Lezing: Psalm 100 en Johannes 21: 1 t/m 14
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vandaag is het de derde zondag van Pasen. Twee weken geleden vierden we het Paasfeest. In mijn preek heb ik toen onder woorden gebracht wat de kern van het paasfeest is. Dat is de belofte dat zoals Jezus uit de dood werd opgewekt alle mensen die ooit geleefd hebben, alle mensen die nu leven en alle mensen die nog geboren zullen worden ook uit de dood zullen worden opgewekt.

Bovendien zal onze planeet aarde getransformeerd worden tot één grote Hof van Eeden. De mensheid zal in harmonie samenleven. Rouw en geweeklaag wordt niet meer gehoord. De dood zal er niet meer zijn.

Deze belofte klinkt heel naïef. Het geloof dat de belofte vervuld zal worden lijkt een heel kinderlijk geloof. Maar diep in ons hart leeft het verlangen naar de opstanding, naar die nieuwe hemel en die nieuwe aarde. In het geloof komt het erop aan dat wij aan dit verlangen trouw blijven. En trouw blijven aan dit verlangen betekent niet dat we achterover leunen en met de armen over elkaar : “Stil maar wacht maar alles wordt nieuw”. zingen. We zingen niet “stil maar, wacht maar”, we zingen “bidt maar, werk maar, alles wordt nieuw”. God wil ons inschakelen in Zijn werk van schepping en herschepping.

Het geloof in de opstanding van alle mensen van alle tijden en alle plaatsen lijkt naïef. Maar wie zich realiseert dat de belofte hiervan wordt gedaan door de schepper van hemel en aarde, door de Heer van het heelal, weet dat dit geloof niet naïef is.

Laten we even tot ons laten doordringen wat het betekent wanneer ik God “de Heer van het heelal“ noem.  Onze aarde maakt deel uit van het Melkwegstelsel. Om van de ene kant van het Melkwegstelsel naar de andere kant te reizen, moet je 100.000 jaar reizen met de snelheid van het licht. Het licht beweegt zich met een snelheid van 300.000 km per seconde. Honderdduizend jaar met de snelheid van 300.000 km per seconde. Zo groot is ons Melkwegstelsel. En er zijn miljarden sterrenstelsels.

Het betekent dus nogal wat wanneer ik God “Heer van het heelal“ noem. Hij is het die het heelal van binnenuit samenhoudt. Hij is de ziel van het heelal. En deze God belooft ons de opstanding uit de doden.

De opstandingskracht wordt in de lente zichtbaar in het doorbreken van de bloesem en de groen in de natuur. Deze opstandingskracht wordt zichtbaar in beeldende kunst, hoorbaar in muziek, voelbaar in dans.

Op het Paasfeest vierden we dat Jezus als eerste van de mensheid opstond uit de dood. In de weken na Pasen lezen we over de keren dat de Opgestane Heer na zijn dood aan zijn leerlingen verscheen. En zo lezen we vanmorgen het verhaal over de verschijning van de Opgestane Heer aan zijn leerlingen bij het meer van Tiberias.

Ik zei zonet al dat het geloof in de opstanding er niet toe moet leiden dat we achterover gaan leunen om met de armen over elkaar “ stil maar wacht maar alles wordt nieuw “ te gaan zingen. Nee, wij worden actief betrokken bij het scheppings- en herscheppingsproces : “Bid maar werk maar, alles wordt nieuw“ mogen wij zingen.

Dat dit zo is blijkt uit het verhaal van vanmorgen. Het verhaal richt onze aandacht niet op de hemel maar op de aarde. We lezen dat Jezus aan zijn leerlingen verscheen bij het “Meer van Tiberias“. wij staan er niet zo gauw bij stil maar de naam “Meer van Tiberias“ is niet zo maar een onschuldige aanduiding van het meer. De eigenlijke naam van het meer is “ Meer van Galilea “. De naam van het meer werd veranderd door koning Herodus de Grote. Hij wilde in een goed blaadje komen bij keizer Tiberias. Daarom bouwde hij aan het meer van Galilea een stad die hij Tiberias noemde en tegelijkertijd veranderde hij de naam van het meer. In: ”Meer van Tiberias”.

Dat was op zich voor de Joden al ergerlijk genoeg maar daar zou je nog mee kunnen leven, zou je kunnen denken. Waarschijnlijk was het echter zo dat de vissers voorheen uit hun eigen meer hun eigen vissen konden vangen. Maar opeens wordt het meer opgeëist door de keizer. Het meer is niet meer het eigendom van de vissers maar van de keizer van Rome. De vissen zijn niet de vissen van de vissers maar van de keizer. In het vervolg moeten de vissers belasting betalen over hun vangst.

Toen Jezus voor Pilatus stond, stond de koning van het Koninkrijk van God tegenover de vertegenwoordiger van de keizer van Rome. Het Koninkrijk van God stond tegenover het keizerrijk.

In het verhaal van vanmorgen zien we een vergelijkbare confrontatie : de Opgestane Heer staat tegenover keizer Tiberias. De opgestane Heer komt in opstand tegen keizer Tiberias. De blik is niet op de hemel gericht maar op de aarde.

Het verhaal kennen we. Petrus vraagt zes medeleerlingen mee te gaan vissen. De hele nacht vingen ze niets. Dan roept de Opgestane Heer en toe dat ze het net aan stuurboord moeten uitgooien.

U hebt natuurlijk wel vaker gehoord dat dit niet handig was omdat het roer aan stuurboord zat. Dat was een lange roeispaan. Wanneer je het net aan stuurboord uitgooit kan het gemakkelijk in het roer verstrikt raken. Dat had ik ook vaker gelezen. Maar wat ik nu las wist ik niet. De vissers visten niet midden op het meer omdat het daar diep was en de vissen op grote diepte zwemmen. Daarom visten de vissers dicht bij de oever. Ze maakten hun net aan een stok op de oever vast en roeiden de boot een eindje het water op. De vissen die in het ondiepe water tussen oever en boot zwommen werden zo gevangen in het net.

Maar waarom het niet handig was om het net aan stuurboord uit te werpen was omdat de stroming van het water dan het net onder de boot zou drijven en dan vang je niets. Het was dus heel ongebruikelijk

Dat Jezus de leerlingen opriep het net aan stuurboord uit te werpen. Maar de leerlingen doen het en het net raakt overvol, een overvloedige vangst .

Dan plotseling herkent één van de leerlingen Jezus: “Het is de Heer!” roept hij. En dan bedenkt Petrus zich geen ogenblik. Hij springt in het water en  haast zich waden door het water naar Jezus toe.

Dan blijkt Jezus al een vuurtje te hebben aangestoken en reikt Hij hen brood en vis.

Gemeente wat betekent dit verhaal? Ik zei het al. Het is een confrontatie tussen de keizer van Rome, keizer Tiberius en de koning van het Koninkrijk van God: de Opgestane Heer.

De keizer van Rome heeft het meer van Galilea onteigent. Hij heeft het meer van de arme vissers afgepakt. Ze konden al nauwelijks bestaan van hun visvangst. Ze konden hun kinderen al bijna geen eten geven. En dan wordt hun bron van inkomsten hun afgepakt door de rijkste man van de wereld die totaal onverschillig staat tegenover het lot van de armen.

En dan verschijnt daar bij het meer de Opgestane Heer. Hij geeft de leerlingen brood en vis. Dat doet natuurlijk denken aan die keer dat Jezus in de heuvels van Galilea een hele dag een menigte van mensen toegesproken had. Aan het einde van de dag kregen de mensen honger. “U moet ze wegsturen zodat eten kunnen halen”, zeggen ze tegen Jezus. Maar Jezus zegt tegen hen: “Jullie moeten ze te eten geven.” En dan breekt hij het brood en de vis en Hij breekt en breekt en de hele menigte kan worden gevoed tot overhouden toe.

De keizer van Rome staat onverschillig tegenover mensen die honger leiden. De koning van het koninkrijk van God voedt de hongerende en roept zijn leerlingen op: “Jullie moeten ze te eten geven. Het is jullie verantwoordelijkheid.”

De keizer van Rome doodde de koning van het Koninkrijk van God.  Maar God wekte Hem op uit de dood. De opgestane Heer zet zijn werk voort. Hij voedt de hongerenden en roept Zijn leerlingen op:  “Jullie moeten ze te eten geven.” De Opgestane Heer, de koning van het Koninkrijk van God roept ons op om actief mee te werken aan de opbouw van het Koninkrijk van God.

Maar dat werken aan de opbouw van het koninkrijk van God valt niet mee. Dat wordt duidelijk aan het beeld van de leerlingen die de hele nacht vissen maar niets vangen. Het werken aan de opbouw van het Koninkrijk lijkt vaak tevergeefs.

Maar de Opgestane Heer roept ons toe: “Werp het net uit aan de andere kant.”

Gooi het over een andere boeg: Stop met gebruik van olie en gas. Gooi het over een andere boeg en stap over op de energiebronnen die God jullie geeft: zon, wind, water.

Laat het niet gebeuren dat een klein aantal superrijken het voor het zeggen krijgen in de wereld. Gooi het over een andere boeg. Laat niet het behalen van maximale winst het doel zijn van een onderneming. Maar de vraag: Hoe kunnen we dienstbaar zijn aan de samenleving?

Laat het niet gebeuren dat de wereldmachten met elkaar in machtsstrijd verwikkeld raken. Gooi het over een andere boeg. Laat ze de handen ineen slaan om samen honger en armoede wereldwijd uit te bannen.

Zo zal, op het woord van de Opgestane Heer, het Koninkrijk van God aanbreken.

Amen.