Lezingen: Psalm 8    Lucas 1, 39-46a
Voorganger: ds. J. Katerberg, Borger

Lieve mensen van God,

Het is crisistijd, dat zal u niet ontgaan zijn.
Er is de coronapandemie natuurlijk. Maar ook de vluchtelingencrisis.
En dan nog de enorme klimaatcrisis die schier onoplosbaar lijkt.
Grote onvrede ook over de groeiende kloof tussen rijk en arm.
Want in de eerste plaats zullen de toch al armsten in deze wereld
de dupe worden van deze crises en vervolgens wij allemaal.
Er wordt op allerlei niveau topoverleg gevoerd,
maar het cynisme voert bij velen de boventoon.
Ieder blijft toch vechten voor zijn eigen kleine en grote belang,
en hoe de wereld er over honderd jaar uitziet zal ze een zorg zijn,
de machthebbers in deze wereld, zo wordt er veel gedacht.
Misschien is dat wel waar en moeten we de aanpak van deze crises
niet langer alleen maar overlaten aan de vertegenwoordigers
van de geld- en groei-economie, maar in eigen hand nemen. Hoe?
Nee, ja natuurlijk óók door de goede producten te kopen,
en niet altijd alleen maar de goedkoopste, als dat financieel kan natuurlijk
en door ook anderszins mee te doen met allerlei duurzame initiatieven
en de verspilling van energie tegen te gaan, bijvoorbeeld.
Maar vanmorgen zitten we in de kerk of beleven de dienst thuis mee,
en vragen we ons af of ook onze kerkgang zelf, ons zingen en ons bidden dus,
heel ons geloven, wellicht óók iets bijdraagt in de richting van een oplossing
van de verschillende crises. Huh, hoor ik al iemand denken: moet dat dan?
Ik ben juist blij dat ik één dag in de week, één uurtje, eens even níet
om de oren wordt geslagen met al die problemen…..
Dat valt te begrijpen, maar we kunnen en willen niet om Maria heen.
Maria, een meisje, een vrouw die zwanger is in crisistijd.
En het zou wel eens zo kunnen zijn dat haar lied, haar lofzang
van alles te maken heeft met de crisis waarin ook ónze wereld zich bevindt.

Maria is als mens in elk geval grote verlegenheid, kun je wel zeggen:
veertien jaar misschien, te jong want zwanger en geen man.
Dat was in die tijd letterlijk levensgevaarlijk, zoals nog steeds trouwens
in veel landen van het Midden-Oosten.
Waar zal haar grote geheim, dat haar haast nog té groot is, veilig zijn?
Dat is de ene kant van Maria, haar crisiskant. Ze is zó kwetsbaar.
Maar er is ook een andere kant in haar: van een ontluikend groot geluk.
Met wie zal ze het kunnen delen, dat grote geluk van binnen?
Wie zal haar begrijpen en niet veroordelen?
Met grote haast gaat ze op weg naar haar nicht Elizabeth.
Over haar gingen er ook vreemde praatjes rond: te oud en toch zwanger.
Als daarom bij iemand Maria’s geheim veilig is, dan zeker toch bij háár.
Beiden stonden ze er niet bepaald goed op, zeg maar.
En alleen blijven met angst of verdriet is niet goed voor een mens.
Alleen blijven met je blijdschap, hoe groot ook, dat gaat ook haast niet.
Het moet eruit, alle angst; het wil gedeeld, alle geluk van de wereld.
En met wie zou ook dat beter kunnen dan met Elizabeth?

De grote haast van Maria is een eerste aanwijzing voor wat ook ons te doen staat:
ook wij zijn immers in crisis en ook wij verwachten iets heel geweldigs, net als Maria.
Ja, ook voor ons lijkt het noodzakelijk om in de benen te komen.
Om niet te blijven steken in het cynisme van het-wordt-toch-nooit-wat
met een radicale aanpak van de crisis, of in het onverschillige van
het-zal-mijn-tijd-wel-duren en ze-zoeken-het-maar-uit.
Dat doe je niet als je in blijde verwachting bent, onverschillig of cynisch zijn.
Nee, je komt haastig in de benen om elkaar op te zoeken.
Om de angst te delen, maar vooral om de grote blijdschap te delen,
om wat komen gaat: de komst van een heel ander bestel.
En dat doe je het liefst elke zondag opnieuw, want er is weinig tijd.
En je roept met Maria: geloof met me mee asjeblieft!

Op het moment dat Maria en Elizabeth elkaar ontmoeten
is de angst verdwenen en de gezamenlijke, grote blijdschap overheerst.
O zeker, de angst om de roddels, om het gevaar ook,
ze hebben het ongetwijfeld met elkaar gedeeld, maar we lezen er niets over.
Een diepe vreugde wordt zichtbaar in dit kostbaar samenzijn.
Een vreugde die eruit komt in een prachtig lied van Maria.
Het doet haar zingen en van de toekomst dromen.
Nee, haar lied is geen voorspelling van wat gebeuren gaat.
Het is ingegeven door de omstandigheden,
door de grote crisis waar Maria zich middenin bevindt:
haar land is bezet door vreemde overheersers en in Galilea,
haar landstreek, is het buitengewoon roerig door opstanden en aanslagen.
Je bent je leven niet zeker.
Het verschil tussen arm en rijk is erg groot en het recht is ver te zoeken.
De sterkste krijgt wat hij wil.
En dát ziet Maria allemaal gaan veranderen:
de messias die komt zal koning zijn en Israël komen redden.
Hij zal armen en geringen oprichten en heersers een toontje lager doen zingen.
Hongerigen zullen overladen worden en rijken staan met lege handen.
Maria gelooft mét de komst van haar kindje in een andere, betere wereld.

Haar lied lijkt een bijna overmoedig visioen.
Zingend stijgt Maria boven zichzelf uit en boven de realiteit van elke dag.
En misschien stijgt ze zelfs uit boven Jezus,
want een sociaal-politieke messias blijkt Jezus toch niet te zijn, later.
De Romeinen heeft hij niet weggejaagd,
de verhoudingen tussen arm en rijk heeft hij niet veel anders gemaakt
en machtigen als Herodes en Pilatus bleven gewoon zitten waar ze zaten,
laat staan de keizer in Rome.
Hij zou het allemaal wel hebben gewild, denk ik, jazeker,
maar zijn enige wapen was de liefde, en het kost nu eenmaal
erg veel tijd om daarmee machthebbers wat te doen opschuiven.
Tijd, die hem niet werd gegund.
Het lied van Maria is dus niet achteraf op Jezus toegeschreven,
zodat het een beetje zou passen, en daarom is het des te echter.
Dit was immers wat men verwachtte, reeds in de Oud-Testamentische tijd:
een aardse messias die als een zoon van David, koning te Jeruzalem zou worden.
Zelfs de engel Gabriël die Maria de blijde boodschap kwam brengen,
had gesproken over de troon van David.
Je zou bijna zeggen: zelfs Gabriël heeft het over een andere messias
dan de messias die Jezus tenslotte is geworden….
Had die engel wel de goede boodschap meegekregen vanuit de hemel?
Of kwam Gabriël misschien meer uit het Oude Testament, dan uit de hemel?

Er is door de latere volgelingen van Jezus in dat Oude Testament
gezocht naar aanknopingspunten voor een mens, een messias als Jezus.
Men kwam vaak uit bij de profeet Jesaja, bij teksten als van de lijdende knecht
van wie gezegd werd dat hij onopvallend van uiterlijk was,
door de mensen gemeden, een man die het lijden kende,
die onze ziekten droeg en ons lijden op zich nam.
Maar een tekst die weinig met Jezus in verband is gebracht is die van psalm 8.
En goed beschouwd is die toch heel erg de moeite waard.
Speciaal vers 3 waarin staat dat God zich met de stemmen
van kinderen en zuigelingen een macht op bouwt tegen zijn vijanden.
Om hun wraak en verzet te breken. Kinderen die machtigen doen smelten?
Kinderen die de eindeloze keten van wraak verbreken en vrede brengen?
Maar hoe dan?
Een tijdje geleden las ik in de krant het verhaal van rabbijn Soetendorp.
En ik begreep ineens wat psalm 8 bedoelde en waarom die psalmregel
alles te maken heeft met dat kindje in de kribbe.
Avraham Soetendorp lag als baby’tje van drie maanden rustig te slapen
toen Nederlandse politiemannen met een Gestapo-officier binnenvielen.
Het was de laatste razzia tegen Joden in Amsterdam en zijn ouders
hadden hun koffers al gepakt om weggevoerd te worden.
Dan buigt de Gestapo-man zich over de wieg van de kleine Avraham
en zegt: ‘Schade, dass er ein Jude ist.’ Hij kijkt de ouders aan en vervolgt:
‘Wir kommen Morgen zurück’. Waardoor ze precies de tijd kregen die nodig was
om onder te duiken. Het zo kwetsbare baby’tje had de harde officier doen smelten.
Het gezin overleefde de oorlog, ondergedoken bij vrome Katholieken in Velp.
Dát is nu precies de macht van de God die wij aanbidden.
Met het meest kwetsbare dat we als mensheid bezitten, onze kwetsbare kleintjes, maar ook met onze kwetsbare oudjes, overwint hij het geweld.
Ik denk aan wat corona doet: economische belangen moeten wijken
voor de zorg om kwetsbare ouderen!
De menselijke kwetsbaarheid stelt grenzen aan het geweld.
Precies dat is het wat ook Jezus doet: liefde wekken en kwetsbaar zijn.
Weerloze overmacht, noemde iemand het. Weerloosheid die overmachtig blijkt.
Waartegen zelfs de dood niet bestand is, zie Pasen.

Nee, messias Jezus heeft het ons vanaf het begin al niet gemakkelijk gemaakt.
Hij kwam niet onze problemen oplossen: niet dat van oorlog en armoede,
niet van wat voor crisis dan ook. Hij kwam ons alleen de middelen leren,
beter gezegd: hét middel, het enige, waarmee deze wereld
werkelijk kan veranderen: liefde. Mededogen, ontferming, vergeving.
Allemaal woorden die rond dat centrale woord ‘liefde’ cirkelen.
Een messias zoals de Joden verwachten, was een stuk gemakkelijker geweest.
Die zou zich niet schamen voor de harde hand
en desnoods met het nodige geweld zijn volk hebben bevrijd.
Maar Jezus niet. Bij hem heiligt het doel nooit de middelen.

Maria ziet haar eigen wereld dus compleet veranderen.
Maar zou ze het hebben kunnen begrijpen, later,
dat haar zoon die heel andere weg is gegaan, de weg van de liefde?
Zou zij het hebben kunnen verdragen, dat hij zoveel pijn moest lijden?
Of zou ze helemaal verslagen bij zijn kruis hebben gestaan en gedacht:
lieve, lieve, Jezus, wat hebben ze jou aangedaan, maar wat was je naïef.
Jij die dacht met alle liefde machtigen in beweging te kunnen krijgen.
Met je zo uiterst kwetsbare liefde.

Maar wie niet durft dromen en zingen als Maria, van een andere wereld,
uit angst om niet teleurgesteld of cynisch te worden,
zal tenslotte door de feiten worden ingehaald en overspoeld.
Hij heeft helemaal niets meer in handen en is compleet onmachtig.
Alleen wie in de benen komen om samen te zingen overwinnen de angst,
de angst voor welke ondergang dan ook, de angst voor de pijn ook
die het kost om deze aarde weer op orde te brengen, op de orde van God.
En daarover gaat het toch in de tijd van advent: dat we ons voorbereiden
op een nieuwe wereld, op de komst van Gods Koninkrijk.
Er zal daartoe het nodige moeten worden losgelaten,
er zullen nogal wat zekerheden de deur uitmoeten, dat staat vast.
Maar waar gezongen wordt valt er veel van je af, gelukkig maar.
Ja, als er ooit een tijd is dat er gezongen moet worden,
dan is die tijd nu wel helemaal aangebroken, als u het mij vraagt.
Juist nu het niet kan, met z’n allen.
Het is vijf voor twaalf en de lampjes van de hoop zijn bijna uit,
ondanks alle kouwe kerstglitter die ons straks weer aanstaart.
Maria’ s zingen maakt ons bewust van een enorme taak op onze schouders:
de liturgie volbrengen, telkens weer opnieuw.
Liturgie betekent letterlijk: werk van het volk.
En precies dat is het wat we hier zondag aan zondag volhouden:
het lied als een werk, een noodzakelijk werk, een heilige opdracht.
Nee, daar moet je niet cynisch over doen en nuchter gaan roepen:
ach, denk je nu echt dat dát wat uitmaakt in deze wereld,
of er een paar mensen op zondagmorgen met elkaar
een paar vrome liedjes staan te zingen?
Dan ben je zelfs in de kerk al gegrepen door de machteloosheid
en kun je misschien maar beter wat anders gaan doen op zondagmorgen.
Natuurlijk, het is zingen tegen de klippen op,
ook tegen de klippen in onszelf op, de klippen van het wordt toch niks,
en van doe asjeblieft niet zo moeilijk, man.
Het is hard werken, zingen en het zingen volhouden.
Maar het maakt ons sterk als Maria en bereid om ruimte te maken
voor een toekomst waarin de geldgod van zijn troon is,
en waarin de mishandelde natuur weer schepping wordt, gave van God.
En om daar met nieuwe moed daadwerkelijk wat aan te doen,
als een moeder die zich voorbereidt op de komst van haar kind.
Een kind dat met zijn kwetsbare liefde liefde zal wekken
en zo op een dag de weerstand zal breken van Gods vijanden..
Zullen we dan toch maar met Maria mee geloven in dit kind?
Want zijn kwetsbare liefde staat als een baken van hoop recht overeind
in een wereld die meer en meer van God los lijkt te raken.

Over de macht van het kwetsbare schreef Okke Jager een mooi en aangrijpend gedichtje. Daarmee wil ik graag besluiten.
Het heet: Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Verraadt ons aller angst zich niet
in wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

Zo moge het zijn