoe ga ik om met de dood? Ten tweede: Hoe ga ik om met mijn tekortschieten, mijn onvolmaaktheid, mijn schuld? En ten derde: Wat is de zin van mijn leven?

Hieraan moest ik denken toen ik afgelopen woensdag in het dagblad Trouw een verhaal las van een mevrouw met de naam Monique ten Brinke. Het verhaal staat in een reeks van verhalen over zingeving die wekelijks in Trouw geplaatst worden.

Monique Ten Brinke vertelt dat zij liefdevolle en wijze ouders had. Ouders die haar ook leerden dat de dood bij het leven hoort. Wanneer haar ouders midden zeventig zijn sterft haar moeder. Toen haar moeder hoorde dat ze ziek was en niet meer beter kon worden zei ze: “Ik ben mijn kinderen voorgegaan in het leven en nu ga ik ze voor in de dood.”

Haar vader leeft nog tien jaar als weduwnaar. Al die tijd doet hij zijn best om zijn huis nog steeds het ouderlijk huis van zijn kinderen te laten zijn.

Dan wordt ook Monique haar vader ziek. Er breekt voor haar een hele drukke tijd aan. Ze heeft een baan als apotheker. Ze heeft de zorg voor haar kinderen én ze krijgt de mantelzorg voor haar vader erbij.

Op een middag rijdt ze van haar werk naar huis, ze nadert een kruising moet dan een besluit nemen: Sla ik links af om naar mijn zieke vader te gaan of sla ik rechts af om naar mijn kinderen te gaan die op mij wachten. Ze besluit rechts af te slaan naar haar kinderen maar heeft dan het gevoel haar vader in de steek te laten. Zou ze links af slaan dan zou ze zich schuldig voelen t.o.v. haar kinderen. Wat ze ook doet, in haar beleving schiet ze altijd tekort. En dat gevoel van tekortschieten bepaalt haar leven.

Een paar weken later slaat ze links af naar haar vader maar in haar vermoeidheid valt ze boos tegen hem uit waarop haar vader in tranen uitbarst. Ze voelt zich heel schuldig.

Een tijdje later overlijdt haar vader. Hij was R.K. en dus wordt de uitvaartdienst geleid door de pastoor. Ook na de uitvaartdienst blijft Monique rondlopen met het gevoel dat ze tekortgeschoten is t.o.v. haar vader en voelt ze zich schuldig dat ze terwijl hij ziek was tegen hem uitgevallen is.

Op weg van haar werk naar huis passeert ze het huis van de pastoor. Op een dag stopt ze voor het huis, belt aan en vraagt de pastoor of ze hem kan spreken. Ze is welkom en dan stort ze haar hart bij hem uit. Ze vertelt hoe schuldig  ze zich voelt en hoe ze zich voelt tekortschieten.

De pastoor luistert naar haar met een liefdevolle blik in zijn ogen. Wanneer ze haar verhaal gedaan heeft bidt hij met haar. En Monique vertelt dat ze eigenlijk niet gehoord heeft wat hij bad maar na het gebed voelde ze zich enorm opgelucht.

De liefdevolle blik van de pastoor, de rust waarin hij naar haar luisterde. Ze voelde zich door hem en door hem heen door God aanvaard zoals ze was met al haar tekortkomingen. Ze realiseerde zich dat ze niet volmaakt hoefde te zijn maar er in haar onvolmaaktheid helemaal mocht zijn.

Ze zegt: “Menszijn is tekortschieten. Ik ben niet langer bang tekort te schieten, ik weet dat ik dat zal blijven doen. Dat geeft betekenis aan mijn leven, want het besef van feilbaarheid draagt mij nu in plaats van dat ik erdoor wordt beheerst. Dat geeft ruimte, dat is zin.”

Monique had het gevoel dat zij perfect zou moeten zijn. Ze zou een perfecte apotheker, een perfecte dochter en een perfecte moeder inéén moeten zijn. Ze legde zichzelf daarmee een zwaar juk op. En dit kwam niet alleen uit haar zelf. Ook vanuit de samenleving worden deze beelden van perfectie aan vrouwen opgedrongen. En niet alleen aan vrouwen maar ook aan mannen. Mannen wordt voorgehouden dat ze hun zaakjes altijd perfect op orde moeten hebben. Lukt dat niet dan hebben ze dat aan zichzelf te wijten.

Vele mensen leggen zichzelf het juk op perfect te moeten zijn. Paulus spreekt hen aan in Galaten 5 waar hij zegt: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houdt dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.”

Paulus schrijft dit in het kader van een discussie die zich in de zich ontwikkelende christelijke gemeente van Galatië. Deze gemeente bestond voor het grootste deel uit niet- joden. Paulus had hun duidelijk gemaakt dat het voor hen niet nodig was om zich aan al de voorschriften van de Joodse wet te houden. Ze hoefden zich van hem ook niet te besnijden. Het enige dat telt voor niet- Joodse christenen is de samenvatting van de Joodse wet zoals Jezus die gegeven had: “Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. “ Joodse christen mochten zich natuurlijk gewoon aan de voorschriften van de Joodse wet houden. Want deze was niet opgeheven of verouderd. “Geen jota of tittel ervan is verouderd.” zei Jezus maar de niet – Joodse christenen hoefden zich van Paulus niet aan alle cultuurbepaalde voorschriften te houden.

Maar na Paulus kwamen er Joods -christelijke predikers in de gemeente van Galatië die meenden dat het wel nodig was dat de niet-joodse christenen zich aan alle voorschriften van de Joodse wet zouden houden en zich ook zouden moeten laten besnijden.

En daarom schrijft Paulus aan de gemeente van Galatië : “Laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.” “Laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.”  Hoezo opnieuw? Wat was dan het eerste slavenjuk? Dat lezen we iets verderop : “Als u probeert door God als een rechtvaardige aangenomen te worden door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt.” En dus niet langer vrij.

Dit “proberen door God als rechtvaardige aangenomen te worden door de wet na te leven “ dat is het perfectionisme waar ik over sprak. Dat is het idee van Monique dat ze een perfecte apotheker, dochter en moeder zou moeten zijn. Dat is het idee dat je nooit een keer in  vermoeidheid boos zou mogen uitvallen naar iemand. Dat is het idee dat je geen fouten zou mogen maken.

In het verleden werd dit perfectionisme in de schoenen geschoven van het Joodse geloof. Het proberen om de wet perfect na te leven en zo rechtvaardig te worden voor God zou de essentie van het Joodse geloof zijn.

Maar dat klopt helemaal niet. Ook joodse gelovigen wisten dat je niet volmaakt hoefde te zijn om toch te mogen leven voor Gods aangezicht. Psalm 103 getuigt hiervan:

“Prijs de Heer, mijn ziel …hij vergeeft u alle schuld. Liefdevol en genadig is de Heer. Hij blijft geduldig en groot is Zijn trouw…Hij straft ons niet naar onze zonden. Hij vergeldt ons niet naar onze schuld. Zover het oosten is van het westen zover heeft Hij onze zonden van ons verwijdert.”

Ook de Joodse gelovigen wisten :we hoeven niet volmaakt te zijn. God houdt van ons zoals we zijn. We hoeven niet perfect te zijn. We mogen tekortschieten. We mogen fouten maken. Die ruimte gunt God ons. In die ruimte mogen we leven.

Paulus schrijft aan de gemeente van Galatië : “In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent,die het geloof zijn kracht verleent.”

Dit geloof is het vertrouwen dat we niet perfect hoeven te zijn om door God te worden liefgehad maar de mensen mogen zijn die we zijn: mensen met fouten en gebreken, mensen die tekortschieten.

Het idee dat we perfect moeten zijn om Gods liefde te verdienen is geen slavenjuk die alleen Joden zichzelf zouden opleggen. Het is een algemeen menselijke neiging die je in alle religies tegenkomt. En ook daarbuiten: ook niet religieuze mensen menen dikwijls dat ze perfect moeten zijn.

Paulus leert ons dat Jezus in zijn liefdevolle omgang met mensen ons heeft laten zien dat we in God liefde mogen zijn wie we zijn.

Paul Tillich had het over drie grondproblemen van het menselijk bestaan :dood, het gevoel tekort te schieten en schuld en de vraag naar de zin van ons leven.

Het antwoord op het probleem van de dood kan ik nu niet diep ingaan. Ik noem twee prachtige uitspraken. Huub Oosterhuis schreef: “En niemand valt of hij valt in Uw handen. “ Okke Jager schreef: “Een vriendschap met God is een eeuwige vriendschap.”

Het antwoord op het probleem van de schuld lezen we in psalm 103 : “Prijs de Heer mijn ziel. Hij vergeeft u alle schuld.”

En de vraag naar de zin van ons leven wordt beantwoord in ons leven zelf wanneer we leven in het vertrouwen dat we geborgen zijn in God, zelfs in de dood en we mogen weten dat onze zonden vergeven zijn. Er komt dan een ontspanning in ons leven. Vanuit die ontspanning vragen we ons af :Waarom leef ik?  Ik weet het niet. Maar ik leef graag. Het licht is mooi. De kleuren zijn mooi. De mensen zijn mooi. In al die schoonheid zie je de schoonheid van God. God in wie wij leven, in wie wij ons bewegen en in wie wij zijn.

Amen.

1 mei 2022

Lezing: Psalm 100 en Johannes 21: 1 t/m 14
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vandaag is het de derde zondag van Pasen. Twee weken geleden vierden we het Paasfeest. In mijn preek heb ik toen onder woorden gebracht wat de kern van het paasfeest is. Dat is de belofte dat zoals Jezus uit de dood werd opgewekt alle mensen die ooit geleefd hebben, alle mensen die nu leven en alle mensen die nog geboren zullen worden ook uit de dood zullen worden opgewekt.

Bovendien zal onze planeet aarde getransformeerd worden tot één grote Hof van Eeden. De mensheid zal in harmonie samenleven. Rouw en geweeklaag wordt niet meer gehoord. De dood zal er niet meer zijn.

Deze belofte klinkt heel naïef. Het geloof dat de belofte vervuld zal worden lijkt een heel kinderlijk geloof. Maar diep in ons hart leeft het verlangen naar de opstanding, naar die nieuwe hemel en die nieuwe aarde. In het geloof komt het erop aan dat wij aan dit verlangen trouw blijven. En trouw blijven aan dit verlangen betekent niet dat we achterover leunen en met de armen over elkaar : “Stil maar wacht maar alles wordt nieuw”. zingen. We zingen niet “stil maar, wacht maar”, we zingen “bidt maar, werk maar, alles wordt nieuw”. God wil ons inschakelen in Zijn werk van schepping en herschepping.

Het geloof in de opstanding van alle mensen van alle tijden en alle plaatsen lijkt naïef. Maar wie zich realiseert dat de belofte hiervan wordt gedaan door de schepper van hemel en aarde, door de Heer van het heelal, weet dat dit geloof niet naïef is.

Laten we even tot ons laten doordringen wat het betekent wanneer ik God “de Heer van het heelal“ noem.  Onze aarde maakt deel uit van het Melkwegstelsel. Om van de ene kant van het Melkwegstelsel naar de andere kant te reizen, moet je 100.000 jaar reizen met de snelheid van het licht. Het licht beweegt zich met een snelheid van 300.000 km per seconde. Honderdduizend jaar met de snelheid van 300.000 km per seconde. Zo groot is ons Melkwegstelsel. En er zijn miljarden sterrenstelsels.

Het betekent dus nogal wat wanneer ik God “Heer van het heelal“ noem. Hij is het die het heelal van binnenuit samenhoudt. Hij is de ziel van het heelal. En deze God belooft ons de opstanding uit de doden.

De opstandingskracht wordt in de lente zichtbaar in het doorbreken van de bloesem en de groen in de natuur. Deze opstandingskracht wordt zichtbaar in beeldende kunst, hoorbaar in muziek, voelbaar in dans.

Op het Paasfeest vierden we dat Jezus als eerste van de mensheid opstond uit de dood. In de weken na Pasen lezen we over de keren dat de Opgestane Heer na zijn dood aan zijn leerlingen verscheen. En zo lezen we vanmorgen het verhaal over de verschijning van de Opgestane Heer aan zijn leerlingen bij het meer van Tiberias.

Ik zei zonet al dat het geloof in de opstanding er niet toe moet leiden dat we achterover gaan leunen om met de armen over elkaar “ stil maar wacht maar alles wordt nieuw “ te gaan zingen. Nee, wij worden actief betrokken bij het scheppings- en herscheppingsproces : “Bid maar werk maar, alles wordt nieuw“ mogen wij zingen.

Dat dit zo is blijkt uit het verhaal van vanmorgen. Het verhaal richt onze aandacht niet op de hemel maar op de aarde. We lezen dat Jezus aan zijn leerlingen verscheen bij het “Meer van Tiberias“. wij staan er niet zo gauw bij stil maar de naam “Meer van Tiberias“ is niet zo maar een onschuldige aanduiding van het meer. De eigenlijke naam van het meer is “ Meer van Galilea “. De naam van het meer werd veranderd door koning Herodus de Grote. Hij wilde in een goed blaadje komen bij keizer Tiberias. Daarom bouwde hij aan het meer van Galilea een stad die hij Tiberias noemde en tegelijkertijd veranderde hij de naam van het meer. In: ”Meer van Tiberias”.

Dat was op zich voor de Joden al ergerlijk genoeg maar daar zou je nog mee kunnen leven, zou je kunnen denken. Waarschijnlijk was het echter zo dat de vissers voorheen uit hun eigen meer hun eigen vissen konden vangen. Maar opeens wordt het meer opgeëist door de keizer. Het meer is niet meer het eigendom van de vissers maar van de keizer van Rome. De vissen zijn niet de vissen van de vissers maar van de keizer. In het vervolg moeten de vissers belasting betalen over hun vangst.

Toen Jezus voor Pilatus stond, stond de koning van het Koninkrijk van God tegenover de vertegenwoordiger van de keizer van Rome. Het Koninkrijk van God stond tegenover het keizerrijk.

In het verhaal van vanmorgen zien we een vergelijkbare confrontatie : de Opgestane Heer staat tegenover keizer Tiberias. De opgestane Heer komt in opstand tegen keizer Tiberias. De blik is niet op de hemel gericht maar op de aarde.

Het verhaal kennen we. Petrus vraagt zes medeleerlingen mee te gaan vissen. De hele nacht vingen ze niets. Dan roept de Opgestane Heer en toe dat ze het net aan stuurboord moeten uitgooien.

U hebt natuurlijk wel vaker gehoord dat dit niet handig was omdat het roer aan stuurboord zat. Dat was een lange roeispaan. Wanneer je het net aan stuurboord uitgooit kan het gemakkelijk in het roer verstrikt raken. Dat had ik ook vaker gelezen. Maar wat ik nu las wist ik niet. De vissers visten niet midden op het meer omdat het daar diep was en de vissen op grote diepte zwemmen. Daarom visten de vissers dicht bij de oever. Ze maakten hun net aan een stok op de oever vast en roeiden de boot een eindje het water op. De vissen die in het ondiepe water tussen oever en boot zwommen werden zo gevangen in het net.

Maar waarom het niet handig was om het net aan stuurboord uit te werpen was omdat de stroming van het water dan het net onder de boot zou drijven en dan vang je niets. Het was dus heel ongebruikelijk

Dat Jezus de leerlingen opriep het net aan stuurboord uit te werpen. Maar de leerlingen doen het en het net raakt overvol, een overvloedige vangst .

Dan plotseling herkent één van de leerlingen Jezus: “Het is de Heer!” roept hij. En dan bedenkt Petrus zich geen ogenblik. Hij springt in het water en  haast zich waden door het water naar Jezus toe.

Dan blijkt Jezus al een vuurtje te hebben aangestoken en reikt Hij hen brood en vis.

Gemeente wat betekent dit verhaal? Ik zei het al. Het is een confrontatie tussen de keizer van Rome, keizer Tiberius en de koning van het Koninkrijk van God: de Opgestane Heer.

De keizer van Rome heeft het meer van Galilea onteigent. Hij heeft het meer van de arme vissers afgepakt. Ze konden al nauwelijks bestaan van hun visvangst. Ze konden hun kinderen al bijna geen eten geven. En dan wordt hun bron van inkomsten hun afgepakt door de rijkste man van de wereld die totaal onverschillig staat tegenover het lot van de armen.

En dan verschijnt daar bij het meer de Opgestane Heer. Hij geeft de leerlingen brood en vis. Dat doet natuurlijk denken aan die keer dat Jezus in de heuvels van Galilea een hele dag een menigte van mensen toegesproken had. Aan het einde van de dag kregen de mensen honger. “U moet ze wegsturen zodat eten kunnen halen”, zeggen ze tegen Jezus. Maar Jezus zegt tegen hen: “Jullie moeten ze te eten geven.” En dan breekt hij het brood en de vis en Hij breekt en breekt en de hele menigte kan worden gevoed tot overhouden toe.

De keizer van Rome staat onverschillig tegenover mensen die honger leiden. De koning van het koninkrijk van God voedt de hongerende en roept zijn leerlingen op: “Jullie moeten ze te eten geven. Het is jullie verantwoordelijkheid.”

De keizer van Rome doodde de koning van het Koninkrijk van God.  Maar God wekte Hem op uit de dood. De opgestane Heer zet zijn werk voort. Hij voedt de hongerenden en roept Zijn leerlingen op:  “Jullie moeten ze te eten geven.” De Opgestane Heer, de koning van het Koninkrijk van God roept ons op om actief mee te werken aan de opbouw van het Koninkrijk van God.

Maar dat werken aan de opbouw van het koninkrijk van God valt niet mee. Dat wordt duidelijk aan het beeld van de leerlingen die de hele nacht vissen maar niets vangen. Het werken aan de opbouw van het Koninkrijk lijkt vaak tevergeefs.

Maar de Opgestane Heer roept ons toe: “Werp het net uit aan de andere kant.”

Gooi het over een andere boeg: Stop met gebruik van olie en gas. Gooi het over een andere boeg en stap over op de energiebronnen die God jullie geeft: zon, wind, water.

Laat het niet gebeuren dat een klein aantal superrijken het voor het zeggen krijgen in de wereld. Gooi het over een andere boeg. Laat niet het behalen van maximale winst het doel zijn van een onderneming. Maar de vraag: Hoe kunnen we dienstbaar zijn aan de samenleving?

Laat het niet gebeuren dat de wereldmachten met elkaar in machtsstrijd verwikkeld raken. Gooi het over een andere boeg. Laat ze de handen ineen slaan om samen honger en armoede wereldwijd uit te bannen.

Zo zal, op het woord van de Opgestane Heer, het Koninkrijk van God aanbreken.

Amen.

3 april 2022

Lezing: Spreuken 8
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het komt niet vaak voor dat er een lezing uit het boek Spreuken op het leesrooster staat. Het is fijn dat dit vandaag wel het geval is, want het is een prachtig boek geschreven in een poëtische stijl. Het boek Spreuken kun je vergelijken met een schatkist vol met parels. Iedere spreuk is een parel van wijsheid. De ene parel is nog mooier dan de andere. Maar als je alle spreuken achter elkaar wilt lezen wanneer je het boek in één middag of avond uit wilt lezen gaat het je al snel duizelen. Al die wijsheid kun je niet in één keer tot je nemen. Je zou je moeten beperken tot één spreuk per dag. En dan nog zou je wel een uur op iedere spreuk kunnen mediteren om de inhoud ervan tot je door te laten dringen. De oude kerkvaders zeggen dat je de tekst moet kauwen en herkauwen. Je moet de woorden proeven. En pas wanneer je de tekst gekauwd en herkauwd hebt en je de smaak heel goed geproefd hebt kan de betekenis ervan tot je doordringen. Het is duidelijk dat je voor een boek als Spreuken heel veel tijd en rust nodig hebt om je de inhoud ervan eigen te kunnen maken.

In de Thora, de eerste vijf boeken van de bijbel, staan 613 leefregels.  Jezus vatte ze samen in één zin: “Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Op vergelijkbare wijze staat er aan het begin van het boek Spreuken een samenvatting van de vele losse spreuken die er volgen. In één zin wordt gezegd wat de essentie van de vele losse spreuken is. In Spreuken 1 :7 lezen we: “Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer.”

Het begin van de kennis dat is het principe, het wezen, het hart van de kennis. Deze wordt gevonden in het ontzag voor de Heer.

“Ontzag voor de Heer”, in de vorige bijbelvertaling stond :”Vreze des Heren” betekent niet dat je bang moet zijn voor God. Juist niet. Angst is een slechte leermeester. Ontzag voor God verwijst naar zijn leefregels. Als je daarover mediteert, als je die kauwt en herkauwt als je die proeft en in de praktijk be-proeft dan bevind je je op de goede weg die leidt naar een gelukkig leven.

In Spreuken 1, waarop het verhaal voor de kinderen is gebaseerd, is de Wijsheid aan het woord. En van oudsher wordt de wijsheid als een vrouw voorgesteld. Tot in de middeleeuwen werd de wijsheid voorgesteld als Vrouwe Wijsheid die zetelde op een troon in de hemel. Vrouwe wijsheid zegt in Spreuken 8:14: “Bij mij vind je beraad en overleg, ik heb inzicht, ik heb kracht. Door mij regeren koningen, bepalen heersers wat rechtvaardig is. Vorsten heersen dankzij mij, ik laat leiders rechtvaardig regeren.” Voor vrouwen kan deze vrouwe wijsheid een prachtige en krachtige identificatiefiguur zijn. Vrouwen kunnen eraan groeien.

In Spreuken 8 vers 22 zegt Vrouwe Wijsheid : “De Heer heeft mij vóór al het andere verworven, toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. ……”  Vrouwe wijsheid zegt: “Ik was erbij toen hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op liet wellen, toen hij grenzen aan de zeeën stelde, het water met zijn woord een plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde….ik was zijn lieveling.”

Wat een prachtige taal! Poëzie! Vrouwe wijsheid was er vanaf het begin van de schepping bij. Zij weet hoe de schepping in elkaar zit en daarom zegt ze in vers 32: “Nu dan zonen en dochters luister naar mij, gelukkig is een mens die op mijn wegen blijft. Luister naar wat ik je leer en wordt wijs!“

Er is een verband tussen dit Schriftgedeelte en het begin van het evangelie van Johannes. In Johannes 1: 1 lezen we: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.” En verderop wordt gezegd dat dit Woord mens geworden is en bij ons heeft gewoond. In Spreuken 8 wordt van Vrouwe Wijsheid gezegd dat zij in het begin bij God was. Hier wordt gezegd dat het Woord in het begin bij God was.

Het Woord uit Johannes 1 moet worden begrepen als de ontwerpwijsheid van God. Voordat er een nieuw vliegtuig gefabriceerd kan worden maken vliegtuigbouwers een ontwerp. Een ontwerp van de motor. Een ontwerp van de vorm.

Ze denken en rekenen en concluderen dan: “Wanneer we het vliegtuig zo bouwen dan zal het snel en veilig kunnen vliegen.” Dan wordt het vliegtuig gebouwd en wordt de ontwerpwijsheid van de bouwers in de praktijk op de proef gesteld. Eenzelfde ontwerpwijsheid was bij God voor de schepping. Ook God maakte ontwerpen van mens, dier en natuur. En hij dacht: wanneer ik het zo uitvoer dan moet alles werken. Vissen moeten zo kunnen zwemmen. Vogels moeten zo kunnen vliegen. Mensen moeten zo kunnen leven.

God voerde zijn ontwerp uit en alles bleek zo te werken als God gehoopt had. Het Woord uit Johannes 1 is de ontwerpwijsheid van God. Deze ontwerpwijsheid is mens geworden in Jezus. Hij leeft vanuit de ontwerpwijsheid van God. Hij geeft vorm aan het menselijk leven zoals God dat bij de schepping voor ogen had.

De ontwerpwijsheid van God die zichtbaar wordt in het leven van Jezus wordt in Spreuken 8 sprekend opgevoerd als Vrouwe Wijsheid. Jezus was een man maar hij was geen macho. Zijn wijsheid was vrouwelijk van aard. Zo kan Jezus een identificatiefiguur zijn voor zowel mannen als vrouwen. Jezus leeft voor hoe een vrouw krachtig kan zijn en hoe een man zachtaardig kan zijn.

“Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer.” Wanneer je maar ontzag voor de Heer hebt dan hoef je al die afzonderlijke wijsheidsspreuken niet te kennen. Ontzag voor de Heer is het principe, het grondbeginsel, het werkingsbeginsel, waaruit alle wijsheid spreuken voortvloeien.

Dat klinkt heel mooi en dat was ook heel mooi in de cultuur waarin het boek Spreuken geschreven is maar wij kunnen er niet veel mee. In de cultuur waarin het boek Spreuken geschreven is was God duidelijk aanwezig. Hij was Heer en God. Joden mochten Hem niet afbeelden. Maar wanneer ze dat wel hadden mogen doen dan hadden ze Hem afgebeeld zoals dat in de middeleeuwen in de kerken gebeurde. De koepel van de kerk werd goudkleurig geschilderd en God zat in die gouden hemel op een troon. God was zo duidelijk aanwezig in de samenleving dat Hij mensvormig kon worden geschilderd alsof Hij als een koning lijfelijk aanwezig was.

In de schilderkunst verschenen na de middeleeuwen de landschappen. Met de komst van die landschappen verdween God als mensvormige figuur in de schilderkunst. God kon niet als mens in een landschap worden geschilderd. Daar was hij te verheven voor. Was hij dan afwezig in die schilderijen? Nee hij was Aanwezig als het licht dat door die schilderijen heen scheen zoals het licht van de zon door een gebrandschilderd raam heen schijnt.

Maar om het licht van de zon door een gebrandschilderd raam te kunnen zien moet je je niet blindstaren op de afbeelding maar door de afbeelding, door het raam heen leren lijken. Alleen dan zie je dat er meer is dan het raam. Alleen dan zie je het licht achter het raam.

Zo lijkt God in onze samenleving afwezig te zijn. De wetenschap richt onze blik op het zichtbare, op het meetbare. De wetenschap richt onze blik op de afbeelding van het gebrandschilderde raam. Hierdoor zien wij het licht van God niet meer dat door de schepping heen schijnt.

“Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer”, zegt ons niet veel omdat God in onze beleving niet zo concreet in onze cultuur aanwezig is. Om ontzag te kunnen hebben voor God moeten we Hem eerst weer leren ervaren.  We kunnen Hem weer leren ervaren door te kijken naar het licht dat door de schepping heen schijnt, naar het licht dat door de kunst heen schijnt, naar het licht dat door de Schrift heen schijnt en naar het licht dat door de medemens heen schijnt. Amen.

 

 

 

 

 

20 maart 2022

Lezingen: Jesaja 52;1t/m15 en Jesaja 53:1 t/m 11a
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

 

Gemeente van Christus,

De woorden van de lezing uit Jesaja 53 klinken de meesten van u vermoed ik heel bekend in de oren. Dikwijls zult u fragmenten ervan hebben gehoord in liederen en in preken die werden gehouden in de tijd dat de veertigdagentijd nog “lijdenstijd” genoemd werd.

Ik citeer een fragment:
“Hij werd veracht. Door mensen gemeden. Hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was. Een man die zijn gelaat voor ons verborg……maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam……..om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken.“

Velen van u zullen deze woorden  herkennen uit “The Messiah“  van Händel: “ He was despised, despised and rejected “. En ze zo kunnen meezingen.

In de theologie heeft Jesaja 53 een grote rol gespeeld in het proberen te begrijpen van wie Jezus was en wat Hij voor ons gedaan heeft. Het hoofdstuk kwam ook altijd naar voren wanneer er werd gesproken over de thema’s: verzoening en plaatsvervangend lijden.
Bij de voorbereiding van deze preek heb ik mij nog geprobeerd hierover goed in te lezen maar er is zóveel over geschreven en de materie is zó ingewikkeld dat ik er een maand leestijd voor nodig zou hebben en een dag spreektijd om alle nuances recht te kunnen doen.

Ik kan er slechts in grote lijnen over spreken.

Jesaja 53 werd geschreven toen het volk Israël in de Babylonische ballingschap verkeerde. Het volk werd door koning Nebukadnessar gevangen gehouden in Babel. Het volk is bang daar voor eeuwig te moeten blijven. Maar de profeet Jesaja verkondigt dat er een messias, een gezalfde van God zal komen, die het volk zal verlossen en weer terug zal voeren naar huis.

Nu is het beeld van die messias niet eenduidig. Aan het slot van Jesaja 52 wordt hij beschreven als een heel machtig man:

“Ja, mijn dienaar zal slagen “zegt God “ hij zal groots zijn, hoog verheven in aanzien “ ( en dat niet alleen : de koningen zullen ook bang voor hem zijn, zo machtig is hij ). “Zoals hij velen deed huiveren- zo gruwelijk onmenselijk was zijn aanblik, zijn uiterlijk had niets meer van een mens- zo zal hij vele volkeren opschrikken en koningen zullen sprakeloos staan. “

Hier wordt de messias geschilderd als een voor zijn vijanden huiveringwekkend machtig man.

In Jesaja 53 is het beeld van de messias het omgekeerde van een machtig man:

“Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren. Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht door ons, verguisd en geminacht. “

Hier dus geen machtige messias maar iemand die ogenschijnlijk onmachtig is. Dat is echter maar schijn want er wordt gezegd:

“Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam…om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken…zijn striemen brachten ons genezing. “

In het O.T. zien we dus twee beelden van de messias: een machtige messias en een schijnbaar onmachtige messias, die desondanks toch op de een of andere manier macht heeft.

In het N.T. zien we deze tegenstelling terugkomen. Op palmzondag wanneer Jezus Jeruzalem binnenrijdt leggen de mensen hun mantels op de weg zodat hij erover kan rijden, zo vormen een erehaag met palmtakken en roepen: “Hosanna, hosanna voor de grote koning.“

Ze menen in Jezus de machtige messias uit Jesaja 52 te herkennen. Maar ze hebben niet goed opgelet. Jezus rijdt niet op een paard die het symbool van militaire macht is, maar op een ezel: een vreedzaam dier. En om die vreedzaamheid te benadrukken loopt er ook nog een jong veulen naast.

Jezus maakt duidelijk dat hij niet de aanvoerder wil zijn van een gewelddadige revolutie. Hij wijst het gebruik van geweld af. Hij wil de aanvoerder zijn van een geweldloze, spirituele revolutie. Deze revolutie wordt gevoerd met de wapenrusting van God: de waarheid als gordel om de heupen, de gerechtigheid als harnas om de borst, de inzet voor de vrede als sandalen om de voeten, het geloof als schild, als helm de verlossing en als zwaar de Geest d.w.z. Gods woorden.   (Efeziërs 6)

Jesaja 53 heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in het proberen te begrijpen van wie Jezus was en wat hij voor ons gedaan heeft.

In vers 5 lezen we: “Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing.”

Mede op grond van deze woorden kwam men ertoe te zeggen dat Jezus aan het kruis voor onze zonden gestorven is. En dat klinkt iedereen en ook mijzelf nog heel vertrouwd in de oren. Zo is het toch ook?

Ja, maar bij de redenering erachter kun je toch vraagtekens plaatsen. De redenering luidt: God is heilig. De mensen zijn zondaars. Omdat God heilig is kan hij de zonde van de mens niet onbestraft laten. Gerechtigheid moet geschieden. Straf moet volgen. Omdat God de mens liefheeft wil hij deze straf niet op de mens laten neerkomen. Daarom neemt hij Zelf die straf op Zich door Zijn te laten sterven aan kruis.

Het klinkt heel aannemelijk dat zonde bestraft moet worden. Wij kunnen ons toch niet voorstellen dat Poetin na alles wat hij heeft gedaan er zo maar mee weg zou kunnen komen? De gerechtigheid eist dat hij gestraft moet worden.

Maar is vergeving niet de essentie van de christelijke boodschap? En vergeving is per definitie onrechtvaardig. Rechtvaardigheid is dat zonde wordt bestraft. Vergeving houdt in dat zonde niet wordt bestraft.

Maar is God dan niet rechtvaardig? Ja, dat is Hij. Maar Gods rechtvaardigheid houdt niet in dat hij de zonde straft maar dat hij niet zal rusten voordat alle kwaad en onrecht de wereld uit is.

God kan het onrecht niet verdragen. Met Zijn heilige Geest is hij werkzaam in de geschiedenis van de wereld en in het leven van mensen. Hij rust niet voordat alle onrecht en kwaad de wereld uit is en voordat alle mensen liefdevol en rechtvaardig en zachtmoedig zijn zoals Jezus dat was.

De Heilige Geest bewerkt in mensen een innerlijk veranderingsproces. Ik heb het vaker gezegd. We worden geboren als egocentrische mensen en dat is een gave van God die ons helpt om te overleven. Maar dat egocentrisme kan doorslaan in egoïsme. Je kunt door hebzucht, heerszucht en eerzucht blind worden voor God en medemens. De Heilige Geest kan ons daarvan bewust maken en ons helpen oog te krijgen voor God en medemens en hen lief te hebben.

De Heilige Geest is werkzaam in de wereld en in ons en die werkzaamheid leren wij kennen door onze Heer Jezus Christus. Hij was door de Heilige Geest zo omgevormd dat Hij God en medemens liefhad, zich uitsprak tegen onrecht en het opnam voor de kwetsbaren.

Jezus leefde in volledige overgave aan God. En aan het kruis heeft hij laten zien hoe je kunt sterven in volle overgave aan God. Hij was vol van de Heilige Geest. Zo vol dat de beker van zijn leven overstroomde van de Geest. En in het evangelie staat toen Jezus stierf aan het kruis en zijn hoofd vooroverviel: “En hij gaf de Geest. “Hij gaf de Heilige Geest. De beker van Jezus’ leven stroomde over van de Heilige Geest. De beker van Jezus’ dood stroomde over van de Heilige Geest. Wij mogen de beker van onze ziel openen om de Geest te ontvangen en het veranderingsproces tot Christusgelijkvormigheid in ons te laten geschieden.

Amen.

 

 

13 maart 2022

Lezingen: Johannes 12, 20-36    Daniël 7, 1-14
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Een bijbeltekst of een bijbelverhaal staat nooit op zichzelf, los van de situatie waarin hij gelezen wordt. Een bijbeltekst wordt altijd in een bepaalde situatie gelezen. Een bijbelverhaal is geen cirkel met één middelpunt maar een ellips met twee middelpunten.

De bijbeltekst heeft een bepaalde inhoud maar de situatie waarin hij gelezen wordt is medebepalend voor wat een tekst te zeggen heeft. De situatie is net zo bepalend voor de uitleg van een tekst als de tekst zelf. En daarom raak je ook nooit uitgelezen in de bijbel. In iedere nieuwe situatie licht de bijbel ook weer op nieuwe wijze op.

De situatie waarin we ons nu bevinden is een oorlogssituatie. De oorlog is vlakbij. Dagelijks zien we afschuwelijke beelden voor de t.v. en lezen we erover in de krant en de nieuwsapp op onze telefoon.

De bijbel is het ene punt van de ellips, de oorlog in de Oekraïne is vandaag het andere punt.

Leon las met ons uit Daniël zeven. Het volk Israël bevindt zich in de Babylonische ballingschap. Daniël krijgt aan het hof van koning Belsassar van Babel een opleiding tot rijksambtenaar. Tijdens zijn slaap krijgt hij een droom. Een droom niet los staat van de realiteit maar verbonden is met de werkelijkheid en daarom “visioen” genoemd wordt.

Daniël ziet in het visioen hoe de vier winden, de grote zee in beroering brachten. Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte.

Het eerste dier leek op een leeuw maar dan met adelaarsvleugels.

Het tweede dier leek op een beer met drie ribben tussen de tanden

Het derde dier leek op een panter maar dan vleugels op zijn rug

Het vierde dier was een dier met veel horens. Het was angstaanjagend, afschrikwekkend, geweldig groot met ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles wat het tegenkwam en wat er overbleef vertrapte hij met zijn poten.

Deze dieren zijn het symbool van wereldmachten die voor en in de tijd van Daniël hadden geheerst. Deze wereldmachten worden gesymboliseerd als dieren. Ze kiezen daar zelf meestal voor. Het symbool van het Romeinse rijk was de adelaar. Wij Nederlanders hebben de Nederlandse leeuw. De wilde dieren die de wereldmachten kiezen als hun symbool verwijzen naar de trots en kracht die ze in zich voelen, naar de macht die ze uitoefenen en naar het militaire geweld dat ze zonder aarzelen kunnen inzetten.

Deze symbolen staan tot op de dag van vandaag afgebeeld op de F16 en de F35 s van onze luchtmacht, op de poorten van de kazernes van de landmacht en op de schepen van onze marine.

Nadat Daniël in zijn droom de vier symbolen van wereldmachten heeft gezien ziet hij hoe er op aarde een troon wordt neergezet en dat er op die troon een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur laaide op en stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem.

Deze oude wijze is God Zelf. En blijkbaar worden de vier wereldmachten voor het hemelse gerechtshof gedaagd want we lezen dat er staat: “Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. “

In de rechtspraak die dan volgt wordt aan de vier wereldmachten hun macht ontnomen. Ze zijn niet dienstbaar geweest aan de volkeren over wie ze heersten maar hebben hen uitgebuit, met geweld onderdrukt en niemand en niets ontziende veroveringsoorlogen gevoerd. Daarom wordt hen de macht ontnomen.

Dan ziet Daniël in zijn nachtelijk visioen dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hen geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend en alle volken en naties welke taal ze ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen. Zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.

Monsters wordt de macht ontnomen en de heerschappij wordt gegeven aan iemand die eruit zag als een méns en van wie we daarom mogen verwachten dat hij op menselijke wijze zal regeren.

Jezus heeft nooit naar zichzelf verwezen als Heer, of God. Wanneer men hem zo aansprak wees hij dat altijd af. Hij wilde niet op een voetstuk worden gezet. Maar hij heeft wel over zichzelf gesproken als mensenzoon. In Johannes 12 waaruit het verhaal voor de kinderen afkomstig was zegt Jezus:

“De tijd is gekomen dat de mensenzoon tot majesteit wordt verheven. “Jezus verwijst hiermee naar zijn naderende dood. Jezus duidt zichzelf aan als “mensenzoon. “Dit is een verwijzing naar het visioen van Daniël. De wijze oude man, God Zelf, ontneemt de gewelddadige wereldleiders hun macht en geeft ze aan de Mensenzoon.

De Mensenzoon is een koning die niet komt om te heersen maar om te dienen. De mensenzoon gebruikt geen geweld maar is een vredesvorst. De mensenzoon bouwt geen megapaleizen voor zichzelf maar geeft zijn geld uit aan zorg voor de vreemdeling, de weduwe en de wees.

De oude wijze ontneemt de wereldleiders hun macht en legt deze in handen van iemand die eruit ziet als een mens: Jezus die zijn koningschap een menselijk gezicht zal geven.

Wat een hoopvolle boodschap in deze tijd van oorlog! Het tweede dier dat Daniël voor ogen krijgt in zijn nachtelijk visioen is een beer. En het is verleidelijk om daarin de Russische beer te zien. Maar dat zou onjuist zijn. De wereldrijken die Daniël voor zijn geestesoog ziet zijn rijken uit het verleden. En we mogen de bijbel niet gebruiken om een oorlog tot een heilige oorlog te verklaren.

De kerkvorst van de Russisch -Orthodoxe kerk zou in plaats van Poetin te steunen, hem wel de verhalen van vanmorgen voor ogen mogen houden. Hij zou, in plaats van Poetin te steunen, hem Jezus ten voorbeeld mogen houden. Poetin, hou op, en ga regeren op menselijke wijze, zoals Jezus het voorgeleefd heeft.

Jezus zegt: “De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit verheven moet worden. “Hij verwijst naar zijn naderende dood. En die gedachte jaagt hem angst aan. Hij is nog maar een jonge man. Hij wil léven.

Maar hij weigert zich de mond te laten snoeren door stadhouder Pontius Pilatus, de vertegenwoordiger van de keizer van Rome. Hij houdt moedig stand wanneer hij voor Pontius Pilatus moet verschijnen.

Hij blijft het opnemen voor vrijheid. Hij blijft het opnemen voor de vreemdeling, de weduwe en de wees. Hij is bang maar ook moedig.

Hij zegt: “Waarachtig ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft blijft het één graankorrel maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. “

Wanneer Jezus zich de mond had laten snoeren, wanneer hij op de vlucht was geslagen, hadden we nooit meer iets van hem gehoord. Maar omdat hij standhield, omdat hij zijn leven durfde geven, daarom leeft hij tot op de dag van vandaag in onze herinnering en bij God. De graankorrel die Jezus was, stierf maar deze graankorrel ontkiemde en bracht veel vrucht voort: al die mensen die hem nagevolgd zijn en navolgen tot op de dag van vandaag.

Amen

 

 

 

 

6 maart 2022

Lezing: Psalm 128
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Bij de voorbereiding van deze dienst gaven Lucas en Wilma te kennen dat ze het fijn zouden vinden wanneer psalm 128 gelezen zou worden. In het verleden werd deze psalm vaker gebruikt in huwelijksdiensten. Dat is begrijpelijk wanneer je de inhoud van de psalm op je laat inwerken.

De psalm roept een beeld op van een gelukkig gezin. Man en vrouw zitten aan tafel met een grote schare kinderen (zoveel als druiven aan een tros). En de kinderen zijn jong en sterk. Daar droomt ieder jong bruidspaar van. Deze droom werd in huwelijksdiensten onder woorden gebracht.

Nu lijkt de psalmist te suggereren dat een gelukkig gezin Gods beloning is van goed gedrag:

“De Heer maakt goede mensen gelukkig. Gelukkig ben je als je trouw bent aan de Heer, als je leeft volgens zijn wetten. Dan geniet je van alles waarvoor je gewerkt hebt. Het zal goed met je gaan en je zult gelukkig zijn. “

Het lijkt alsof de psalmist zegt dat God goede mensen beloont met een gelukkig gezin. En daaruit zouden we dan moeten concluderen dat wanneer je geen gelukkig huwelijk hebt dat gezegend is met kinderen je geen goed mens zou zijn.

Maar zo moeten we deze psalm niet lezen! God is geen God die het goede beloont en het kwade straft. Denk aan de gelijkenis van de verloren zoon: De oudste zoon wordt niet beloond en de jongste zoon wordt niet bestraft. De Vader houdt van beide zoons om wie ze zijn en niet om wat ze doen.

Wat bedoelt de psalmschrijver dan wel? Hij schrijft :

“Gelukkig ben je als je trouw bent aan de Heer, als je leeft volgens zijn wetten. “

Hij schrijft: “Gelukkig BEN je als je trouw bent aan de Heer en leeft volgens zijn wetten. “En, ik heb het wel vaker gezegd, het woord “wetten” associëren wij met wetboeken, met wetsartikelen, met het wetboek van strafrecht. Maar dat klopt niet. Met “wetten “worden richtingwijzers bedoeld. Richtingwijzers die de weg wijzen naar een vreugdevol en gelukkig leven.

Dat is de boodschap die in het verleden aan jonge bruidsparen werd meegegeven: “Volg op jullie levenspad de richtingwijzers die God daar heeft neergezet, dan loop je in de richting van een gelukkig leven.”

God beloont het goede niet. Hij straft het kwade niet. Hij wijst de richting aan waarin een leven van geluk te vinden is. In het verleden hebben predikanten door het lezen van deze psalm en door te spreken over deze psalm jonge bruidsparen richting willen wijzen waarin zij geluk zouden kunnen vinden.

Lucas en Wilma zijn geen jong bruidspaar. Een paar weken geleden hebben ze hun veertig jarig huwelijksjubileum gevierd. Voor de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben ze veertig jaar gleden hun ja woord aan elkaar gegeven. Maar omdat Wilma niet uit een kerkelijk nest kwam zijn ze toen niet in de kerk getrouwd.

Maar in de loop van de tijd is Wilma tot geloof gekomen. Vorig jaar is ze gedoopt en heeft ze openbare belijdenis van haar geloof gedaan. Vandaag willen ze hun dankbaarheid uitspreken over alles wat ze in de afgelopen veertig jaar ontvangen mochten en een zegen vragen over de hopelijk vele jaren die ze samen nog zullen gaan.

Maar wat houdt dat eigenlijk in? Waar vraag je om wanneer je bidt om Gods zegen over je huwelijk? Waar vraag je om wanneer je bidt om een zegen over het eten of over het werk dat je doet?

In allerlei uitdrukkingen zit het woord zegen. Bijvoorbeeld: “Mijn zegen heb je!” Dat betekent van mij mag je. Ik ga akkoord. Of: “Op hoop van zegen.” Dat wil zeggen: we proberen het gewoon en we zien wel hoe ver we komen. Of: “Hierop rust geen zegen.” Dat betekent: laten we er maar mee stoppen want het gaat niet lukken.

En iemand met een goede baan, een mooi huis, een leuke partner en gezonde kinderen kan zeggen: “Ik ben rijk gezegend! “Maar iemand die deze rijkdom niet heeft zou zich dan kunnen afvragen: “Zegent God mij dan niet? “En hij of zij zou daar verdrietig en boos en opstandig van kunnen worden. Iedereen mag toch gelukkig zijn?

De zegen van God wordt niet zichtbaar in de uiterlijke omstandigheden van iemands leven. De zegen van God wordt niet zichtbaar in bezit, in een partner, in kinderen, in een huis of in een carrière. En de afwezigheid van al deze zaken is geen teken van niet-gezegend zijn.

De zegen van God kan er zijn in tijden van voorspoed en in tijden van tegenspoed, in tijden van gezondheid en in tijden van ziekte, in tijden van leven en in tijden van dood.

Wat is dan die zegen van God? De zegen van God is zijn aanwezigheid. En die aanwezigheid kan duidelijk worden in het beeld van een schilderij. Stel u het leven voor als een schilderij, dan is Gods aanwezigheid als de lijst om het schilderij. Gods zegen is de lijst om je leven. Het kader waarin je leven staat. Het raamwerk van de lijst brengt het doek van het schilderij op spanning. Zo brengt de aanwezigheid van God ons leven op spanning.

Nu is de aanwezigheid van God niet zo maar zichtbaar en aanwijsbaar. We geloven dat God altijd aanwezig is maar we voelen die aanwezigheid niet altijd. Bij een schilderij trekt de lijst, als het goed is, geen aandacht. Maar zonder lijst gaat het doek slaphangen. Zo zou het doek van ons leven zonder de aanwezigheid van God ook slap gaan hangen.

De afwezigheid van God kun je vergelijken met de afwezigheid van een liefdespartner in het leven van iemand die heel succesvol is. Hij heeft een carrière, een huis, een mooie auto, verre vakanties maar hij mist iets. Hij kan zijn rijkdom niet delen. En rijkdom die niet gedeeld kan worden maakt niet gelukkig. Een partner zou een wereld van verschil maken.

En zo is het ook met de aanwezigheid van God. Al hebben we alles in ons leven wat ons hartje begeert, zonder de aanwezigheid van God, geeft het ons geen voldoening. Het hart, de kern, de grond van het leven mist. Dat wat het leven op spanning brengt mist.

En daar tegenover staat dat we ook al leven we niet in rijkdom, ook al hebben we geen partner of kinderen, de aanwezigheid van God ons leven toch vol en rijk kan maken.

God is het licht, het leven, de liefde. God is de bron van ons leven. Zijn aanwezigheid brengt ons leven op spanning. Zijn aanwezigheid brengt samenhang, geborgenheid, avontuur, harmonie.

Lucas en Wilma wilden vandaag dat psalm 128 gelezen zou worden omdat ze met deze psalm uitdrukking wilden geven aan hun dankbaarheid voor alles wat zij in de afgelopen veertig jaar mochten ontvangen.

“Het was niet altijd gemakkelijk”, zeiden ze. “Wanneer je begint, ben je eigenlijk vreemden voor elkaar.” Wilma is een open boek. Zij is welbespraakt en heeft het hart op de tong. Lucas vond het moeilijker om te delen wat er in hem omging. Maar door de jaren heen is hij steeds opener geworden. Lucas is een bloem. Wilma is de zon. In het licht van de zon van Wilma is Lucas als een bloem open gebloeid. Wilma is voor hem de zon. En Lucas is voor Wilma een bloem. Een prachtige bloem die zij met haar stralen heel graag kust.

“Het was niet altijd gemakkelijk” zeiden Lucas en Wilma maar God was erbij en we zijn dankbaar voor elkaar en voor de kinderen en kleinkinderen die we hebben gekregen.

Wilma en Lucas, de veertig jaren die achter jullie liggen waren gezegende jaren. Gezegend omdat God erbij was en jullie Hem herkend en ervaren hebben. God zij dank daarvoor.

Vandaag vragen jullie God om een zegen over jullie huwelijk. Vandaag vragen jullie God om ook in de toekomst aanwezig te zijn.

God zij met jullie!

Amen

 

 

 

27 februari 2022

Lezingen: Jesaja 61, 1-3   en   Lucas 4, 20-30
Voorganger: ds. J. Katerberg, Borger

Lieve mensen van God,

Als een belangrijk persoon in je dorp woont of in je straat,
een actrice, een sportman, een politicus of een BN-er,
dan zijn er altijd veel mensen die daar trots op zijn.
Hun straat of dorp wordt er óók een beetje belangrijk door
en ook zijzelf voelen zich net wat meer waard.
De glorie van zo iemand straalt als het ware ook op hen af.

Zoiets lijkt ook te gebeuren wanneer Jezus in zijn eigen dorp voor het eerst voorleest in de synagoge.
In de omgeving had hij al wonderen gedaan, zijn naam ging al rond, en nu staat hij dan in Nazareth op de preekstoel,
om het zo maar eens te zeggen. Hij leest voor uit de profeet Jesaja en gaat het gelezene meteen uitleggen en toepassen op zichzelf:
die gezalfde waar Jesaja het over heeft, die staat in jullie midden, ik ben het, zegt hij met zoveel woorden.
Die profeet die bevrijding zal brengen, de armen het goede nieuws,
die blinden weer zal doen zien en die onderdrukten de vrijheid geeft,
hier is hij, ik ben het.

Ze verwonderen zich enorm, de mensen in de synagoge, zijn dorpsgenoten.
En ze vallen hem bij: natuurlijk, wat geweldig, ja wat is dit?
Dit is toch de zoon van Jozef, de timmerman?
En moet je die nu eens horen praten! Eén van ons!
Ze voelen zich steeds belangrijker worden. Jezus’ glorie straalt op hen af.

Maar dan gaat het helemaal mis.
Jullie rekenen er zeker op dat ik ook hier wonderen ga doen, net als in Kapernaüm, zegt Jezus.
Op een nogal botte manier zet hij zich af tegen zijn eigen mensen.
Terwijl ze hem juist nog zó bewonderden en het met hem eens waren!
Een profeet wordt in zijn eigen vaderstad niet geëerd, gaat Jezus verder,
en hij komt dan met een tweetal voorbeelden uit het oude testament:
met Elia, de profeet die naar het buitenland werd gestuurd,
naar de weduwe van Sarepta, in plaats van zijn eigen mensen te helpen.
En ook met het verhaal van de profeet Elisa, die wel de Syriër Naäman genas,
maar niet zijn vele Joodse landgenoten die ook aan huidvraat leden.
Zo zal het ook met mij gaan, weet Jezus.

Maar…. ze waren hem toch bijgevallen, ze wilden hem toch groot maken,
ze waren toch juist zo blij met hun eigen wonderdokter?
Ja, dat waren ze. Maar… Jezus is geen wonderdokter, hij is een profeet.
Zo noemt hij tenslotte zichzelf! Ja, en een profeet, wat is dat!
Nee dat is niet iemand die de toekomst voorspelt.
Een profeet is iemand die de mensen terugroept naar wat God wil.
Die machtigen bij de les houdt van het goddelijk Woord
en ze desnoods de wacht aanzegt.
Die opkomt voor gevangenen, onderdrukten, blinden, doven en armen,
zoals de profeet Jesaja dat Jezus vóórzegt.
Voor al die mensen die geen leven hebben, kort gezegd.
En dat gaat allemaal niet lukken als je te dicht bij de mensen staat, weet Jezus.
Als je één van hen bent en ze je nog kennen als een ventje van vier.
En zo gauw ze je op een voetstuk hebben gezet om je te bewonderen,
gaat het helemaal niet meer: je bent dan onschadelijk geworden.
Aan de ene kant kun je niks meer verkeerd doen, maar aan de andere kant
kun je ze ook niet meer de wacht aanzeggen, als dat nodig zou zijn.
Jezus neemt daarom afstand van zijn mensen en hij is heel duidelijk.
Ze worden dan zo kwaad op hem dat ze hem het liefst helemaal kwijt zijn.
Zijn glorie en zijn gezag, het is allemaal zomaar weg.
Ja, liefde en haat zijn vaak twee kanten van dezelfde medaille.
De ene dag ben je wereldberoemd, de andere dag word je verguisd.

Met dit verhaal krijgen wij de vraag voorgelegd wie Jezus voor ons is.
Is hij voor ons ook een soort van wonderdokter, een heelmeester
die het allemaal weer goed maakt? Die als één van ons er voor ons is?
Iemand die we vereren, die we hoog hebben zitten?
Zó hoog dat hij niet meer de profeet kan zijn die hij wíl, ja móet zijn?
De man Gods met gezag die ons wijst op misstanden
in ons leven en samenleven en die ons indien nodig de wacht aanzegt?
Hebben we hem misschien al te zeer ingekapseld in onze liturgie,
in ónze opvattingen en meningen, in onze diensten en rituelen,
dat we niet meer open staan voor wat hij ons en onze wereld te zeggen heeft?
Want we kunnen ons heel druk maken om de kerk, om het instituut
dat dreigt te verdwijnen of dat op zijn best nog een randverschijnsel wordt
in het leven van wie na ons komen, maar dat zegt niet alles over wie Jezus is.
Voor ons. Welk gezag heeft hij werkelijk over ons leven?
Over ons doen en laten? Zou dat gezag van Jezus niet te zien moeten zijn?
Aan onze manier van leven? Zoals Paulus het zegt: maar gij geheel anders…?
Anders, anders leven dan de andere mensen..? Moet dat dan?

Veel vragen die ons aan het denken willen zetten.
Vragen ook in een tijd waarin ‘gezag’ bijna een vies woord is geworden.
In heel ons samenleven is het gezag in crisis, en dat heet dan ‘gezagscrisis’.
Vroeger was vaders wil gewoon wet en had de jeugd respect voor ouderen.
In de kerk was de kerkenraad gezaghebbend en binnen de kerkenraad
bepaalde de dominee goeddeels wat er moest gebeuren.
Kerkelijke – en burgerlijke ambtsdragers waren gezagsdragers.
Maar u laat zich toch niet meer gezeggen door de dominee?
En hoeveel mensen hebben lak aan politiemensen of gemeentelijke bestuurders.
Op social media wordt er wat afgescholden op deze mensen.
En in de Tweede Kamer wordt de minister-president doodgewoon toegevoegd
dat hij niet goed snik is, om van doodsbedreigingen van buitenaf
nog maar niet te spreken. Nee, het gezag, elk gezag heeft het moeilijk in onze tijd.
Zelfs hulpverleners als huisartsen en ambulancemedewerkers ontberen vaak respect.

Nu is het niet de bedoeling –als ik dat al zou kunnen-,
om een antwoord te geven op de vraag waar die gezagscrisis vandaan komt.
Wel is het denk ik zinvol om je persoonlijk en als gemeente af te vragen
hoe jij zelf, hoe je als gemeente met die crisis omgaat.
Dat je je afvraagt: voor wie heb ik werkelijk respect?
Wie heeft voor mij, voor ons echt gezag, innerlijk gezag.
Best een moeilijke vraag, als ik naar mezelf kijk.
Je hebt zo gauw de neiging om je maar een beetje te laten meedrijven
op de stroom van een algemeen gevoel van onbehagen dat onze tijd kenmerkt.
Maar om echt iemand te noemen wiens houding of gedrag je hoop geeft,
iemand die een voorbeeld voor je is, iemand om op te bouwen,
is een stuk lastiger.
Burgemeester Aboutaleb van Rotterdam noemde een tijdje geleden
een aantal mensen die voor hem gezaghebbend zijn:
Nelson Mandela, Mahatma Ghandi, Maarten Luther King, Angela Merkel.
Leiders met een visie, met durf, met grote moed ook.
Mensen die veel gevaar trotseerden, die vaak veel hoon te verduren kregen,
of moesten lijden voor hun droom of zelfs sterven.

Lieve mensen, als Jezus voor ons nog gezag heeft –
en dat is toch wat we van elkaar mogen verwachten in de kerk -,
en dan niet als wonderdoener, maar als profeet met visie,
als de man van God die deze wereld kwam bevrijden,
als degene die de weg wijst naar een beter samenleven van mensen,
zouden we dan niet moeten letten op zijn manier van leven,
op zijn omgang met vriend en vijand,
op zijn droom van Gods Koninkrijk op aarde,
op zijn moed, zijn kracht, zijn weerloos lijden en sterven?

De profetie van Jesaja, die hijzelf in Lukas 4 leest, lijkt een soort van programma.
Daarin kun je in de kern al horen waar het Jezus om gaat.
Hij stelt dat hij gezonden is met een boodschap voor armen, gevangenen,
blinden en gebrokenen. Allemaal mensen bij wie iets niet in orde is,
slachtoffers, misdeelden. Mensen wier leven tot een minimum is teruggebracht.
Jezus citeert ook deze woorden uit Jesaja: om een genadejaar
van de Heer uit te roepen. Dit genadejaar of jubeljaar staat beschreven in Leviticus.
Kwijtgeraakt grondbezit moest in dat jaar terugkomen bij de oorspronkelijke,
verarmde eigenaar die zo uit zijn slavernij zou worden bevrijd.
Voor wie arm zijn geworden en hun vrijheid hebben verloren,
gaan de dingen nu anders worden: Jezus heeft een goede boodschap voor hen.
Ja, Jezus wil er zijn voor de havenots, voor wie niets hebben.
Een betere wereld komt alleen dan, als er erbarmen is, ontferming en vergeving.
Was getekend: Jezus van Nazareth.

Ja, je moet wel weten wie het is die jij gezag toekent in jouw leven.
Vooral als het gaat om al die aardse zaken als armoede en bezit.
Dat kan een hoogst pijnlijke exercitie worden als je veel hebt.
Ongetwijfeld is dat de reden dat veel van wat Jezus hier noemt
in de geschiedenis van de kerk sterk is vergeestelijkt:
het zou Jezus gaan om geestelijke armoede, om gebrokenheid door
ziekte en om gevangenschap in de zonde.
Ja, dan blijft zijn boodschap een innerlijk gebeuren en is het niet moeilijk
om net als andere mensen gewoon door te gaan met het zoeken
van de beste plaatsen in de wereld van hebben is hebben en houden is de kunst.
Maar ik geloof dat zijn boodschap veel maatschappelijker, veel aardser is
dan wat wij er met elkaar in onze kerken eeuwenlang van hebben gemaakt.
Soms denk ik zelfs dat het Leger des Heils dat beter heeft begrepen dan wij.

Als dat waar is, dat Jezus’ boodschap op de aarde is gericht,
op ons samenleven met elkaar, dan is die vergeestelijking waar ik over sprak
een soort van uitdrijving, zoals er gebeurt na de lezing in de synagoge.
Die Jezus, die aan ons geld en goed komt, die moeten we niet.
Die zijn we liever kwijt dan rijk. Die doen we liever weg.
Die kruisigen we desnoods.
Maar dan gebeurt er opnieuw iets wonderlijks in het bijbelverhaal:
als ze Jezus van de afgrond willen duwen staat er:
Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok’.
Dat is een verwijzing naar Pasen, naar het dwars-door-de-dood-heen-verhaal’.
Wij kunnen de mens Jezus misschien uitbannen uit ons leven,
maar de Geest die in hem was, is niet klein te krijgen.
Die zal altijd weer opstaan.
Die zal ondanks ons toch altijd weer mensen vinden, ook onder ons,
die beseffen dat geven zaliger is dan nemen, dat vergeving sterker is dan wraak,
dat erbarmen het beter doet dan oordelen, dat liefde sterker is dan de dood.
Zulke gelovigen, zulke navolgers geven Christus het gezag dat hem toekomt.
Ze doen dat met geduld en vaak in stilte, ze hoeven geen applaus.
Maar ze zijn er en het zijn er meer dan gedacht die hun knieën niet gebogen hebben
voor de Baäl –ik moest even denken aan het verhaal van de profeet Elia
die de moed dreigde op te geven- en voor al die goden van het groeiende geld.
Velen zijn het er. Ze zijn ook onder ons, goddank.
Dezen zijn het –gelovigen en ongelovigen, jazeker,
die de aarde en zijn bewoners door de Geest Gods bewaren
voor onze kinderen en kleinkinderen.

Zo moge het zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13 februari 2022

Lezing: Mattheüs 20, 1-16
Voorganger: ds Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de evangeliën lezen we verschillende gelijkenissen. De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is denk ik wel de bekendste. Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de heer van de wijngaard.

Waarom vertelde Jezus gelijkenissen? Dat deed Hij omdat Hij mensen wilde laten nadenken. Hij bracht hun denken op gang door ze te provoceren. Hij wilde reacties uitlokken.

Wij moeten het ons niet zo voorstellen dat Jezus een preek hield en mensen daar rustig naar luisterden en na afloop tegen hem zeiden:

“Een mooie preek rabbi!” Wanneer ze zo zouden hebben gereageerd was Jezus’ poging om hen te bereiken mislukt.

Het voorlezen van de gelijkenis van de wijngaard kostte een paar minuten. Maar Jezus deed er misschien wel een uur over om een gelijkenis te vertellen.

Wanneer hij de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan vertelde en hij de dalende weg van Jeruzalem naar Jericho beschreef, dan bleef het niet stil maar dan riep er wel iemand: “Ja, wat loopt die weg stijl naar beneden he? Ik krijg er altijd pijn in mijn knieën van!” En iemand anders kon dan roepen: “En het is er altijd bloedheet!”

En wanneer Jezus dan vertelde dat de priester en de Leviet aan de gewonde man voorbij liepen dan kon iemand roepen: “Oh Jezus je laat altijd zo negatief uit over priesters en Levieten. Heb je hekel aan hen?” En wanneer men hoorde dat uitgerekend een Samaritaan zich over de gewonde man ontfermde kon er iemand roepen: “Als je zoveel van de Samaritanen houdt, waarom ga je dan niet in Samaria wonen?”

Jezus deed zijn verhaal niet in alle rust maar hij werd voortdurend onderbroken. Hij provoceerde. Dat wilde hij ook want alleen zo kreeg Hij de mensen zover dat ze echt gingen nadenken. Alleen zo kon Hij hun vooroordelen doorbreken.

Ik denk dat Jezus de mensen ook vaak aan het lachen bracht. Hij was een diep spiritueel mens. En werkelijk spirituele mensen zijn vaak heel geestig, hebben veel humor.

 

En nu de gelijkenis van de wijngaardenier.

De gelijkenis opent met de zin: “Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. “

Het punt van gelijkenis is dus de landheer, de eigenaar van de wijngaard. Jezus meent dat God op dezelfde wijze handelt als de landheer.

De druiven zijn rijp om geoogst te worden. Volle druiventrossen hangen aan de wijnstokken. De eigenaar van de wijngaard heeft druivenplukkers nodig om de oogst binnen te halen. Daarom gaat hij ’s morgens vroeg naar een plek waar dagloners naartoe gaan in de hoop dat iemand ze zal inhuren.

Ik zei het al Jezus houdt van provoceren. Hij wil dat mensen gaan nadenken. En wij hebben het niet meteen in de gaten maar door God te vergelijken met de eigenaar van een wijngaard provoceert Jezus al. De gewone man had namelijk een hekel aan landheren. Landheren waren stinkend rijk. Zij konden het zich permitteren om er een wijngaard op na te houden. De gewone man moest op zijn kleine lapje grond voedsel verbouwen om te overleven. De gewone man kon zich de luxe van een wijnstok niet permitteren. Een landheer was een grootgrondbezitter die een wijngaard kon aanleggen. Hij was al rijk wanneer hij dat kon en door de opbrengst van de wijngaard werd hij nog rijker dan hij al was.

Dus toen Jezus begon over de eigenaar van een wijngaard riep er al iemand: “Zo’n rijke stinkerd zeker!” Jezus vertelt door. De landheer ging om zes uur en huurde een aantal arbeiders in, om negen uur ging hij weer en om twaalf uur en om drie uur en om vijf uur.”

“Gierigaard!” Schreeuwde er iemand. Hij had gelijk. De landheer wist ’s morgens al dat er een overvloed aan druiven geplukt zouden moeten worden. Hij zal er veel mee verdienen. Maar hij wil het onderste uit de kan. Hij wil zo min mogelijk geld aan arbeidsloon uitgeven. Daarom volgt hij het plukken op de voet. Iedere keer wanneer hij denkt dat de oogst toch niet voor de avond binnengehaald kan worden, haalt hij er weer een paar mannetjes bij.

Hij heeft totaal geen respect voor de dagloners. Wanneer hij om vijf uur voor de laatste keer een ploeg mannen wil inhuren, vraagt hij hen: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Rot kerel!”, roept iemand die naar het verhaal van Jezus staat te luisteren. “Rotkerel!” Inderdaad: een rotvraag. Die dagloners staan al de hele dag te wachten op werk en blijven daar staan omdat ze geld nodig hebben o meen avondmaaltijd voor hun gezin te kunnen kopen. Ze staan daar niet voor lol!

Jezus vertelt door. Om zes uur wordt het donker en krijgen de dagloners hun loon uitbetaald. De arbeiders die pas om vijf uur begonnen zijn worden het eerst naar voren geroepen en krijgen een denarie uitbetaald. Daarop worden de mannen naar voren geroepen die de hele dag in de brandende zon hebben gewerkt. Omdat de arbeiders die maar een uur hebben gewerkt een denarie hebben gekregen verwachten zij veel meer te zullen krijgen. Maar ze ontvangen ook maar een denarie.

De luisteraars rondom Jezus spitsen hun oren: “Hé, waar gaat dit heen? Welke kant gaat Jezus op? “

De arbeiders die zich te kort voelen gedaan beklagen zich bij de eigenaar van de wijngaard: “Dit is niet rechtvaardig!” Maar de eigenaar antwoordt hen: “We hadden toch een denarie afgesproken? Ik wil aan die laatste arbeiders nu eenmaal hetzelfde betalen als jullie. Ik mag toch doen met mijn geld wat ik wil?”

 

Wat wil Jezus duidelijk maken met dit provocerende verhaal Meister Eckehart, een mysticus uit de 14e eeuw zou zeggen: “Jezus wil ons duidelijk maken dat we God niet lief moeten hebben zoals we een koe liefhebben. “We hebben een koe lief, niet om de koe zelf maar om datgene wat de koe ons oplevert: de melk.

Maar zo moeten we God niet liefhebben. We moeten Hem niet liefhebben om datgene wat hij ons schenkt maar om Hem Zelf.

En dat geldt ook voor het werken in de wijngaard. We moeten niet werken in de wijngaard om het loon dat we ervoor krijgen maar om het werken zelf. Het werken in de wijngaard is geen middel maar doel.

Het werken in de wijngaard is het symbool voor het werken in het Koninkrijk van God. En het Koninkrijk van God dat is iedere plaats op deze aarde waar mensen leven zoals God het voor ogen had toen Hij de aarde schiep.

Waar mensen elkaar liefhebben, daar is het Koninkrijk van God.

Waar mensen voor elkaar zorgen, daar is het Koninkrijk van God.

Waar mensen de kwetsbare medemens helpen, daar is het Koninkrijk van God.

En de ervaring leert dat daar waar mensen elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen en de kwetsbare medemens helpen, blijdschap heerst.

Je wordt blij van het werken in de wijngaard. Je hoeft er niet voor te worden beloond. Het werken in de wijngaard is de beloning zelf.

Amen.

Mattheüs 20, 1-16

6 februari 2022

Lezingen: Jesaja 6:1-11  en Lucas 5: 1-11
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de Schriftlezing lazen we dat Jezus predikte aan de oever van het meer van Genesaret en dat de menigte zich zozeer om Hem verdrong dat Hij in het water gedrukt dreigde te worden en hij daarom in de vissersboot van Simon stapte om van daaruit verder te spreken.
Het is niet verwonderlijk dat er zo veel mensen naar Jezus kwamen luisteren want hij moet een zeer boeiend spreker geweest zijn. Hij had een prachtige uitstraling: het licht van God scheen door Hem heen. Door Hem heen zagen de mensen het licht van God en voelden ze de liefde van God.
Daar leefden ze van op want de mensen die naar Hem kwamen luisteren waren arme boeren en vissers. Ze leidden een hard bestaan en ontvingen weinig respect en liefde. Jezus schonk hen het gevoel dat ze er werkelijk toe deden. Hij schonk ze liefde en zelfrespect. Deze mensen leefden in uitzichtloze armoede. Ze hadden weinig hoop op een betere toekomst maar Jezus schenkt ze nieuwe hoop met zijn prediking over het naderende Koninkrijk van God.

Jezus had een prachtige uitstraling, Jezus schonk geloof, hoop en liefde en bovendien sprak hij in prachtige beeldtaal. Wanneer Hij sprak buitelde het ene beeld na het andere over elkaar heen:
Let op de leliën, let op de vogels in de hemel, het Koninkrijk van God is als een parel, als een munt, jullie zijn graankorrels. Jezus vertelde prachtige verhalen: de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, de gelijkenis van de verloren zoon….noem maar op !
En taalkundigen vermoeden dat Jezus niet alleen in beeldtaal sprak maar dat Hij ook op muzikale, poëtische ritmische wijze sprak. Jezus sprak in het Aramees. Zijn woorden zijn ons overgeleverd door de evangelisten in het Grieks maar wanneer je die Griekse woorden weer terugvertaald in het Aramees dan klinkt er een dichterlijke cadans.
Al met al geen wonder dat de menigte zich zo rond Jezus verdrong!

Nadat Jezus opgehouden is met spreken zegt Hij tegen Simon Petrus: “Vaar naar diep water en gooi je netten uit om vis te vangen.”
Simon antwoordde: “Meester de hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.“
En toen ze dat gedaan hadden zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Ze vulden de boten met zoveel vis dat ze dreigden te zinken.

Je kunt dit verhaal op twee manieren lezen. Je kunt het lezen als werkelijk gebeurd zoals het er staat. Je kunt het ook lezen als een beeldverhaal. Tegen u die gelooft dat dit verhaal gebeurd is zoals het er staat zeg ik:
“God is de Schepper van hemel een aarde. “Wanneer hij zo machtig is om het wonder van de schepping te kunnen verrichten dan is hij ook wel bij machte om een kleiner wonder als de wonderbaarlijke visvangst te verrichten.
Zelf lees ik het verhaal als beeldverhaal. Niet omdat ik twijfel aan de macht van God maar omdat ik geloof dat Hij als regel niet werkte door het aan de kant schuiven van natuurwetten maar door die wetten heen. Voor de diepste, geestelijke betekenis van het verhaal maakt het niet uit of je het letter leest of als beeldtaal. Ik hoop dat u dat na mijn uitleg met mij eens kunt zijn.

Om het verhaal te kunnen begrijpen moeten we ons realiseren dat Lucas het in de jaren 70 na de geboorte van Christus geschreven heeft. De kerk had toen een enorme bloeitijd meegemaakt. In korte tijd had het evangelie zich over het hele Romeinse Rijk verspreid.
Simon Petrus heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. In het Pinksterverhaal lezen we dat nadat hij een gloedvol betoog heeft gehouden over het wonder van de uitstorting van de Heilige Geest, er die dag 3000 mensen tot geloof kwamen. Er was nog geen sprake van een geïnstitutionaliseerde kerk. In plaats van te spreken over “kerk” kun je beter spreken over “ beweging “ : de Jezusbeweging, in beweging gebracht door de Heilige Geest. Die beweging was jong en dynamisch en groeide explosief : een grote vreugde om er bij te zijn. Maar in de tijd van Lucas zwakte dat grote enthousiasme van het  begin wat af. Binnen de Jezus beweging deden er zich problemen voor die konden alleen worden opgelost door een betere organisatie. Het werken aan een organisatie is werken met mensen, dat valt niet altijd mee.
Bovendien geloofden de eerste Christenen dat het Koninkrijk van God heel spoedig zou aanbreken maar inmiddels was het veertig jaar geleden dat Jezus ten hemel voer en nog was er geen zicht op het Koninkrijk van God. Kortom: in Lucas’ tijd begon de Jezus beweging wat van zijn oorspronkelijke frisheid en dynamiek te  verliezen.

Deze situatie zien we weerspiegeld in het verhaal van vanmorgen. Het verhaal is eigenlijk een zendingsverhaal. Dat wordt duidelijk aan het eind waarin Jezus tegen Simon Petrus zegt: “Voortaan zul je mensen vangen.“
Jezus zegt tegen Simon Petrus: “Vaar naar diep water en gooi je netten uit om vissen te vangen.” Simon Petrus was degene die op het Pinksterfeest gloedvol sprak waarna 3000 mensen tot geloof kwamen. Hij was dus in het verleden een hele succesvolle visser van mensen geweest!
Maar nu zegt Petrus: “Meester, de hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen!” Hier zien we de situatie van Lucas weerspiegeld : aan de grote groei van de Jezus beweging lijkt een einde gekomen. De inspanning van de gemeente lijkt tot niets te leiden.

“De hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen,” zegt Simon Petrus. En dan herhaalt zich het wonder van Pinksteren : de vangst is onvoorstelbaar groot.

Gemeente, de situatie van de gemeente van Lucas lijkt op de situatie van onze gemeente. We hebben een tijd achter de rug waarin en groot deel van de Nederlandse bevolking zich aangesproken voelde door de boodschap van Jezus. Zondags zaten de kerken vol. Het was niet moeilijk om ambtsdragers te krijgen. Predikanten gaven catechese aan groepen van 25 jongeren. Ieder jaar deden er velen openbare geloofsbelijdenis…… maar sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zien we dat de kerk leegloopt. En we hebben er van alles aan gedaan: jeugddiensten, open deur diensten, nieuwe liederen, nieuwe bijbelvertalingen….net al Simon Petrus hebben we ons de hele nacht ingespannen maar we lijken niets te vangen.

In deze situatie komt het woord van de Heer tot ons: “Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen!” De Heer roept ons op om het hoofd niet te laten hangen. Waarom niet? Omdat we een geweldige mooie boodschap hebben. Zo mooi dat het niet anders kan dan dat deze zal worden herontdekt. Die boodschap is Jezus Zelf en de wijze van menszijn die Hij ons voorleefde:
Het licht van God scheen door Hem heen. Mensen verwarmden zich in dat licht, kregen ruimte en ademden op .

Jezus ging op liefdevolle en ruimte gevende wijze met kinderen om. Jezus ging op liefdevolle en respectvolle wijze met vrouwen om. Jezus ging op liefdevolle wijze om met paria’s uit de samenleving: melaatsen en tollenaars (collaborateurs). Jezus ging op liefdevolle wijze om met zogenaamde vijanden van het volk: Romeinse soldaten en Samaritanen.

Deze Jezus, deze leefwijze is zo aansprekend, zo heilzaam, zo vrolijk makend en hoopvol….het kan niet anders of deze boodschap wordt weer herontdekt, het kan niet anders of Jezus wordt weer herontdekt!
Laten wij niet wanhopen over de toekomst van de kerk in Nederland maar  op bevel van de Heer onze netten uitwerpen in diep water. De vangst zal overvloedig zijn!

Amen.

 

30 januari 2022

Lezingen: Psalm 1     Romeinen 8: 1-17
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Zoals ik al zei aan het begin van de dienst, vanmorgen wil ik met u nadenken over de vraag of de mens in wezen goed of kwaad is. En de beantwoording van deze vraag kent twee uitersten: “De mens is geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed“ aan de ene kant en “De meeste mensen deugen“ aan de andere kant. En het antwoord van Bas Heijne ligt in het midden: “De meeste mensen deugen – soms.”

Wanneer we lezen wat Paulus daarover schrijft in de brief aan de Romeinen dan ben je geneigd om te denken dat Paulus aan de kant staat van het onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Hij schrijft immers: “Wat onze eigen natuur wil brengt de dood.”
Het lijkt alsof Paulus heel negatief denkt over de mens maar in werkelijkheid is dat niet zo. Eigenlijk denkt hij hee positief over de mogelijkheden van de mens.
Hetzelfde geldt voor die woorden uit de Heidelbergse dat de mens onbekwaam zou zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Dat staat er wel maar er staat veel meer. Achter deze woorden staat geen punt zoals velen denken maar een komma! En dan staat er tenzij de mens geboren wordt uit de Heilige Geest en dan is er alles mogelijk, dan kan de mens Christus navolgen.

En zo is het ook bij Paulus. Hij lijkt heel negatief te denken over de mens maar hij zegt : “Wanneer u zich laat leiden door de Geest woont God in u.” En : “Allen die door de Geest van God worden geleid zijn kinderen Gods en kunnen Hem aanroepen als “Abba”, Vader.” Hieruit blijkt dus dat Paulus heel positief denkt over de mogelijkheden van de mens. Dat Paulus in feite positief denkt over de mogelijkheden van de mens raakt echter uit het zicht door zijn uitspreken over de menselijke natuur. Om het lezen van Paulus wat makkelijker te maken zou ik bij wijze van experiment willen voorstellen om daar waar Paulus  over de menselijke natuur spreekt , het woord “natuur“ te vervangen door “ego” En met “ego” bedoel ik de overlevingsdrang waarmee God ons geschapen heeft. We worden ermee geboren. Wanneer we als baby honger hebben gaan we huilen zodat onze moeder zal komen om ons te voeden. Daar hoefden we niet over na te denken daar zorgde ons ego voor. Wanneer we plotseling voor vuur staan dan deinzen we terug. Daar hoeven we niet over na te denken. Daar zorgt ons ego voor. En zo springen we dankzij ons ego ook zonder nadenken opzij wanneer een auto op ons afkomt.
Later in ons leven zorgt ego ervoor dat we overleven door naar school te gaan, een vak te leren zodat we in ons levensonderhoud kunnen voorzien. Ook daar denken we niet zo over na. Ons ego geeft ons dat in.
Ons ego is onze overlevingsdrang. En dat betekent dat wij egocentrisch zijn. We zijn gericht op overleven. Egocentrisch is niet egoïstisch. Egoïstisch is een negatieve kwalificatie. Maar om te leven moet je wel egocentrisch zijn. In het overleven sta je zelf in het middelpunt anders zou je niet overleven. Ons ego is dus een gave van God.
Ons ego helpt ons om te overleven maar wanneer we wat ouder worden, wanneer we de gevaren van onze jeugd overleefd hebben, wanneer we een plaats in de samenleving veroverd hebben, dan kan ego zich een beetje gaan ontspannen. In noodsituaties hebben we ego nog steeds nodig om te overleven maar er zijn steeds meer situaties waarin we ego kunnen loslaten. Steeds vaker hoeven we niet meer egocentrisch te zijn maar kunnen we de ander met hoofdletter en met kleine letter, God en medemens , het centrum van ons leven laten zijn.

Om dit aan te duiden gebruikte Jezus het mooie beeld van de graankorrel. “Wanneer de graankorrel niet in de aarde valt en sterft kan hij geen vrucht voortbrengen.” In de graankorrel zit een kiem. Om de graankorrel zit een hard vlies om de kwetsbare kiem te beschermen. De kiem kan pas ontkiemen wanneer het harde vlies openbarst en ruimte geeft. Dit harde vlies is ons ego. De kiem dat is de mens die wij kunnen zijn. Dat is de mens die roept “Abba”, Vader.

Ik heb nu het idee dat Paulus wanneer hij spreekt over de menselijke natuur hij het heeft over ons ego. Zo schrijft hij in Romeinen 8: 5: “Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest, is gericht op wat de Geest wil.“
Wanneer je leest wat Paulus schrijft over de menselijke natuur, dan lijkt hij een heel negatief mensbeeld te hebben. Maar wanneer je, je realiseert dat hij wanneer hij spreekt over de menselijke natuur, hij het alleen over onze ego heeft, over onze overlevingsdrang, dan begrijp je dat hij het heeft over het harde vlies rond de graankorrel . Hij spreekt niet negatief over de kiem. Die ziet hij juist als uiterst positief. Die kiem dat is het kind van God in ons. Die kiem die uitroept: “Abba“, Vader.!

Wat kunnen wij nu zeggen over het wezen van de mens? Is de mens geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed of deugen de meeste mensen?

Ik denk dat wij in wezen goed zijn. We zijn geschapen door God. Wat uit God’s handen komt is goed. God heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Ons wezen is Gods beeld en gelijkenis te zijn. De kiem in de graankorrel van ons ego is Gods beeld en gelijkenis.
In de loop van ons leven wordt het harde vlies van ons ego zachter en zachter. Dat is het werk van de zon van Gods liefde. Die zon overstraald ons, geeft ons licht en verwarmt ons. Ons ego wordt zachter en dunner en breekt open. De mens die we kunnen zijn wordt geboren. God en medemens en de schepping komen centraal te staan in ons leven.

Op weg naar Damascus  was de Opgestane Heer in een visioen aan Paulus verschenen. Dat was een bekeringservaring voor hem. En dan lijkt het alsof bij Paulus dat harde vlies van zijn ego er toen in één keer openbarstte en van hem af viel en hij in de rest van zijn leven alleen nog God en medemens centraal stelde.
De meeste mensen maken echter niet zo’n plotselinge en totale bekeringservaring mee. Bij de meeste mensen is het dunner worden van het vlies om de graankorrel van het ego  en het openbarsten ervan een proces dat levenslang duurt.
Dat brengt ook een zekere strijd met zich mee. We kunnen de spanning gaan voelen tussen het leven vanuit ons ego en het leven vanuit de kiem van de graankorrel, de mens die wij kunnen zijn. We kunnen worstelen met ons egocentrisme. We kunnen ons schuldig voelen vanwege ons egocentrisme. In Romeinen 7 laat Paulus ons delen in zijn worsteling hiermee. Hij schrijft :  “Ik wil het goede wel maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede laat ik na. Wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik….Wie zal mij ongelukkig mens hieruit redden? “ En dan antwoordt hij: “God zij gedankt door Jezus Christus onze Heer en door de Heilige Geest.“

Wanneer wij bij onszelf opmerken dat we egocentrisch denken en handelen, dan moeten we onszelf dat niet al te zeer kwalijk nemen. God heeft ons geschapen met een ego, met een overlevingsdrang, die ons egocentrisch maakt.

Op het moment dat we ons egocentrisme opmerken vallen we er al niet meer mee samen, hebben we er al afstand van, zijn we al meer kiem dan hard vlies om de graankorrel.

Op het moment dat we ons egocentrisme waarnemen zijn we al op weg te worden wie we ten diepste al zijn: kinderen van God, die roepen: “Abba, Vader.”

Amen.

 

 

16 januari 2022

Lezing: Psalm 2, 1-19   Handelingen 9, 1-22
Voorganger: ds. Dick van der Vaar

De roeping van Saulus

Gemeente van Christus,

Paulus verschijnt op het toneel ongeveer 2 jaar na de dood van Jezus. Dat zal in het jaar 32 of 33 na de geboorte van christus geweest zijn. Hij werd geboren in de havenplaats Tarsus dat in het tegenwoordige Turkije ligt. Als kind verhuisde hij met zijn ouders naar Jeruzalem. Hij liet zich voorstaan op zijn onberispelijke joodse afkomst. Hij schrijft in Fillipenzen 3:“Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam van Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een Farizeeër en heb de gemeente fanatiek vervolgd. Aan wat er in de wet aan gerechtigheid staat voldeed ik volledig.“

Paulus zal onderwijs hebben gevolgd aan een Griekstalige joodse school in Jeruzalem. Hij sprak vloeiend Grieks . Hij had het Eerste Testament in het Grieks gelezen. En was ook geschoold in de retorica: de redenaarskunst.
Paulus was een Farizeeër. De Farizeeën probeerden zich heel nauwkeurig te houden aan de voorschriften van de Joods wet. Vooral ook de reinheidsvoorschriften waren voor hen belangrijk. Zo mochten joden niet aan één tafel eten met niet-joden. Dat zou ze onrein maken.  Israël werd bezet door de Romeinen. Daardoor dreigde het geloof in de God van Israël te verwateren. Omdat te voorkomen benadrukten de Farizeeën het belang van de Joodse wetsvoorschriften. Jezus relativeerde de wet. Hij zei dat de wet er voor de mens was en de mens er niet voor de wet. Daarom hadden de Farizeeën grote moeite met Jezus.

Waarom vervolgde Paulus de christenen ? Dat deed hij omdat zij Iemand vereerden die door de Romeinen als een opstandeling terecht was gesteld. Paulus was bang dat wanneer de Romeinen hier lucht van kregen zij een stafexpeditie zouden kunnen sturen die moordend zou kunnen rondtrekken en Jeruzalem zou kunnen vernietigen. Dat Paulus’ angst niet ongegrond was bleek dertig jaar later. Als vergelding van de Joodse opstand werden de joodse inwoners van Damascus  door romeinse soldaten bijeengedreven in de arena en binnen een uur gedood.
Paulus vervolgde de christenen omdat ze 1. In navolging van Jezus de wet relativeerden. 2. Hij bang was dat de Romeinen de Joden zouden vervolgen omdat een deel van hen Iemand vereerden die als opstandeling gekruisigd werd.

Een derde reden waarom Paulus de christenen vervolgde was dat hij gruwde van het geloof van de christenen dat God Jezus had opgewekt uit de dood en Hij plaats genomen zou hebben aan de rechterhand van God. Als Farizeeër waren de reinheidswetten voor hem van wezenlijk belang. Wanneer hij per ongeluk met een dode in aanraking was gekomen dan moest hij eerst een rituele wassing ondergaan om weer rein te worden. En nu zou God een dode tot leven hebben gewekt en Hem plaats hebben laten nemen aan zijn rechterhand ?“ En niet zo maar een onreine dode, maar een dode die dubbel onrein was  omdat Hij aan het kruis gestorven was? God zou deze onreine dode de woorden hebben toegesproken uit psalm 2: “Jij bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt.” De woorden die werden uitgesproken in de tempel in Jeruzalem wanneer een nieuwe koning zijn troon besteeg.

Voor Paulus voor wie als Farizeeër  het onderscheid tussen rein en onrein van wezenlijk belang was, was dit ondenkbaar. En met de tegenstelling rein en onrein was ook de tegenstelling jood en niet-jood van wezenlijk belang. Jood was rein. Niet- jood onrein. Daarom mocht een jood niet met een niet-jood aan tafel zitten, wat Jezus wel deed.

Om het geloof in de God van Israël veilig te stellen en om een strafexpeditie van de Romeinen te voorkomen, zag Paulus het als zijn plicht om de christenen te vervolgen. Omdat hij gehoord had dat Grieks sprekenden christenen het evangelie verkondigden in de synagoge in Damascus, ging hij er naartoe om ze te arresteren en de joodse gemeente te waarschuwen voor het gevaar van een Romeinse strafexpeditie (die dus dertig jaar later ook plaatsvond.)

Wat er dan gebeurt zet zijn leven op de kop. Hij zit op zijn paard en rijdt richting Damascus. Plotseling wordt hij omstraald door een licht uit de hemel. Hij valt van zijn paard en hoort een stem zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” Hij vroeg: “Wie bent u, Heer?” Het antwoord was: “Ik ben Jezus die jij vervolgt.” Het licht was zo helder dat Paulus drie dagen lang niets ziet. En het gebeuren maakte zo’n indruk op hem dat hij drie dagen niets kan eten en drinken. Dan komt hij weer tot zichzelf. Staat op en begint overal te verkondigen dat Jezus, de gekruisigde, door God opgewekt is uit de dood en plaats heeft genomen aan de rechterhand van God en onderscheid tussen rein en onrein, jood en niet-jood daarmee opgeheven is.

De problematiek van rein en onrein  waar Paulus mee worstelde lijkt wat ver van ons af te staan. Maar de grote ontdekking van Paulus was dat in Christus niet alleen het onderscheid tussen Jood en niet – Jood maar ook allerlei andere menselijke onderscheidingen wegvallen.
In Galaten 3:28 schrijft hij: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.”

Paulus was hiermee zijn tijd ver vooruit. In onze tijd is het voor de lhbtq- gemeenschap nog steeds nodig om op te komen voor hun rechten en om duidelijk te maken dat een geaardheid anders dan de hetero-sexuele evenveel waarde en recht van bestaan heeft als de hetero-sexuele.

En in onze tijd moeten mensen met een andere huidskleur dan de witte nog steeds duidelijk maken dat zij gelijkwaardig zijn aan witte mensen.
Paulus zou zeggen: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, geen heren of slaven, geen mannen of vrouwen, geen hetero’s of homo’s, geen witten of zwarten. We zijn één in Christus.”

Wat bedoelde Paulus met de woorden: “We zijn één in Christus?”  Christus, betekent “Gezalfde” en is de eretitel die aan Jezus gegeven werd. Bij zijn doop brak de hemel open en daalde de Heilige Geest op Jezus neer in de gedaante van een duif. Jezus werd gezalfd met de Heilige Geest. En hij hoorde een Stem uit hemel zeggen: “Jij bent Mijn zoon , in jouw vind ik vreugde.” Deze woorden drongen diep door in Jezus hart en ziel en lichaam. Hij voelde zich intens bemind door God.  En omdat hij zich zo door God geliefd voelde, omdat hij Zich Zoon van God voelde, voelde Hij dat zijn medemensen zijn broeders en zusters waren en voelde Hij een grote liefde voor hen.

Wanneer wij tot onze laten doordringen dat God ook tegen ons die woorden sprak die hij tot Jezus sprak: “Jij bent mijn kind. In jou vind ik vreugde.” Dan kunnen ook wij ons ten diepste bemind voelen door God. En dan zien wij ook dat onze medemensen onze broeders en zusters zijn en al die menselijke onderscheidingen Jood/Griek, heer/slaaf , man/vrouw, homo/hetero, wit/zwart wegvallen en we allen één in Christus zijn.

Een aanschouwelijk beeld van die eenheid kan het beeld zijn van de oceaan en zijn golven. God is de oceaan. De mensen zijn de golven. Zoals de golven deel zijn van de oceaan zo zijn wij mensen deel van God. Zoals de golven doordrongen zijn van het water van de oceaan. Zo zijn wij doordrongen van God. Zoals de golven worden gedragen door de oceaan . Zo wordt ons bestaan gedragen door God. De golven bestaan niet los van de oceaan en niet los van elkaar. Witte golven, zwarte golven, mannelijke golven, vrouwelijke golven, hetero golven, homo golven ze worden allemaal gedragen door dezelfde oceaan, ze zijn allemaal gemaakt van hetzelfde water, ze zijn allemaal één met de oceaan en met elkaar.

Amen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ga naar de bovenkant