6 maart 2022

Lezing: Psalm 128
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Bij de voorbereiding van deze dienst gaven Lucas en Wilma te kennen dat ze het fijn zouden vinden wanneer psalm 128 gelezen zou worden. In het verleden werd deze psalm vaker gebruikt in huwelijksdiensten. Dat is begrijpelijk wanneer je de inhoud van de psalm op je laat inwerken.

De psalm roept een beeld op van een gelukkig gezin. Man en vrouw zitten aan tafel met een grote schare kinderen (zoveel als druiven aan een tros). En de kinderen zijn jong en sterk. Daar droomt ieder jong bruidspaar van. Deze droom werd in huwelijksdiensten onder woorden gebracht.

Nu lijkt de psalmist te suggereren dat een gelukkig gezin Gods beloning is van goed gedrag:

“De Heer maakt goede mensen gelukkig. Gelukkig ben je als je trouw bent aan de Heer, als je leeft volgens zijn wetten. Dan geniet je van alles waarvoor je gewerkt hebt. Het zal goed met je gaan en je zult gelukkig zijn. “

Het lijkt alsof de psalmist zegt dat God goede mensen beloont met een gelukkig gezin. En daaruit zouden we dan moeten concluderen dat wanneer je geen gelukkig huwelijk hebt dat gezegend is met kinderen je geen goed mens zou zijn.

Maar zo moeten we deze psalm niet lezen! God is geen God die het goede beloont en het kwade straft. Denk aan de gelijkenis van de verloren zoon: De oudste zoon wordt niet beloond en de jongste zoon wordt niet bestraft. De Vader houdt van beide zoons om wie ze zijn en niet om wat ze doen.

Wat bedoelt de psalmschrijver dan wel? Hij schrijft :

“Gelukkig ben je als je trouw bent aan de Heer, als je leeft volgens zijn wetten. “

Hij schrijft: “Gelukkig BEN je als je trouw bent aan de Heer en leeft volgens zijn wetten. “En, ik heb het wel vaker gezegd, het woord “wetten” associëren wij met wetboeken, met wetsartikelen, met het wetboek van strafrecht. Maar dat klopt niet. Met “wetten “worden richtingwijzers bedoeld. Richtingwijzers die de weg wijzen naar een vreugdevol en gelukkig leven.

Dat is de boodschap die in het verleden aan jonge bruidsparen werd meegegeven: “Volg op jullie levenspad de richtingwijzers die God daar heeft neergezet, dan loop je in de richting van een gelukkig leven.”

God beloont het goede niet. Hij straft het kwade niet. Hij wijst de richting aan waarin een leven van geluk te vinden is. In het verleden hebben predikanten door het lezen van deze psalm en door te spreken over deze psalm jonge bruidsparen richting willen wijzen waarin zij geluk zouden kunnen vinden.

Lucas en Wilma zijn geen jong bruidspaar. Een paar weken geleden hebben ze hun veertig jarig huwelijksjubileum gevierd. Voor de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben ze veertig jaar gleden hun ja woord aan elkaar gegeven. Maar omdat Wilma niet uit een kerkelijk nest kwam zijn ze toen niet in de kerk getrouwd.

Maar in de loop van de tijd is Wilma tot geloof gekomen. Vorig jaar is ze gedoopt en heeft ze openbare belijdenis van haar geloof gedaan. Vandaag willen ze hun dankbaarheid uitspreken over alles wat ze in de afgelopen veertig jaar ontvangen mochten en een zegen vragen over de hopelijk vele jaren die ze samen nog zullen gaan.

Maar wat houdt dat eigenlijk in? Waar vraag je om wanneer je bidt om Gods zegen over je huwelijk? Waar vraag je om wanneer je bidt om een zegen over het eten of over het werk dat je doet?

In allerlei uitdrukkingen zit het woord zegen. Bijvoorbeeld: “Mijn zegen heb je!” Dat betekent van mij mag je. Ik ga akkoord. Of: “Op hoop van zegen.” Dat wil zeggen: we proberen het gewoon en we zien wel hoe ver we komen. Of: “Hierop rust geen zegen.” Dat betekent: laten we er maar mee stoppen want het gaat niet lukken.

En iemand met een goede baan, een mooi huis, een leuke partner en gezonde kinderen kan zeggen: “Ik ben rijk gezegend! “Maar iemand die deze rijkdom niet heeft zou zich dan kunnen afvragen: “Zegent God mij dan niet? “En hij of zij zou daar verdrietig en boos en opstandig van kunnen worden. Iedereen mag toch gelukkig zijn?

De zegen van God wordt niet zichtbaar in de uiterlijke omstandigheden van iemands leven. De zegen van God wordt niet zichtbaar in bezit, in een partner, in kinderen, in een huis of in een carrière. En de afwezigheid van al deze zaken is geen teken van niet-gezegend zijn.

De zegen van God kan er zijn in tijden van voorspoed en in tijden van tegenspoed, in tijden van gezondheid en in tijden van ziekte, in tijden van leven en in tijden van dood.

Wat is dan die zegen van God? De zegen van God is zijn aanwezigheid. En die aanwezigheid kan duidelijk worden in het beeld van een schilderij. Stel u het leven voor als een schilderij, dan is Gods aanwezigheid als de lijst om het schilderij. Gods zegen is de lijst om je leven. Het kader waarin je leven staat. Het raamwerk van de lijst brengt het doek van het schilderij op spanning. Zo brengt de aanwezigheid van God ons leven op spanning.

Nu is de aanwezigheid van God niet zo maar zichtbaar en aanwijsbaar. We geloven dat God altijd aanwezig is maar we voelen die aanwezigheid niet altijd. Bij een schilderij trekt de lijst, als het goed is, geen aandacht. Maar zonder lijst gaat het doek slaphangen. Zo zou het doek van ons leven zonder de aanwezigheid van God ook slap gaan hangen.

De afwezigheid van God kun je vergelijken met de afwezigheid van een liefdespartner in het leven van iemand die heel succesvol is. Hij heeft een carrière, een huis, een mooie auto, verre vakanties maar hij mist iets. Hij kan zijn rijkdom niet delen. En rijkdom die niet gedeeld kan worden maakt niet gelukkig. Een partner zou een wereld van verschil maken.

En zo is het ook met de aanwezigheid van God. Al hebben we alles in ons leven wat ons hartje begeert, zonder de aanwezigheid van God, geeft het ons geen voldoening. Het hart, de kern, de grond van het leven mist. Dat wat het leven op spanning brengt mist.

En daar tegenover staat dat we ook al leven we niet in rijkdom, ook al hebben we geen partner of kinderen, de aanwezigheid van God ons leven toch vol en rijk kan maken.

God is het licht, het leven, de liefde. God is de bron van ons leven. Zijn aanwezigheid brengt ons leven op spanning. Zijn aanwezigheid brengt samenhang, geborgenheid, avontuur, harmonie.

Lucas en Wilma wilden vandaag dat psalm 128 gelezen zou worden omdat ze met deze psalm uitdrukking wilden geven aan hun dankbaarheid voor alles wat zij in de afgelopen veertig jaar mochten ontvangen.

“Het was niet altijd gemakkelijk”, zeiden ze. “Wanneer je begint, ben je eigenlijk vreemden voor elkaar.” Wilma is een open boek. Zij is welbespraakt en heeft het hart op de tong. Lucas vond het moeilijker om te delen wat er in hem omging. Maar door de jaren heen is hij steeds opener geworden. Lucas is een bloem. Wilma is de zon. In het licht van de zon van Wilma is Lucas als een bloem open gebloeid. Wilma is voor hem de zon. En Lucas is voor Wilma een bloem. Een prachtige bloem die zij met haar stralen heel graag kust.

“Het was niet altijd gemakkelijk” zeiden Lucas en Wilma maar God was erbij en we zijn dankbaar voor elkaar en voor de kinderen en kleinkinderen die we hebben gekregen.

Wilma en Lucas, de veertig jaren die achter jullie liggen waren gezegende jaren. Gezegend omdat God erbij was en jullie Hem herkend en ervaren hebben. God zij dank daarvoor.

Vandaag vragen jullie God om een zegen over jullie huwelijk. Vandaag vragen jullie God om ook in de toekomst aanwezig te zijn.

God zij met jullie!

Amen

 

 

 

27 februari 2022

Lezingen: Jesaja 61, 1-3   en   Lucas 4, 20-30
Voorganger: ds. J. Katerberg, Borger

Lieve mensen van God,

Als een belangrijk persoon in je dorp woont of in je straat,
een actrice, een sportman, een politicus of een BN-er,
dan zijn er altijd veel mensen die daar trots op zijn.
Hun straat of dorp wordt er óók een beetje belangrijk door
en ook zijzelf voelen zich net wat meer waard.
De glorie van zo iemand straalt als het ware ook op hen af.

Zoiets lijkt ook te gebeuren wanneer Jezus in zijn eigen dorp voor het eerst voorleest in de synagoge.
In de omgeving had hij al wonderen gedaan, zijn naam ging al rond, en nu staat hij dan in Nazareth op de preekstoel,
om het zo maar eens te zeggen. Hij leest voor uit de profeet Jesaja en gaat het gelezene meteen uitleggen en toepassen op zichzelf:
die gezalfde waar Jesaja het over heeft, die staat in jullie midden, ik ben het, zegt hij met zoveel woorden.
Die profeet die bevrijding zal brengen, de armen het goede nieuws,
die blinden weer zal doen zien en die onderdrukten de vrijheid geeft,
hier is hij, ik ben het.

Ze verwonderen zich enorm, de mensen in de synagoge, zijn dorpsgenoten.
En ze vallen hem bij: natuurlijk, wat geweldig, ja wat is dit?
Dit is toch de zoon van Jozef, de timmerman?
En moet je die nu eens horen praten! Eén van ons!
Ze voelen zich steeds belangrijker worden. Jezus’ glorie straalt op hen af.

Maar dan gaat het helemaal mis.
Jullie rekenen er zeker op dat ik ook hier wonderen ga doen, net als in Kapernaüm, zegt Jezus.
Op een nogal botte manier zet hij zich af tegen zijn eigen mensen.
Terwijl ze hem juist nog zó bewonderden en het met hem eens waren!
Een profeet wordt in zijn eigen vaderstad niet geëerd, gaat Jezus verder,
en hij komt dan met een tweetal voorbeelden uit het oude testament:
met Elia, de profeet die naar het buitenland werd gestuurd,
naar de weduwe van Sarepta, in plaats van zijn eigen mensen te helpen.
En ook met het verhaal van de profeet Elisa, die wel de Syriër Naäman genas,
maar niet zijn vele Joodse landgenoten die ook aan huidvraat leden.
Zo zal het ook met mij gaan, weet Jezus.

Maar…. ze waren hem toch bijgevallen, ze wilden hem toch groot maken,
ze waren toch juist zo blij met hun eigen wonderdokter?
Ja, dat waren ze. Maar… Jezus is geen wonderdokter, hij is een profeet.
Zo noemt hij tenslotte zichzelf! Ja, en een profeet, wat is dat!
Nee dat is niet iemand die de toekomst voorspelt.
Een profeet is iemand die de mensen terugroept naar wat God wil.
Die machtigen bij de les houdt van het goddelijk Woord
en ze desnoods de wacht aanzegt.
Die opkomt voor gevangenen, onderdrukten, blinden, doven en armen,
zoals de profeet Jesaja dat Jezus vóórzegt.
Voor al die mensen die geen leven hebben, kort gezegd.
En dat gaat allemaal niet lukken als je te dicht bij de mensen staat, weet Jezus.
Als je één van hen bent en ze je nog kennen als een ventje van vier.
En zo gauw ze je op een voetstuk hebben gezet om je te bewonderen,
gaat het helemaal niet meer: je bent dan onschadelijk geworden.
Aan de ene kant kun je niks meer verkeerd doen, maar aan de andere kant
kun je ze ook niet meer de wacht aanzeggen, als dat nodig zou zijn.
Jezus neemt daarom afstand van zijn mensen en hij is heel duidelijk.
Ze worden dan zo kwaad op hem dat ze hem het liefst helemaal kwijt zijn.
Zijn glorie en zijn gezag, het is allemaal zomaar weg.
Ja, liefde en haat zijn vaak twee kanten van dezelfde medaille.
De ene dag ben je wereldberoemd, de andere dag word je verguisd.

Met dit verhaal krijgen wij de vraag voorgelegd wie Jezus voor ons is.
Is hij voor ons ook een soort van wonderdokter, een heelmeester
die het allemaal weer goed maakt? Die als één van ons er voor ons is?
Iemand die we vereren, die we hoog hebben zitten?
Zó hoog dat hij niet meer de profeet kan zijn die hij wíl, ja móet zijn?
De man Gods met gezag die ons wijst op misstanden
in ons leven en samenleven en die ons indien nodig de wacht aanzegt?
Hebben we hem misschien al te zeer ingekapseld in onze liturgie,
in ónze opvattingen en meningen, in onze diensten en rituelen,
dat we niet meer open staan voor wat hij ons en onze wereld te zeggen heeft?
Want we kunnen ons heel druk maken om de kerk, om het instituut
dat dreigt te verdwijnen of dat op zijn best nog een randverschijnsel wordt
in het leven van wie na ons komen, maar dat zegt niet alles over wie Jezus is.
Voor ons. Welk gezag heeft hij werkelijk over ons leven?
Over ons doen en laten? Zou dat gezag van Jezus niet te zien moeten zijn?
Aan onze manier van leven? Zoals Paulus het zegt: maar gij geheel anders…?
Anders, anders leven dan de andere mensen..? Moet dat dan?

Veel vragen die ons aan het denken willen zetten.
Vragen ook in een tijd waarin ‘gezag’ bijna een vies woord is geworden.
In heel ons samenleven is het gezag in crisis, en dat heet dan ‘gezagscrisis’.
Vroeger was vaders wil gewoon wet en had de jeugd respect voor ouderen.
In de kerk was de kerkenraad gezaghebbend en binnen de kerkenraad
bepaalde de dominee goeddeels wat er moest gebeuren.
Kerkelijke – en burgerlijke ambtsdragers waren gezagsdragers.
Maar u laat zich toch niet meer gezeggen door de dominee?
En hoeveel mensen hebben lak aan politiemensen of gemeentelijke bestuurders.
Op social media wordt er wat afgescholden op deze mensen.
En in de Tweede Kamer wordt de minister-president doodgewoon toegevoegd
dat hij niet goed snik is, om van doodsbedreigingen van buitenaf
nog maar niet te spreken. Nee, het gezag, elk gezag heeft het moeilijk in onze tijd.
Zelfs hulpverleners als huisartsen en ambulancemedewerkers ontberen vaak respect.

Nu is het niet de bedoeling –als ik dat al zou kunnen-,
om een antwoord te geven op de vraag waar die gezagscrisis vandaan komt.
Wel is het denk ik zinvol om je persoonlijk en als gemeente af te vragen
hoe jij zelf, hoe je als gemeente met die crisis omgaat.
Dat je je afvraagt: voor wie heb ik werkelijk respect?
Wie heeft voor mij, voor ons echt gezag, innerlijk gezag.
Best een moeilijke vraag, als ik naar mezelf kijk.
Je hebt zo gauw de neiging om je maar een beetje te laten meedrijven
op de stroom van een algemeen gevoel van onbehagen dat onze tijd kenmerkt.
Maar om echt iemand te noemen wiens houding of gedrag je hoop geeft,
iemand die een voorbeeld voor je is, iemand om op te bouwen,
is een stuk lastiger.
Burgemeester Aboutaleb van Rotterdam noemde een tijdje geleden
een aantal mensen die voor hem gezaghebbend zijn:
Nelson Mandela, Mahatma Ghandi, Maarten Luther King, Angela Merkel.
Leiders met een visie, met durf, met grote moed ook.
Mensen die veel gevaar trotseerden, die vaak veel hoon te verduren kregen,
of moesten lijden voor hun droom of zelfs sterven.

Lieve mensen, als Jezus voor ons nog gezag heeft –
en dat is toch wat we van elkaar mogen verwachten in de kerk -,
en dan niet als wonderdoener, maar als profeet met visie,
als de man van God die deze wereld kwam bevrijden,
als degene die de weg wijst naar een beter samenleven van mensen,
zouden we dan niet moeten letten op zijn manier van leven,
op zijn omgang met vriend en vijand,
op zijn droom van Gods Koninkrijk op aarde,
op zijn moed, zijn kracht, zijn weerloos lijden en sterven?

De profetie van Jesaja, die hijzelf in Lukas 4 leest, lijkt een soort van programma.
Daarin kun je in de kern al horen waar het Jezus om gaat.
Hij stelt dat hij gezonden is met een boodschap voor armen, gevangenen,
blinden en gebrokenen. Allemaal mensen bij wie iets niet in orde is,
slachtoffers, misdeelden. Mensen wier leven tot een minimum is teruggebracht.
Jezus citeert ook deze woorden uit Jesaja: om een genadejaar
van de Heer uit te roepen. Dit genadejaar of jubeljaar staat beschreven in Leviticus.
Kwijtgeraakt grondbezit moest in dat jaar terugkomen bij de oorspronkelijke,
verarmde eigenaar die zo uit zijn slavernij zou worden bevrijd.
Voor wie arm zijn geworden en hun vrijheid hebben verloren,
gaan de dingen nu anders worden: Jezus heeft een goede boodschap voor hen.
Ja, Jezus wil er zijn voor de havenots, voor wie niets hebben.
Een betere wereld komt alleen dan, als er erbarmen is, ontferming en vergeving.
Was getekend: Jezus van Nazareth.

Ja, je moet wel weten wie het is die jij gezag toekent in jouw leven.
Vooral als het gaat om al die aardse zaken als armoede en bezit.
Dat kan een hoogst pijnlijke exercitie worden als je veel hebt.
Ongetwijfeld is dat de reden dat veel van wat Jezus hier noemt
in de geschiedenis van de kerk sterk is vergeestelijkt:
het zou Jezus gaan om geestelijke armoede, om gebrokenheid door
ziekte en om gevangenschap in de zonde.
Ja, dan blijft zijn boodschap een innerlijk gebeuren en is het niet moeilijk
om net als andere mensen gewoon door te gaan met het zoeken
van de beste plaatsen in de wereld van hebben is hebben en houden is de kunst.
Maar ik geloof dat zijn boodschap veel maatschappelijker, veel aardser is
dan wat wij er met elkaar in onze kerken eeuwenlang van hebben gemaakt.
Soms denk ik zelfs dat het Leger des Heils dat beter heeft begrepen dan wij.

Als dat waar is, dat Jezus’ boodschap op de aarde is gericht,
op ons samenleven met elkaar, dan is die vergeestelijking waar ik over sprak
een soort van uitdrijving, zoals er gebeurt na de lezing in de synagoge.
Die Jezus, die aan ons geld en goed komt, die moeten we niet.
Die zijn we liever kwijt dan rijk. Die doen we liever weg.
Die kruisigen we desnoods.
Maar dan gebeurt er opnieuw iets wonderlijks in het bijbelverhaal:
als ze Jezus van de afgrond willen duwen staat er:
Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok’.
Dat is een verwijzing naar Pasen, naar het dwars-door-de-dood-heen-verhaal’.
Wij kunnen de mens Jezus misschien uitbannen uit ons leven,
maar de Geest die in hem was, is niet klein te krijgen.
Die zal altijd weer opstaan.
Die zal ondanks ons toch altijd weer mensen vinden, ook onder ons,
die beseffen dat geven zaliger is dan nemen, dat vergeving sterker is dan wraak,
dat erbarmen het beter doet dan oordelen, dat liefde sterker is dan de dood.
Zulke gelovigen, zulke navolgers geven Christus het gezag dat hem toekomt.
Ze doen dat met geduld en vaak in stilte, ze hoeven geen applaus.
Maar ze zijn er en het zijn er meer dan gedacht die hun knieën niet gebogen hebben
voor de Baäl –ik moest even denken aan het verhaal van de profeet Elia
die de moed dreigde op te geven- en voor al die goden van het groeiende geld.
Velen zijn het er. Ze zijn ook onder ons, goddank.
Dezen zijn het –gelovigen en ongelovigen, jazeker,
die de aarde en zijn bewoners door de Geest Gods bewaren
voor onze kinderen en kleinkinderen.

Zo moge het zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13 februari 2022

Lezing: Mattheüs 20, 1-16
Voorganger: ds Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de evangeliën lezen we verschillende gelijkenissen. De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is denk ik wel de bekendste. Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de heer van de wijngaard.

Waarom vertelde Jezus gelijkenissen? Dat deed Hij omdat Hij mensen wilde laten nadenken. Hij bracht hun denken op gang door ze te provoceren. Hij wilde reacties uitlokken.

Wij moeten het ons niet zo voorstellen dat Jezus een preek hield en mensen daar rustig naar luisterden en na afloop tegen hem zeiden:

“Een mooie preek rabbi!” Wanneer ze zo zouden hebben gereageerd was Jezus’ poging om hen te bereiken mislukt.

Het voorlezen van de gelijkenis van de wijngaard kostte een paar minuten. Maar Jezus deed er misschien wel een uur over om een gelijkenis te vertellen.

Wanneer hij de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan vertelde en hij de dalende weg van Jeruzalem naar Jericho beschreef, dan bleef het niet stil maar dan riep er wel iemand: “Ja, wat loopt die weg stijl naar beneden he? Ik krijg er altijd pijn in mijn knieën van!” En iemand anders kon dan roepen: “En het is er altijd bloedheet!”

En wanneer Jezus dan vertelde dat de priester en de Leviet aan de gewonde man voorbij liepen dan kon iemand roepen: “Oh Jezus je laat altijd zo negatief uit over priesters en Levieten. Heb je hekel aan hen?” En wanneer men hoorde dat uitgerekend een Samaritaan zich over de gewonde man ontfermde kon er iemand roepen: “Als je zoveel van de Samaritanen houdt, waarom ga je dan niet in Samaria wonen?”

Jezus deed zijn verhaal niet in alle rust maar hij werd voortdurend onderbroken. Hij provoceerde. Dat wilde hij ook want alleen zo kreeg Hij de mensen zover dat ze echt gingen nadenken. Alleen zo kon Hij hun vooroordelen doorbreken.

Ik denk dat Jezus de mensen ook vaak aan het lachen bracht. Hij was een diep spiritueel mens. En werkelijk spirituele mensen zijn vaak heel geestig, hebben veel humor.

 

En nu de gelijkenis van de wijngaardenier.

De gelijkenis opent met de zin: “Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. “

Het punt van gelijkenis is dus de landheer, de eigenaar van de wijngaard. Jezus meent dat God op dezelfde wijze handelt als de landheer.

De druiven zijn rijp om geoogst te worden. Volle druiventrossen hangen aan de wijnstokken. De eigenaar van de wijngaard heeft druivenplukkers nodig om de oogst binnen te halen. Daarom gaat hij ’s morgens vroeg naar een plek waar dagloners naartoe gaan in de hoop dat iemand ze zal inhuren.

Ik zei het al Jezus houdt van provoceren. Hij wil dat mensen gaan nadenken. En wij hebben het niet meteen in de gaten maar door God te vergelijken met de eigenaar van een wijngaard provoceert Jezus al. De gewone man had namelijk een hekel aan landheren. Landheren waren stinkend rijk. Zij konden het zich permitteren om er een wijngaard op na te houden. De gewone man moest op zijn kleine lapje grond voedsel verbouwen om te overleven. De gewone man kon zich de luxe van een wijnstok niet permitteren. Een landheer was een grootgrondbezitter die een wijngaard kon aanleggen. Hij was al rijk wanneer hij dat kon en door de opbrengst van de wijngaard werd hij nog rijker dan hij al was.

Dus toen Jezus begon over de eigenaar van een wijngaard riep er al iemand: “Zo’n rijke stinkerd zeker!” Jezus vertelt door. De landheer ging om zes uur en huurde een aantal arbeiders in, om negen uur ging hij weer en om twaalf uur en om drie uur en om vijf uur.”

“Gierigaard!” Schreeuwde er iemand. Hij had gelijk. De landheer wist ’s morgens al dat er een overvloed aan druiven geplukt zouden moeten worden. Hij zal er veel mee verdienen. Maar hij wil het onderste uit de kan. Hij wil zo min mogelijk geld aan arbeidsloon uitgeven. Daarom volgt hij het plukken op de voet. Iedere keer wanneer hij denkt dat de oogst toch niet voor de avond binnengehaald kan worden, haalt hij er weer een paar mannetjes bij.

Hij heeft totaal geen respect voor de dagloners. Wanneer hij om vijf uur voor de laatste keer een ploeg mannen wil inhuren, vraagt hij hen: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Rot kerel!”, roept iemand die naar het verhaal van Jezus staat te luisteren. “Rotkerel!” Inderdaad: een rotvraag. Die dagloners staan al de hele dag te wachten op werk en blijven daar staan omdat ze geld nodig hebben o meen avondmaaltijd voor hun gezin te kunnen kopen. Ze staan daar niet voor lol!

Jezus vertelt door. Om zes uur wordt het donker en krijgen de dagloners hun loon uitbetaald. De arbeiders die pas om vijf uur begonnen zijn worden het eerst naar voren geroepen en krijgen een denarie uitbetaald. Daarop worden de mannen naar voren geroepen die de hele dag in de brandende zon hebben gewerkt. Omdat de arbeiders die maar een uur hebben gewerkt een denarie hebben gekregen verwachten zij veel meer te zullen krijgen. Maar ze ontvangen ook maar een denarie.

De luisteraars rondom Jezus spitsen hun oren: “Hé, waar gaat dit heen? Welke kant gaat Jezus op? “

De arbeiders die zich te kort voelen gedaan beklagen zich bij de eigenaar van de wijngaard: “Dit is niet rechtvaardig!” Maar de eigenaar antwoordt hen: “We hadden toch een denarie afgesproken? Ik wil aan die laatste arbeiders nu eenmaal hetzelfde betalen als jullie. Ik mag toch doen met mijn geld wat ik wil?”

 

Wat wil Jezus duidelijk maken met dit provocerende verhaal Meister Eckehart, een mysticus uit de 14e eeuw zou zeggen: “Jezus wil ons duidelijk maken dat we God niet lief moeten hebben zoals we een koe liefhebben. “We hebben een koe lief, niet om de koe zelf maar om datgene wat de koe ons oplevert: de melk.

Maar zo moeten we God niet liefhebben. We moeten Hem niet liefhebben om datgene wat hij ons schenkt maar om Hem Zelf.

En dat geldt ook voor het werken in de wijngaard. We moeten niet werken in de wijngaard om het loon dat we ervoor krijgen maar om het werken zelf. Het werken in de wijngaard is geen middel maar doel.

Het werken in de wijngaard is het symbool voor het werken in het Koninkrijk van God. En het Koninkrijk van God dat is iedere plaats op deze aarde waar mensen leven zoals God het voor ogen had toen Hij de aarde schiep.

Waar mensen elkaar liefhebben, daar is het Koninkrijk van God.

Waar mensen voor elkaar zorgen, daar is het Koninkrijk van God.

Waar mensen de kwetsbare medemens helpen, daar is het Koninkrijk van God.

En de ervaring leert dat daar waar mensen elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen en de kwetsbare medemens helpen, blijdschap heerst.

Je wordt blij van het werken in de wijngaard. Je hoeft er niet voor te worden beloond. Het werken in de wijngaard is de beloning zelf.

Amen.

Mattheüs 20, 1-16

6 februari 2022

Lezingen: Jesaja 6:1-11  en Lucas 5: 1-11
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de Schriftlezing lazen we dat Jezus predikte aan de oever van het meer van Genesaret en dat de menigte zich zozeer om Hem verdrong dat Hij in het water gedrukt dreigde te worden en hij daarom in de vissersboot van Simon stapte om van daaruit verder te spreken.
Het is niet verwonderlijk dat er zo veel mensen naar Jezus kwamen luisteren want hij moet een zeer boeiend spreker geweest zijn. Hij had een prachtige uitstraling: het licht van God scheen door Hem heen. Door Hem heen zagen de mensen het licht van God en voelden ze de liefde van God.
Daar leefden ze van op want de mensen die naar Hem kwamen luisteren waren arme boeren en vissers. Ze leidden een hard bestaan en ontvingen weinig respect en liefde. Jezus schonk hen het gevoel dat ze er werkelijk toe deden. Hij schonk ze liefde en zelfrespect. Deze mensen leefden in uitzichtloze armoede. Ze hadden weinig hoop op een betere toekomst maar Jezus schenkt ze nieuwe hoop met zijn prediking over het naderende Koninkrijk van God.

Jezus had een prachtige uitstraling, Jezus schonk geloof, hoop en liefde en bovendien sprak hij in prachtige beeldtaal. Wanneer Hij sprak buitelde het ene beeld na het andere over elkaar heen:
Let op de leliën, let op de vogels in de hemel, het Koninkrijk van God is als een parel, als een munt, jullie zijn graankorrels. Jezus vertelde prachtige verhalen: de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, de gelijkenis van de verloren zoon….noem maar op !
En taalkundigen vermoeden dat Jezus niet alleen in beeldtaal sprak maar dat Hij ook op muzikale, poëtische ritmische wijze sprak. Jezus sprak in het Aramees. Zijn woorden zijn ons overgeleverd door de evangelisten in het Grieks maar wanneer je die Griekse woorden weer terugvertaald in het Aramees dan klinkt er een dichterlijke cadans.
Al met al geen wonder dat de menigte zich zo rond Jezus verdrong!

Nadat Jezus opgehouden is met spreken zegt Hij tegen Simon Petrus: “Vaar naar diep water en gooi je netten uit om vis te vangen.”
Simon antwoordde: “Meester de hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.“
En toen ze dat gedaan hadden zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Ze vulden de boten met zoveel vis dat ze dreigden te zinken.

Je kunt dit verhaal op twee manieren lezen. Je kunt het lezen als werkelijk gebeurd zoals het er staat. Je kunt het ook lezen als een beeldverhaal. Tegen u die gelooft dat dit verhaal gebeurd is zoals het er staat zeg ik:
“God is de Schepper van hemel een aarde. “Wanneer hij zo machtig is om het wonder van de schepping te kunnen verrichten dan is hij ook wel bij machte om een kleiner wonder als de wonderbaarlijke visvangst te verrichten.
Zelf lees ik het verhaal als beeldverhaal. Niet omdat ik twijfel aan de macht van God maar omdat ik geloof dat Hij als regel niet werkte door het aan de kant schuiven van natuurwetten maar door die wetten heen. Voor de diepste, geestelijke betekenis van het verhaal maakt het niet uit of je het letter leest of als beeldtaal. Ik hoop dat u dat na mijn uitleg met mij eens kunt zijn.

Om het verhaal te kunnen begrijpen moeten we ons realiseren dat Lucas het in de jaren 70 na de geboorte van Christus geschreven heeft. De kerk had toen een enorme bloeitijd meegemaakt. In korte tijd had het evangelie zich over het hele Romeinse Rijk verspreid.
Simon Petrus heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. In het Pinksterverhaal lezen we dat nadat hij een gloedvol betoog heeft gehouden over het wonder van de uitstorting van de Heilige Geest, er die dag 3000 mensen tot geloof kwamen. Er was nog geen sprake van een geïnstitutionaliseerde kerk. In plaats van te spreken over “kerk” kun je beter spreken over “ beweging “ : de Jezusbeweging, in beweging gebracht door de Heilige Geest. Die beweging was jong en dynamisch en groeide explosief : een grote vreugde om er bij te zijn. Maar in de tijd van Lucas zwakte dat grote enthousiasme van het  begin wat af. Binnen de Jezus beweging deden er zich problemen voor die konden alleen worden opgelost door een betere organisatie. Het werken aan een organisatie is werken met mensen, dat valt niet altijd mee.
Bovendien geloofden de eerste Christenen dat het Koninkrijk van God heel spoedig zou aanbreken maar inmiddels was het veertig jaar geleden dat Jezus ten hemel voer en nog was er geen zicht op het Koninkrijk van God. Kortom: in Lucas’ tijd begon de Jezus beweging wat van zijn oorspronkelijke frisheid en dynamiek te  verliezen.

Deze situatie zien we weerspiegeld in het verhaal van vanmorgen. Het verhaal is eigenlijk een zendingsverhaal. Dat wordt duidelijk aan het eind waarin Jezus tegen Simon Petrus zegt: “Voortaan zul je mensen vangen.“
Jezus zegt tegen Simon Petrus: “Vaar naar diep water en gooi je netten uit om vissen te vangen.” Simon Petrus was degene die op het Pinksterfeest gloedvol sprak waarna 3000 mensen tot geloof kwamen. Hij was dus in het verleden een hele succesvolle visser van mensen geweest!
Maar nu zegt Petrus: “Meester, de hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen!” Hier zien we de situatie van Lucas weerspiegeld : aan de grote groei van de Jezus beweging lijkt een einde gekomen. De inspanning van de gemeente lijkt tot niets te leiden.

“De hele nacht hebben we ons al ingespannen en niets gevangen maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen,” zegt Simon Petrus. En dan herhaalt zich het wonder van Pinksteren : de vangst is onvoorstelbaar groot.

Gemeente, de situatie van de gemeente van Lucas lijkt op de situatie van onze gemeente. We hebben een tijd achter de rug waarin en groot deel van de Nederlandse bevolking zich aangesproken voelde door de boodschap van Jezus. Zondags zaten de kerken vol. Het was niet moeilijk om ambtsdragers te krijgen. Predikanten gaven catechese aan groepen van 25 jongeren. Ieder jaar deden er velen openbare geloofsbelijdenis…… maar sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zien we dat de kerk leegloopt. En we hebben er van alles aan gedaan: jeugddiensten, open deur diensten, nieuwe liederen, nieuwe bijbelvertalingen….net al Simon Petrus hebben we ons de hele nacht ingespannen maar we lijken niets te vangen.

In deze situatie komt het woord van de Heer tot ons: “Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen!” De Heer roept ons op om het hoofd niet te laten hangen. Waarom niet? Omdat we een geweldige mooie boodschap hebben. Zo mooi dat het niet anders kan dan dat deze zal worden herontdekt. Die boodschap is Jezus Zelf en de wijze van menszijn die Hij ons voorleefde:
Het licht van God scheen door Hem heen. Mensen verwarmden zich in dat licht, kregen ruimte en ademden op .

Jezus ging op liefdevolle en ruimte gevende wijze met kinderen om. Jezus ging op liefdevolle en respectvolle wijze met vrouwen om. Jezus ging op liefdevolle wijze om met paria’s uit de samenleving: melaatsen en tollenaars (collaborateurs). Jezus ging op liefdevolle wijze om met zogenaamde vijanden van het volk: Romeinse soldaten en Samaritanen.

Deze Jezus, deze leefwijze is zo aansprekend, zo heilzaam, zo vrolijk makend en hoopvol….het kan niet anders of deze boodschap wordt weer herontdekt, het kan niet anders of Jezus wordt weer herontdekt!
Laten wij niet wanhopen over de toekomst van de kerk in Nederland maar  op bevel van de Heer onze netten uitwerpen in diep water. De vangst zal overvloedig zijn!

Amen.

 

30 januari 2022

Lezingen: Psalm 1     Romeinen 8: 1-17
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Zoals ik al zei aan het begin van de dienst, vanmorgen wil ik met u nadenken over de vraag of de mens in wezen goed of kwaad is. En de beantwoording van deze vraag kent twee uitersten: “De mens is geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed“ aan de ene kant en “De meeste mensen deugen“ aan de andere kant. En het antwoord van Bas Heijne ligt in het midden: “De meeste mensen deugen – soms.”

Wanneer we lezen wat Paulus daarover schrijft in de brief aan de Romeinen dan ben je geneigd om te denken dat Paulus aan de kant staat van het onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Hij schrijft immers: “Wat onze eigen natuur wil brengt de dood.”
Het lijkt alsof Paulus heel negatief denkt over de mens maar in werkelijkheid is dat niet zo. Eigenlijk denkt hij hee positief over de mogelijkheden van de mens.
Hetzelfde geldt voor die woorden uit de Heidelbergse dat de mens onbekwaam zou zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Dat staat er wel maar er staat veel meer. Achter deze woorden staat geen punt zoals velen denken maar een komma! En dan staat er tenzij de mens geboren wordt uit de Heilige Geest en dan is er alles mogelijk, dan kan de mens Christus navolgen.

En zo is het ook bij Paulus. Hij lijkt heel negatief te denken over de mens maar hij zegt : “Wanneer u zich laat leiden door de Geest woont God in u.” En : “Allen die door de Geest van God worden geleid zijn kinderen Gods en kunnen Hem aanroepen als “Abba”, Vader.” Hieruit blijkt dus dat Paulus heel positief denkt over de mogelijkheden van de mens. Dat Paulus in feite positief denkt over de mogelijkheden van de mens raakt echter uit het zicht door zijn uitspreken over de menselijke natuur. Om het lezen van Paulus wat makkelijker te maken zou ik bij wijze van experiment willen voorstellen om daar waar Paulus  over de menselijke natuur spreekt , het woord “natuur“ te vervangen door “ego” En met “ego” bedoel ik de overlevingsdrang waarmee God ons geschapen heeft. We worden ermee geboren. Wanneer we als baby honger hebben gaan we huilen zodat onze moeder zal komen om ons te voeden. Daar hoefden we niet over na te denken daar zorgde ons ego voor. Wanneer we plotseling voor vuur staan dan deinzen we terug. Daar hoeven we niet over na te denken. Daar zorgt ons ego voor. En zo springen we dankzij ons ego ook zonder nadenken opzij wanneer een auto op ons afkomt.
Later in ons leven zorgt ego ervoor dat we overleven door naar school te gaan, een vak te leren zodat we in ons levensonderhoud kunnen voorzien. Ook daar denken we niet zo over na. Ons ego geeft ons dat in.
Ons ego is onze overlevingsdrang. En dat betekent dat wij egocentrisch zijn. We zijn gericht op overleven. Egocentrisch is niet egoïstisch. Egoïstisch is een negatieve kwalificatie. Maar om te leven moet je wel egocentrisch zijn. In het overleven sta je zelf in het middelpunt anders zou je niet overleven. Ons ego is dus een gave van God.
Ons ego helpt ons om te overleven maar wanneer we wat ouder worden, wanneer we de gevaren van onze jeugd overleefd hebben, wanneer we een plaats in de samenleving veroverd hebben, dan kan ego zich een beetje gaan ontspannen. In noodsituaties hebben we ego nog steeds nodig om te overleven maar er zijn steeds meer situaties waarin we ego kunnen loslaten. Steeds vaker hoeven we niet meer egocentrisch te zijn maar kunnen we de ander met hoofdletter en met kleine letter, God en medemens , het centrum van ons leven laten zijn.

Om dit aan te duiden gebruikte Jezus het mooie beeld van de graankorrel. “Wanneer de graankorrel niet in de aarde valt en sterft kan hij geen vrucht voortbrengen.” In de graankorrel zit een kiem. Om de graankorrel zit een hard vlies om de kwetsbare kiem te beschermen. De kiem kan pas ontkiemen wanneer het harde vlies openbarst en ruimte geeft. Dit harde vlies is ons ego. De kiem dat is de mens die wij kunnen zijn. Dat is de mens die roept “Abba”, Vader.

Ik heb nu het idee dat Paulus wanneer hij spreekt over de menselijke natuur hij het heeft over ons ego. Zo schrijft hij in Romeinen 8: 5: “Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest, is gericht op wat de Geest wil.“
Wanneer je leest wat Paulus schrijft over de menselijke natuur, dan lijkt hij een heel negatief mensbeeld te hebben. Maar wanneer je, je realiseert dat hij wanneer hij spreekt over de menselijke natuur, hij het alleen over onze ego heeft, over onze overlevingsdrang, dan begrijp je dat hij het heeft over het harde vlies rond de graankorrel . Hij spreekt niet negatief over de kiem. Die ziet hij juist als uiterst positief. Die kiem dat is het kind van God in ons. Die kiem die uitroept: “Abba“, Vader.!

Wat kunnen wij nu zeggen over het wezen van de mens? Is de mens geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed of deugen de meeste mensen?

Ik denk dat wij in wezen goed zijn. We zijn geschapen door God. Wat uit God’s handen komt is goed. God heeft ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Ons wezen is Gods beeld en gelijkenis te zijn. De kiem in de graankorrel van ons ego is Gods beeld en gelijkenis.
In de loop van ons leven wordt het harde vlies van ons ego zachter en zachter. Dat is het werk van de zon van Gods liefde. Die zon overstraald ons, geeft ons licht en verwarmt ons. Ons ego wordt zachter en dunner en breekt open. De mens die we kunnen zijn wordt geboren. God en medemens en de schepping komen centraal te staan in ons leven.

Op weg naar Damascus  was de Opgestane Heer in een visioen aan Paulus verschenen. Dat was een bekeringservaring voor hem. En dan lijkt het alsof bij Paulus dat harde vlies van zijn ego er toen in één keer openbarstte en van hem af viel en hij in de rest van zijn leven alleen nog God en medemens centraal stelde.
De meeste mensen maken echter niet zo’n plotselinge en totale bekeringservaring mee. Bij de meeste mensen is het dunner worden van het vlies om de graankorrel van het ego  en het openbarsten ervan een proces dat levenslang duurt.
Dat brengt ook een zekere strijd met zich mee. We kunnen de spanning gaan voelen tussen het leven vanuit ons ego en het leven vanuit de kiem van de graankorrel, de mens die wij kunnen zijn. We kunnen worstelen met ons egocentrisme. We kunnen ons schuldig voelen vanwege ons egocentrisme. In Romeinen 7 laat Paulus ons delen in zijn worsteling hiermee. Hij schrijft :  “Ik wil het goede wel maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede laat ik na. Wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik….Wie zal mij ongelukkig mens hieruit redden? “ En dan antwoordt hij: “God zij gedankt door Jezus Christus onze Heer en door de Heilige Geest.“

Wanneer wij bij onszelf opmerken dat we egocentrisch denken en handelen, dan moeten we onszelf dat niet al te zeer kwalijk nemen. God heeft ons geschapen met een ego, met een overlevingsdrang, die ons egocentrisch maakt.

Op het moment dat we ons egocentrisme opmerken vallen we er al niet meer mee samen, hebben we er al afstand van, zijn we al meer kiem dan hard vlies om de graankorrel.

Op het moment dat we ons egocentrisme waarnemen zijn we al op weg te worden wie we ten diepste al zijn: kinderen van God, die roepen: “Abba, Vader.”

Amen.

 

 

16 januari 2022

Lezing: Psalm 2, 1-19   Handelingen 9, 1-22
Voorganger: ds. Dick van der Vaar

De roeping van Saulus

Gemeente van Christus,

Paulus verschijnt op het toneel ongeveer 2 jaar na de dood van Jezus. Dat zal in het jaar 32 of 33 na de geboorte van christus geweest zijn. Hij werd geboren in de havenplaats Tarsus dat in het tegenwoordige Turkije ligt. Als kind verhuisde hij met zijn ouders naar Jeruzalem. Hij liet zich voorstaan op zijn onberispelijke joodse afkomst. Hij schrijft in Fillipenzen 3:“Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam van Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een Farizeeër en heb de gemeente fanatiek vervolgd. Aan wat er in de wet aan gerechtigheid staat voldeed ik volledig.“

Paulus zal onderwijs hebben gevolgd aan een Griekstalige joodse school in Jeruzalem. Hij sprak vloeiend Grieks . Hij had het Eerste Testament in het Grieks gelezen. En was ook geschoold in de retorica: de redenaarskunst.
Paulus was een Farizeeër. De Farizeeën probeerden zich heel nauwkeurig te houden aan de voorschriften van de Joods wet. Vooral ook de reinheidsvoorschriften waren voor hen belangrijk. Zo mochten joden niet aan één tafel eten met niet-joden. Dat zou ze onrein maken.  Israël werd bezet door de Romeinen. Daardoor dreigde het geloof in de God van Israël te verwateren. Omdat te voorkomen benadrukten de Farizeeën het belang van de Joodse wetsvoorschriften. Jezus relativeerde de wet. Hij zei dat de wet er voor de mens was en de mens er niet voor de wet. Daarom hadden de Farizeeën grote moeite met Jezus.

Waarom vervolgde Paulus de christenen ? Dat deed hij omdat zij Iemand vereerden die door de Romeinen als een opstandeling terecht was gesteld. Paulus was bang dat wanneer de Romeinen hier lucht van kregen zij een stafexpeditie zouden kunnen sturen die moordend zou kunnen rondtrekken en Jeruzalem zou kunnen vernietigen. Dat Paulus’ angst niet ongegrond was bleek dertig jaar later. Als vergelding van de Joodse opstand werden de joodse inwoners van Damascus  door romeinse soldaten bijeengedreven in de arena en binnen een uur gedood.
Paulus vervolgde de christenen omdat ze 1. In navolging van Jezus de wet relativeerden. 2. Hij bang was dat de Romeinen de Joden zouden vervolgen omdat een deel van hen Iemand vereerden die als opstandeling gekruisigd werd.

Een derde reden waarom Paulus de christenen vervolgde was dat hij gruwde van het geloof van de christenen dat God Jezus had opgewekt uit de dood en Hij plaats genomen zou hebben aan de rechterhand van God. Als Farizeeër waren de reinheidswetten voor hem van wezenlijk belang. Wanneer hij per ongeluk met een dode in aanraking was gekomen dan moest hij eerst een rituele wassing ondergaan om weer rein te worden. En nu zou God een dode tot leven hebben gewekt en Hem plaats hebben laten nemen aan zijn rechterhand ?“ En niet zo maar een onreine dode, maar een dode die dubbel onrein was  omdat Hij aan het kruis gestorven was? God zou deze onreine dode de woorden hebben toegesproken uit psalm 2: “Jij bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt.” De woorden die werden uitgesproken in de tempel in Jeruzalem wanneer een nieuwe koning zijn troon besteeg.

Voor Paulus voor wie als Farizeeër  het onderscheid tussen rein en onrein van wezenlijk belang was, was dit ondenkbaar. En met de tegenstelling rein en onrein was ook de tegenstelling jood en niet-jood van wezenlijk belang. Jood was rein. Niet- jood onrein. Daarom mocht een jood niet met een niet-jood aan tafel zitten, wat Jezus wel deed.

Om het geloof in de God van Israël veilig te stellen en om een strafexpeditie van de Romeinen te voorkomen, zag Paulus het als zijn plicht om de christenen te vervolgen. Omdat hij gehoord had dat Grieks sprekenden christenen het evangelie verkondigden in de synagoge in Damascus, ging hij er naartoe om ze te arresteren en de joodse gemeente te waarschuwen voor het gevaar van een Romeinse strafexpeditie (die dus dertig jaar later ook plaatsvond.)

Wat er dan gebeurt zet zijn leven op de kop. Hij zit op zijn paard en rijdt richting Damascus. Plotseling wordt hij omstraald door een licht uit de hemel. Hij valt van zijn paard en hoort een stem zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” Hij vroeg: “Wie bent u, Heer?” Het antwoord was: “Ik ben Jezus die jij vervolgt.” Het licht was zo helder dat Paulus drie dagen lang niets ziet. En het gebeuren maakte zo’n indruk op hem dat hij drie dagen niets kan eten en drinken. Dan komt hij weer tot zichzelf. Staat op en begint overal te verkondigen dat Jezus, de gekruisigde, door God opgewekt is uit de dood en plaats heeft genomen aan de rechterhand van God en onderscheid tussen rein en onrein, jood en niet-jood daarmee opgeheven is.

De problematiek van rein en onrein  waar Paulus mee worstelde lijkt wat ver van ons af te staan. Maar de grote ontdekking van Paulus was dat in Christus niet alleen het onderscheid tussen Jood en niet – Jood maar ook allerlei andere menselijke onderscheidingen wegvallen.
In Galaten 3:28 schrijft hij: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.”

Paulus was hiermee zijn tijd ver vooruit. In onze tijd is het voor de lhbtq- gemeenschap nog steeds nodig om op te komen voor hun rechten en om duidelijk te maken dat een geaardheid anders dan de hetero-sexuele evenveel waarde en recht van bestaan heeft als de hetero-sexuele.

En in onze tijd moeten mensen met een andere huidskleur dan de witte nog steeds duidelijk maken dat zij gelijkwaardig zijn aan witte mensen.
Paulus zou zeggen: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, geen heren of slaven, geen mannen of vrouwen, geen hetero’s of homo’s, geen witten of zwarten. We zijn één in Christus.”

Wat bedoelde Paulus met de woorden: “We zijn één in Christus?”  Christus, betekent “Gezalfde” en is de eretitel die aan Jezus gegeven werd. Bij zijn doop brak de hemel open en daalde de Heilige Geest op Jezus neer in de gedaante van een duif. Jezus werd gezalfd met de Heilige Geest. En hij hoorde een Stem uit hemel zeggen: “Jij bent Mijn zoon , in jouw vind ik vreugde.” Deze woorden drongen diep door in Jezus hart en ziel en lichaam. Hij voelde zich intens bemind door God.  En omdat hij zich zo door God geliefd voelde, omdat hij Zich Zoon van God voelde, voelde Hij dat zijn medemensen zijn broeders en zusters waren en voelde Hij een grote liefde voor hen.

Wanneer wij tot onze laten doordringen dat God ook tegen ons die woorden sprak die hij tot Jezus sprak: “Jij bent mijn kind. In jou vind ik vreugde.” Dan kunnen ook wij ons ten diepste bemind voelen door God. En dan zien wij ook dat onze medemensen onze broeders en zusters zijn en al die menselijke onderscheidingen Jood/Griek, heer/slaaf , man/vrouw, homo/hetero, wit/zwart wegvallen en we allen één in Christus zijn.

Een aanschouwelijk beeld van die eenheid kan het beeld zijn van de oceaan en zijn golven. God is de oceaan. De mensen zijn de golven. Zoals de golven deel zijn van de oceaan zo zijn wij mensen deel van God. Zoals de golven doordrongen zijn van het water van de oceaan. Zo zijn wij doordrongen van God. Zoals de golven worden gedragen door de oceaan . Zo wordt ons bestaan gedragen door God. De golven bestaan niet los van de oceaan en niet los van elkaar. Witte golven, zwarte golven, mannelijke golven, vrouwelijke golven, hetero golven, homo golven ze worden allemaal gedragen door dezelfde oceaan, ze zijn allemaal gemaakt van hetzelfde water, ze zijn allemaal één met de oceaan en met elkaar.

Amen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9 januari 2022

Lezingen: Jesaja 42 en Titus 3
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Paulus schrijft in zijn brief aan Titus:
“Herinner allen eraan dat ze overheid en gezag moeten erkennen en gehoorzaam moeten zijn…” Titus 3: 1

Door mensen die studie hebben gemaakt van het N.T en de cultuur waarin de brieven van Paulus geschreven werden, wordt gediscussieerd over de vraag waarom Paulus oproept tot gehoorzaamheid aan de overheid. Waarschijnlijk is het zo dat die eerste christenen na verloop van tijd wat zweverig begonnen te worden. Ze waren zo vol van het evangelie en van de hoop op de spoedige komst van het Koninkrijk van God en zo vol van de Heilige Geest, dat ze weg zweefden uit het aardse leven.

Wanneer het Rijk van God ieder moment kan aanbreken dan is een overheid niet meer nodig. En wanneer je je helemaal laat leiden door de Heilige Geest hoef je wetten niet meer te gehoorzamen. Door op te roepen tot gehoorzaamheid aan de overheid grijpt Paulus de wegzwevende mensen bij de enkels en zet hij ze weer met beide benen op de grond. Het gaat in het evangelie niet om het leven in de hemel of om het leven in rijk van God dat na de geschiedenis zou aanbreken. Het gaat in het evangelie om het leven op aarde. Hier en nu wil het worden geleefd. Jezus wees ons de weg op aarde. Wij worden geroepen Hem na te volgen. Wij worden geroepen in zijn voetstappen te lopen. En die voetstappen zette Hij op aarde.

De oproep van Paulus om de overheid te gehoorzamen heeft in de kerkgeschiedenis telkens opnieuw aanleiding gegeven tot de vraag hoever die gehoorzaamheid gaat. Het antwoord was dikwijls: “Je moet de overheid gehoorzamen maar je moet God meer gehoorzamen dan de overheid. Wanneer de overheid iets van je vraagt dat tegen de wil van God ingaat dan mag je dat weigeren.”
Een voorbeeld daarvan in de recente geschiedenis waar uzelf wellicht nog wel ervaring mee hebt opgedaan is de militaire dienstplicht. Op grond van gewetensbezwaren weigerden jonge mannen de dienst in te gaan. En gelukkig had onze overheid daar begrip voor. Paulus riep waarschijnlijk ook op tot gehoorzaamheid aan de overheid omdat hij de overheid zag als een institutie die door God Zelf was ingesteld. Zonder overheid die een maatschappelijke orde aanbrengt en deze bewaakt en opkomt voor het algemeen belang en recht en gerechtigheid, zou de samenleving een chaos worden. Dit kunnen wij in onze tijd nog meevoelen.

Nog niet eerder heb ik als predikant gesproken over dit onderwerp. Het leek niet nodig. Maar nu leven we in een tijd waarin gehoorzaamheid aan de overheid niet meer vanzelfsprekend is. Ondanks een vuurwerkverbod steken mensen toch massaal vuurwerk af. Ondanks een demonstratieverbod gaan mensen toch demonstreren. In sommige delen van de samenleving heerst er zelfs wantrouwen tegenover de overheid. Waar komt dat wantrouwen vandaan? Het beleid dat de overheid voerde en voert rond de afhandeling van de schadeclaims in Groningen. De onrechtvaardige behandeling van slachtoffers van de toeslagenaffaire. De wijze waarop de overheid de boeren regels oplegt om de stikstof uitstoot te beperken. Deze zaken worden genoemd als verklaring van het wantrouwen tegenover de overheid. En hierbij kunnen we meen ik ook denken aan de armoede waarin vele mensen in achterstandswijken moeten leven. Het wantrouwen en het gevoel achtergesteld te worden en onrechtvaardig behandeld te worden, dikwijls terecht, soms onterecht, roept grote boosheid op. Boosheid die we telkens terugzien in de journaals waar mensen hun woede uiten in demonstraties.

Het is denk ik niet toevallig dat Paulus in zijn brief aan Titus de oproep tot gehoorzaamheid aan de overheid direct laat volgen door een oproep vredelievend en vriendelijk te zijn:“Herinner allen eraan dat ze overheid en gezag moeten erkennen en gehoorzaam moeten zijn, bereid om altijd het goede te doen, dat ze van niemand mogen kwaadspreken, vredelievend en vriendelijk moeten zijn en zich tegenover iedereen zachtmoedig moeten gedragen.”
Begrijpt u mij goed. Mijn preek is geen pleidooi om mensen die onrecht wordt aangedaan de mond te snoeren. Wanneer je onrecht wordt aangedaan dan is je kwaadheid een rechtvaardige kwaadheid die er mag zijn, die geuit mag worden, die geuit moet worden en waarop gereageerd moet worden door herstel van recht.
Mijn preek komt voort uit bezorgdheid. Al jarenlang beïnvloedt de boosheid van de Amerikaanse Republikeinen o.l.v. Donald Trump ook onze samenleving. De boosheid die in de V.S. het leven beheerst dringt ook door in onze samenleving. In Amerika werd de strijd tussen Republikeinen en Democraten eerst vooral in de politiek gevoerd maar deze week las ik in Trouw dat de strijd zich nu verplaatst naar de scholen. Republikeinse ouders willen niet meer dat leraren zich uitspreken tegen racisme. Daarom proberen ze Republikeinse schoolbesturen te vormen die vervolgens de leraren hun wil kunnen opleggen. Zo ontstaat er steeds meer boosheid en twist. In Nederland moeten we het niet zover laten komen. We moeten onszelf niet in de greep van dit soort boosheid laten komen. Boosheid die gemakkelijk de kop opsteekt wanneer we spreken over wel of niet vaccineren, wel of geen lock-down, wel of geen corona pas, wel of geen maatregelen tegen klimaatopwarming, wel of geen verhoging van uitkeringen of het minimumloon.

In dit verband zijn de woorden van Paulus actueel voor ons:
“Herinner allen eraan dat ze van niemand kwaad mogen spreken, vredelievend en vriendelijk moeten zijn en zich tegenover iedereen zachtmoedig moeten gedragen.”

Op deze zondag lezen we jaarlijks het verhaal over de doop van Jezus. Nadat Jezus ondergedompeld was in het water van de Jordaan en weer uit het water oprees, klonk een Stem uit de hemel: “Deze is Mijn Zoon, Mijn geliefde.”  Jezus werd ons door God aangewezen als lichtend voorbeeld. In Jesaja 42 wordt duidelijk gemaakt hoe Hij een lichtend voorbeeld is. God zegt daar:
“Hier is mijn dienaar, hem zal Ik steunen,
Hij is mijn uitverkorene, in hem vind Ik vreugde
Ik heb hem met mijn Geest vervuld.
Hij zal alle volken het recht doen kennen.
Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet,
Hij roept niet luidkeels in het openbaar;
Het geknakte riet breekt hij niet af,
De kwijnende vlam zal hij niet doven.
Het recht zal hij zuiver doen kennen.
Ongebroken en vol vuur
Zal hij het recht op aarde vestigen
De eilanden zien naar zijn onderricht uit.”

Het is met deze inhoud dat Jezus als lichtend voorbeeld voor de mensheid wordt gesteld. Hij rijst op boven de wereld als het standbeeld van Jezus boven Rio de Janeiro. Wanneer mensen spreken over politiek dan zouden ze voortdurend het beeld van Jezus voor ogen moeten houden. Zijn zachtmoedigheid, Zijn vriendelijkheid: “Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar.. “Maar hoe vriendelijk en zachtmoedig ook: “Het recht zal hij zuiver doen kennen. Ongebroken en vol vuur zal hij recht op aarde vestigen.” “Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene in hem vind ik vreugde. Ik heb hem met mijn Geest vervuld. Alle volken zal hij het recht doen kennen. “

We zouden een beeld van Jezus moeten bouwen dat zo groot is dat het in heel Nederland te zien zou zijn. En wanneer we dan spreken over onderwerpen die de gemoederen gemakkelijk kunnen verhitten, dan kunnen we naar het beeld kijken en even kalmeren.

Oprechte boosheid en woede is menselijk en niet erg. Het mag er zijn. Boosheid en zachtmoedigheid sluiten elkaar niet uit. Maar laten we er voor waken dat we een samenleving creëren die vergiftigd wordt door boosheid zoals dat in de V.S. het geval is.

Moge het lichtend voorbeeld van Jezus ons hierbij helpen!

Amen.

 

 

2 januari 2022

Overdenking                   02-01-2022                     Oosterkerk

Lezing: Jesaja 60, 1-6     Mattheüs 2, 1-12
Voorganger: mevr. Rieke van Dijk-Veenstra

Lieve mensen van God, gemeente van Jezus Christus,

Een nieuw jaar ligt voor ons.
Hoe zal het worden?
Welke weg zullen we gaan?
Kunnen we zelf kiezen hoe we dit jaar gaan invullen?
Voor een groot deel niet.
Wij zitten hier in een praktisch lege kerk en kunnen elkaar vanmorgen hier niet ontmoeten om elkaar een Goed Nieuwjaar toe te wensen.
We weten nu maar al te goed dat er soms niet veel te kiezen valt.
Veel dingen overkomen je, daar heb je geen zeggenschap over.
Maar toch………..binnen dat wat je overkomt, kun je nog heel wat kiezen en sturen.

Dat leert ons het verhaal van Matteüs vandaag.
Over de drie koningen, de Godzoekers.
Wat voor mensen zijn het?
We weten niet zoveel van deze magiërs.
Maar in hun kostbare geschenken – goud, wierook en mirre – proef je de Koninklijke status.
Anders zouden ze in Jeruzalem ook niet zomaar het hof van Herodus binnen hebben kunnen lopen.
En de woorden van Jesaja en Psalm 72 klinken er in door.
De volken zullen optrekken naar Jeruzalem en hun geschenken brengen aan de zoon van David.
Het is dus allerminst vreemd om deze magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan te treffen.
Maar we weten niet echt veel van ze.
Waar ze vandaan komen……..
Met hoeveel ze waren en hoe ze werkelijk heten……..
Zijn het koningen?
Dat zegt Matteüs in elk geval niet.
Magiërs is het woord dat hij gebruikt.
Magiërs, wetenschappers, die de sterren bestuderen.
Zelf noem ik ze het liefst de drie wijzen uit het Oosten.
Zoals de oude Statenvertaling het vertaalt.
Wijsheid is altijd een houding van openheid.
Wijsheid groeit waar mensen door een nieuwe ervaring onrustig worden en op zoek gaan naar antwoorden.
Matteüs voert deze drie wijzen op als de eerste Godzoekers,
de eerste zoekers naar de Godsgezant.
Met het goud dat verwijst naar Jezus als koning,
Met wierook dat wijst op zijn goddelijke afkomst.
En de mirre, de zalving, wijst vooruit naar zijn dood en begrafenis.
Het leven van het kind van Bethlehem – zijn oorsprong en zijn bestemming.
Deze wijzen uit het oosten: het zijn vreemdelingen,
mensen van buitenaf, maar toch….
Ver staan ze niet van ons af.
Zij zijn mensen als wij, op zoek naar houvast, richting, naar oriëntatie.
Misschien wel op zoek naar nieuwe wegen.
Doet het niet denken aan onze eigen levensreis?
Wanneer je een nieuw jaar ingaat, sta je daar extra bij stil.
Wat laat ik achter me……
Waar zal de weg me dit jaar brengen?…..
Welke kant moet het op…..  met mijn leven?
Hoe moet het verder met die verwarrende wereld waarin wij leven?
Met corona, onzekerheid, groepen die tegen elkaar opstaan.
Wat of wie wijst ons de weg vandaag in alles wat op ons af komt?
En natuurlijk zul je ook in 2022 twijfelen, moedeloos worden, omwegen maken en vergissingen.
Dat is nu eenmaal zo.
Maar misschien zijn dat juist wel nieuwe kansen voor nieuwe vragen en nieuwe wegen.
Kijk naar de drie wijzen.
Zeker zullen ze onderweg gedacht hebben: wat zijn we aan het doen?
Vanwege een nieuwe ster alles achter je laten en je leven op het spel zetten,
een zoektocht vol gevaren en ongewisse resultaten.
Maar ze gingen door.
En ze hebben werkelijk een vermoeden waar ze het zoeken moeten.
Want ze hebben een ster gezien.
Een koningsster.
En zij hebben de moed om hun wereld van wetenschap en denken achter zich te laten.
Mét, ik zei het al, een vermoeden van een heel ander leven.
Misschien het vermoeden van een God, een macht, die groter, anders is dan het lot.
En zo verbindt Matteüs dit verhaal aan het verhaal van Jesaja: die grote droom van heil en zegen.
De profeet Jesaja spreekt over het stralende licht dat gaat schijnen over de donkerheid van de aarde.
Hij vertelt ons van vreemdelingen die zich laten leiden door dat licht.
En juist daarom is het zo goed vandaag met deze wijzen mee op weg te gaan.
Als je grenzen overgaat en het onbekende wilt ingaan, moet je openstaan en leren loslaten….
En weer proberen verder te gaan.
En dat is soms best moeilijk.
Ik ben me er van bewust dat dit soms jaren kan duren….
Bijvoorbeeld als je een geliefde hebt verloren, of een relatie is verbroken, als je je baan kwijt bent.
Zo kan er veel zijn op onze levensreis, waaruit we moeten opbreken en onze weg moeten zoeken.
En dan kan het zo maar gebeuren dat je de verkeerde kant op gaat.
Immers, we horen dat de wijzen in plaats van in Bethlehem in Jeruzalem aankomen.
Het scheelt maar een paar kilometers, maar het scheelt intussen wel een hele wereld.
Want in Jeruzalem heerst die andere koning: Herodes.
En het lijkt me belangrijk te horen dat ze daar eerst aankomen.
Je kunt daar kennelijk niet om heen.
Op je zoektocht bots je daar altijd een keer tegen aan.
Herodes, we kennen hem in wezen zo goed.
Herodes, bijgenaamd de Grote.
De geschiedenisboekjes vertellen het ons: hij was de man die uit angst voor concurrentie bijna zijn hele familie liet ombrengen.
En we weten dat Matteüs straks vertelt hoe hij alle kinderen tot twee jaar laat vermoorden.
Deze Herodes schrikt nergens voor terug.
Bij dit alles speelt angst een grote rol.
Bang als hij is dat zijn positie op het spel staat.
Bang dat een ander hem zal overvleugelen.
Is hij goed beschouwd ook niet het bange mensje dat we zelf vaak zijn?
Misschien herkennen we wel iets van ons zelf in Herodes.
Bang vooral dat je zelf te kort komt.
Hoe vaak laten we ons niet leiden door dat soort angst?
Angst voor de ander. De ander als concurrent.
Angst voor de radicalisering in de maatschappij.
Angst voor het toenemende geweld in de wereld.
Angst voor alle vluchtelingen die ons land binnen komen.
De wereld stond niet en staat niet te wachten op de naam van Jezus, op zijn boodschap van Heil en vrede.
Nou ja, de wereld voor zover die wordt vertegenwoordigd door mensen als Herodes.
De wereld van de machthebbers en de wereld van het grote geld, de mensen die zo graag de baas willen spelen.
Het is wel duidelijk, hier moeten de magiërs niet zijn.
We horen hoe de Schriften er aan te pas moet komen om de weg verder te wijzen.
Want Herodes, geschrokken als hij is, roept alle hogepriesters en schriftgeleerden bij elkaar.
En deze vertegenwoordigers van het geloof kunnen precies vertellen welke kant de wijzen op moeten gaan.
Maar zelf blijven ze zitten.
Zelf komen ze niet in beweging.
Ze gaan niet mee naar Bethlehem.
Het kan dus zomaar gebeuren dat je de tekens niet verstaat en niet op weg gaat.
En de wijzen?
Ze staan weer buiten in de nacht.
Maar dan komt het verrassende: ineens zien ze weer die ster.
Ik vind dat prachtig zoals dat verteld wordt.
Het staat er heel nuchter: toen ze de koning hadden aangehoord, gingen ze weer op weg…
Maar waar naartoe nu eigenlijk?
Soms weet je als mens helemaal niet meer wat je moet geloven en welke kant het op moet.
Maar dan is er opeens weer die ster.
Want zo staat het er:
De ster die ze hadden gezien, ging voor hen uit, tot boven de plek waar het kind was.
Hun zoeken, het is niet voor niets.
Heel hun zoektocht, uiteindelijk leidt die ergens toe.
Naar dat kind.
Het kind, dat later het “Licht van de wereld’ genoemd zal worden.
Het zijn niet alleen de grootmachten die het voor het zeggen hebben.
Naast Herodes, maar meer nog tegenover hem, wordt verteld van een ander koningschap.
Want daar draait natuurlijk het hele verhaal om, dat we daar uitkomen:
Bij die andere koning, niet bijgenaamd de Grote, maar het kleine kind.
Een koning zo klein en weerloos als een kind.
Maar dat maakt hem straks wel slachtoffer te midden van de slachtoffers.
Al snel, straks, een vluchtelingenkind.
En uiteindelijk een uitgerangeerde, een Gekruisigde.
Messias wordt hij genoemd: God redt.
Er is een God die naar ons omziet, de stille kracht van de kwetsbare liefde,
de macht van de menselijkheid.
Dát licht is de wijzen opgegaan.
Zij gaan door de knieën en aanbidden dit kind.
Aanbidden betekent dat ze iets zien van Gods aanwezigheid in die ster en in dit kind.
En we horen, heel mooi, dat ze langs een andere weg naar huis terug keren,
Een andere weg, om Herodes heen…
Een weg, hoe moeilijk ook, kennelijk ook voor ons mensen toch begaanbaar is.
Wat er anders is geworden in hun leven?
We horen er verder niets van, want de wijzen verdwijnen voorgoed uit beeld.
Maar er is hun- dat is zeker- in elk geval een licht opgegaan.

Durven ook wij zo op reis te gaan, op zoek naar dat licht?
Als een bron van kracht en moed en geloof.
Wetend dat God met je zal zijn op de weg die je gaat.
Ook al snap je niets van de diepe dalen die er soms zijn, van je dwalen, je verdriet of twijfel……..
Wat kunnen mensen om je heen dan belangrijk zijn.
Mensen, die je moed geven, die je bijstaan, die je troosten, die je een por in de rug geven,
eten en drinken onderweg en je geestelijk begeleiden.
Een nieuw jaar ligt voor ons.
Een heel jaar om op weg te gaan, samen als gemeente.
Gelovend in dat licht.
Dat ons is gegeven met de eerste dag toen God riep: Er zij licht.
Een God-Stem die tegen duisternis, verdriet en dood in
‘Licht’ roept, levenslicht, overlevingslicht.
Waarvan we straks ook zullen zingen (Lied 500)

Uit uw verborgenheid,
voorbij aan onze grenzen
straalt lichte eeuwigheid
als daglicht voor de mensen

 

Dat we in dat licht mogen blijven geloven.
Ons er door laten inspireren.
Juist in deze tijd van corona.
Een nieuwe toekomst tegemoet.
Maar wel samen, elkaar tot steun,
een luisterend oor, een arm om je heen.
Elkaar tot bondgenoot.
Op een weg naar leven met uitzicht.
En daarbij wens ik ons allen Gods heil en zegen toe.
Amen.

 

 

 

19 december 2021

Lezingen: Psalm 8    Lucas 1, 39-46a
Voorganger: ds. J. Katerberg, Borger

Lieve mensen van God,

Het is crisistijd, dat zal u niet ontgaan zijn.
Er is de coronapandemie natuurlijk. Maar ook de vluchtelingencrisis.
En dan nog de enorme klimaatcrisis die schier onoplosbaar lijkt.
Grote onvrede ook over de groeiende kloof tussen rijk en arm.
Want in de eerste plaats zullen de toch al armsten in deze wereld
de dupe worden van deze crises en vervolgens wij allemaal.
Er wordt op allerlei niveau topoverleg gevoerd,
maar het cynisme voert bij velen de boventoon.
Ieder blijft toch vechten voor zijn eigen kleine en grote belang,
en hoe de wereld er over honderd jaar uitziet zal ze een zorg zijn,
de machthebbers in deze wereld, zo wordt er veel gedacht.
Misschien is dat wel waar en moeten we de aanpak van deze crises
niet langer alleen maar overlaten aan de vertegenwoordigers
van de geld- en groei-economie, maar in eigen hand nemen. Hoe?
Nee, ja natuurlijk óók door de goede producten te kopen,
en niet altijd alleen maar de goedkoopste, als dat financieel kan natuurlijk
en door ook anderszins mee te doen met allerlei duurzame initiatieven
en de verspilling van energie tegen te gaan, bijvoorbeeld.
Maar vanmorgen zitten we in de kerk of beleven de dienst thuis mee,
en vragen we ons af of ook onze kerkgang zelf, ons zingen en ons bidden dus,
heel ons geloven, wellicht óók iets bijdraagt in de richting van een oplossing
van de verschillende crises. Huh, hoor ik al iemand denken: moet dat dan?
Ik ben juist blij dat ik één dag in de week, één uurtje, eens even níet
om de oren wordt geslagen met al die problemen…..
Dat valt te begrijpen, maar we kunnen en willen niet om Maria heen.
Maria, een meisje, een vrouw die zwanger is in crisistijd.
En het zou wel eens zo kunnen zijn dat haar lied, haar lofzang
van alles te maken heeft met de crisis waarin ook ónze wereld zich bevindt.

Maria is als mens in elk geval grote verlegenheid, kun je wel zeggen:
veertien jaar misschien, te jong want zwanger en geen man.
Dat was in die tijd letterlijk levensgevaarlijk, zoals nog steeds trouwens
in veel landen van het Midden-Oosten.
Waar zal haar grote geheim, dat haar haast nog té groot is, veilig zijn?
Dat is de ene kant van Maria, haar crisiskant. Ze is zó kwetsbaar.
Maar er is ook een andere kant in haar: van een ontluikend groot geluk.
Met wie zal ze het kunnen delen, dat grote geluk van binnen?
Wie zal haar begrijpen en niet veroordelen?
Met grote haast gaat ze op weg naar haar nicht Elizabeth.
Over haar gingen er ook vreemde praatjes rond: te oud en toch zwanger.
Als daarom bij iemand Maria’s geheim veilig is, dan zeker toch bij háár.
Beiden stonden ze er niet bepaald goed op, zeg maar.
En alleen blijven met angst of verdriet is niet goed voor een mens.
Alleen blijven met je blijdschap, hoe groot ook, dat gaat ook haast niet.
Het moet eruit, alle angst; het wil gedeeld, alle geluk van de wereld.
En met wie zou ook dat beter kunnen dan met Elizabeth?

De grote haast van Maria is een eerste aanwijzing voor wat ook ons te doen staat:
ook wij zijn immers in crisis en ook wij verwachten iets heel geweldigs, net als Maria.
Ja, ook voor ons lijkt het noodzakelijk om in de benen te komen.
Om niet te blijven steken in het cynisme van het-wordt-toch-nooit-wat
met een radicale aanpak van de crisis, of in het onverschillige van
het-zal-mijn-tijd-wel-duren en ze-zoeken-het-maar-uit.
Dat doe je niet als je in blijde verwachting bent, onverschillig of cynisch zijn.
Nee, je komt haastig in de benen om elkaar op te zoeken.
Om de angst te delen, maar vooral om de grote blijdschap te delen,
om wat komen gaat: de komst van een heel ander bestel.
En dat doe je het liefst elke zondag opnieuw, want er is weinig tijd.
En je roept met Maria: geloof met me mee asjeblieft!

Op het moment dat Maria en Elizabeth elkaar ontmoeten
is de angst verdwenen en de gezamenlijke, grote blijdschap overheerst.
O zeker, de angst om de roddels, om het gevaar ook,
ze hebben het ongetwijfeld met elkaar gedeeld, maar we lezen er niets over.
Een diepe vreugde wordt zichtbaar in dit kostbaar samenzijn.
Een vreugde die eruit komt in een prachtig lied van Maria.
Het doet haar zingen en van de toekomst dromen.
Nee, haar lied is geen voorspelling van wat gebeuren gaat.
Het is ingegeven door de omstandigheden,
door de grote crisis waar Maria zich middenin bevindt:
haar land is bezet door vreemde overheersers en in Galilea,
haar landstreek, is het buitengewoon roerig door opstanden en aanslagen.
Je bent je leven niet zeker.
Het verschil tussen arm en rijk is erg groot en het recht is ver te zoeken.
De sterkste krijgt wat hij wil.
En dát ziet Maria allemaal gaan veranderen:
de messias die komt zal koning zijn en Israël komen redden.
Hij zal armen en geringen oprichten en heersers een toontje lager doen zingen.
Hongerigen zullen overladen worden en rijken staan met lege handen.
Maria gelooft mét de komst van haar kindje in een andere, betere wereld.

Haar lied lijkt een bijna overmoedig visioen.
Zingend stijgt Maria boven zichzelf uit en boven de realiteit van elke dag.
En misschien stijgt ze zelfs uit boven Jezus,
want een sociaal-politieke messias blijkt Jezus toch niet te zijn, later.
De Romeinen heeft hij niet weggejaagd,
de verhoudingen tussen arm en rijk heeft hij niet veel anders gemaakt
en machtigen als Herodes en Pilatus bleven gewoon zitten waar ze zaten,
laat staan de keizer in Rome.
Hij zou het allemaal wel hebben gewild, denk ik, jazeker,
maar zijn enige wapen was de liefde, en het kost nu eenmaal
erg veel tijd om daarmee machthebbers wat te doen opschuiven.
Tijd, die hem niet werd gegund.
Het lied van Maria is dus niet achteraf op Jezus toegeschreven,
zodat het een beetje zou passen, en daarom is het des te echter.
Dit was immers wat men verwachtte, reeds in de Oud-Testamentische tijd:
een aardse messias die als een zoon van David, koning te Jeruzalem zou worden.
Zelfs de engel Gabriël die Maria de blijde boodschap kwam brengen,
had gesproken over de troon van David.
Je zou bijna zeggen: zelfs Gabriël heeft het over een andere messias
dan de messias die Jezus tenslotte is geworden….
Had die engel wel de goede boodschap meegekregen vanuit de hemel?
Of kwam Gabriël misschien meer uit het Oude Testament, dan uit de hemel?

Er is door de latere volgelingen van Jezus in dat Oude Testament
gezocht naar aanknopingspunten voor een mens, een messias als Jezus.
Men kwam vaak uit bij de profeet Jesaja, bij teksten als van de lijdende knecht
van wie gezegd werd dat hij onopvallend van uiterlijk was,
door de mensen gemeden, een man die het lijden kende,
die onze ziekten droeg en ons lijden op zich nam.
Maar een tekst die weinig met Jezus in verband is gebracht is die van psalm 8.
En goed beschouwd is die toch heel erg de moeite waard.
Speciaal vers 3 waarin staat dat God zich met de stemmen
van kinderen en zuigelingen een macht op bouwt tegen zijn vijanden.
Om hun wraak en verzet te breken. Kinderen die machtigen doen smelten?
Kinderen die de eindeloze keten van wraak verbreken en vrede brengen?
Maar hoe dan?
Een tijdje geleden las ik in de krant het verhaal van rabbijn Soetendorp.
En ik begreep ineens wat psalm 8 bedoelde en waarom die psalmregel
alles te maken heeft met dat kindje in de kribbe.
Avraham Soetendorp lag als baby’tje van drie maanden rustig te slapen
toen Nederlandse politiemannen met een Gestapo-officier binnenvielen.
Het was de laatste razzia tegen Joden in Amsterdam en zijn ouders
hadden hun koffers al gepakt om weggevoerd te worden.
Dan buigt de Gestapo-man zich over de wieg van de kleine Avraham
en zegt: ‘Schade, dass er ein Jude ist.’ Hij kijkt de ouders aan en vervolgt:
‘Wir kommen Morgen zurück’. Waardoor ze precies de tijd kregen die nodig was
om onder te duiken. Het zo kwetsbare baby’tje had de harde officier doen smelten.
Het gezin overleefde de oorlog, ondergedoken bij vrome Katholieken in Velp.
Dát is nu precies de macht van de God die wij aanbidden.
Met het meest kwetsbare dat we als mensheid bezitten, onze kwetsbare kleintjes, maar ook met onze kwetsbare oudjes, overwint hij het geweld.
Ik denk aan wat corona doet: economische belangen moeten wijken
voor de zorg om kwetsbare ouderen!
De menselijke kwetsbaarheid stelt grenzen aan het geweld.
Precies dat is het wat ook Jezus doet: liefde wekken en kwetsbaar zijn.
Weerloze overmacht, noemde iemand het. Weerloosheid die overmachtig blijkt.
Waartegen zelfs de dood niet bestand is, zie Pasen.

Nee, messias Jezus heeft het ons vanaf het begin al niet gemakkelijk gemaakt.
Hij kwam niet onze problemen oplossen: niet dat van oorlog en armoede,
niet van wat voor crisis dan ook. Hij kwam ons alleen de middelen leren,
beter gezegd: hét middel, het enige, waarmee deze wereld
werkelijk kan veranderen: liefde. Mededogen, ontferming, vergeving.
Allemaal woorden die rond dat centrale woord ‘liefde’ cirkelen.
Een messias zoals de Joden verwachten, was een stuk gemakkelijker geweest.
Die zou zich niet schamen voor de harde hand
en desnoods met het nodige geweld zijn volk hebben bevrijd.
Maar Jezus niet. Bij hem heiligt het doel nooit de middelen.

Maria ziet haar eigen wereld dus compleet veranderen.
Maar zou ze het hebben kunnen begrijpen, later,
dat haar zoon die heel andere weg is gegaan, de weg van de liefde?
Zou zij het hebben kunnen verdragen, dat hij zoveel pijn moest lijden?
Of zou ze helemaal verslagen bij zijn kruis hebben gestaan en gedacht:
lieve, lieve, Jezus, wat hebben ze jou aangedaan, maar wat was je naïef.
Jij die dacht met alle liefde machtigen in beweging te kunnen krijgen.
Met je zo uiterst kwetsbare liefde.

Maar wie niet durft dromen en zingen als Maria, van een andere wereld,
uit angst om niet teleurgesteld of cynisch te worden,
zal tenslotte door de feiten worden ingehaald en overspoeld.
Hij heeft helemaal niets meer in handen en is compleet onmachtig.
Alleen wie in de benen komen om samen te zingen overwinnen de angst,
de angst voor welke ondergang dan ook, de angst voor de pijn ook
die het kost om deze aarde weer op orde te brengen, op de orde van God.
En daarover gaat het toch in de tijd van advent: dat we ons voorbereiden
op een nieuwe wereld, op de komst van Gods Koninkrijk.
Er zal daartoe het nodige moeten worden losgelaten,
er zullen nogal wat zekerheden de deur uitmoeten, dat staat vast.
Maar waar gezongen wordt valt er veel van je af, gelukkig maar.
Ja, als er ooit een tijd is dat er gezongen moet worden,
dan is die tijd nu wel helemaal aangebroken, als u het mij vraagt.
Juist nu het niet kan, met z’n allen.
Het is vijf voor twaalf en de lampjes van de hoop zijn bijna uit,
ondanks alle kouwe kerstglitter die ons straks weer aanstaart.
Maria’ s zingen maakt ons bewust van een enorme taak op onze schouders:
de liturgie volbrengen, telkens weer opnieuw.
Liturgie betekent letterlijk: werk van het volk.
En precies dat is het wat we hier zondag aan zondag volhouden:
het lied als een werk, een noodzakelijk werk, een heilige opdracht.
Nee, daar moet je niet cynisch over doen en nuchter gaan roepen:
ach, denk je nu echt dat dát wat uitmaakt in deze wereld,
of er een paar mensen op zondagmorgen met elkaar
een paar vrome liedjes staan te zingen?
Dan ben je zelfs in de kerk al gegrepen door de machteloosheid
en kun je misschien maar beter wat anders gaan doen op zondagmorgen.
Natuurlijk, het is zingen tegen de klippen op,
ook tegen de klippen in onszelf op, de klippen van het wordt toch niks,
en van doe asjeblieft niet zo moeilijk, man.
Het is hard werken, zingen en het zingen volhouden.
Maar het maakt ons sterk als Maria en bereid om ruimte te maken
voor een toekomst waarin de geldgod van zijn troon is,
en waarin de mishandelde natuur weer schepping wordt, gave van God.
En om daar met nieuwe moed daadwerkelijk wat aan te doen,
als een moeder die zich voorbereidt op de komst van haar kind.
Een kind dat met zijn kwetsbare liefde liefde zal wekken
en zo op een dag de weerstand zal breken van Gods vijanden..
Zullen we dan toch maar met Maria mee geloven in dit kind?
Want zijn kwetsbare liefde staat als een baken van hoop recht overeind
in een wereld die meer en meer van God los lijkt te raken.

Over de macht van het kwetsbare schreef Okke Jager een mooi en aangrijpend gedichtje. Daarmee wil ik graag besluiten.
Het heet: Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Verraadt ons aller angst zich niet
in wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Zo moge het zijn

 

 

5 december 2021

Lezing: Lucas 1, 26-38
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

De aankondiging van Jezus’ geboorte.

Gemeente van Christus,

In onze Protestantse kerken hebben wij in het verleden weinig aandacht geschonken aan Maria. In onze beleving hoorde Maria vooral thuis in de Rooms- Katholieke kerk. Van deze kerk wilden wij ons onderscheiden en dat deden we onder andere door kritiek uit te oefenen op de Mariaverering in de Rooms- Katholieke kerk. Het verwijt dat uitgesproken werd was dikwijls dat de Rooms-Katholieken Maria zouden vergoddelijken en haar zouden aanbidden.

Eerlijk gezegd was dat ook wel een beetje het beeld dat ik had. Maar nadat ik predikant geworden was in het Rooms-Katholieke Zuiden, in Uden waar de overgrote meerderheid van de mensen RK was en ik de enige predikant, veranderde mijn beeld hiervan.
Ik sprak met pastoors, kloosterlingen en leken en zij maakten mij duidelijk dat ze Maria wel vereerden, haar wel hoog hadden maar haar niet vergoddelijkten. Ze achten haar hoog als méns.

En het is wel zo dat men zich in gebed richt tot Maria maar zij wordt niet aanbeden zoals men God aanbidt.

In de loop van de afgelopen jaren krijgt men binnen de Protestantse kerken langzamerhand wat meer oog voor Maria. Zo stond er in de afgelopen week in het dagblad Trouw een interview met een christelijk gereformeerde predikant die een boek geschreven heeft over Maria.
Hij meent dat de liefde voor Maria in de Rooms- Katholieke kerk voortkomt uit haar menselijkheid. We kunnen ons met haar identificeren. We kunnen haar schrik navoelen wanneer ze opeens oog in oog staat met een engel. We kunnen haar ongerustheid navoelen wanneer Jezus op 12-jarige leeftijd zoek raakt. We kunnen haar pijn navoelen wanneer ze wenend staat onder het kruis. De afbeelding van de Stabat Mater, Maria met de dode Jezus op haar schoot, raakt ons allemaal in het hart.

Maria is voluit mens. Daarom spreekt ze zovelen aan. Maar in de proloog van het evangelie van Johannes staat toch dat het Woord mens geworden is? Jezus is toch ook volop mens? En zijn menszijn komt ook in de evangeliën volop tot uitdrukking?
Dat is zo. Maar Jezus is doorzichtig tot op God. Het licht van God straalt door Hem heen. En dat licht is zo helder dat wij ons daarop concentreren. Het licht is het goddelijke licht. Maar door ons op het goddelijke licht te concentreren verliezen wij Jezus’ menselijkheid wel eens uit het oog. Hierdoor komt Jezus meer aan de kant van God dan aan de kant van de mensen te staan. Hierdoor kunnen wij ons niet goed met Hem identificeren. Wij vergoddelijken Hem terwijl Jezus steeds Zijn menszijn benadrukt. “Ik noem jullie geen slaven. Ik noem jullie vrienden. Jullie zijn mijn broeders en zusters. “Wij hebben Jezus zo hoog dat wij Hem willen aanbidden maar Jezus maakt ons duidelijk dat hij liever wil dat we Hem navolgen dan dat we Hem aanbidden.

Omdat Jezus zo vergoddelijkt werd dat men zich niet meer met Hem als medemens kon identificeren is de Mariaverering ontstaan. Jezus kwam in de beleving van de mensen vooral te staan aan de kant van God. Maria stond duidelijk aan de kant van de mensen. Het verwijt van de Protestanten aan de Rooms- Katholieken dat zij Maria zouden vergoddelijken klopt dus niet.

Wanneer dit nu zo is en wanneer het zo is dat wij als Protestanten wel wat meer ruimte voor Maria zouden mogen maken, zonder haar te vergoddelijken, hoe zouden wij dat kunnen doen?
Vierentwintig jaar geleden reisden mijn vrouw en ik naar China om onze jongste dochter op te halen. Een fantastisch mooie reis! Voor het eerst gingen we naar een land dat een zo andere cultuur heeft dan de Europese. Andere mensen, andere kleuren, andere geuren, andere klanken. Een avontuur. En daar bovenop kregen we het grote geschenk van een dochter! De mooiste reis van mijn leven! We moesten, nadat we onze dochter gekregen hadden nog een week in China blijven voor de afhandeling van allerlei formaliteiten. Daardoor hadden we tijd om rond te kijken. Op een dag bezochten we een klein tempeltje. Tot mijn verbazing zag ik daar een beeldje staan van een moeder met een kind op haar armen. Moeder en kind hadden een chinees uiterlijk maar verder was het beeld precies zoals de beelden van Maria met Het kind Jezus op haar arm zoals wij die in het westen kennen.

Na terugkomst in Nederland heb ik uitgezocht hoe het zat. Het beeldje bleek een beeldje van Kwanyin te zijn. En Kwanyin zou je de Chinese Maria kunnen noemen. Zij is geen godin maar een verbeelding van het universele principe van barmhartigheid. Kwanyin wordt dikwijls afgebeeld met vele ogen en armen. Met die vele ogen ziet zij het lijden van de mensen op aarde. Met haar oren hoort zij hun roepen om hulp. En haar vele armen strekt zij dan uit om hulp te bieden waar zij maar kan.

Ook wordt ze afgebeeld met een parel tussen haar duim en wijsvinger. Die parel is een traan, het symbool van het lijden van de mensheid. En zeggen de chinezen wanneer ze elkaar dit verhaal vertellen: Wij mogen allemaal een hand van Kwanyin zijn. We mogen haar helpen de nood van de wereld te lenigen. Prachtig! Zoals ik al zei: Kwanyin is geen godin. Ze is het universele principe van barmhartigheid. Ze symboliseert barmhartigheid.
Zou Kwanyin ons protestanten kunnen helpen om wat meer over Maria te zeggen?

Ons woord “barmhartigheid “is afkomstig van het Hebreeuwse woord “rachamim “. Dit woord bevat het Hebreeuwse woord voor baarmoeder. Barmhartigheid is het gevoel dat een zwangere vrouw heeft voor het kind in haar buik. Wanneer we van God zeggen dat hij barmhartig is dan, zeggen we dat Hij voor de mens voelt wat een zwangere vrouw voelt voor haar ongeboren kind.
De engel Gabriël verschijnt aan Maria en vraagt of ze barmhartigheid wil betonen aan Jezus. Maria antwoordt zonder aarzeling: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt!”
Maria betoont barmhartigheid aan Jezus. Zij betoont barmhartigheid aan de Zoon van God. Hiermee wordt Maria zelf het universele principe van barmhartigheid. Zij wordt hiermee een soort Kwanyin . Met duizend ogen ziet zij de nood van de wereld. Met duizend oren hoort zij de noodkreten van de wereld en zij strekt haar duizend armen uit om de nood te lenigen.

Jezus wordt dus geboren uit het universele principe van barmhartigheid. Jezus wordt verwekt door de Heilige Geest die niets anders is dan het universele principe van barmhartigheid.

En nergens ter wereld hebben we ooit een mens gezien die barmhartiger was dan Hij. Een groot licht. Een goddelijk licht. Aar een goddelijk licht die mens wil zijn en ons broeder en zuster noemt en ons uitnodige om Hem na te volgen. Waarin? In barmhartigheid.

Amen.

 

28 november 2021

Lezing: Lucas 1: De aankondiging van de geboorte van Johannes
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vandaag is het zondag eerste advent. De naam van deze zondag komt van de Latijnse naam: Adventus  Domini . Dat betekent verwachting van de Heer. We kijken uit naar het kerstfeest waarop we de geboorte vieren van onze Heer Jezus Christus.

Jezus is de Zoon van het volk Israël, het volk dat door God uitverkoren was om licht voor de wereld te zijn. In de proeftuin van het land Israël mochten zij aan de wereld laten zien hoe een vreedzame en rechtvaardige samenleving vorm kan krijgen.

Iedere Israëliet kreeg een even groot stuk land. Ontstond er door misoogst, ziekte of andere tegenslag ongelijkheid in de samenleving waardoor er grootgrondbezit ontstond dan werd dit na 7x 7 jaar in het 49ste jaar, in het Jubeljaar weer herverdeeld. Grote nadruk werd gelegd op de zorg voor de landbouwgrond: het mocht niet worden uitgeput maar moest om de zeven jaar een jaar braak blijven liggen om het rust te geven zodat de boden zich kon herstellen. Grote nadruk werd ook gelegd op de zorg voor de vreemdeling, de weduwe en de wees.  En dit alles was de uitdrukking van en diep besef van de heiligheid van het mysterie achter deze werkelijkheid: de Heilige God van Israël. Ontzag voor dit mysterie drukt zich uit in eerbied voor de landbouwgrond, zorg voor de kwetsbaren en respect voor elkaar.

Uit dit volk dat uitverkoren was om een licht voor de wereld te zijn werd een Zoon geboren die als ware zoon van Israël licht voor de wereld is geworden.

Uit de verhalen over Hem die we kunnen lezen in de vier evangeliën straalt ons dat licht tegemoet. We lezen hoe liefdevol Hij omging met de mensen om Hem heen. We zien hoe hij op respectvolle wijze omging met kinderen, vrouwen, Samaritanen, landverraders, prostituees, Romeinse soldaten en niet – Joden. We lezen hoe groot Zijn rechtvaardigheidsgevoel was en hij had telkens weer opneemt voor de armen.
En dan realiseren we ons dat wanneer de mensheid Hem zou volgen in deze wijze van mens-zijn, het Koninkrijk van God op aarde zou aanbreken. Jezus is het licht voor de wereld. Hij wijst de mensheid een weg om te gaan.
In deze adventstijd worden wij dus niet buiten het wereldgebeuren geplaatst maar er middenin:

De Thora die aan het volk Israël gegeven is staat vol met richtinggevende adviezen hoe de volkeren van de wereld met hun land om kunnen gaan en hoe ze met de kwetsbaren in de samenleving om kunnen gaan.
Het leven van het kind wiens geboorte wij verwachten geeft richting aan het leven van de mensheid. Wanneer alle mensen leven zoals Jezus dan breekt er een eeuwigdurend vrederijk aan.

Het verhaal van vanmorgen, het mooie verhaal over de aankondiging van de geboorte van Johannes mogen we in dit kader lezen.
Het verhaal gaat over twee mensen die kinderloos waren. “Ze waren al op leeftijd” staat er. En dan denk je “dan zullen er wel geen kinderen komen “. Maar wanneer je dan de namen leest van deze mensen dat realiseer je je dat je geen voorbarige conclusies moet trekken. Ze heten Zacharias en Elisabeth. De naam Zacharias betekent: “De Heer gedenkt.” En Elisabeth betekent : “de Heer is mijn belofte. “Nieuwsgierig lees je verder…
Zacharias is priester en mag in de tempel in Jeruzalem het reukoffer brengen. Het is een zeer grote dag in het leven van Zacharias. Als priester maakte je het maar één keer mee in je leven dat je deze eervolle taak mocht verrichten.
U weet wellicht nog wel dat de tempel in Jeruzalem drie delen had: de voorhof, waar iedereen mocht komen, het heilige waar alleen de priesters mochten komen en het heilige der heiligen waar alleen de hogepriester één keer per jaar mocht komen op grote verzoendag.
Het reukoffer werd gebracht in het heilige. Voor Zacharias het heilige binnentreedt zal hij nog even een moment stil zijn blijven staan en diep adem gehaald hebben. Dit in het besef van de heiligheid van het moment en de heiligheid van de ruimte die hij zou binnengaan. De ruimte die grensde aan het heilige de heiligen.
En niet alleen voor Zacharias was het een groots moment. Dat was het ook voor de menigte buiten de tempel die in eerbiedige stilte zich ervan bewust was dat Zacharias namens hen het reukoffer zou brengen.

Zacharia treedt het heilige binnen en dan schrijft Lucas:
“Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond. Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen. Maar de engel zei tegen hem: “Wees niet bang Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabeth zal je een zoon baren en je moet hem Johannes noemen. Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. “

Prachtige bijbelse taal! Zulke taal moet je niet samenvatten in eigen woorden maar zelf laten klinken.
Deze aankondiging van de geboorte van Johannes is natuurlijk een grote vreugde voor Zacharias en Elisabeth maar deze geboorte is niet alleen persoonlijk geluk voor twee mensen op leeftijd die niet meer hadden gedacht dit nog mee te zullen maken. De geboorte van Johannes is geen privé zaak maar heeft maatschappelijke betekenis. De geboorte van Johannes is van belang voor de wereldsamenleving.

Johannes zal degene zijn die als een vreugdebode voor Jezus uit zal gaan. Hij zal de komst aankondigen van een vredevorst die niet rijdt op een paard, het symbool van militaire macht maar rijdt op een ezel: symbool van vreedzame macht. Een vorst die in staat is om zo liefdevol en rechtvaardig te regeren dat hij een wereldwijde samenleving van vrede, recht en welvaart voor alle volken dichterbij kan brengen.
Als vreugdebode zal Johannes de mensen oproepen om de weg voor deze vredesvorst begaanbaar te maken zodat Hij er op zijn ezel overheen kan rijden. Kuilen moeten worden gedicht. Zandhopen vlakgemaakt. Obstakels verwijderd.
De weg waarover dit gaat is de weg naar het Koninkrijk van God. Wanneer de mensheid kuilen van onrecht dicht, zandhopen van uitbuiting slecht, obstakels van hebzucht en heerszucht en eerzucht van de weg haalt dan wordt de weg begaanbaar dan kunnen we samen met Johannes en Jezus het beloofde land, het Koninkrijk van God, die vreedzame en rechtvaardige wereldsamenleving tegemoet gaan.

Jan en Jannie. Wat is het bijzonder dat we vandaag een verhaal lezen over twee mensen die al op leeftijd zijn en niet hadden gedacht dat hen nog een zo groot geluk ten deel zou vallen. Ook jullie hadden niet meer verwacht dat het huwelijksgeluk jullie weer ten deel zou vallen.

Het grote geluk van Zacharias en Elisabeth had een naam: Johannes. En hoe is het mogelijk! Ook jullie grote geluk draagt dezelfde naam: Jan, Johannes Postma en Jannie Johanna de Vries. Dat kan toch geen toeval zijn!

De engel sprak tegen Zacharias en Elisabeth: “Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. “

Ook wij wensen jullie toe dat vreugde en blijdschap jullie ten deel mag vallen en velen zich over jullie geluk mogen verheugen!

Amen.

 

21 november 2021

lezingen: Jesaja 43, 1-7  en Openbaringen: 21, 1-5
voorgangers: ds. Dick van der Vaart en mevr. Rieke Van Dijk-Veenstra

overdenking: ds. Dick van der Vaart

De woestijn oversteken

De woorden uit deSchriftlezing Jesaja 43 zijn gesproken door de profeet Jesaja tot het volk Israël. Het volk bevond zich toen in een moeilijke situatie. Het bevond zich in de Babylonische Ballingschap. De elite van het volk was naar Babel gedeporteerd en werd daar gevangen gehouden door koning Cyrus.
Babel was in die tijd een wereldmacht. Het was de hoofdstad van een rijk dat het huidige Iran en Irak omvat. Het was net zo machtig als Amerika en China tegewoordig. Israël was maar een klein volkje. Er was geen denken aan dat ze hun huidige gevangenschap zouden kunnen ontvluchten.Hun situatie leek uitzichtsloos.
Maar dan in die ogenschijnlijk uitzichtsloze situatie zegt God door de mond van de profeet Jesaja tot Zijn volk:

“Wees niet bang want Ik koop je vrij.” God belooft Zijn volk te zullen bevrijden. Voor deze bevrijding wordt de beeldspraak gebruikt van het betalen van losgeld aan de ontvoerders: de Babyloniërs. De ontvoerders vragen een enorme losprijs. Het kleine Israël zal dat bedrag nooit kunnen opbrengen. De situatie lijkt hopeloos maar dan belooft God de losprijs te zullen betalen:
“Ik geef Egypte, Nuba ( Ethiopië ) en Seba in ruil voor jou.”

Egypte, Nuba en Seba waren in de dagen van de profeet Jesaja de rijkste landen in de wereld. Het waren reuzen in vergelijking met het dwergvolkje Israël. God heeft dus alles over voor Zijn volk!

Maar God doet  nog meer. Op het moment dat de losprijs is betaald zijn de Israëlieten wel vrij, maar nog lang niet thuis !  Want tussen Babel en Israël ligt een enorme woestijn waar ze doorheen moeten trekken. Bovendien moeten gevaarlijk brede rivieren oversteken.
Een levensgevaarlijke reis!

Vele Israëlieten zouden gemakkelijk kunnen terugschrikken voor deze gevaarlijke reis en liever in Babel willen blijven. Om hen gerust te stellen zegt God:
“Wees niet bang. Wanneer je door het water waadt, sta ik naast je. Steek je rivieren over, je wordt niet meegesleurd. Loop je door vuur, je zult niet verbranden. Want Ik de Heilige, God van Israël, ben je Bevrijder.”

Deze woorden heeft God lang geleden gesproken door de mond van de profeet Jesaja tot Zijn volk Israël. Maar God wil ze ook spreken  tot ons, in ons persoonlijk leven,van vandaag.
De levensgevaarlijke woestijn tussen Babel en Israël is het symbool van een doorgangssituatie. Doorgangssituaties zijn  gebeurtenissen waar wij voor staan in ons leven. Gebeurtenissen als: een ziekenhuisopname, een operatie, een echtscheiding, kinderen die het huis uit zullen gaan, baanverlies, pensionering. Gebeurtenissen waar we doorheen moeten maar waar we eigenlijk niet doorheen durven gaan omdat we niet weten of we er wel door zullen komen.

Het zijn gebeurtenissen die ons blijvend zullen veranderen. We zullen een transformatie moeten doormaken maar we weten nog niet wie we zijn zullen.

Ook tegen ons zegt  God: “Wees niet bang. Ik ga met je mee door de woestijn. Wanneer je door het water waadt, sta Ik naast je. Steek je rivieren over: je zult niet worden meegesleurd. Loop je door vuur. Je zult niet verbranden.”

Ik  wil u een verhaal voorlezen dat  hier nauw bij aansluit. Ik lees het u voor omdat het verhaal mij helpt om die overgave te voelen waar God ons toe uitnodigt. Het gaat  als  volgt :

Een rivier was ontsprongen in de bergen en was op weg naar zee.
Hij had door zeer verschillende landschappen gestroomd: door bergen en dalen en had daarbij vele hindernissen overwonnen:
grote rotsblokken die in de weg lagen, diepten waar hij zich als een waterval moest laten vallen. Met moed en doorzettingsvermogen had de rivier deze moeilijkheden het hoofd geboden. Maar nu stuitte de rivier op zijn weg naar zee opeens op een woestijn.

Hij probeerde de woestijn in te gaan maar merkte  dat zijn water in het zand wegzakte en hij erin verdween. Hij ging een eindje terug nam een aanloop of beter gezegd een aanstroom en probeerde zoveel snelheid te maken dat hij niet weg zou zakken in het zand maar eroverheen zou kunnen stromen. Tevergeefs: na een paar meter zakte hij weer weg in het zand.
Toen zei de woestijn tegen hem:  “De wind kan de woestijn oversteken en wat de wind kan, kan jij ook.”

“Ja maar wind vliegt over jou heen. Ik zak weg in jouw zand.” antwoordde de rivier.

“Wanneer je  blijft zoals je bent, kom je niet door me heen.”  sprak de woestijn. “Dan zul je inderdaad wegzakken in mijn zand. Maar wanneer je je water laat verdampen door de zon kun je je in de armen van de wind laten dragen naar de overkant.”

“Maar hoe kan ik mij laten verdampen en me laten dragen door de vleugels van de wind?” vroeg de rivier.
“Je moet het durven en willen.” sprak de woestijn.
“Maar als ik me laat verdampen dan blijft er niets van me over!” sprak de rivier angstig. Hij wilde zijn persoonlijkheid niet verliezen want wanneer je die kwijtraakt hoe krijg je dan ooit jezelf terug?

“Wanneer de wind je naar de overkant gedragen heeft laat hij je als regen weer vallen”, antwoordde de woestijn. “Dan ontvang je jezelf  op een nieuwe manier terug.”

“Maar kan ik niet dezelfde rivier blijven die ik nu ben?” vroeg de rivier met zachte stem.
“Nee, antwoordde de woestijn. Wanneer je blijft staan waar je  nu bent  zak je  op den duur ook weg in je  bedding. Je kunt niet terug, je kunt niet blijven staan, je kunt alleen vooruit.

Maar wanneer je de  moed hebt om je over te geven aan de wind dan zal het wezenlijke van je blijven bestaan. De wind zal je dragen naar de overkant  en je uitregenen en je zult  jezelf terugvinden als een vernieuwd zelf.

Toen vatte de rivier moed. Hij gaf zich over aan de warmte van de zon, legde zich neer  in de armen van de wind en liet zich dragen naar de overkant.

(Tot zover het verhaal)

Een prachtig verhaal!  De wind dat is de Geest van God. De woestijn dat zijn de crisissituaties in ons leven. Laten we ons overgeven aan de wind in het vertrouwen dat Hij ons draagt! Zelfs door de dood!

Amen.

 

 

 

 

 

 

7 november 2021

Lezing: Mattheüs 14
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Lise, gemeente van Christus,

Het verhaal dat aan het verhaal van vanmorgen voorafgaat is het verhaal over de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Een prachtig verhaal. Je ziet het meteen voor je: een zonovergoten dag, een menigte mensen in de groene heuvels, Jezus die de een brood neemt, het breekt en deelt en deelt en deelt…. Voor Jezus, voor de menigte mensen en voor de leerlingen een prachtige dag om nooit te vergeten. De hemel lijkt even neergedaald te zijn op aarde. De menigte mensen, symbool voor de mensheid, wordt verlost van honger en gevoed door God’.

Lise, het lijkt op jouw jeugd. Je werd verzorgd door je ouders. Ze zorgden voor je dagelijks brood. Ze omringden je met liefde. Het ontbrak je aan niets.

Aan het einde van de dag waarop Jezus de menigte voedde stuurt Jezus de mensen naar huis en hij voelt dan opeens hoe moe Hij is. De hele dag heeft Hij gesproken tot de menigte. En in de pauzes met mensen die Hem wilden spreken. Jezus heeft rust nodig. Daarom zegt hij tegen zijn leerlingen: “Stap in de boot en vaar alvast naar de overkant van het meer. Ik kom later.” En dan gaat Jezus de berg op om er in afzondering te bidden. Op verschillende plaatsen in de evangeliën wordt vermeld dat Jezus regelmatig de berg op ging om te bidden. Lise, hierin kun je een aanbeveling lezen om hetzelfde te doen: “Zoek en plek waar je alleen kunt zijn, wordt stil, richt je tot God en stort je hart voor Hem uit.

De leerlingen stappen in de boot. Het is al donker aan het worden. Het eerste stuk leggen ze zonder problemen af. Er waait een zacht briesje. Maar wanneer ze al ver het meer opgevaren zijn, krijgen ze opeens te maken met een sterke tegenwind. De wind slaat op het water en veroorzaakt hoge golven die beuken op het kleine scheepje. Angstig klampen de leerlingen zich vast aan de rand van de boot.

De situatie in het verhaal vanmorgen staat haaks op het vorige verhaal over de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Daar vreugde op een zonovergoten dag in de veilige aanwezigheid van Jezus. Hier Het donker van de nacht, de afwezigheid van Jezus, de sterke tegenwind en het dreigende water.

Zoals u weet kan water het symbool van leven zijn maar ook het symbool van dreiging en dood. In het verhaal van vanmorgen is het water duidelijk het symbool van dreiging. De leerlingen zijn bang om met het scheepje te verdwijnen in het water van de dood.

Als Neerlandica weet Lise dat er ook in onze taal veel spreekwoorden zijn die deze symboliek in zich hebben: “Het water staat mij tot de lippen.”  “Ik word overspoeld door verdriet.” “Golven van angst slaan over me heen.”

En ook de symboliek van de heftige wind vinden we in onze taal terug. We spreken van: “een storm van emoties.” En Ramses Shaffy zingt: “Als het stormt in je hart ga mee, ga mee want de tijd zal het getij wel keren.”

En een bootreis is het symbool van onze levensreis: “Mensen stappen in het huwelijksbootje.” “God heeft ons geen kalme reis beloofd maar wel een behouden aankomst.” “Vaarwel.” Enzovoort.

De bootreis die de leerlingen maken is dus het symbool van hun en onze levensreis.

Op een zonovergoten dag, wanneer het leven goed is en het je aan niets ontbreekt en het water van het meer van je leven rimpelloos is, zo glad als een spiegel. Dan voel je je veilig en geborgen. Je weet wel dat water diep kan zijn en dat je er in weg zou kunnen zakken maar dat is niet meer dan een verstandelijk weten. Je voelt er geen angst bij. Je loopt als het ware over het water heen. Je voelt dat het water je kan dragen.

Maar wanneer er in je leven tegenwind opsteekt, wanneer het donker wordt, wanneer je niet de veilige Aanwezigheid van God voelt dan kan dat rustige water waarover je dacht te kunnen lopen, opeens een donkere diepte worden. Een diepte die je angst aanjaagt. Een diepte waarin je vreest voorgoed te kunnen verdwijnen. Die tegenwind die kan opsteken neemt in ieders leven een heel eigen vorm aan. Dat kunnen financiële problemen zijn, problemen met je ouders, vrienden of je huwelijkspartner. Werkeloosheid, de dreiging dat je niet voldoende studiepunten binnenhaalt, ziekte, ouderdom, het naderen van het levenseinde. Dan wordt het donker om je heen, het water verliest zijn draagkracht. Je raakt in de greep van de angst.

Zo klampten de leerlingen van Jezus zich angstig vast aan de rand van hun kleine bootje. Angstig kijken ze naar het dreigende water. Dan zien ze opeens hoe Jezus over het water naar hen toe loopt. Ze raken in paniek! Ze schreeuwen het uit van angst: “Help een spook!” Maar Jezus spreekt hen aan met liefdevolle stem: “Blijf kalm! Ik ben het. Wees niet bang!”

Jezus die over het water loopt is het symbool van de Opgestane Heer. Hij werd gekruisigd. Hij is gestorven en begraven. Hij is ondergegaan in het water van de dood. Maar God heeft Hem opgewekt uit de dood. Hij heeft Hem uit het water van de dood gehaald. Hij leeft. En nu loopt Hij over het water van de dood. De dood heeft geen vat meer op Hem.

Lise, je bent gedoopt, 21 jaar geleden. Op symbolische wijze ging je toen kopje onder in het water van de dood. Maar God riep je toen bij name. God sprak toen tegen jou de woorden die hij tot Jezus sprak bij zijn doop in de Jordaan: “Lise je bent Mijn kind. In jou vind ik vreugde. “Op symbolische wijze ben je toen opgestaan uit de dood. God kent je bij name. Hij heeft je lief. Je bent zijn kind. Hij zal altijd bij je zijn. Tijdens je levensreis en ook daarna. Je zult in je leven misschien nog tegenslagen moeten ondergaan. Maar nooit meer zul je ondergaan in het water van de dood. Je kunt met de Opgestane Heer wandelen over het water.

En dat is ook waar Petrus naar verlangde. Wanneer hij Jezus op het water ziet wandelen roept Hij: “Zeg me dat ik naar u toe mag komen over het water!” En Jezus roept: “Kom!” En dan stapt Petrus uit de boot en hij loopt over het water naar Jezus toe. Eerst is hij nog vol vertrouwen. Het water draagt hem. Maar dan brengt een hevige windvlaag hem uit zijn evenwicht. Opeens grijpt de angst hem aan. Opeens ziet hij alleen nog het donker om hem heen en de donkere waterdiepte onder zich. Hij begint te zinken en roept uit: “Heer, redt me!” En dan strekt Jezus zijn hand uit en redt hem.” Petrus voelt hoe het water hem weer draagt.

Lise, bij je doop heeft God je bij name geroepen. In de loop van je leven ben je in Zijn aanwezigheid gaan geloven en heb je Zijn Nabijheid ervaren. Je bent Hem gaan vertrouwen. Zo zeer dat je nu “ja” tegen Hem wilt zeggen.
Op je levensreis mag je jezelf herkennen in het verhaal over Petrus. Er zullen tijden in je leven zijn waarin de dagen zonovergoten zijn, je de Nabijheid van God ervaart en water van het meer van je leven zo glad is als een spiegel. Op die dagen heb je het gevoel dat je over het water kunt lopen.

Er kunnen echter ook dagen komen waarop je krijgt te maken met tegenwind en het water van het meer van je leven donker en dreigend lijkt te worden en je je angstig vastklampt aan de rand van het bootje van het leven. Dagen waarop je het gevoel hebt dat het water van je leven niet meer draagkrachtig is en je bang bent erin  weg te zakken.

Herinner je dan je doop. Herinner je dat je Gods geliefde kind bent. Herinner je dat Hij beloofd heeft je steeds Nabij te zullen zijn. Denk dan aan die hand die de Opgestane Heer naar Petrus uitstak toen hij riep om hulp.

Je mag erop vertrouwen dat God jouw hand zal grijpen. Het water van je levensmeer zal weer draagkrachtig worden. Het duister zal verdwijnen. De zon zal weer schijnen. Je zult wandelen met God!

Amen.

 

 

 

 

31 oktober 2021

Lezing: 1 Korintiërs 12, 1-31
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de Middeleeuwse mystiek onderscheidde men drie manieren waarop een mens naar de werkelijkheid kan kijken. Men stelde dat je naar de werkelijkheid kunt kijken

  1. met het oog van de zintuigen
  2. met het oog van het verstand
  3. met het oog van de ziel

Wat houdt dit in?

Wanneer je naar de lucht kijkt op een zomerse dag. En de hemel is prachtig blauw maar uit een paar wolken regent het ook en de regenboog verschijnt, dan roep je uit: “Prachtig! Wat een mooie kleuren! Wat een bijzonder gezicht! “Dat is kijken met het oog van de zintuigen.

Wanneer je vervolgens gaat nadenken over dit verschijnsel en je redeneert. Die regenboom ontstaat omdat het witte licht breekt op het water van de regen en valt daarom uiteen in de kleuren van de regenboog, dan kijk je met het oog van het verstand.

En wanneer je die regenboog ziet en er een groot mysterie in ontwaart. Wanneer je een groot ontzag in je voelt opkomen. Wanneer je de Schepper erin Aanwezig weet, dan kijk je met het derde oog, het oog van de ziel.

Nu dacht men lange tijd dat het tweede en derde oog. Het oog van het verstand en het oog van de ziel elkaar zouden uitsluiten. Religie zou in strijd zijn met het wetenschappelijk denken. Je bent gelovige of wetenschapper. Beide kan niet.

Maar dit hoeft helemaal niet zo te zijn. Einstein was een briljante wetenschapper én hij was een diepgelovige man. Wanneer hij met het oog van het verstand naar de werkelijkheid keek dan raakte hij zo onder de indruk van wat hij zag, dat hij zich verwonderde en er een diep ontzag in hem opwelde. Het kijken met het tweede oog ging vanzelf over in het kijken met het derde oog. Religie en wetenschap sluiten elkaar helemaal niet uit.

Paulus schrijft in! Korintiërs 12:

“Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest. Er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer. Er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar er is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente. “
Deze laatste zin daar wil ik vanmorgen bij stilstaan:
“In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk ……”

Paulus roept ons op om met ons derde oog, het oog van de ziel te kijken naar elkaar. En dan zullen we zien dat de Geest in ieder van ons zichtbaar aan het werk is, ten bate van de gemeente.
Als predikant ben ik in de bevoorrechte positie dat ik dagelijks aan het werk ben in de gemeente en dus dagelijks gemeenteleden aan het werk zie.
Daarbij zie ik prachtige mensen. Prachtige mensen die ieder op eigen wijze hun bijzondere gaven inzetten voor de gemeente.

In de ambtsgroep pastoraat zitten mensen met grote pastorale bewogenheid en gevoeligheid. Ze hebben liefde voor de mensen in de wijk. En ze worden gesteund door contactpersonen en noabers die met grote trouw, fijngevoeligheid en liefde hun werk doen. De Geest van God is zichtbaar in hen aanwezig.

In de diaconie zitten mensen die bewogen zijn met mensen die hulp nodig hebben. Zij voelen met veel liefde aan hoe belangrijk het is om mensen die het nodig hebben financieel te ondersteunen maar ook hoe belangrijk het is voor een eenzame om een kaartje of voor een gezin met een minimum uitkering om een kerstpakket te ontvangen. De Geest van God is zichtbaar in hen aanwezig.
En vanuit hun liefde voor de gemeenschap zetten de kerkrentmeesters en de penningmeester zich voor de gemeente in. Hun rekenkunde, hun financieel inzicht stellen ze in dienst van de gemeente. Ze doen dat niet als kille rekenmeesters. Telkens weer valt het me op met hoeveel liefde zij hun werk voor de gemeente doen. De Geest van God is zichtbaar in hen aanwezig.

De laatste maanden maak ik regelmatig vergaderingen mee waarbij mensen uit de bouwcommissie aanwezig zijn. Hun kennis en kunde en de hoeveelheid tijd die zij aan de verbouw van de kerk wijden maakt grote indruk op me. En ook bij hen zie ik liefde voor de gemeente. De Geest van God is zichtbaar in hen aanwezig.
En zo zou ik nog heel lang door kunnen gaan. Velen heb ik nog niet genoemd: ons kostersechtpaar, de ambtsgroep eredienst, de cantorij, de zangers, de organisten, de jeugddienstcommissie, de tienerkerk….. Kijk met uw derde oog, het oog van de ziel en u ziet de Geest van God in hen zichtbaar aanwezig.

Wat ik vanmorgen mee wil geven is dat ik de Geest van God in deze gemeente zichtbaar aanwezig zie. Wanneer ik zie hoe u onderling met elkaar omgaat, wanneer ik zie hoeveel liefde en dienstbetoon er onder u is, wanneer ik zie hoe u in conflicten die er natuurlijk ook zijn, niet uit de hand laat lopen maar ook dan in verbinding blijft met elkaar dan denk ik: de Heilige Geest is hier aanwezig. En die liefdevolle en dienstbare wijze van met elkaar omgaan is denk ik de vrucht van een leven lange omgang met de christelijke traditie, met de bijbel, met God.

Het is prachtig dat we vanmorgen weer drie ambtsdragers mogen bevestigen. Bart Krikken zei deze week tegen mij:
“Dick, de inzameling voor Kerk in actie is zondag voor sterke en weerbare vrouwen in Guatamala, kun je daar iets mee in je preek? Ik beloofde Bart daarover na te zullen denken. En ik kan er inderdaad iets mee.

Niet alleen in Guatamala zijn er sterke en weerbare vrouwen, we hebben ze ook in Hoogeveen en drie van hen hebben zich bereid verklaard een ambt op zich te willen nemen. En we zullen zien dat de Geest van God ook zichtbaar in hen aan het werk zal gaan, ten bate van de gemeente.

Amen.

 

10 oktober 2021 Jeugddienst

Lezing: Joh. 8, 1-11
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Beste jongeren en ouderen,

Aan het begin van de lezing van vanmorgen lezen we dat Jezus ’s avonds naar de Olijfberg ging. Uit andere plaatsen in de evangeliën weten we dat Jezus regelmatig een berg opging om daar in tot zichzelf te kunnen komen en in de rust de ruimte te vinden om te bidden. Dat had hij nodig want Hij werd de hele dag omringd door mensen die met Hem wilden spreken. Dan is het moeilijk om bij jezelf te blijven en heb je het echt nodig om te terug te trekken op een eenzame plek.

Dan staat: “Vroeg in de morgen ging Jezus weer naar de tempel. “Dat deed hij blijkbaar vaker. De mensen wisten dit en velen kwamen naar Hem toe om Hem te horen spreken.

Jezus moet een begaafde spreker geweest zijn. Anders is het niet te verklaren dat er telkens opnieuw zo veel mensen naar Hem kwamen luisteren.

De taal waarin Jezus sprak was het Aramees. Zijn woorden zijn in de bijbel in het Grieks terechtgekomen. Kenners van het Aramees zeggen dat wanneer zei Jezus’ woorden uit het Grieks terugvertalen in het Aramees het duidelijk wordt dat Jezus als een dichter gesproken zal hebben. Hij gebruikte prachtige beeldtaal maar sprak ook op muzikale wijze met ritme en maat.

Jezus was vol liefde en die liefde zal zijn stem een hele warme klank gegeven hebben.

En ook was Jezus doorzichtig tot op God. Het licht van God scheen door Hem heen en straalde door Zijn ogen en van Zijn gelaat.

 

In onze samenleving staan de leraren en zitten de leerlingen maar naar Joods gebruik ging Jezus als leraar zitten en stonden de luisteraars om Hem heen.

Terwijl Jezus onderricht gaf en de mensen aan zijn lippen hingen, ze wilden geen woord van Hem missen, brachten de Schriftgeleerden en Farizeeën een vrouw bij hen die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en zeiden tegen Jezus: “Meester deze vrouw is op heterdaad op overspel betrapt. De wet van Mozes zegt dat ze gestenigd moet worden. Wat vindt u? “

Ze vroegen dit aan Jezus omdat ze wel vermoedden dat Jezus het voor de vrouw zou opnemen. En zij zouden Jezus dan kunnen verwijten dat Hij de wet van Mozes aan de kant schoof. Een mooie gelegenheid om Jezus i neen kwaad daglicht te stellen.

Daar zit Jezus. Om Hem heen een groep mensen. Voor Hem de Farizeeën en Schriftgeleerden die Hem vijandig zijn. En vlak voor Hem geknield op de grond, voorovergebogen, haar hoofd verbergend in haar schoot, de vrouw die op heterdaad op overspel betrapt was.

Wat ging er in haar om? Hoe je jezelf beleefd, hoe je over jezelf denkt en je gevoel van eigenwaarde wordt voor een groot deel bepaald door de wijze waarop je omgeving naar je kijkt en over je denkt. Je omgeving is vaak de spiegel waarin je kijkt om je een oordeel over jezelf te vormen.

In het geval van de overspelige vrouw zijn de Farizeeën en de Schriftgeleerden de spiegel waarin zij kijkt. En hun oordeel zal een weergave zijn van de wijze waarop in de samenleving van die tijd tegen overspel werd aangekeken.

Als dit waar is zal de vrouw zich hebben geschaamd voor haar overspel en zich er heel schuldig over hebben gevoeld. Wellicht voelde ze ook voor zichzelf de minachting die haar omgeving voelde voor mensen die overspel pleegden.

Daar komt bij dat de vrouw doodsbang geweest zal zijn. Ze liep het gevaar gestenigd te worden. En hopelijk zal deze angst in haar ook woede opgeroepen hebben. Woede om een moraal die geen begrip kan opbrengen voor de omstandigheden die kunnen leiden tot overspel. Het kan zijn dat de vrouw in een ongelukkig huwelijk zat en snakte naar liefde die zij van haar man niet kon krijgen. Het kan ook zijn dat ze wel een goed huwelijk had maar dat ze heel veel problemen in haar leven had, armoede, ziekte en dood van dierbaren. En door verliefd te worden lijk je daar dan heel even aan te kunnen ontsnappen. Natuurlijk is overspel niet goed. Het is kwetsend voor de man of vrouw die overkomt. Het kan een huwelijk aan het wankelen brengen. Het kan het einde van een huwelijk betekenen. Overspel is niet goed maar het is wel menselijk.

De boosheid van de Farizeeën en Schriftgeleerden is de spiegel waarin de overspelige vrouw kijkt. Haar gevoel van eigenwaarde wordt tot nul gereduceerd.

Nu even een uitstapje naar de social media. Mark Zuckerberg ontkent het maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat Facebook ervoor zorgt dat wereldwijd meisjes en jongens een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Op Facebook zie je alleen maar meisjes die superknap en superslank zijn. Maar die schoonheid is niet menselijk. Die schoonheid is kunstmatige gemaakt door een hele dikke laag mag-up waarvan het opbrengen minstens drie uur duurde. En daarna zijn de foto’s ook nog eens bewerkt door photo- shopping.

En op Face boek zie je niet alleen knappe meisjes. Je ziet ook alleen maar super coole mannen en jongens. De één nog sportiever en stoerder dan de ander. In werkelijkheid kom je zulke jongens en mannen niet tegen. Ze bestaan alleen op Facebook.

Voor jongeren is Facebook de spiegel waarin zij kijken en de norm waaraan zij hun lichaam en gevoel van eigenwaarde meten.

Facebook is voor de jongeren van nu wat de Farizeeën en Schriftgeleerden waren voor de overspelige vrouw: De spiegel waarin zij kijken en de norm waaraan zij hun gevoel van eigenwaarde aan ontlenen.

Jezus zegt tegen hen: “Wie zonder zonde is werpe de eerste steen.” Jezus zegt hiermee tegen hen: “Er is geen mens die niet zondigt. Jullie niet, deze vrouw niet. Zij is een mens zoals jullie. Veroordeel haar niet. Luister naar haar. Spreek liefdevol met haar. Stenig haar niet maar neem haar weer liefdevol op in de gemeenschap.

Wat zou Jezus tegen Mark Zuckerberg zeggen? Mark, wanneer jij in de spiegel kijkt dan zie je zelf toch ook dat je niet zo cool bent als de jongens en mannen op Facebook? Ga eens bij jezelf na wat dat met je doet? En wanneer je zoon en dochter de leeftijd hebben bereikt waarop ze zelf op Facebook gaan, zou je dan willen dat ze hun gevoel van eigenwaarde eraan gaan afmeten?

Mark, je hebt een machtige positie, je kunt honderden miljoenen mensen bereiken. Gebruik die positie om jongens en meisjes te leren om met liefdevolle ogen naar elkaar en zichzelf te kijken. Leer ze dat schoonheid niet van buiten zit maar van binnenuit komt. Een mens die liefdevol en vriendelijk is. Een mens die oog heeft voor zijn oog haar medemens is een mooi mens. Een mens die oog heeft voor de schoonheid van de natuur, de kwetsbaarheid van onze planeet aarde, dat is een mooi mens.”

Ik zei het zostraks al: “Jezus was doorzichtig tot op God. Het licht van God scheen door Hem heen en straalde door Zijn ogen. In welke spiegel kijk je wanneer je jezelf wilt zien? In de koude spiegel van Facebook of zie je jezelf weerspiegeld in de liefdevolle ogen van Jezus?

Tot slot. We lazen dat Jezus, toen de Farizeeën Hem vroegen wat ze moesten doen met de vrouw die op overspel betrapt was, bukte en woorden in het zand schreef. Welke woorden? We weten het niet. Maar ik vermoed dat hij schreef: “Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. “

Amen.

 

3 oktober 2021

Israëlzondag
Lezingen: Deuteronomium 34, 1-12    Genesis 2, 15-25
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vorige week sprak ds. Gosker al hele mooie woorden over de beide lezingen van vanmorgen. In Deuteronomium 34 gunt God Mozes, vlak voor hij zal worden opgenomen in de hemel, een blik op het beloofde land. En wat ziet hij: Hij ziet het paradijs zoals deze beschreven wordt in het scheppingsverhaal in Genesis 1 en 2. Wat wil dit zeggen? Betekent het dat Mozes ziet hoe in het beloofde land het paradijs hersteld wordt? Gaat het om een terugkeer naar een toestand uit het verleden. Een hervinden van het verloren paradijs?

Ik meen van niet. Twee weken geleden heb ik gesproken over Openbaringen 21 waar het gaat over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Daar zien we dat het paradijs uit Genesis 1 en 2 de stadstuin van het nieuwe Jeruzalem geworden is. In de hof van Eden ontsprongen aan een waterbron vier rivieren die de hele wereld van levend water, water van eeuwig leven voorzien. Midden in de hof stond één boom van het leven. In Openbaringen 21, stroomt een rivier van levend water door de stad en staat er niet één boom van het leven maar hele rijen van bomen aan de oevers aan weerskanten van de rivier.

Het nieuwe Jeruzalem wordt niet simpelweg beschreven als een hervinden van het paradijs, als een terugkeer naar het paradijs. Een stadspark is niet alleen natuur, het is ook cultuur. De mens heeft er aan gewerkt. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde is de uitkomst van een lange geschiedenis waarin God en mens samen werken als partners. De mens als schepper naast God.

Het verhaal over de zondeval van Adam en Eva is vaak gelezen als een verklaring voor het lijden, het kwaad en de dood in de wereld. Het werd gebruikt als een antwoord op de vraag hoe het toch mogelijk is dat een goede God zoveel lijden op de wereld laat gebeuren. Maar het is ook mogelijk om het verhaal op een andere manier te lezen.

Het verhaal geeft in die andere wijze van lezen niet in de eerste plaats een verklaring voor de ellende in de wereld maar een beschrijving ervan. In het zondevalverhaal is een schildering van het leven zoals we dat uit eigen ervaring kennen:

  • We kunnen niet de hele dag een beetje in de zon zitten en luieren maar moeten ons in zweet werken om onze boterham te verdienen.
  • Vele vrouwen weten maar al te goed dat de zwangerschap en het baren van een kind niet altijd gemakkelijk is. Zij herkennen zich in de woorden: “Met smart zult gij kinderen baren. “
  • Vrouwen kunnen natuurlijk vermijden zwanger te worden door de omgang met mannen uit de weg te gaan. Maar dat blijkt bijna onmogelijk: “Naar de man zal uw begeerte uitgaan “zegt God in het scheppingsverhaal.
  • En om de ellende compleet te maken zal de man ook nog eens over de vrouw heersen.
  • Waar wij in het leven mee opgescheept zijn dat is ons vermogen om te onderscheiden tussen goed en kwaad. We kunnen niet ongestoord onze gang gaan. Maar telkens weer kwellen we onszelf met de vraag: Wat moet ik in deze situatie doen? Wat is goed? Wat is kwaad? Wel vleeseten, geen vleeseten? Wel inenten, niet inenten? Wel autorijden, niet autorijden? En ook achteraf kwellen we ons met vragen: Heb ik het goed gedaan of fout. Moet ik me schuldig voelen of ben ik terecht voor mezelf opgekomen?

 

Kortom: we herkennen ons eigen leven in de beschrijving van het leven na de zondeval in het zondeval verhaal. Daarin zit de schoonheid en de kracht van dit verhaal. Deze lezing is belangrijker dan de lezing van het verhaal als een verklaring voor het leed in de wereld. De lezing als beschrijving van ons leven biedt herkenning en daarmee troost.

 

Ds. Gosker heeft vorige week al verteld dat de lezingen van vanmorgen in het kader staan van het grote verhaal tussen God en zijn volk Israël en de lezingen in verband staan met Grote Verzoendag, de dag waarop de Joden hun schuld voor God belijden en zich met Hem verzoenen. Dit wil ik vanmorgen nog een beetje uitwerken.

 

In de Hof van Eden leefde de mens in harmonie met God. Aan het einde van de dag wandelden Adam en Eva met God in de avondkoelte. Een prachtig beeld! Na een warme dag waarop het zweet wellicht langs lichamen liep, horen Adam en Eva een zacht geluid van het suizen van de wind, de bladeren van de bomen ritselen, ze voelen de wind op hun naakte huid. Ze voelen een heerlijke verkoeling. In die wind, in de verkoeling, in zachte suizen bespeuren ze de aanwezigheid van God. En dan wandelen ze met God en ze spreken met God. God luistert liefdevol naar ze. Hij glimlacht om hun verhalen.

 

Een prachtig verhaal! Zo zouden wij ook met God willen wandelen en spreken. En we denken dat het niet mogelijk is. We denken dat de zondeval deze omgang met God onmogelijk heeft gemaakt.

 

Op een avond zoekt God Adam en Eva weer op voor een wandeling in de avondkoelte. Maar zij zijn niet op de afgesproken plek. “Waar zijn jullie?“ “We hebben ons verborgen” roepen Adam en Eva omdat we naakt zijn. We schamen ons voor elkaar en we zijn bang voor U. “

 

Wanneer we nu ook dit deel van het verhaal niet lezen als een verklaring voor het ontstaan van het kwaad in de wereld maar als een beschrijving van de wijze waarop wij het leven beleven, kan het verhaal ons troost en hoop schenken.

 

Voor de zondeval schaamden Adam en Eva zich niet voor hun naaktheid. Kleding die hun lichaam aan het zicht onttrok hadden ze niet nodig. Die kleding is denk ik het symbool voor al datgene waarvan de t.v. reclame ons probeert te overtuigen dat we het moeten hebben om te mogen bestaan: Mooie kleding die ons jeugdig maakt. In onze samenleving is de jeugd de norm. Wie er niet uit ziet als een dertig jarige moet zich schamen. Voor mannen kan een auto een statussymbool zijn. Het is een jas die aangeeft dat je het gemaakt hebt. Ook een huis, een hoge baan, veel geld, gezondheid, een hoge intelligentie zijn voorbeelden van kledingstukken die we aandoen om onze naaktheid te bedekken. Zonder jeugd, aanzien, gezondheid voelen we ons naakt, durven we ons niet te vertonen. We voelen ons dan uitgeleverd aan de liefdeloze, kille blik van de ander.

 

Hoe kunnen wij verlost worden van de schaamte voor onszelf en voor elkaar? Door met liefdevolle ogen naar elkaar te kijken. Je schaamt je niet voor je naaktheid wanneer je weet dat iemand liefdevol naar je kijkt. Je voelt je dan veilig in de ogen van de ander. Kleding en statussymbolen heb je niet meer nodig.

 

Adam en Eva verborgen zich voor God omdat ze zich schaamden voor Hem en bang voor Hem waren. Adam en Eva waren vergeten dat God met liefdevolle ogen naar hen keek. Niet met boze maar met liefdevolle stem riep God hen toen ze zich verborgen hadden: “Adam, Eva waar zijn jullie?“ Adam en Eva waren bang voor God omdat ze meenden dat God alleen met liefdevolle ogen naar hen zou kijken als ze zonder zonde waren. Ze dachten dat God alleen van ze zou kunnen houden wanneer ze helemaal foutloos waren. Ze wilden niet dat God in hun hart zou kijken en daar onvolmaaktheid zou zien. Daarom wilden ze hun hart bedekken met kleding.

 

Op Grote Verzoendag verzoenen de joden zich met God. Hoe verzoenen wij ons met God? Door Zijn liefdevolle omgang met mensen, door zijn liefdevolle omgang met onvolmaakte mensen, heeft Jezus laten zien dat God met liefdevolle ogen naar ons kijkt. Onbevreesd mogen we in onze naaktheid, in onze onvolmaaktheid voor Hem staan. God eist geen volmaaktheid, geen zuiverheid, geen reinheid, geen heiligheid van ons.  God houdt van ons zoals we zijn. Onvoorwaardelijk. Met oneindige liefde.

 

Adam en Eva hadden zich niet hoeven te verbergen voor God. Wij hoeven ons niet te verbergen voor God. Er is geen reden voor angst. Er is alleen liefde en vergeving.

 

Amen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19 september 2021

Lezingen: Deuteronomium 13: 2-6, Marcus 9: 30-37
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

“ Ze zwegen, want ze hadden onderweg getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. “ Mc.9:34

“ Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar. “ Mc.9:35

Gemeente van Christus,

In een kippenhok is er altijd sprake van een pikorde. Er zijn altijd een paar kippen die bij de voer- en drinkbakken voor aanstaan en graankorrels wegpikken voor de snavel van kippen die lager in de rangorde staan.
Ook bij andere diersoorten is er dikwijls sprake van een rangorde. Wie wel eens in de Apenheul in Apeldoorn geweest is, weet dat die reusachtige mensaap Bongo, bovenaan de rangorde van de mensapen staat. Een grote imposante mannetjesaap. Hij toont zijn dominantie door zijn overheersende gedrag.
Er zijn van die dominante mannetjesapen die “zilverruggen “worden genoemd. Ze hebben een zilverkleur op hun rug. Daarmee tonen ze hoge positie in de rangorde.

Men zegt wel eens dat dat de voorkeur van mannen voor mooie zilverkleurige auto’s op het zelfde principe berust.

Waarom leven dieren in groepen met rangordes ? Dat is omdat dit ze op deze wijze als groep te overleven. God heeft het ingeschapen zou je kunnen zeggen.

Over de wijze waarop God geschapen heeft is al heel veel gedacht en gesproken. Heeft God mens en dier geschapen zoals ze nu zijn of zijn mens en dier geworden zoals ze zijn in een lang ontwikkelingsproces van miljarden jaren die evolutie wordt genoemd ?

Een meisje van een jaar of zes met een filosofische instelling vroeg zich op een bepaald moment opeens verwonderd af: “ Waar komen mensen eigenlijk vandaan ? “ Ze ging met deze vraag naar haar niet-gelovige vader. “ De mens stamt af van de apen. “ antwoordde hij. Het meisje vond het nogal een vreemd antwoord. Daarom ging ze met deze vraag ook naar haar moeder. “ De mens is door God geschapen “ antwoordde de moeder “ we stammen af van Adam en Eva. “ “ Maar papa zegt dat we van de apen afstammen ! “ riep het meisje uit. “ Hoe zit het nu? “  “ Oh, heel eenvoudig “antwoordde de moeder “ de familie van papa stamt van de apen af en mijn familie van Adam en Eva. “

Inmiddels hebben we denk ik wel geleerd dat schepping en evolutie elkaar niet uitsluiten maar Gods schept doorheen een proces van evolutie.

Vijftien miljard jaar geleden liet God een oerknal ontstaan.

Eerst was er alleen materie : rotsen, stenen die geen vrijheid kennen. Ze kunnen zich niet bewegen. Ze kunnen zich niet verplaatsen. Ze kunnen alleen bewogen worden of verplaats worden.

Daarna ontwikkeld zich  in een lang proces plantaardig leven. Bloemen, kruiden, struiken, bomen. Ten opzichte van rotsen en stenen heeft het plantaardige leven een grotere vrijheid. Bloemen kunnen zichzelf niet verplaatsen maar ze kunnen hun kopje wel bewegen in de richting van de zon en hun blaadjes openen en sluiten.

Ten derde ontwikkelde zich het dierlijke leven. Ten opzichte van het plantenrijk  hebben dieren weer een grotere vrijheid. Zij kunnen zich bewegen en verplaatsen. Ze kunnen besluiten te vechten of te vluchten. Binnen hun instinct hebben ze een beperkte vrijheid.

Mensen zijn de meest vrije wezens die we kennen. We kunnen ons bewegen we kunnen ons verplaatsen. En heel bijzonder: we kunnen keuzes maken die tegen onze instincten ingaan. Wanneer er een kind in een brandend huis is dan kunnen wij besluiten om het brandende huis binnen te gaan om het kind te redden. Een dier kan dat niet.

 

Ik zei zo net:  “Mensen zijn de meest vrije wezens die we kennen. “ Maar ik ken er nog één die nog vrijer is. Daar kom ik zo meteen op.

Als het zo is dat God planten, dieren en mensen niet in één vingerknip kant en klaar geschapen heeft maar dat doorheen een lang evolutieproces heeft gedaan, dan betekent dit dat er in ons nog resten aanwezig zijn van dat ontwikkelingsproces.

En dat zien we in het verhaal van vanmorgen. Op weg naar Kafarnaüm maken de leerlingen van Jezus ruzie over de vraag wie van hen de belangrijkste was. “Kinderachtig !“ denk je. “Onvolwassen ! “ “Onchristelijk ! “ We zijn meteen geneigd er een negatief oordeel over te geven.

Maar wanneer het nu zo is dat God doorheen de evolutie geschapen heeft. En wanneer het nu zo is dat er nog resten van die ontwikkeling in ons DNA aanwezig is, dan kun je begrijpen dat het denken in een pikorde, in een sociale rang orde, die dieren helpt om te overleven , ook in ons aanwezig is. Dat we ons afvragen wie hoog en wie laag in de sociale rangorde staat, dat we graag hoog in de rangorde willen staan, dat is niet kinderachtig of zondig, dat is een overblijfsel van een ontwikkelingsproces. En het bijzondere van Jezus is dat hij ons hiermee om leert gaan. En Jezus kan dat omdat Hij ons in het ontwikkelingsproces een stap voor is.

Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “ Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar. “ Jezus maakt duidelijk dat er voor ons  vrijheid mogelijk is. Ons instinct zegt ons dat we een zo hoog mogelijke plek in de sociale rangorde moeten zien te bemachtigen. Jezus leert ons door de beperking van ons instinct heen te zien. Jezus wil ons bevrijden van de enorme last van het denken en voelen in hoog en laag.

En Jezus kon hierin onze leraar worden dankzij hetgeen hij beleefde bij zijn doop in de Jordaan. Johannes duwde Hem achterover in het water. Jezus ging kopje onder. En toen hij weer uit het water omhoog rees zag hij hoe de hemel boven Hem openscheurde, er een vurige duif uit de hemel op Hem neerdaalde en er een Stem uit de hemel klonk: “ Jij bent mijn geliefde Zoon . Je bent de vreugde van Mijn leven ! “

Die woorden van God drongen diep door in het hart en de ziel van Jezus. Hij voelde zich oneindig bemind . Zijn hart werd verwarmd door deze liefde. Zij ziel verlicht. Hij wist en voelde: “ Ik ben kostbaar in Gods ogen. “

Op dat moment werd Jezus bevrijd van het denken in hoge en lage positie in de sociale rangorde. Hij wist Zich een kind van God te zijn. Hoog en laag binnen de sociale rangorde vallen dan weg. Als Hij “ Zoon van God “ is dan zijn alle mensen kinderen van God, broeders en zusters, allemaal aan elkaar gelijk.

Gemeente, wanneer u bij uzelf opmerkt dat u bezig bent met uw positie in de sociale rangorde schrik daar dan niet van. Glimlach wanneer u het bij u zelf opmerkt. Weet dat het geen zonde is maar een overblijfsel van het ontwikkelingsproces waardoorheen God schept. En denk dan aan de woorden van die Jezus bij zijn doop hoorde “ Jij bent Mijn geliefde kind. “ God spreekt ze ook tot u.

Aan het begin van de preek zei ik dat de mens van alle schepselen de hoogste vrijheid mag genieten. De mens is vrijer dan rotsen, planten en dieren. Er is er één die nog vrijer is: Jezus Christus onze Heer. En wij mogen worden zoals Hij : helemaal vrij !

Amen

 

 

12 september 2021

Lezing: Mattheüs 6, 1-13
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het jaarthema dat ons vanuit de landelijke kerk wordt aangereikt luidt: “ Van U is de toekomst. “ Het thema van de startzondag luidt:  “Uw Koninkrijk kome. “ Daarmee wordt de toekomst al aangeduid als ”Koninkrijk van God.“

De naam “ Koninkrijk van God “ komt natuurlijk uit de bijbel. De oudste delen van de bijbel zijn wel drieduizend jaar geleden geschreven en de jongste 2000 jaar geleden. Ze zijn geschreven door mensen met een heel ander wereldbeeld dan de onze. Een wereldbeeld waarin men niet wist dat de aarde rond was en maar een klein planeetje in een oneindig heelal. Een wereldbeeld die nog niet beïnvloed was door de inzichten ontleend aan de microscoop en de telescoop.

De bijbel is zoals u weet niet één boek dat op een bepaald moment in zijn geheel geschreven is. De bijbel is een bibliotheek een verzameling van boeken die geschreven zijn in verschillende tijden en culturen en maatschappijvormen.

De maatschappij vorm die je in de bijbel vaak tegenkomt is die van het koninkrijk. De samenlevingen worden bestuurd door een elite met aan het hoofd een koning die absolute macht heeft. En dat wil zeggen dat zijn wil geschiedt.

Nu leven wij nog in het Koninkrijk der Nederlanden maar het koningschap van Willem Alexander is toch vooral een symbolisch koningschap. Samen met Maxima is hij het symbool van eenheid van ons land en volk. Werkelijke macht heeft hij niet meer.

Dit betekent dat het begrip “ Koninkrijk van God “ omdat het ontstaan is in een tijd van absoluut koningschap niet meer goed weergeeft wat er in onze tijd mee wordt aangeduid. Voor ons is het nog wel duidelijk maar voor onze kinderen en jongeren is het dat niet meer.

Om duidelijk te maken wat je bedoeld met “ Koninkrijk van God “ zou je moeten spreken van “ Democratie van God “ en in plaats van als Gods “Koningschap “zou je moeten spreken over God als “ minister- president” maar dat klinkt al te plat.

Het is overigens wel de denkrichting van Jezus. In het evangelie van Johannes  zegt Hij tegen Zijn leerlingen: “ Ik noem jullie niet langer slaven. Ik noem jullie vrienden. “ Jezus kiest duidelijk voor een democratisch koningschap.

Er is nog een probleem verbonden aan het gebruik van het woord “Koninkrijk van God.” In de kerk is het gaan functioneren als een aanduiding voor de tijd die aanbreekt aan het einde van de tijden. Op grond van een bepaalde lezing van het boek Openbaringen meende men dat de aarde zou moeten ondergaan in een grote ramp en daarna zou dan het Koninkrijk van God aanbreken. Maar deze lezing gaat helemaal voorbij aan Gods liefde voor deze wereld en aan Zijn belofte dat hij nooit los zal laten varen het werk dat zijn hand begonnen is te doen. En in het evangelie van Johannes lezen we ook die prachtige woorden: “ Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft niet om de wereld te veroordelen maar om haar te verlossen .”

Hoe kunnen we spreken over het Koninkrijk van God op zo’n wijze dat het voor onze jongeren begrijpelijk wordt en de liefde van God voor deze wereld recht gedaan wordt ?

In het eerste bijbel boek Genesis lezen we over de hof van Eden en in het laatste bijbel boek Openbaringen lezen we over het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt. Je zou kunnen zeggen dat de wereldgeschiedenis zich tussen deze verhalen afspeelt. De hof van Eden wordt het stadpark van  het nieuwe Jeruzalem. In de hof van Eden ontsprong een waterbron van water van het leven. Hieraan ontsprongen vier rivieren die de hele aarde van levend water voorzien. Midden in de Hof van Eden stond de boom van het leven. Wie ervan at ontving het eeuwige leven.  In het boek Openbaringen zien we dat een rivier van levend water door het stadpark stroomt. Wie ervan drink ontvangt het eeuwige leven. Langs de oevers van de rivier staat niet één boom van het leven maar lange rijen ervan. Wie ervan eet ontvangt het eeuwige leven.

Een tempel wordt in de stad niet gevonden. God Zelf woont onder de mensen. Hij droogt alle tranen van de ogen van de mensen ziekte, rouw en dood zijn er niet meer. “ Zie Ik maak alle dingen nieuw ! “ zegt God.

Hoe doet Hij dat ? Niet door aan het eind van de tijden deze aarde ten onder te laten gaan in een grote wereldbrand. God is Aanwezig in onze wereld en Hij werkt actief aan vernieuwing van déze wereld.

God is alwetend. Hij overziet alles wat er in deze wereld gebeurd is in het verleden. Hij weet precies hoe deze wereld in elkaar zit. Hij weet hoe de situatie waarin de wereld is, is ontstaan. En Hij weet ook wat er moet gebeuren om de wereld te vernieuwen om de wereld te veranderen in het stadspark van het nieuwe Jeruzalem.

God kent ook ieder mens. Hij kent onze geschiedenis. Hij weet hoe wij zijn geworden tot de mensen die we nu zijn. Hij kent ook onze mogelijkheden. Hij kent de mens die kunnen worden en ten diepste al zijn.

God is alwetend. Hij is niet almachtig.  Zijn koningschap is niet het koningschap van een absolute koning. Hij heeft ons immers geschapen met een vrije wil. Hij heeft zijn almacht vrijwillig ingeperkt. God kan ons niet dwingen om mee te werken aan de vernieuwing van deze wereld. Hij nodigt ons er wel toe uit. Hij nodigt de mensheid uit om keuzes te maken die het nieuwe Jeruzalem dichterbij brengen.“ Zie ik maak alle dingen nieuw.” zegt God. “ Doe met me mee. Werk samen met Mij aan die nieuwe hemel en die nieuwe aarde.

De belangrijkste uitdaging waar de mensheid op dit moment voor staat is het tegengaan van de opwarming van het klimaat. Er is sprake van een klimaatcrisis. Maar een crisis is een kans. Sinds 200 jaar zijn we op een manier gaan produceren die geen rekening hield met de schepping van God. We zijn voorbij gegaan aan kwetsbaarheid van de oerwouden, de oceanen, de aarde en de lucht. De hevige regens en hoge temperaturen maken ons nu duidelijk dat we zo niet door kunnen gaan. De crisis is dus een kans. Een prachtige kans om onze productiewijze en ons gedrag te veranderen.

En God kan ons niet dwingen om dat te doen. Beter gezegd; hij wil ons niet daartoe dwingen. Maar hij nodigt ons ertoe uit. Hij roept ons ertoe op. “ Grijp deze crisis aan om te veranderen. Grijp deze crisis aan om de lucht ,water en aarde te zuiveren. Om de oerwouden weer te laten groeien. Mijn zegen heb je !

En dit laatste is van wezenlijk belang: “ Mijn zegen heb je ! “ zegt God. Wij staan er niet alleen voor ! God werkt met ons mee. God belooft : “ Zie Ik maak alle dingen nieuw. “ Hij is actief werkzaam in onze wereld om de mensen te inspireren, om mensen actief ideeën in te geven. Wanneer Zijn werkzaam zichtbaar gemaakt zou kunnen worden dan zouden we zien dat Hij alomtegenwoordig is.

“ Van U is de toekomst “ en “ Uw koninkrijk  kome. Luidt het jaarthema van de kerk en het thema van deze startzondag. Wanneer we het onze Vader bidden dan bidden we in het begin “ Uw koninkrijk kome” dat is op die plaats in het gebed, een bede, een wens. Maar al  biddend voelen we kracht en hoop en geloof in ons sterk worden. We worden enthousiast en eindigen daarom jubelend: “ Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid. Tot in eeuwigheid. Amen.

 

 

 

Ga naar de bovenkant