18 mei 2023 Hemelvaart

Lezing: Handelingen 1
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

De betekenis van het hemelvaart verhaal is voor de  meeste mensen niet meer duidelijk. Bovendien is het verhaal  voor de veel mensen te wonderlijk om waar te kunnen zijn. We hebben ons het wetenschappelijk denken zo eigen gemaakt dat de hemelvaart van Jezus op een wolk voor de meesten van ons niet meer als geloofwaardig is.

Het is jammer dat het wonderlijke van het verhaal het zicht op het wezenlijke ervan verhindert. Daarom wil ik proberen het wezenlijke ervan te laten zien.

Voor ons is het  een zeer wonderlijk verhaal maar de tijdgenoten van Jezus keken er veel minder van op. Zij waren n.l. gewend aan de hemelvaartverhalen over de Romeinse keizers. De Romeinse keizers werden als goddelijk vereerd. En wanneer zij stierven dan  kwamen er altijd mensen naar voren die ervan getuigden dat zij de keizer naar de hemel hadden zien varen. Een posthume bevestiging van de  goddelijkheid van de keizer. Een goddelijkheid die vervolgens weer op zijn opvolger afstraalde.

Deze veronderstelde goddelijkheid was natuurlijk een instrument waarmee de keizer zijn macht wist te handhaven.

De tijdgenoten van Jezus keken dus niet op van een hemelvaart van een keizer. De keizer was heerser van een wereldrijk: oppermachtig , puissant rijk… Maar dat van Jezus werd verhaald dat  Hij ten hemel opgevaren zou zijn dáár keken ze van op. Wat was er zo bijzonder aan Jezus dat van Hem gezegd werd dat Hij ten hemel gevaren was ?
Hij was toch maar gewoon de zoon van een timmerman uit Nazareth?
Ja, maar toen Jezus gekruisigd werd, spijkerde men boven zijn hoofd een bordje met daarop de tekst: “ Koning der Joden. “ Lucas stelt in zijn evangelie en in het boek Handelingen twee wijzen van koningschap tegenover elkaar : het koningschap zoals de keizer van Rome dat in de praktijk brengt en het koningschap van Jezus.

De keizer van Rome probeerde zover  mogelijk boven zijn medemensen uit te steken. Hij verhief zich tórenhoog boven hen.
Hij greep zoveel mogelijk macht en dat dikwijls op  meedogenloze wijze Hij vergaarde zoveel mogelijk rijkdom. Zijn status als keizer was hem  niet genoeg, hij wilde als goddelijk beschouwd worden.

Jezus doet  het tegenovergestelde. Hij was een man met een groot charisma, met een grote uitstraling. Zijn ogen straalden hemels licht uit.  Zijn stem was vol en warm. Hij sprak op poëtische wijze als een dichter. Complexe zaken kon Hij d.m.v. beeldende verhalen uitleggen aan eenvoudige mensen. Hij had de gave van de genezing. Hij had zich heel gemakkelijk als een goeroe, ja zelfs als een god kunnen laten  vereren. Maar Jezus wees die verering af.

Hij gaat op voet van gelijkheid  en op liefdevolle en respectvolle wijze om met eenvoudige mensen. En méér dan dat. Hij gaat op voet van gelijkheid om met mensen die algemeen als verachtelijk werden beschouwd: Samaritanen, tollenaars ( collaborateurs) , melaatsen. Hij respecteert vrouwen als Zijn gelijken. Hij komt op voor de armen. En hij zegt: “ Laat de kinderen tot mij komen. “

Wie vaart er ten hemel ? Niet de keizer van Rome die zich als god laat vereren maar Jézus die zich niet verheft boven zijn medemensen maar náást hun gaat staan.  Wie vaart er ten hemel? Jézus die er niet op uit is om zoveel mogelijk macht, rijkdom en roem te verwerven maar op liefdevolle en vriendelijke wijze dienstbaar wil zijn aan zijn medemensen.
Jezus vaart ten hemel om plaats te nemen aan de rechterhand van God. Dat is symbóól taal. Dat is de symbolische plaats waarvandaan God deze wereld regeert. In psalm 72 wordt het beeld geschilderd van een koning die de wereld in Gods Naam zou kunnen regeren:

Hij zal de redder zijn der armen
Hij hoort hun hulpgeschrei.
Hij is met koninklijk erbarmen hun eenzaamheid nabij.
Hij helpt, met hun bestaan bewogen,
die zijn in vrees verward.
Hun bloed is kostbaar in zijn ogen.
Hij draagt hen in zijn hart.

Degene die dit in de praktijk brengt is het waard om plaats te nemen aan de rechterhand van God om van daaruit de wereld te regeren. Uit de evangeliën blijkt dat Jézus het waard is om deze plaats in te nemen.

En in het evangelie van Johannes lezen we dat Jezus tegen zijn leerlingen zegt: “ Ik noem jullie geen slaven. Ik noem jullie vrienden. “ Jezus wil niet als koning heersen over zijn leerlingen. Hij wil dat ze zijn vrienden zijn. Jezus wil het koningschap over de wereld delen met zijn leerlingen. Hij wil zijn plaats aan de rechterhand van God met hen delen. Het is symbool taal .

En het is een oproep aan president Biden van Amerika, president Poetin van Rusland, en president Xi van China  en premier Rutte om psalm 72 ter hand te nemen en daarin te lezen aan welke criteria hun koningschap moet voldoen. Het is een oproep om hun ambt zo in te vullen dat ook zij zouden kunnen plaatsnemen aan de rechterhand van God.

Het hemelvaart verhaal is geen wonderverhaal, geen zweverig  verhaal het is heel concreet een oproep aan de leiders van onze wereld en ook aan onszelf om redder te zijn van de armen, zieken, eenzamen.
Amen.

30 april 2023

Lezingen: Exodus 3, 1-6.   Lucas 15, 11-24
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Thema: God heeft ons onvoorwaardelijk lief. Lucas 15: De verloren zoon.

Gemeente van Christus,

In onze protestantse traditie heeft zich in de loop van de tijd een pessimistisch mensbeeld ontwikkeld. In de Heideberger Catechismus, het bekende belijdenisgeschrift uit de 16, staat zelfs dat de mens geneigd is tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed. Nou, dan heeft iedere inspanning tot verbetering van de wereld geen zin zou je zeggen. Maar zo negatief bedoelden de schrijvers van de catechismus het ook weer niet. Na de woorden: “geneigd tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed” plaatsten ze een komma en schreven: “tenzij we opnieuw geboren worden uit de Heilige Geest. “En dan volgt er eigen een heel optimistisch verhaal over de mens die de vruchten van de Geest kan voortbrengen. Helaas hebben vele protestanten echter een punt gezet achter “geneigd tot alle kwaad“ en “onbekwaam tot enig goed“ en zijn ze het optimistische verhaal achter de komma vergeten. In onze tijd leest men gelukkig steeds vaker achter de komma door.

Wanneer je de krant leest en naar het journaal kijkt dan ben je geneigd om in te stemmen met het negatieve mensbeeld van voor de komma. Op zo veel plaatsen staan mensen elkaar naar het leven, op zoveel plaatsen vechten de mensen om macht, op zo veel plaatsen worden mensen onderdrukt. Op zoveel plaatsen is er oorlog…..

Dat is waar. Maar het is ook maar net hoe je kijkt. Kijk je naar de beelden van een oorlog dan kun je inzoomen op het geweld, op de schietende soldaten, maar je kunt ook inzoomen op de mensen van het Rode Kruis of de Halve Maan die met gevaar voor hun eigen leven gewonden van het slagveld halen. En kijk eens in Nederland hoeveel mensen werken er in de zorg? Hoeveel mensen werken er in het onderwijs? Hoeveel mensen zetten zich in voor vluchtelingen? Hoeveel mensen zetten zich in voor natuurbescherming? Hoeveel mensen doen even een boodschapje voor een zieke of oude buren? Er zijn veel meer goede dan slechte mensen in de wereld.

Wanneer we nu even los van de Heideberger Catechismus kijken naar het bijbelse beeld van de mens. Wat zien we dan? We lezen in Genesis 1 dat God de mens geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis. We worden geboren als mensen die beeld van God zijn. En beeld van God blijven we ons leven lang. Beeld van God zijn we in het diepst van onze ziel.

Wanneer we geboren worden zijn we beeld van God met de mogelijkheid om uit te groeien tot mensen die ook lijken op God. We mogen uitgroeien tot mensen als Jezus die als Zoon leek op Zijn Vader. De kracht daarvoor kreeg Hij bij zijn doop toen de Heilige Geest over Hem werd uitgestort.

Wat er nu in een mensenleven kan gebeuren is dat hem of haar overkomt wat ook Jezus overkwam n.l. dat de duivel ons kan verzoeken in de woestijn van het leven. Dat de duivel ons kan verzoeken klinkt heel zwaar. Je zou er bang van worden! Maar het is beeldspraak. De duivel is geen griezelig figuur op bokkenpoten die bij Jezus kwam staan. De duivel is symbool voor een innerlijke stem die ons probeert te verleiden.

De duivel kwam met drie verleidingen. “Maak van deze stenen brood “Hij probeerde Jezus te verleiden zijn koningschap te misbruiken door grote rijkdom te verwerven. De tweede verzoeking was: “Kniel neer voor mij en zal ik je alle koninkrijken van de wereld geven. “Dit is de verzoeking om d.m.v. geweld en onderdrukking te heersen. De derde verzoeking was: “Spring van het tempeldak en een schare engelen zal neerschieten uit de hemel en je opvangen en je zult als een god worden vereerd.”

In deze verzoekingen gaat het om verzoekingen waar wij allen aan blootstaan: de verzoeking van hebzucht, heerszucht en eerzucht.

Jezus kon deze verzoekingen weerstaan uit de kracht van de Geest die Hij bij zijn doop ontvangen had. En ook wij kunnen deze verzoekingen weerstaan uit de kracht van de Geest. Maar en daar moeten we realistisch in zijn: we zijn feilbare mensen. We zijn niet volmaakt. We zijn beelden van God maar nog op weg om zo op God te gaan lijken als Jezus dat deed. En zo zijn wij mensen.

Wij zijn door God geschapen als mensen die onderweg zijn van beeld naar gelijkenis. We mogen onszelf aanvaarden als mensen die op weg zijn van beeld naar gelijkenis. God houdt van ons als mensen die op weg zijn van beeld naar gelijkenis.

Om dit te laten zien heb ik de Schriftlezingen van vanmorgen uitgekozen.

Mozes is in de woestijn. Hij hoedt de schapen van zijn schoonvader Jethro en leunt op zijn herdersstaf en speurt in het rond of er geen wolven zijn die het op zijn schapen voorzien hebben. En rondkijkend valt hem opeen iets op. Hij ziet een brandende braamstruik. Op zich niet vreemd. Het komt wel vaker voor dat een braamstruik in de hitte van de woestijn spontaan ontbrandt. Maar hier gebeurt iets vreemds. Een braamstruik is maar heel teer. Een paar vlammen laaien heel even op en de struik is weg. Maar deze braamstruik brandt en brandt en blijft maar branden. Hij lijkt wel niet te verteren. Nieuwsgierig loopt Mozes er naartoe. En dan klinkt plotseling de Stem van God uit de braamstruik: “Mozes, Mozes, doe de sandalen van je voeten want deze grond is heilige grond.” En dan roept God Mozes op om het volk Israël uit Egypte te leiden. Maar Mozes voelt zich daar helemaal niet geschikt voor. “Wie ben ik dat ik dit zou doen? Ik heb geen leiderschapskwaliteiten en bovendien ben ik een stotteraar.” Mozes heeft een negatief zelfbeeld. Hij lijdt onder gevoelens van minder -waardigheid. De braamstruik is daar het symbool van. Het is geen trotse dadelboom of fiere wijnstok maar een nederige struik. En het is juist in die nederige braamstruik dat God neerdaalt en van waaruit Hij Mozes aanspreekt. En zo daalt God ook in Mozes neer en spreekt vanuit Mozes Zijn volk toe. Mozes met zijn negatieve zelfbeeld wordt vol van God. En je zou zeggen dat een mens, een feilbaar mens, de heiligheid van God niet uithoudt, niet overleeft, erdoor zal worden verteerd. Maar het vuur van God verteert de mens niet maar geeft hem kracht.

Mozes had een negatief zelfbeeld en de verloren zoon uit de gelijkenis van Jezus dacht ook heel negatief over zichzelf. Hij had zijn deel van de erfenis opgevraagd, was naar het buitenland vertrokken, had daar het geld opgemaakt en kwam bijna om van de honger. Hij zou zijn maag hebben willen vullen met schillen die voor de varkens bestemd waren maar niemand gaf ze hem. Dat wil zeggen hij was nog minder dan een varken geworden en voelde zich ook zo.

In uiterste nood besluit hij dan terug te gaan naar zijn vader maar zegt hij tegen zichzelf: “Ik ben het niet meer waard zijn zoon genoemd te worden. “Zo negatief dacht hij over zichzelf. Zo weinig was er nog van zijn gevoel van eigenwaarde overgebleven.

En dan lezen we die prachtige scene. De mooiste scene uit de bijbel die een weergave is van het godsbeeld van Jezus. Een scene die in het hoofd en hart van Jezus geboren werd:

De vader stond dagelijks op de uitkijk verlangend naar de teugkeer van zijn zoon. Wanneer hij hen in de verte ziet aankomen rent hij hem tegemoet viel hem om de hals en kuste hem. En geeft zijn knechten de opdracht om een feestmaal te organiseren want: “deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij is verloren en is weer teruggevonden. “

Een schuldbelijdenis van de zoon, een vraag om vergeving was helemaal niet nodig! De vader had hem al vergeven!

Mozes en de verloren zoon waren mensen geschapen naar Gods beeld met de mogelijkheid om uit te groeien tot mensen die lijken op God. In de tussentijd tussen beeld en gelijkenis maakten ze fouten: Mozes sloeg een man dood, de verloren zoon liet zijn vader achter. Mozes en de verloren zoon waren geen volmaakte mensen maar ze hadden de waardigheid “beeld van God “ te zijn.

Ook wij zijn geen volmaakte mensen maar ook wij zijn beelden van God op weg naar onze gelijkenis met God. Dit blijkt in de praktijk heel moeilijk om te aanvaarden. Mensen worstelen met hun onvolmaaktheid. Mensen hebben het gevoel volmaakt te moeten zijn. Maar dat vraagt God niet van ons. Hij heeft ons geschapen als onvolmaakte mensen en houdt van ons als onvolmaakte mensen.

En wij hoeven niet te proberen om volmaakt te worden. We mogen beetje bij beetje meer gaan lijken op God. En dat hoeven we niet zelf te doen, dat bewerkt de Heilige Geest in ons. Paulus schrijft in 2 Kor. 3:18

“Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer een meer door de Geest van de Heer naar de luister van dit beeld worden veranderd.”
We kunnen de ogen van God zien als een spiegel die ons weerkaatst. Een spiegel toont ons zoals we zijn. Een spiegel oordeelt niet, een spiegel past niet aan en geeft geen commentaar.
God ogen zijn een liefdevolle spiegel. Ze weerkaatsen ons zoals we zijn maar met oneindige liefde. Ze oordelen niet, ze passen niet aan, ze geven geen commentaar. Ze kaatsen ons spiegelbeeld terug met oneindige liefde.

Amen.

26 maart 2023

Lezing: Johannes 20
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

De bekende dichter Willem Barnard zei over het verhaal over de opwekking van Lazarus:

“Het is mij volstrekt onmogelijk om dit verhaal met mijn verstand te geloven maar het is mij tegelijkertijd volstrekt onmogelijk om het met mijn hart niet te geloven.”
Zo vergaat het mij ook: Met mijn verstand kan ik het niet geloven maar met mijn hart blijk ik het te geloven.
Ik constateer dat ik het geloof met mijn hart.

We zijn heel verschillend zoals we hier bij elkaar zijn:
Sommigen van u zullen zeggen:
“Ik geloof dat God almachtig is en het verhaal staat in de bijbel. Ik heb helemaal geen moeite om te geloven dat het zo gebeurd is.”

Anderen zullen zeggen:
“Een verhaal als dit voor waar moeten houden zou het geloven voor mij onmogelijk maken.”
We zijn heel verschillend zoals we hier bijeen zijn maar de Heilige Geest heeft ons samengebracht als gemeente, ons samengevoegd als broeders en zusters.
Laten we proberen de betekenis van het verhaal samen te verstaan afgezien van de vraag of we het verhaal nu wel of niet letterlijk nemen.
Het eerste dat we over het verhaal moeten zeggen is dat het geen wonderverhaal is. Dat klinkt wellicht wat vreemd maar het gaat in het verhaal niet om de wondermacht van Jezus.
We zijn geen leerlingen van Jezus omdat Hij wonderen deed, maar omdat we houden van de wijze waarop Hij omging met God en mens en omdat Hij doorzichtig was tot op God.

Het gaat in het verhaal niet om het wonder. De betekenis van het verhaal wordt duidelijk wanneer we het in het licht houden van drie verhalen die elders in de bijbel staan:

  1. Het verhaal over de opwekking van Jezus in Joh. 20
  2. Het verhaal over Mozes die het volk Israël roept
  3. Het verhaal over de roeping van Abraham

Eerst het verhaal over de opstanding van Jezus in Johannes 20:
In het verhaal over de opwekking van Lazares zien we een groot aantal overeenkomsten met het verhaal over de opwekking van Jezus.

– Zowel Jezus als Lazarus worden in een rotsgraf gelegd dat wordt afgesloten met een grote ronde steen die wordt weggerold.
– Zowel bij het graf van Jezus als bij het graf van Lazarus wordt heel wat heen en weer gerend. Wanneer Maria van Magdala ontdekt dat het graf van Jezus leeg is holt ze  naar de leerlingen om dit nieuws te vertellen.
Petrus holt dan naar het graf om te kijken of dit waar is.
In het verhaal over Lazarus holt Maria naar Jezus en de klaagvrouwen hollen achter haar aan.
– In het verhaal over de opwekking van Jezus lezen we dat Maria de zweetdoek die Jezus om Zijn hoofd had en het linnen waarin Zijn lichaam gewikkeld was in het graf ziet liggen op de plaats waar Jezus lag. In het verhaal over Lazarus lezen we dat hij wanneer hij uit het graf komt gewandeld nog gewikkeld was in zweetdoek en linnen.

Kortom: er zijn veel overeenkomsten tussen de beide verhalen. Het verhaal van vanmorgen wijst vooruit naar het opstandingsverhaal en is zonder dit verhaal niet denkbaar.

Het tweede verhaal dat op de achtergrond meespeelt is het Exodus –verhaal, het verhaal over de uitocht uit Egypte.
Mozes krijgt van God de opdracht om naar het volk Israël te gaan en het te zeggen dat het uit het slavenland weg moet gaan naar het land van belofte.

Jezus gebiedt Lazarus in het verhaal van vanmorgen:
“Kom naar buiten! “In het Grieks begint het werkwoord “naar buiten komen” met “Ex”, dezelfde “Ex”als staat in “Exodus”.
Zoals het volk Israël uit het slavenland Egypte treedt, uit het land van de dood, zo is het naar buiten komen van Lazarus zijn uitocht, zijn
“Exodus” uit het land van de dood.

Het derde verhaal dat meeklinkt is het verhaal van de roeping van Abraham. Hij woonde in Ur der Chaldeeën. Daar geloofde men dat het lot van de volkeren en van de individuele mensen in de sterren geschreven stond. Dat lot stond vast: onafwendbaar, onveranderlijk. De mens was slaaf, willoos slachtoffer van zijn lot. En daarom zegt God tegen Abraham:
“Ga weg uit je land, uit je stam, uit je familie naar het land dat Ik je wijzen zal.  Kom naar buiten. Verlaat dat land waar alles al muurvast ligt.”

In alle drie verhalen wordt een situatie geschetst waar een volk of mens muurvast zit: onvrij in een land waar het lot in de sterren geschreven staat, onvrij in slavernij, onvrij in de ketenen van de dood.
En drie keer klinkt het bevrijdende woord: “Kom naar buiten!” “Kom naar buiten, de vrijheid, het leven tegemoet!”
Bovendien is Lazarus, “de arme Lazarus”, het symbool voor de armen in onze wereld. Het symbool voor de onderdrukte, geknechte mens. Het symbool voor de mensen die als vliegen zijn doodgeslagen op de muur van de geschiedenis.
Lazarus dat zijn die jongens van 19, 20 jaar oud die sneuvelen in Oekraïne.
Lazarus dat zijn de kinderen in de sloppenwijken en vluchtelingenkampen wie lot al vastligt, die er niet op hoeven te rekenen dat ze ooit een menswardig bestaan op zullen kunnen bouwen.
Jezus zegt tegen Lazarus: “Kom naar buiten!”  Hij zegt het tegen de kinderen in de sloppenwijken. Hij zegt het tegen de gesneuvelden op het slagveld.

In het verhaal van vanmorgen wordt ons voorgehouden dat het onmogelijke mogelijk is.
Wij zijn geneigd om te zeggen:
“Oorlogen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven. Armoede onoplosbaar! Milieuvervuiling:
Onvermijdelijk! En: dood is dood. Hiertegen in opstand komen lijkt onrealistisch en naïef.
Het is zo verleidelijk om te wanhopen. Want de zekerheid van wanhoop geeft meer rust dan de onzekerheid van de hoop.
Het evangelie roept ons op om niet te wanhopen om in opstand te komen tegen de wanhoop en vast te blijven houden aan de hoop die in ons leeft.

De hoop dat verlossing mogelijk is. Verlossing van oorlog, armoede, ziekte en dood. Verlossing van alle mensen. Verlossing van hen die nu leven. Verlossing van hen die al gestorven zijn. En verlossing van hen die nog geboren moeten worden. Zij allen zullen leven.
Alle lijden zal worden weggenomen en allen die lijden zullen worden verlost.
Alle leed dat geleden is kan nooit meer ongedaan worden gemaakt. Het kan nooit goedgepraat worden. Het kan nooit gerechtvaardigd worden. Maar God zal er iets mee doen waardoor het, hoe weten we niet, zal worden verlost.
“Onmogelijk!”, zeggen we in het graf van onze wanhoop.
“Kom naar buiten!”, zegt Jezus ons: “Wandel in het licht!”
Amen

12 maart 2023

Lezingen: Genesis 24, 1-7 en 12-20     Johannes 4, 5-26

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Jezus ontmoet een vrouw bij een waterbron. Een man en een vrouw bij een waterbron: het roept het beeld op van Adam en Eva in de hof van Eden. In het midden van de hof was een bron. Een man en een vrouw en een waterbron. De waterbron is een bron van levend water: het is het symbool van God, de bron van alle leven.

Wanneer in de bijbel een ontmoeting plaatsvindt tussen een man en een vrouw bij een bron, dan weet je: dit loopt uit op een huwelijk. Mozes ontmoet zijn toekomstige vrouw Sippora bij de waterbron van Midjan. Isaak ontmoette zijn toekomstige vrouw Rebekka bij de Jakobsbron.

Wanneer je leest dat Jezus een vrouw ontmoet bij een waterbron dan weet je: dit loopt op een huwelijk uit. Jezus is de nieuwe Adam. Hij is de mens zoals God deze bij de schepping bedoeld had. Hij is het beeld van God. Eva is de moeder van alle mensen. Uit haar is de mensheid geboren. Zij is het symbool van de mensheid. De Samaritaanse vrouw is het symbool van de mensheid.

In het Oude Testament wordt de verhouding tussen God en mensheid gezien als die tussen Bruidegom en bruid. God is de Bruidegom. De mensheid is zijn bruid. Het verhaal over de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw roept het beeld op van de ontmoeting tussen hemelse bruidegom en aardse bruid.

De ontmoeting tussen Jezus en de vrouw wordt niet beschreven als een onaards sprookje. En ook niet als een romantisch verhaal. De ontmoeting vindt plaats in een werkelijkheid waar mensen leven in onvrede en conflict. De ontmoeting vindt plaats in Samaria, het gebied van de Samaritanen. Samaria lag in het midden tussen Galilea in het noorden en Judea in het zuiden. In Judea woonden de orthodoxe welvarende joden. In het noorden leefden de armere Joden die in de ogen van de orthodoxe joden bijna heidens waren. En in het midden leefden de Samaritanen die door de orthodoxe joden niet als heidens beschouwd werden maar ook niet als volwaardige joden gezien werden. Bovendien hadden de Samaritanen toen de Judeeërs oorlog voerden, partij gekozen voor de vijand. De orthodoxe joden keken met minachting neer op de Samaritanen en gingen hen uit de weg.

Het theologische verschil kwam tot uiting in een meningsverschil over wat de juiste plaats voor aanbidding was. De orthodoxe Judeeërs vonden natuurlijk dat dit de tempel in Jeruzalem moest zijn. De Samaritanen hadden een tempel op de berg Gerizim.

De ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw staat dus onder spanning van religieuze en politieke conflicten. Bovendien was Jezus een man en de Samaritaanse een vrouw. De man vrouw verhouding was en is dikwijls ook een bron van conflicten. Het beeld van de ontmoeting bij de bron van Jezus en de Samaritaanse vrouw roept dus enerzijds het beeld op van Adam en Eva in het paradijs maar is anderzijds het beeld van een wereld vol conflicten zoals wij die kennen van het journaal.

Jezus spreekt de vrouw aan en het gesprek dat dan volgt heeft de kenmerken van een mystagogisch gesprek. Jezus komt erin naar voren als een mystagoog. In het woord “mystagogie” kunnen we de woorden “mystiek “en “agogie” herkennen. In de mystiek gaat het om het ervaren van God. En zoals pedagogie gaat om het kinderen begeleiden bij hun ontwikkeling, zo gaat het in de agogie om het begeleiden van volwassenen in hun ontwikkeling. Jezus wordt geschilderd als een mystagoog: een leraar die zijn leerlingen inwijdt in het mysterie van God. Een leraar die zijn leerlingen leert hoe zij God kunnen ervaren.

Jezus neemt de vrouw bij de hand en leidt haar de diepte in. Hij begint aan de oppervlakte. Hij vraagt de vrouw hem wat te drinken te geven omdat Hij zelf geen emmer heeft waarmee hij water kan putten. En wanneer de vrouw dan verbaasd vraagt hoe Hij als joodse man, haar als Samaritaanse vrouw om water kan vragen antwoordt Jezus:  “Als u wist wat God wil geven en wie ik ben dan zou je mij om water vragen en zou ik je levend water geven.“ De vrouw vat Jezus’ woorden letterlijk op. Ze antwoordt: “De put is diep en u hebt geen emmer. Hoe komt u dan aan water?”

Jezus begrijpt dat de vrouw zijn woorden letterlijk neemt en de symbolische diepte ervan niet begrijpt en daarom probeert Hij het nogmaals: “Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen maar wie het water drinkt dat ik geef zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef zal in hen een bron worden waarin water opwelt dat eeuwig leven heeft.” Zal de vrouw deze woorden van Jezus begrijpen? Zal ze nu met Hem de diepte in gaan? Nee, uit haar antwoord blijkt dat ze nog steeds aan de oppervlakte blijft en Jezus’ woorden nog steeds letterlijk neemt: “Geef mij van dat water,” zegt ze “zodat ik geen dorst meer zal hebben en niet meer hierheen hoef te komen om water te putten.” Dan begrijpt Jezus als goede leraar, als goede mystagoog, dat Hij op een andere manier de vrouw moet zien te bereiken. Daarom zegt Hij plotseling tegen haar: “Roep uw man en kom dan weer terug. “Ik heb geen man” antwoordt de vrouw. “U hebt gelijk “zegt Jezus “u hebt vijf mannen gehad en die u nu hebt is uw man niet.” Jezus kijkt haar vol liefde aan. En men zegt altijd dat liefde blind maakt maar dikwijls is het andersom: liefde maakt niet blind maar helderziend. Jezus houdt zoveel van haar dat Hij haar gedachten lijkt te kunnen lezen.

En dan gaan de ogen van de vrouw open. Beter gezegd: dan gaan haar hart en haar ziel open. Ze gaan open voor de liefde van God en ze roept vol verwondering en blijdschap uit: “Nu begrijp ik dat u een profeet bent!” En ze voelt zich ten diepste met Hem verbonden in liefde. En ze wil in liefde met Hem verbonden blijven maar staat het conflict tussen Joden en Samaritanen die verbondenheid niet in de weg? Ze voelt pijn en verdriet in zich opkomen. Daarom vraagt ze Jezus: “De joden zeggen dat de ware plaats van aanbidding de tempel in Jeruzalem is en mijn volk zegt dat de juiste plaats de tempel op de berg Gerizim is. Blijft dat tussen ons staan? Staat dat een liefdevolle verbondenheid tussen u en mij in de weg?

Jezus stelt haar gerust: “Het maakt niet uit waar je Hem aanbidt als je Hem maar aanbidt in geest en waarheid.” En ik stel me zo voor dat de vrouw Jezus toen liefdevol omhelsd zal hebben.

Een man en een vrouw bij een waterbron. Adam en Eva in het paradijs. Man en vrouw bij een waterbron: aankondiging van een huwelijk. Jezus is de nieuwe Adam. Hij is de mens zoals God hem bij de schepping bedoeld had. Hij is het beeld van God. Eva is de moeder van alle mensen. Zij is het beeld van de mensheid.

Jezus en de Samaritaanse vrouw omhelzen elkaar. De hemelse Bruidegom en de aardse bruid omhelzen elkaar. Dit gebeurt in Samaria, de plek die symbool is voor religieuze en politieke conflicten en daarmee symbool van onze wereld vol conflicten. In onze wereld worden de conflicten overwonnen door de liefde. Ze worden overwonnen door de omhelzing van de hemelse Bruidegom en zijn aardse bruid. Het Koninkrijk van God breekt aan.

Amen.

12 februari 2023

Lezingen: Deuteronomium 6, 1-9.    Mattëus 5, 16-26
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Tijdens de Schriftlezing hoorden we Jezus zeggen:
“Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen maar om ze tot vervulling te brengen.”

Met “de Wet en de Profeten“ bedoelt Jezus alle leefregels die God aan zijn volk heeft gegeven bij de Uittocht uit Egypte, op de berg Sinaï om mee te nemen naar het beloofde land. Leefregels die zouden kunnen voorkomen dat het beloofde land in een tweede Egypte zou veranderen: een land van heren en slaven. Leefregels voor een zorgvuldige omgang met de aarde. Leefregels voor een rechtvaardige verdeling van de rijkdom. Leefregels die het besef van de heiligheid van God, de medemens en de schepping levend zouden houden.

Waarom vond Jezus het nodig om duidelijk te maken dat hij de wet en de profeten niet af wilde schaffe? Dat was omdat hij bij sommigen die indruk gewekt had door zijn vrije omgang met de regels van de wet.

De Farizeeën hielden zich heel streng aan de letter van de wet. Dat deden ze met een goede bedoeling. Door de Romeinse bezetting dreigde het geloof in de God van Israël te verwateren. Dit wilden de Farizeeën voorkomen door iedere punt en komma van de wet serieus nemen. Maar wie zich zo strikt aan de regels van de wet wil houden wordt onvrij.

De Farizeeën gingen hiermee voorbij aan de bedoeling die God had met de wet. Het was juist zijn bedoeling dat zijn volk dat net bevrijd was van de slavernij niet in een nieuwe slavernij terecht zou komen. Het laatste wat God gewild had was dat Zijn volk slaaf van de wet zou worden.

Jezus gaat in vrijheid met de wet om. Dat laat hij zien in zijn handelen. De wet schrijft voor dat je niet mag werken op Sabbat. De Farizeeën hadden precies omschreven wat er met “werken” bedoeld werd. Er mocht niet veel meer op Sabbat. Jezus gaat veel vrijer om met het Sabbatsgebod. Wanneer hij met zijn leerlingen op Sabbat een wandeling maakt plukt Hij rustig een paar korrels graan uit een aar om op te kauwen.

Hij gaat ook vrij om met de reinheidswetten die nauwe omgang verbieden met niet- joden of mensen die als zondaar beschouwd werden. Jezus gaat om met niet-joden: Samaritanen, Romeinen, tollenaars.

Ook waren er strikte regels voor de omgang tussen mannen en vrouwen maar Jezus gaat op ontspannen en respectvolle wijze met vrouwen om.

Wanneer je naar Jezus’ handelen kijkt is het dus niet zo gek dat sommigen dachten dat Jezus de wet en de profeten wilde afschaffen. Maar Jezus zegt dus dat hij niet gekomen is om ze af te schaffen maar om ze tot vervulling te brengen. Hij zegt zelfs zolang de hemel en de aarde bestaan iedere jota en tittel, iedere punt en komma van de wet van kracht blijft.
Hij zegt zelfs:  “Als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de Schriftgeleerden en  Farizeeën zullen jullie zeker het Koninkrijk van de hemel niet binnengaan.”

De mensen om Jezus heen luisteren met grote aandacht. Waar wil Jezus naartoe met deze woorden? Aan zijn liefdevolle uitstraling, vriendelijke blik en glimlach om zijn mond zien ze wel dat Jezus niet werkelijk bedoeld wat hij zegt. Hij wil hen niet zoals de Farizeeën het slavenjuk van de wet opleggen. Maar wat bedoelt Hij dan? Jezus geeft een voorbeeld:
Hij zegt: “Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord” Wie moordt zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Maar Ik zeg: “Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster uitvalt moet dit al doen! Ja zelfs al wanneer je iemand voor “nietsnut” of “ dwaas” uitmaakt!”

Jezus radicaliseert de wet. In het woord “radicaliseert “ zit het woord “radix” dat “wortel” betekent.  Jezus gaat van “moord” naar de wortel van de moord: woede.

En nu moeten we voorzichtig zijn. Denk aan het liefdevolle, vriendelijke en ontspannen gelaat van Jezus. Denk aan de warme klank in zijn stem. Jezus bedoelt niet dat we niet boos zouden mogen worden en in onze boosheid niet eens rare dingen zouden mogen zeggen.

In Engeland is een kerkgenootschap, al noemen ze zich geen kerk, die al vanaf het ontstaan in de 17e eeuw geweldloosheid propageert. De Quakers. Leden ervan gaan niet in militaire dienst en geweldloosheid staat hoog in het vaandel. Maar men ontdekte dat dit tot gevolg had dat vele leden van deze kerk niet meer voor zichzelf of hun eigenbelang op konden komen. Ze hadden het gevoel dat dit niet in overeenstemming was met hun geloof. Maar Jezus kwam wel op voor Zichzelf. Kijk naar de zelfbewuste houding toen hij tegenover Pilatus stond. Kijk hoe zelfbewust hij de Farizeeën van repliek diende. De Quakers realiseerden zich dat zij de woorden van Jezus verkeerd geïnterpreteerd hadden en organiseerden assertiviteitscursussen voor hun leden.

Vat deze woorden van Jezus dus niet al te letterlijk op. Moord komt dikwijls voort uit woede. Maar dat wil niet zeggen dat iedere woede tot moord leidt of dat woede net zo erg als moord zou zijn.

Wat bedoelt Jezus “Jezus wil duidelijk maken dat het in de wet in feite niet gaat om het uiterlijk gedrag maar om de innerlijke gezindheid. Uiterlijk kun je je in principe perfect gehoorzaam zijn aan iedere punt en komma van de wet. Maar daarmee kun je toch nog totaal voorbij gaan aan de innerlijke bedoeling van de wet: de liefde. En daar gaat het Jezus om. Jezus wil Gods liefde aan ons overdragen: van hart tot hart. En dat is geen ontdekking van de kerk. Dat is al het hart van het geloof van Israël. We hebben het gehoord in Deuteronomium 6:

“Heb de Heer lief met hart en ziel en inzet van al uw krachten.” De leefregels van de wet zijn bedoeld om dit mogelijk te maken. De leefregels zijn bedoeld om een innerlijke omvorming mogelijk te maken. De leefregels willen de totale mens omvormen in liefde.“Heb de Heer lief met hart en ziel en inzet van al uw krachten. Houd de geboden steeds in uw gedachten. Spreek er steeds over: thuis en  onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band om uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van uw stad. Prent ze uw kinderen in.”
Deze woorden moeten ook niet letterlijk worden opgevat. Er wordt niet mee bedoeld dat we letterlijk de hele dag met elkaar over de leefregels van God spreken. Bedoeld wordt dat we een innerlijke gerichtheid ontwikkelen, een grondhouding, een gezindheid . Bedoeld wordt dat we een grondhouding van liefde ontwikkelen.
De Joden herinneren zichzelf hieraan door een gebedsriem om de arm te dragen, door een voorhoofdsband te dragen, door de leefregels aan hun deurposten te bevestigen. Dat zijn hulpmiddelen.

Tot slot.
Hoe ontwikkelen we in onszelf een grondhouding van liefde? Eigenlijk stel ik de vraag niet op de goede manier. Het ontwikkelen van een grondhouding van liefde is niet wat wij zelf doen. Het is werk van de Heilige Geest in ons. Wij hoeven ons alleen maar over te geven aan de omvormende werking van de Heilige Geest.

Wanneer wij onszelf proberen om te vormen lopen we het gevaar in dezelfde valkuil te vallen waarin ook de Farizeeën vielen: de valkuil van het perfectionisme. En omdat perfectie onmenselijk is zou het gevolg zijn dat we iedere keer dat we in ons eigen ogen tekort zouden schieten onszelf zouden straffen met zelfverwijt en zware schuldgevoelens. We moeten niet aan ons zelf gaan sleutelen. We mogen ons overgeven aan de werking van de Heilige Geest.
De Heilige Geest laat ons soms zien dat we tekortschieten maar zij doet dat nooit op een agressieve manier. De Heilige Geest werkt op zachte, liefdevolle wijze. Wanneer zij u een tekortkoming toont dan is die al vergeven. Altijd!  Wanneer u wordt gekweld door zelfverwijt en sterke schuldgevoelens, dan is dat niet het werk van de Heilige Geest maar van uw eigen te sterk ontwikkelde geweten. De Heilige Geest vormt ons om tot liefdevolle mensen op een zachte, liefdevolle wijze.

Amen.

29 januari 2023

Lezingen: Jesaja 42, 1-14.  Johannes 1, 1-18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Zoals ik al aan het begin van deze dienst zei wil ik vanmorgen met u nadenken over “het Christusmysterie”. En hierbij denken we natuurlijk in de eerste plaats aan Jezus Christus maar vanmorgen zou ik u willen laten zien dat het Christusmysterie nog groter is dan Jezus Christus.

We hoorden bij de Schriftlezing die bekende woorden uit het begin van het evangelie van Johannes:

“In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God…..Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.”

Bij deze woorden denken we aan de schepping.

En verderop staat er dan:

“Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond vol van goedheid en waarheid en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.”

Bij deze woorden denken we aan de incarnatie: dat betekent letterlijk “vleeswording”.

In de NBG-vertaling stond altijd dat het woord “vlees” geworden is. Omdat dit niet zo mooi klinkt hebben de bijbelvertalers er “het woord is mens geworden” van gemaakt. Dat klinkt ook mooier maar het beperkt de incarnatie wel tot de mens. In het Grieks staat er “sarx” dat heeft de bredere betekenis dat het woord concreet geworden is. Het woord heeft vorm gekregen. Het is niet langer alleen maar geest maar heeft een concrete materiële vorm aangenomen. Denk aan Genesis 1: “De aarde nu was woest en ledig en de Geest Gods zweefde over de wateren”. (zonder vorm, onzichtbaar, onhoorbaar) en dan spreekt de Geest en wordt de concrete aarde met alles wat daarop leeft geschapen.

Wat Richard Rohr nu zegt in zijn boek “Christusmysterie“ is dat we schepping en vleeswording of menswording niet zo uit elkaar moeten trekken. Hij spreekt over de eerste incarnatie en de tweede incarnatie. De eerste incarnatie heeft 13,7 miljard jaar geleden plaatsgevonden met de oerknal. Daarvoor was God alleen Geest maar met de oerknal heeft hij het universum als zijn lichaam aangenomen. De onzichtbare God, de Geest van God, heeft Zichzelf zichtbaar gemaakt in de schepping van het universum. De Geest van God heeft zich liefdevol verenigd met het universum. En deze liefdevolle aanwezigheid noemt Rohr “Christus”. God is op liefdevolle wijze aanwezig in materie, in planten, in dieren, in mensen, in planeten en sterren. God is de ziel van alles wat is.

Op grond hiervan noemt Rohr de schepping ook de eerste bijbel. Deze bestond al miljarden jaren voordat de tweede bijbel, onze Heilige Schrift, geschreven werd.

Dit klinkt revolutionair maar zo staat het ook al in de Nederlandse Geloofsbelijdenis die in 1561 geschreven werd. Artikel 2 van deze belijdenis gaat over de vraag hoe wij God kennen. Als antwoord wordt gegeven:

“Wij kennen Hem door twee middelen.

Ten eerste door de schepping, onderhouding en regering van de gehele wereld. Want deze is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht een goddelijkheid.

Ten tweede maakt Hij Zichzelf nog duidelijker en volkomener aan ons bekend door Zijn heilig en goddelijke Woord (de bijbel).

Dat de schepping gezien kan worden als eerste bijbel, daarin stemmen Richard Rohr en de Nederlandse geloofsbelijdenis overeen. Het verschil is dat Richard Rohr het universum als lichaam van God, als bezield door God ziet. God is werkelijk in de schepping aanwezig.

De schepping is de eerste incarnatie. De tweede incarnatie is de menswording van God in Jezus. Rohr zegt niet dat Jezus uit de hemel neerdaalde naar de aarde maar ziet het veeleer zo dat Jezus opkwam uit de aarde die door God bezield wordt. Jezus ontplooit zich als een bloem in het licht van de zon. Hij komt voort uit een ontwikkelingsproces van 13,6 miljard jaar. Dertien komma zes miljard jaar geleden nam God het lichaam van het universum aan. Langzaam ontwikkelde zich toen uit materie, planten, dieren: de mensheid. En het hoogtepunt van deze ontwikkeling was Jezus. Uit Gods liefdevolle eenwording met het universum die “Christus“ genoemd wordt, wordt een mens geboren in wie God zich zo ten volle kan ontplooien dat Hij Jezus Christus genoemd kan worden. Hij is de kroon op de schepping.

Nu klinkt dit alles misschien nog een beetje abstract en theoretisch. Rohr probeert dit alles inzichtelijk en invoelbaar te maken door een citaat uit een boek van een twintigste-eeuwse mystica Caryll Houselander. Zij beschrijft wat haar op een dag overkwam:

“Ik zat in een metro, stampvol met allerlei mensen tegen elkaar aan gepropt, sommigen zittend en anderen zich vasthoudend aan de riemen en stangen – werklieden van elke soort en ambacht, die aan het einde van de dag op weg naar huis waren. Plotsklaps zag ik in mijn gedachten, maar zo levendig als op een schitterende afbeelding, Christus in al deze mensen. Maar ik zag méér dan dat; niet alleen was Christus in ieder van hen, levend in hen, stervend in hen, zich verheugend in hen, maar omdat Hij in hen was, en omdat zij hier waren, was hier ook de hele wereld zoals die op dat moment was, niet alleen alle mensen uit alle landen van de wereld, maar ook allen die in het verleden hadden geleefd en allen die nog geboren moesten worden. Ik stapte naar buiten de straat op en liep een tijdlang door de mensenmenigte. Hier was hetzelfde gaande: aan elke kant, in elke voorbijganger, overal – Christus. “

Het was niet zo dat zij in al die mensen de persoon Jezus Christus zag. Zij zaag in al de mensen Christus in de zin van de liefdevolle Aanwezigheid van God. Zij zag het goddelijke licht in al die mensen.

Op vergelijkbare wijze zagen Russische mystici Christus in een kreupele bedelaar op straat. Denk aan Matteus 25 waar Jezus zegt: ”Ik was naakt en jij hebt me gekleed. Ik had honger en jij hebt me te eten gegeven. Ik had dorst en jij gaf Me te drinken.”

Na haar ervaring in de metro zag Caryll Houselander dat dit geen droom was maar werkelijkheid.

Ze schreef ook:

“Na een paar dagen vervaagde het visioen. De mensen zagen er weer vanouds uit, er was niet langer de schok van inzicht elke keer dat ik oog in oog stond met een ander mens. Christus was weer verborgen en ik moest door de jaren die volgden daadwerkelijk naar Hem op zoek en dikwijls vond ik Hem in anderen- en meer nog in mezelf – enkel en alleen door een bewuste daad van geloof. “

Wanneer het over geloven gaat zegt Huub Oosterhuis heel mooi dat het niet een voortdurend aanschouwen is van de heerlijkheid van God maar “een zien, soms, even”.

Mystici zeggen ook wel dat het leven met God als een dans beschouwd kan worden. Wij dansen met God. En in een dans staan   de danspartners soms heel dicht bij elkaar en omarmen ze elkaar zelfs. Maar dan gaat de dans verder en zwaaien de danspartners ver uit elkaar. De leidende partner duwt de ander soms zelfs van zich af. Volgens de mystici duwt God de mens soms ook van Zich af. Niet om van de mens af te zijn, Hij blijft in de dans met hem verbonden maar om de mens in de gelegenheid te stellen om zelf in beweging te komen, om zelf een stap te zetten richting Hem. Denk dus niet wanneer God ver weg lijkt dat Hij van je af wil. Nee, het een uitnodiging om in beweging te komen, om een stap te zetten in zijn richting.

Het Christusmysterie houdt in dat God zich op liefdevolle wijze verenigd heeft met de schepping: het universum als zijn lichaam aangenomen heeft. Dit wil zeggen dat God niet alleen mens geworden is in Jezus maar ook de materie, de planten en de dieren bezield. In deze tijd van klimaatopwarming is dat een wezenlijk inzicht. Omdat we de incarnatie beperkt hebben tot Jezus, hebben we te weinig eerbied gehad voor de schepping. We hebben de aarde, de oceanen en de lucht vervuild omdat we dachten dat het levenloze objecten waren. Wanneer we de schepping gaan zien als lichaam van God, als bezield door God, dan zullen we er met eerbied en respect mee omgaan. Dan kan de schepping weer een prachtig boek worden waarin alle schepselen groot en klein, de letters zijn die ons te aanschouwen geven wat van Hem niet gezien kan worden namelijk zijn eeuwige kracht en Heerlijkheid.

Amen.

11 december 2022

Lezing: Jozua 2
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de NBV staat in de inleiding op het boek Jozua dat het in dit boek gaat om verkondigende geschiedschrijving in verhalende vorm. Wat wil dat zeggen?

“Verkondigend” wil zeggen dat de Aanwezigheid van God wordt verkondigend. “Wees er!” roept het volk. “Ik zal er zijn”, antwoordt God. Deze Aanwezigheid bespeuren de bijbelschrijvers in de werkzaamheid van God in de geschiedenis. Zij schrijven hierover in verhalende vorm.

Vorige week maakte Naomi ons er al op attent dat in het verhaal over Ruth staat dat zij toevallig aren ging rapen op de akker van Boaz. Naomi vroeg ons of wij geloven dat de gebeurtenissen in onze leven ons bij toeval overkomen of dat ze komen uit Gods hand.

Wanneer je gelooft dat wat ons overkomt ons toevalt uit Gods hand dan roept dat een probleem op. Is alles wat gebeurt Gods wil? Is het Gods wil dat iemand een straat oversteekt en aangereden wordt? Is het Gods wil dat iemand ziek wordt en sterft? Wanneer je gelooft dat God liefde is dan moet het antwoord op die vraag natuurlijk “nee” zijn. Niet alles wat gebeurt is Gods wil.

Is alles dan toeval?  Nee, zo ervaren we het toch ook niet in ons leven. Op de één of andere manier is ons leven , is de wereld in Gods hand maar dat sluit toeval ook weer niet uit.

Toen ik mijn vrouw tegenkwam was dat zo’n grote gebeurtenis in mijn leven dat ik dacht: “Dit kan geen toeval zijn.” Toen wij onze oudste en later onze jongste dochter in China in onze armen kregen, toen voelden we: “Dit kan geen toeval zijn.”

Maar wanneer je op vakantie bent in het buitenland en je komt je buurman tegen dan zeg je: “Ook toevallig!”

En vaak zie je pas achteraf, lang na een chaotische periode in je leven, dat God je geleid heeft.

Waarom ga ik hier zo uitgebreid op in? Dat is omdat het boek Jozua wel een probleem oproept. In het boek wordt beschreven dat God het volk Israël oproept om het land Kanaan te veroveren en de inwoners ervan te doden. Dagelijks zien we hoe verschrikkelijk het is dat Rusland Oekraïne probeert te veroveren. Hoe onrechtvaardig en misdadig dit is. Hoe groot het leed is dat hierdoor wordt aangericht. Hoe kan de God van Israel nu zijn volk de opdracht geven om een oorlog te beginnen en een volk uit te moorden? Dat kunnen we toch niet geloven? God is toch een God van liefde en recht.

Ik geloof niet dat God het volk Israël de opdracht heeft gegeven om een oorlog te beginnen.  “Maar het staat toch in de bijbel ?! ” zult u zeggen. En dat klopt. Maar daarom is het ook van wezenlijk belang te begrijpen ,wat er in de inleiding van het boek Jozua over dit boek geschreven staat n.l. dat het om verkondigende geschiedschrijving gaat in  verhaal vorm.

Het boek Jozua is niet geschreven door een journalist die er bij alles wat er gebeurde met een opschrijfboekje of een t.v. camera bij stond. Het boek is geschreven lang nadat het volk in het land Kanaan was gaan wonen en het land de naam Israël kreeg.

De bijbelschrijvers wilden de geschiedenis van Israël beschrijven met als doel :  hun tijdgenoten en aan latere generaties duidelijk maken dat zij niet aan toeval en chaos overgeleverd zijn maar dat hun leven en de geschiedenis van hun volk en van de wereld in Gods hand ligt. Hun geschiedschrijving is een verkondiging. Zij kenden vele verhalen over de geschiedenis van het volk : hoe het uit Egypte kwam, hoe het door de woestijn reisde, hoe het in land Kanaan kwam  en van al die verschillende verhalen hebben zij het boek Jozua gemaakt.

Maar is de bijbel dan niet geïnspireerd door de Heilige Geest? Zeker wel! Maar je kunt op twee manieren kijken naar die inspiratie. De eerste manier is dat de Heilige Geest al het ware de hand van de bijbelschrijver vasthield en precies dicteerde wat hij moest schrijven. Het was de hand van de bijbelschrijver die schreef maar verder ging het helemaal buiten zijn hoofd en hart en ziel om wat hij schreef. Dat heet mechanische inspiratie.

De tweede manier waarop je naar inspiratie door de Heilige Geest kunt kijken wordt “organische inspiratie” genoemd. De Heilige Geest inspireert de bijbelschrijvers op dezelfde wijze waarop schrijvers van gedichten of muziekstukken worden geïnspireerd. Hun verstand, hun hart en ziel en hun eigen verbeeldingsvermogen wordt hierin betrokken. Zo moeten wij denk ik het boek Jozua begrijpen.

Geïnspireerd door de Heilige Geest hebben zij in verhaalvorm de geschiedenis van Israël beschreven om hun tijdgenoten en de latere geslachten en ook ons te verkondigen: “Vrees niet, ons leven, onze wereld, de geschiedenis van de wereld is in Gods hand.”

De schrijvers van het boek Jozua leefden in een andere tijd. Voor hun was het geen probleem dat God kon oproepen tot oorlog. Voor ons drieduizend jaar later is het wel een probleem. In de loop van de geschiedenis zijn wij gaan  begrijpen dat God die een God van liefde is nooit de opdracht zou kunnen geven om een land te veroveren en een volk uit te moorden. God is een God van liefde en recht. Wij voelen dat in ons hart.

En dan nu eindelijk naar het verhaal van vanmorgen. Mozes heeft het volk Israël door de woestijn geleid tot de grens van het land Kanaan. Na op de berg Nebo een blik op het beloofde land geworpen te hebben is hij gestorven. Jozua is hem opgevolgd. God draagt hem op het beloofde land te veroveren.

Daarom stuurt Jozua er vanuit Sittim twee spionnen op uit om het gebied, maar vooral Jericho te verkennen. Veertig jaar jaar eerder stond Jozua op dezelfde plaats en werd hij zelf door Mozes als één van twaalf verspieders uitgezonden om het land te verkennen. Tien van die verspieders waren doodsbang na hun verkenningstocht: ”Val niet aan, er wonen reuzen!” waarschuwden ze Mozes. Twee verspieders durfden het wel aan: Jozua en Kaleb.

Veertig jaar later stuurt Jozua er dus zelf twee verspieders op uit vanuit Sittim. Sittim ligt op een afstand van 9 km van de rivier de Jordaan en op 15 km van de stad Jericho.. Sittim staat bekend om het mooie zware hout dat er vandaan komt. “”Verken het gebied maar vooral Jericho “ gebiedt Jozua.

Jozua wil de aanval op het land Kanaan starten met een aanval op Jericho. Deze stad is een sleutelstad. Wanneer Jozua Jericho in handen heeft dan heeft hij een goede uitgangspositie voor de verdere strijd. Maar Jericho is omgeven door twee sterke ringmuren. De stad valt moeilijk in te nemen en daarom stuurt Joza twee verspieders erop uit om de zwakke plekken in de verdediging te ontdekken.

De twee verspieders worden gesignaleerd bij Rachab die een herberg runt op de stadmuur van Jericho. Rachab wordt in NBV vertaling “hoer” genoemd. Dat vind ik een lelijk wordt waaruit geen respect blijkt voor de vrouw die zij is. Ik vind “prostituee “ respectvoller klinken. In de tijd waarin het verhaal zich afspeelt kwam het vaker voor de dat een herbergierster ook geld verdiende als prostituee. Dat deden ze natuurlijk niet voor hun lol. Dat was bittere noodzaak om hun kinderen eten te kunnen geven. Prostituees worden al gauw in het rijtje van tollenaars en zondaars gezet. Maar zij zijn geen zondaars maar vrouwen die uit bittere noodzaak handelen. Niet de prostituees zijn zondaars maar hun klanten.

Wanneer de koning het gerucht verneemt dat er spionnen in de stad gesignaleerd zouden zijn stuurt hij onmiddellijk zijn soldaten erop af. Er hing al een gespannen sfeer in de stad omdat men de aanwezigheid van het leger van Israël op slechts 15 km afstand als bedreigend ervoer. En dan is er het mooie verhaal over Rachab die de twee verspieders niet uitlevert aan de soldaten van de koning maar ze waarschuwt en ze verbergt onder een hoop as en zo hun leven redt.

Rachab redt de mannen omdat ze gehoord heeft hoe God zijn volk uit Egypte bevrijd heeft: “Jullie God is een God die macht heeft in de hemel en op aarde,” zegt ze. Hier belijdt een vrouw die niet behoort tot het volk Israël, haar geloof in deze God. Door de eeuwen heen zegt ze ook tegen ons: “God is een God die macht heeft in hemel en op aarde.” Deze vrouw, deze krachtige, deze moedige vrouw die ons respect verdient is een voormoeder van Jezus.

Rachab vraagt de verspieders spaar mijn leven en leven van mijn familie wanneer jullie leger komt om ons te doden. De verspieders beloven het. En om duidelijk te maken waar ze woont moet ze een scharlaken rood koord uit haar venster laten hangen aan de kant van de stadsmuur. De soldaten weten dan: dit huis moeten we niet binnengaan.

Rachab leeft voort als voormoeder van Jezus en ze leeft ook voort als beschermvrouwe van prostituees in Amsterdam. Het scharlaken koord is de naam van een stichting die het voor hen opneemt.

Amen.

27 november 2022

Lezingen: Mattheüs 1, 1-17 en 2 Samuel 11
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het thema van het adventsproject van dit jaar is “Levenslicht”. In deze adventstijd bereiden we ons voor op het kerstfeest : het feest van de geboorte van het kind Jezus, die we zijn gaan zien als onze Heer Jezus Christus.

Het kerstfeest is een geboortefeest. Wanneer we spreken over de geboorte van een kind dan zeggen we ook wel dat het kind op die en die datum “het levenslicht” aanschouwde.

Licht is het symbool voor een nieuw begin. Zo begint het scheppingsverhaal in Genesis 1 dan ook met de schepping van het licht: “En God zei: Er zij licht en er was licht.” En Jezus , de eersteling van een nieuwe schepping wordt “Licht voor de wereld“ genoemd.

Wanneer het gaat over de geboorte van een kind dat voor het eerst het levenslicht aanschouwt, gaat de aandacht ook meteen uit naar de moeder die het kind ter wereld brengt. Daarom is het ook vanzelfsprekend dat wij bij de voorbereiding op de geboorte van Jezus aandacht hebben voor zijn moeder en zijn voormoeders: Maria, Ruth, Rachab en Tamar.

Hun namen worden vermeld in de stamboom van Jezus, waarmee de evangelist Matteus zijn evangelie opent.

Met deze stamboom laat Matteus zien dat Jezus niet uit de lucht is komen vallen maar ingebed is in de geschiedenis van God met Zijn volk Israël.

Matteus laat ook zien dat Jezus in zijn beleving de eersteling is van een nieuwe schepping, een nieuwe Adam. In de N.B.V. luidt het begin van de stamboom: “Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.“ In de Griekse grondtekst staat er: “Overzicht van de genesis van Jezus Christus.”

En vers 2 van de N.B.V. luidt: “Abraham verwekt Isaak, Isaak verwekt Jakob, Jakob verwekt Juda enzovoort. De  Naardense vertaling blijft dicht bij de grondtekst en schrijft heel mooi: “Abraham genereerde Isaak, Isaak genereerde Jakob enzovoort. In het woord “genereerde” klinkt het woord “genesis “ door.

Matteus wil laten zien dat Jezus de eersteling van een nieuwe schepping is en ingebed is in de geschiedenis van Israël. Hij componeert daartoe een geslachtsregister waarin hij laat zien dat de geschiedenis van Israël in drie keer veertien generaties uitloopt op de geboorte van Jezus.

Het bijzondere van het volk Israël blijkt uit de wijze waarop het volk zijn geschiedenis schrijft. Dikwijls is de geschiedschrijving van een volk een opsomming van het roemrijke verleden. Het is een lofzang op grote helden, grote koningen en grote overwinningen. Er wordt ook wel gezegd dat geschiedschrijving altijd de geschiedschrijving van de overwinnaars is. Is er een koning of dictator aan de macht gekomen dan is een van zijn eerste opdrachten om de geschiedenis zo te herschrijven dat deze uitloopt op de glorie van de huidige machthebber. Zo heeft Poetin ook een heel eigen beeld van de geschiedenis van Rusland die hij wil opdringen aan de middelbare scholieren in Rusland.

Het bijzondere nu van de geschiedschrijving van het volk Israël die we vinden in het O.T. is dat dit geen opsomming is van de heldendaden van de grote koningen en roemrijke overwinningen. In de geschiedschrijving van Israël worden de fouten van het volk en de koningen niet verzwegen maar eerlijk vermeld opdat de latere koningen en het latere volk er lering uit kan trekken. En om te laten zien dat de God van Israël een barmhartige God is die zonden vergeeft en het volk keer op keer de mogelijkheid biedt van een nieuw begin. Prachtig ! In zijn geschiedschrijving laat het volk
Israël zien hoe goede geschiedschrijving eruit kan zien. Israël is hierin een volk dat “Licht is voor de wereld.“

En zo lezen we vanmorgen in de stamboom van Jezus, de zoon van David: David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria. Wij vallen zo’n beetje in slaap bij de opsomming van al die verwekkingen: Abraham verwekt Isaak, Isaak verwekt Jacob, Jacob verwekt Juda, Juda verwekte Peres enzovoort, wij zijn al in slaap gevallen, maar het zinnetje “David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria.“  klinkt opeens als een luide paukenslag die ons uit onze slaap doet opschrikken……Koning David, die grote koning David, die rechtvaardige koning David, die vredeskoning David : hij verwekt een kind bij de vrouw van Uria, dus bij een vrouw die niet zijn vrouw is!

En in het  boek Samuel lezen we het verhaal over hoe dit gebeurde. Op een dag stond koning David aan het eind van de middag op van zijn rustbed. Hij wandelde over het dak van zijn paleis waar vanaf hij op de stad kon neerkijken en zag hoe Batseba daar aan het baden was. Ze was heel mooi om te zien. En dan zorgt David ervoor dat haar man Uria sneuvelt aan het front en dwingt hij haar ertoe om met hem te trouwen.

Dit is een verhaal over machtsmisbruik. Het is geen verhaal over een getrouwde man en een getrouwde vrouw die verliefd op elkaar worden, in bed belanden en per ongeluk een kind verwekken. Nee, het is een verhaal over machtsmisbruik. David misbruikt zijn macht als koning. Hij laat Uria omkomen in de oorlog om Batseba te kunnen dwingen zijn vrouw te worden.

Dat is zo bijzonder van de geschiedschrijving van het volk Israël dat openlijk wordt beschreven hoe een grote koning zijn macht misbruikt heeft. Dit wordt openlijk geschreven als waarschuwing aan het volk en als waarschuwing aan toekomstige koningen : dit kan gebeuren in relaties waarin sprake is van grote machtsongelijkheid. Hashtak Meto 1000 jaar voor Christus. Tegenwoordig noemen we dat “grensoverschrijdend “ gedrag.

Verderop in het verhaal lezen we: “Naar het oordeel van de Heer was het slecht wat David had gedaan.“ Daarom stuurt God de profeet Natan naar David die hem confronteert met wat hij gedaan heeft. Als straf moet David’s oudste zoon sterven. Dat vinden wij wel heftig. En wij denken: “Die jongen mag toch niet gestraft worden voor de misdaad van zijn vader? “ En dat is natuurlijk ook zo. God is rechtvaardig. Hij zou dit niet doen. Hij is geen dictator die zo maar de doodstraf uitdeelt. We kennen Hem uit psalm 103:

“Hij straf ons niet  naar onze zonden. Hij vergeldt ons niet naar onze schuld. Zover het oosten is van het westen zover doet hij onze zonden van ons. Zo  liefdevol als een vader is voor zijn kinderen zo liefdevol is de Heer voor wie Hem vrezen.“

Maar u moet zich realiseren dat het een verhaal is en dat er een gedachte achter deze straf zit. De koningen in David’s tijd dachten in dynastieën. Ze wilden dat hun dynastie voor eeuwig op de troon zou zitten. Maar wanneer de oudste zoon sterft dan is er geen toekomst voor de dynastie van de koning. Met deze straf wordt dus, in verhaalvorm, uitgedrukt dat er voor de onrechtmatige wijze waarop David zijn koningschap uitoefende, in de ogen van God, geen toekomst is.

Wanneer David uit de mond van de profeet Nathan hoort dat zijn zoon Uria zal sterven slaat David de schrik om het hart. Wanneer het kind doodziek wordt, wordt hij  verteerd door schuldgevoel, zo heftig dat hij op de grond gaat liggen , niets meer eet en drinkt en God alleen nog maar kan smeken om het leven van zijn zoon te sparen. Na zeven dagen en nachten sterft het kind.

 En dan lezen we alleen nog maar dat David het huis van de Heer binnenging en knielde. Daarna ging hij naar huis, at en dronk , troostte Batseba, sliep met haar en kreeg een zoon die hij Salomo noemde. “Salomo“ dat betekent “vol van vrede” en de profeet Nathan noemde het kind “Jedidja“ lieveling van de Heer. “

David had zijn macht misbruikt, een moord gepleegd en Batseba gedwongen met hem te slapen. In Naam van God confronteert de profeet Nathan David hiermee. En uit het verhaal kunnen we opmaken dat David oprecht berouw had van het machtsmisbruik dat hij had gepleegd. David knielde neer in het huis van de Heer en heeft voor het Aangezicht van God zijn zonde beleden.

Hij gaf zijn zoon de naam Salomo, vol van vrede. Hij gaf deze naam aan zijn troonopvolger. Hij maakte hiermee duidelijk dat zijn dynastie alleen toekomst zou kunnen hebben wanneer het een dynastie van vredevorsten zou zijn. Davids berouw was niet gespeeld. Het was oprecht. Het heeft hem veranderd.

De profeet Nathan noemde Salomo “lieveling van de Heer. “  Duizend jaar later werd er nog een lieveling van de Heer geboren. Jezus, Toen hij gedoopt werd klonk er een stem uit de hemel : “Jij bent Zoon in wie Ik welbehagen heb.“ m.a.w. : “Jij bent mijn lieveling.”

Nog een laatste woord over Batseba. In het verhaal van vanmorgen lijkt ze alleen maar slachtoffer. Maar uit een verhaal dat verderop in de bijbel staat, blijkt dat ze een krachtige vrouw is. God had haar beloofd dat Salomo David’s opvolger zou worden maar dan doet een broer van Salomo een greep naar de macht. Door actief en krachtig ingrijpen van Batseba, wordt deze staatsgreep voorkomen en komt het koningschap aan Salomo toe. Batseba: een krachtige voormoeder van Jezus.

Amen

20 november 2022

Lezingen: Psalm 27 en Romeinen 8, 31-39
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Op deze Eeuwigheidszondag realiseren wij ons, meer dan op andere zondagen, dat wij niet het eeuwige leven hebben hier op aarde maar er slechts een tijdje zijn. “Zeventig jaren en als we sterk zijn tachtig,“ zegt de psalmist.

In mijn beleving is in het christelijk geloof de nadruk veel te sterk komen te liggen op de korte duur van ons leven. Vele liederen verwezen hierna: “Niets is hier blijvend, niets is hier blijvend, alles wat opbloeit moet eenmaal vergaan. Maar wat gij doet uit liefde voor Jezus, liefde voor Jezus blijft eeuwig bestaan,” was een lied dat je tegenwoordig niet meer hoort maar in het verleden heel veel gezongen werd.

En hoe vaak hebben we niet die woorden uit psalm 139 gelezen: De sterveling zijn dagen zijn als het gras, wanneer de wind daarover is gegaan is zij niet meer en haar plaats kent zij niet meer.”

En in vele liederen werd bezongen dat wij geen blijvende woonplaats hebben op aarde maar slechts pelgrims zijn: “Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij … ?“

De bron van deze liederen is de behoefte aan troost. Die behoefte is heel begrijpelijk en mag er zijn. Er is veel leed op aarde. Maar het lijkt me niet juist om het aardse leven alleen maar te zien als een tranendal waaruit je zo spoedig mogelijk weg wilt trekken. Het leven op aarde is toch dikwijls heel goed.

In het scheppingsverhaal wordt dit benadrukt. Aan het einde van iedere scheppingsdag lezen we: “En God zag wat hij geschapen had en zie, het was zeer goed.” En deze positieve visie op het aardse leven vind je in de hele bijbel.

In het boek Hooglied wordt de liefde tussen God en mens beschreven in de woorden van een liefdesgedicht tussen een aardse bruid en een aardse bruidegom. De bruidegom spreekt zijn bruid toe: “Wat ben je mooi! Wat heb je prachtig haar! Het golft over je schouders als een kudden schapen die afdaalt van een heuvel.” Heel aards, heel lichamelijk. Heel mooi!

In de Thora, de leefregels voor het leven in het beloofde land, wordt aanbevolen een akker om de zeven jaar een jaar rust te gunnen, zodat de grond niet uitgeput raakt maar tijd krijgt om te herstellen.

Ook Jezus had oog voor de schoonheid van de aarde: “Let op de leliën. Zie hun schoonheid! Zelfs koning Salomo werd door zijn kledingmakers niet mooier gekleed dan deze.” En: “Let op de vogels in de hemel. Zij zaaien niet en maaien niet en toch voedt de hemelse vader ze.“

En let op Openbaringen 21 waar dat prachtige visioen staat van het nieuwe Jeruzalem dat neerdaalt uit de hemel en God onder ons mensen zal komen wonen. Er staat dus niet dat de aarde in de hemel wordt opgenomen. Er staat dat de hemel neerdaalt op aarde. De hemel zal de aarde omvatten.

In deze tijd waarin de klimaatopwarming het leven op aarde bedreigt is dit een belangrijk signaal. Het is niet zo dat het niet zo erg is wanneer de aarde vergaat omdat onze bestemming toch elders ligt. Nee, het is wel erg wanneer de aarde vergaat want het is Gods bedoeling dat deze bewaard blijft! God wil er Zelf komen wonen!

Van het “En zie het was zeer goed“ in Genesis tot het visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wordt in de bijbel dus de grote waarde van de aarde en het aardse leven benadrukt. Het leven mag worden gevierd. Sterker nog: God heeft de aarde geschapen opdat het leven zou worden gevierd!

Maar dit gezegd hebbende. We zijn hier vanmiddag bijeen om onze overleden dierbaren te gedenken en we beseffen dat ook ons leven vergankelijk is. De bijbel benadrukt de waarde van het leven op aarde maar mogen we ook geloven en hopen op leven na dit leven voor onze dierbaren en voor onszelf?

In het verleden was het vanzelfsprekend dat christenen deze vraag positief beantwoordden. Zij geloofden dat zij na hun dood naar de hemel zouden gaan. Maar velen ook binnen de kerk kunnen dit niet meer geloven omdat zij dat als kinderlijk en naïef zien. Zij kunnen God niet meer zien als een oude man met wit haar die zit op een troon in de hemel. Daarmee verdwijnt ook het geloof dat wij na de dood naar de hemel zouden kunnen gaan. En daarmee verdwijnt een hele belangrijke bron van troost en mogelijkheid tot overgave. Het is heel troostrijk om te mogen geloven dat onze dierbaren in de hemel zijn. En het geloof dat je naar de hemel gaat kan je op je sterfbed de moed geven om je leven neer te leggen in de handen van God. Moeten we afscheid nemen van deze troost en mogelijkheid tot overgave? Ik meen van niet.

Vroeger konden mensen in een hemel geloven als een plaats ver boven de wolken. Maar wij weten dat je als je met een raket naar boven gaat je dan niet in de hemel komt maar in een oneindig heelal. Wij hebben foto’s en filmbeelden gezien van onze planeet aarde omgeven door de dampkring. En daarmee vervalt een naïef geloof in de hemel.

En daarom zijn we meer en meer gaan spreken in beeldspraak. We spreken niet meer over hemel maar over: “Leven in het licht bij God.” En: “We geloven dat hij of zij geborgen is in de liefde van God.” En deze beeldspraak geeft ons de mogelijkheid om er toch op te vertrouwen dat onze overleden dierbaren niet in het niets zijn opgegaan maar leven in het licht bij God. Dat is heel waardevol. Heel kostbaar.

Wat ik nu vanmiddag met u wil delen is iets wat ik geleerd heb uit een boek van Rick Benjamins, wiens ouders ook lid zijn van de Oosterkerkgemeente. Hij schrijft over onze beeldspraak. Hij zegt dat dit niet zomaar in de lucht hangt en dat het niet zomaar een product van onze fantasie is. Wanneer ik zijn boek goed begrijp en het toepas op de beeldspraak van hemel, geborgen zijn in de liefde van God, gedragen worden door de handen van God enzovoort dan zeggen wij dat omdat wij in het diepst van onze ziel ervaren dat wij deel zijn van God. In termen van zijn en zijnden: Alle dingen zijn een zijnde. Zij rusten in het zijn. Het zijn is de bron van alle zijnden en verenigt alle zijnden. God is het zijn. Wij mensen zijn zijnden. God is de bron van alle zijn. God is het zijn en wij zijn verenigd in Hem.

Dit is niet iets dat wij alleen met ons hoofd geloven. Wij nemen het niet aan als een geloofswaarheid, nee, het geloof komt op uit de ervaring van onze ziel. Wij ervaren dat wij als zijnden deel uit maken van het zijn. Wij ervaren dat wij als mensen deel uit maken van God. God is de oceaan. Wij zijn de golven van de oceaan. Als golven zijn we deel van de oceaan en worden we gedragen door de oceaan.

Uit deze ervaring in het diepst van onze ziel komt ons geloof in de hemel voort. Op grond van deze ervaring geloven we dat onze overleden dierbaren die als golf op de oceaan van God deel van de oceaan van God waren, ook in en na hun dood, deel van God gebleven zijn. Zoals Paulus schreef:

“Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte of diepte of wat er ook in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.”

Amen.

13 november 2022

Lezing: Matthëus 18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Drie vooropmerkingen:

  1. Toen ik zag welke lezing er op het rooster stond was ik niet meteen enthousiast. Het gaat om schuld en vergeving.Zijn we in de kerk niet al veel te vaak met dit thema bezig geweest? Zo vaak dat velen zijn gaan geloven dat het het in de kerk helemaal hierom draait?

Wie  verder kijkt dan de eigen traditie zal zien dat niet overal in de wereld zo’n sterke nadruk gelegd is op het thema schuld en vergeving als bij ons het  geval was. In de ooster-orthodoxe kerk was niet schuld en vergeving het hoofdprobleem maar dood en leven.  De grote aandacht voor schuld en vergeving in de westerse kerk  is het gevolg van het juridische denken in het Romeinse Rijk.  Voor de Romeinen was de rechtspraak en het juridische denken van groot belang. Deze wijze van denken werkte door in de wijze waarop in de westerse kerk het christelijk geloof werd geïnterpreteerd.

Al die aandacht hiervoor was volgens mij niet altijd goed voor de geestelijke gezondheid van de kerkgangers. Natuurlijk zijn schuld en vergeving belangrijke thema’s. Ze horen bij het leven. Ook niet kerkelijke mensen kennen het belang van schuld en vergeving. Ieder mens worstelt wel eens met schuldgevoelens.

  1. We moeten onze neiging tot perfectionisme niet projecteren op God. Eist God heiligheid van ons? Het is vaak gezegd. Maar is het werkelijk zo? “Weest volmaakt zoals de Vader in de hemel volmaakt is .” zei Jezus. Maar het woord dat Jezus gebruikte en dat als “volmaakt”wordt vertaald : het woord “Tammim” betkent niet “volmaakt “ in de zin van “perfect. “ Het duidt veeleer op een gerichtheid. Een gerichtheid op het goede. Wanneer je gericht bent op het goede mag je best fouten maken. Wees gericht op het goede maar durf te leven. Verstik het leven niet, uit angst fouten te maken. Leef, zondig en vraag vergeving.
  2. Perfectionisme kan ook een verborgen vorm van hoogmoed zijn. Je kunt je verbeelden dat je perfect zou kunnen zijn. En vervolgens stel je jezelf de eis om het ook werkelijk te zijn . Om je zelf vervolgens ongenadig te veroordelen wanneer je onvermijdelijk geconfronteerdwordt met je onvolmaaktheid.

Durf nederig d.i. realistisch te zijn. Durf onvolmaakt te zijn.  God houdt van je zoals je bent. Houdt dan ook van je zelf zoals je bent. Stel je zelf de vraag: Moet ik volmaakt zijn ? Wat doet het met me wanneer dat denk? Wat zou het met me doen wanneer ik niet volmaakt zou hoeven zijn ?

Dan nu de vraag die Petrus aan Jezus stelt:
“ Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoevaak moet ik dan vergeving schenken?  Tot zeven maal toe ?
Jezus antwoordt: “Niet tot zeven maal toe , zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.”

En dan illustreert Jezus zijn antwoord met een gelijkenis: Een koning heeft een dienaar die hem 10.000 talenten schuldig is. De dienaar wordt voor de koning gevoerd. De koning beveelt dat het bezit van de man verbeurd verklaard wordt en dat de man, zijn vrouw en kinderen als slaven verkocht moeten worden. De man valt voor de koning op zijn knieën en smeekt: “Heb geduld met mij.Ik zal alles terugbetalen.” De koning krijgt medelijden met de man en scheldt hem zijn schuld kwijt. “ Ik zal alles terugbetalen ! “ zegt de man tegen de koning. Maar als je gaat rekenen dan blijkt dit een onmogelijke opgave.De schuld van de man is n.l. exorbitant groot : 10.000 talenten. Koning Herodus van Israël kreeg jaarlijks aan belastinginkomsten 200 talenten. De schuld van de dienaar  aan de koning is dus  50 x groter dan het totaal aan jaarlijkse belastinginkomsten van koning Herodus. Hij zal zijn schuld dus nooit kunnen afbetalen.

De schuld is oneindig groot en dus is de barmhartigheid van de koning die de schuld kwijtraakt  ook oneindig groot.

Dan gaat het verhaal verder met de woorden: “ Toen de dienaar naar  buiten ging…” ( Het was dus nog maar net gebeurd dat hij smekend op de grond lag voor de koning en hem zijn schuld kwijtgescholden werd ) , “trof hij een andere dienaar aan die hem 100 denarie schuldig was. Hij nam hem in een wurggreep ( greep hem bij de keel) en beet hem toe: “ Betaal me wat je me schuldig bent ! “De schuldenaar wierp zich voor hem op de knieën en vroeg:” Heb geduld met mij en ik zal alles terugbetalen.”Maar hij wilde daar  niets van weten en liet hem in de gevangenis zetten.

Nota bene : Nog maar net is de man met zijn gezin aan de slavernij ontsnapt en is hem een oneindig grote schuldkwijtgescholden maar  nu weigert hij een veel kleinere schuld zelf kwijt te schelden. De schuld van de tweede dienaar aan de eerste is 100 denarie. De schuld van de eerste dienaar aan de koning was 10.0000 talenten , dat is 50.000.000 denarie ! De schuld van de tweede dienaar aan de eerste is dus slechts 1/500.000 ste deel van de schuld van de eerste dienaar aan de koning ! Hij die zeer veel kwijtgescholden is weigert iemand anders een kleine schuld kwijt te schelden. Onbegrijpelijk ! Ondankbaar ! En het is dan ook goed te begrijpen dat de dienaars van de koning  hun verontwaardiging hierover niet kunnen verkroppen en naar de koning gaan om hem te vertellen wat er is gebeurd.

Hoe moeten we deze gelijkenis nu begrijpen? Ik denk dat we haar niet moeten begrijpen op het niveau van de wil. Dat zou al te eenvoudig en moralistisch zijn. De boodschap zou dan luiden dat wij anderen moeten vergeven omdat ook ons veel vergeven is. Maar dat wisten we al . Daarvoor hoeven we de bijbel niet te lezen. De bijbel spreekt ons niet aan op het niveau van de wil maar op het diepere niveau van de ziel. De eerste dienaar uit de gelijkenis zou ons niet begrijpend aankijken wanneer wij hem zouden zeggen dat hij zijn schuldenaar zou moeten vergeven omdat de koning hem zijn schulden vergeven heeft. Hij legt eenvoudigweg geen verband tussen beide zaken. Hij  was opgelucht toen de koning hem zijn schuld kwijtschold maar meer ook niet. Het raakte hem niet in zijn ziel. Hij was het gebeuren alweer vergeten toen hij de zaal uitliep. Zo ongeveer zoals je een bijna-ongeluk ook snel weer vergeet. Je schrikt wel even heftig maar ten diepste raakt het je niet.

De dienaar heeft de kwijtschelding van zijn schuld niet op het spirituele niveau van de ziel beleefd, het heeft  hem niet veranderd.  De barmhartigheid van de koning is niet doorgedrongen tot zijn ziel. Hij heeft de liefde niet gezien in de ogen van de koning. De liefde en barmhartigheid van de koning zijn niet tot hem doorgedrongen, hebben hem niet geraakt en daarom niet getransformeerd.

Het volgende verhaal kan verhelderen wat ik bedoel: Eens vroeg een rabbi  aan zijn leerlingen :  “ Wat is het grootste gebod ? “ Zijn leerlingen antwoordden: “ Dat we God lief hebben boven alles en onze naaste als onszelf. “ “ Nee” , antwoordde de rabbi “ er is een nog groter gebod . Het gebod dat je werkelijk tot je laat doordringen dat God van je houdt. “

Waar het om gaat is dat wij werkelijk tot ons laten doordringen dat God ons liefheeft. Daarvoor hebben we elkaar nodig. We mogen Gods liefde voor elkaar zichtbaar en voelbaar en hoorbaar maken. We mogen voor elkaar sacramenten van God zijn. Wanneer we werkelijk voelen dat we Gods beminden zijn en ons onvoorwaardelijk door Hem voelen aanvaard. Wanneer we werkelijk ervaren dat God ons onze onvolkomenheden vergeeft, dan en alleen dan zullen we ook in staat zijn om hen te vergeven die ons iets aangedaan hebben. Vergeving is geen gebod maar het gevolg van het tot ons laten doordringen van Gods liefde voor ons.

Dan het slot van de gelijkenis. De koning werd zo kwaad toen hij hoorde  van het ondankbare en liefdeloze gedrag van de dienaar die hij een oneindige grote schuld had kwijtgescholden dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. “  Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft. “

Deze slotconclusie legt Matteus Jezus in de mond maar ik vraag me af of Jezus het daarmee eens zou zijn.  Jezus antwoordt op de vraag van Petrus:  “ Hoevaak moet iik vergeven ? “  “ Zeventig maal zeven maal. “ d.w.z. oneindig vaak. Dat betekent dan toch ook dat de ondankbare dienaar zijn ondankbaarheid ook weer vergeven  wordt ? Ja maar dan blijf je toch aan de gang ? Ja maar dat bedoelt Jezus ook met zijn 70 x 7 maal. De liefde drijft alle vrees uit. Het slot van de lezing zou angst kunnen oproepen. Angst  die niet past bij Gods liefde en niet door Jezus opgeroepen wil worden.
Stel u het liefdevolle gelaat van God voor ogen. Laat het doordringen in uw ziel en  vergevingsgezindheid zal in u rijpen als vrucht van de Geest.

Amen.

30 oktober 2022

Lezing: Mattheüs 20
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

De lezing van vanmorgen begint met de woorden: “ Daarop kwam de moeder van de zonen van Zebedeus naar Jezus toe. “  Dat herinnert me aan een grapje dat u zelf denk ik ook wel kent: “ Hoe heet de vader van de zonen van Zebedeus? “ Spontaan ben je geneigd te antwoorden dat je bijbel kennis niet zo groot is dat je zulke details kent. Maar terwijl je dat antwoord geeft begint het al tot je door te dringen dat de vader van de zonen van Zebedeus natuurlijk Zebedeus zelf moet zijn.

Het is jammer dat de moeder van deze zonen niet bij name genoemd wordt. Het lijkt net alsof zij er niet toe doet wanneer zij aangeduid wordt als de moeder van de zonen van Zebedeus. Hieruit blijkt dat de bijbel geschreven is in een cultuur waarin vrouwen in het algemeen een ondergeschikte rol kregen. Toch maakt dit de bijbel niet tot een vrouw onvriendelijk boek. In het O.T. krijgen vele vrouwen een belangrijke plaats : Sara, de vrouw van Abraham, Mirjam de zus van Mozes, Hanna de moeder van Samuel, Naomi en Ruth noem maar op. En in het N.T. Maria de moeder van Jezus en de eerste getuige van de opstanding was een vrouw Maria van Magadala. Volgens het evangelie van Thomas heeft Jezus over haar gezegd dat niemand Hem zo goed begreep als zij.

En Jezus heeft zelf aan de emancipatie van de vrouwen bijgedragen door op voet van gelijkheid met hen om te gaan. En Paulus die arme Paulus die als zo vrouwonvriendelijk wordt gezien : de vrouwonvriendelijke uitspraken die hij zou hebben gedaan staan in brieven die niet door hem geschreven zijn. De echte Paulus ken je door zijn uitspraak dat we in Christus allemaal gelijk zijn : man en vrouw, heer en slaaf, jood en Griek.

Maar dit terzijde vanmorgen wil ik het met u hebben over dienstbaarheid en nederigheid. Dit thema snijdt Jezus aan wanneer Hem door de moeder van de zonen van Zebedeus wordt gevraagd of haar zonen links en rechts van Hem mogen zitten in het Koninkrijk van God. Ze droomt van een ereplaats voor haar twee zonen. En wellicht droomt ze daarbij van de eer die haar als moeder van de zoons daartoe ook ten deel zal vallen.

Toen de leerlingen van Jezus dit hoorden werden ze woedend op de twee broers. Waarschijnlijk omdat ze het idee hadden dat een ereplaats aan Jezus’ zijde veeleer aan hun als leerlingen van Jezus zou toekomen.

En daarom zegt Jezus tegen hen: “ Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn zal de anderen moeten dienen . “

Wanneer wij deze woorden van Jezus horen dan vallen  wij niet meteen van verbazing van de bank. Toen de woorden door de lector voorgelezen werden hoorde ik geen rumoer in de kerk. Twee duizend jaar christendom heeft zijn stempel op onze cultuur gezet. De waarden en normen van Jezus zijn opgenomen in onze cultuur. Wij vinden het vanzelfsprekend dat dienstbaarheid en nederigheid deugden zijn die het waard zijn om in de praktijk te worden gebracht.

Maar in de tijd van Jezus klonken zijn woorden revolutionair. Revolutie wil zeggen dat zaken op hun kop worden gezet. En Jezus zette met zijn nadruk op het belang van dienstbaarheid de Grieks- Romeinse waarden en normen op hun kop.

In de Grieks- Romeinse cultuur draaide alles om status. Het doel van het leven was om een zo hoog mogelijk status te verwerven. Het is daarom niet toevallig dat de Olympische spelen in deze cultuur zijn ontstaan. Het ging erom om te winnen. Het ging om de roes van overwinning . De pijn van het verlies was ondraaglijk.

Wie je was in die cultuur werd bepaald door je plaats op de maatschappelijke ladder. Niets werd zo gevreesd als het dalen op die ladder. Nederigheid werd niet als een deugd beschouwd. In het Romeinse rijk had je een elite en een onderklasse. De elite maakte 2% van de bevolking uit en de onderklasse 98%. De  onderklasse werd “het gepeupel , het plebs “ genoemd. Over hen zij Tacticus, een belangrijke schrijver, : …het bestaan van de inferieure, minderwaardige mens is gunstig voor hen die superieur, meerderwaardig zijn, omdat zij hen in staat stellen aan te wijzen aan wie zij precies superieur zijn. “

De elite van 2% was onderverdeeld in drie klassen. De ene net weer iets hoger dan de andere. Waar het nu om draaide in het Romeinse Rijk was om in een zo hoog mogelijke klasse te komen. De strijd om de eer. Dat gaf het leven in het Romeinse rijk zin.

De 98% van de bevolking die de onderklasse vormde was ook weer ingedeeld in klassen. Je had burgers van het Romeinse rijk : zij konden aanspraak maken op bepaalde zaken en hadden recht op bescherming. Je had ook mensen die geen burger waren maar wel vrij waren en over hun eigen leven konden beslissen. Helemaal onderaan de maatschappelijke ladder stonden de slaven. Zij hadden geen zeggenschap over hun eigen leven maar waren uitgeleverd aan de genade en de grillen van hun meesters.

Een recht waarop een romeins burger aanspraak kon maken was het recht om niet gekruisigd te worden. Andere vormen van doodstraf mocht hij wel ondergaan b.v. onthoofding of steniging. Kruisiging was voorbehouden aan slaven en werd daarom ook “slavenstraf “ genoemd.

Paulus was een Romeins staatsburger. Dat gaf hem een bepaalde status. Maar in zijn brief aan de Romeinen introduceert hij zichzelf niet als Romeins staatsburger maar als slaaf van Christus Jezus. Dat stond , in een samenleving waarin het draaide om sociale status zo’n beetje gelijk aan sociale zelfmoord. Het zou het zelfde zijn wanneer je tijdens een afspraak met het meisje waarop je verliefd bent zou zeggen dat je een loser bent.

De strijd om de eer was ook de achtergrond van Paulus’ boodschap aan de gemeente van Korinthe. Hij schreef: “ Wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid ( 1 Kor. 1:23) . Voor een Romeins burger was dit onbevattelijk : “ Hoe kun je nu een volgeling zijn van een slaaf en nog wel een volgeling van een gekruisigde slaaf ? ! “

In het Romeinse Rijk mocht iemand met een lagere status het spreken van iemand met een hogere status niet onderbreken. Andersom mocht wel.

Wanneer iemand gasten uitnodigde voor een maaltijd dan kregen ze een plaats aangewezen die in overeenstemming was met een sociale status. De mensen met hoge status vooraan. De mensen met lagere status achteraan. In verschillende gelijkenissen heeft Jezus hier kritiek op uitgeoefend : “ De eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten.”

Omdat van iedereen verwacht werd dat hij zou proberen een zo hoog mogelijke status te verkrijgen was het van belang dat je leerde opscheppen over jezelf. Een zelfhulp boek uit die tijd had als titel: “ Hoe jezelf te prijzen zonder schaamte. “ Keizer Augustus had het gelezen en prees zichzelf in een boek met als titel: “ De verrichtingen van de goddelijke Augustus. De tekst werd gegraveerd in bronzen platen die over het hele rijk verspreid werden. Augustus schreef:

“ Mijn redekunst heeft me tot drie keer toe een overwinning opgeleverd. Ik ben 21x benoemd tot keizer. De Senaat wilde mij zelfs nog meer overwinningen toewijzen maar die heb ik van de hand gewezen wegens de triomfen die reeds door mij behaald waren. De Senaat dankt de goden voor mijn onsterfelijke grootheid. Ik ben tot dertien keer toe consul geweest. Gedurende veertig jaar was ik de hoogste in rang, als senator verheven boven alle senatoren. Ik heb het ambt van Pontifex Maximus bekleed. Alle burgers baden eenstemmig en zonder ophouden op elke heilige plaats voor mijn welzijn. “ Tot zover keizer Augustus. Het is alsof Donald Trump aan het woord is.

Nederigheid en dienstbaarheid waren geen eigenschappen die in het Romeinse Rijk  bewonderd werden. Het ging om grootheid ,status, eer. Wie nederig was werd als verachtelijk beschouwd.

Het is tegen deze achtergrond dat we de woorden  horen die Jezus zegt tegen zijn leerlingen wanneer zij met de zonen van Zebedeus ruzie maken over wie er naast Hem mag zitten in het Koninkrijk van God: “ Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn zal de anderen moeten dienen.” Dit waren revolutionaire woorden. Woorden die de waarden en normen van het Romeinse Rijk op hun kop zetten. Woorden die doorgedrongen zijn in onze cultuur. Wij beschouwen nederigheid en dienstbaarheid als deugden. Om deze reden gaat Mark Rutte als het enigszins kan  niet in een dure Mercedes maar op de fiets naar het Binnenhof. Hij laat zien: “ Ook al ben ik premier, ik verbeeld me niets. Ik ben een eenvoudig man die slechts dienstbaar wil zijn aan het volk. “

Jezus waarschuwde voor heersers die hun status en eer centraal stellen: “ Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Daarom wie van jullie de belangrijkste wil zijn zal jullie dienaar moeten zijn. “ Over de eeuwen heen richt Jezus zich met deze woorden tot Poetin, president Xi van China, Bolsinaro van Brazilie en de emirs van Qatar en Saoedi Arbië.

“ Zalig de zachtmoedigen “ zegt Jezus. Zalig de vredestichters.

Amen.

9 oktober 2022 Jeugddienst

Lezing: Lucas 17: 21 en 22
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Thema: Het Koninkrijk van God

Beste mensen,

De vraag die vanmorgen centraal staat is de vraag: “ Waar is het Koninkrijk van God ? “ Deze vraag hebt u voor uzelf al voor een deel beantwoord en hebt er met elkaar over gesproken. Ilse, Lise en Jan hebben ons op ontroerende wijze verteld waar zij het Koninkrijk van God ervaren.

Heel kort zou ik nog een paar woorden willen zeggen over de inhoud van het begrip Koninkrijk van God.

Zou de bijbel in onze tijd geschreven zijn dan zou het woord “Koninkrijk van God “ denk ik niet meer worden gebruikt om aan te duiden wat ermee wordt bedoeld. Het woord heeft zijn eigenlijke betekenis voor ons verloren. We leven weliswaar in het Koninkrijk der Nederlanden maar onze koning Willem Alexander heeft eigenlijk geen macht. Zijn koningschap is in feite niet meer dan een ceremonieel koningschap. En hiermee wil ik niet zeggen dat het daarmee overbodig geworden is. Ik denk dat het koningshuis een belangrijke samenbindende functie heeft voor ons land. En we mogen trots zijn op onze koning en koningin en verschillende prinsen en prinsessen omdat zij zich voor het welzijn van medemensen inzetten.

Het koningschap van Willem Alexander is een ceremonieel koningschap. Hij is geen macht. Wanneer mensen uit onze tijd nu het begrip “Koninkrijk van God“ horen dan zegt hun dat niet zoveel omdat zij een ceremonieel koningschap voor ogen hebben.

In de tijden waarin de bijbel geschreven werd was dit geheel anders. Een koning had wel degelijk macht. Hij had zelfs absolute macht. Hij besliste over leven en dood van zijn onderdanen. Hij besliste over oorlog en vrede. Hij besliste over de verdeling van de rijkdom. Hij besliste over alles. De koning was maatschappelijk relevant. Het begrip “Koninkrijk van God “ was maatschappelijk relevant. Het was een politiek begrip.

In de tijd van Jezus maakte het land Israël deel uit van het keizerrijk Rome. De keizer van Rome had absolute macht. Hij besliste over alles. Hij besliste zelfs over leven en dood van zijn onderdanen. In Rome werden er in het Colosseum gladiatoren gevechten gehouden waarbij twee strijders op leven en dood met elkaar vochten. Wanneer de één de ander tegen de grond geslagen had en met opgeheven zwaard zijn voet op de borst van de verslagene zette, keek hij naar de keizer : zal ik hem doden of in leven laten ? En de keizer gaf dan met zijn duim aan wat zijn beslissing was. Duim omhoog betekende : in leven laten. Duim naar beneden : doden.

De keizer had de absolute macht. Hij besliste over alles. De keizer had vele eretitels. Eretitels die ons bekend voorkomen: zoon van God, verlosser, heer. Deze eretitels stonden op de munten die in het Romeinse rijk als betalingsmiddel werden gebruikt.

Wij zijn er helemaal aan gewend om Jezus Zoon van God, Heer en verlosser te noemen en wij hebben daarbij vooral kerkelijke en religieuze associaties. We staan er dikwijls niet bij stil dat in Jezus’ tijd  deze namen een sterke politieke lading hadden.

De keizer werd “Heer”genoemd :  “kurios” . Maar de christenen jubelden : “ Jezus is Heer !  “ Niet de keizer van Rome maar Jezus is Heer. Dat was revolutionair. Dat was gevaarlijk. De christenen werden als staatsgevaarlijk beschouwd. Het INGRI teken dat visje dat je wel achterop auto’s ziet is een verwijzing hiernaar. INRI is de latijnse afkorting van Jesus Nazarenus Rex Iudaeorum. Jezus van Nazareth koning der Joden. Deze woorden stonden op een bord dat boven Jezus’ hoofd aan het kruis gespijkerd werd. Dat INRI teken tattoo eerden christenen boven hun duim. Omdat het gevaarlijk was om over Jezus te spreken en ze vermoedden dat iemand die ze niet kenden een christen was, dan lieten ze de tatoo  boven hun duim zien.

Het koninkrijk van God is dus niet alleen een religieus en een kerkelijk begrip :  het is een politiek begrip. Het is een rijk waarin het er totaal anders aan toe gaat dan in het keizerrijk Rome.

Wat maakt nu dat Jezus gekozen wordt tot koning van het Koninkrijk van God ? Waarin verschilt Hij van de keizer van Rome ?

Het verhaal over de verzoeking in de woestijn maakt dat duidelijk. Jezus werd in de woestijn drie keer door de duivel verzocht. 1. Na veertig dagen niet te hebben gegeten zei de duivel tegen Jezus: Maak van deze stenen brood. 2. Ook nam hij Jezus mee naar een hoge berg, liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien en zei: wanneer je neerknielt voor mij zal ik je dit alles geven 3 Vervolgens nam hij Jezus mee naar het dak van de tempel en zei: Spring naar beneden en laat je opvangen door engelen en iedereen zal je vereren als een god.

Dit is symbooltaal. Met “ maak van deze stenen brood “wordt hebzucht bedoeld. Met :” kniel voor mij neer “ wordt regeren door middel van geweld bedoeld. Met: spring van het tempeldak en laat je opvangen door engelen “wordt eerzucht bedoeld. En Jezus wijst alle drie de verzoekingen van de hand.

Kijk nu naar de koningen van deze tijd. Poetin, Erdogan, president Xi van China. Alle drie zijn ze hebzuchtig, regeren ze d.m.v. geweld en zijn ze eerzuchtig. En kijk hoeveel ellende ze aanrichten.

Wat zal de wereld er anders uitzien wanneer niet types als Poetin, Erdogan en Xi  aan de macht zijn, koning zijn, “heer” zijn maar Jezus koning is van het koninkrijk van God : een rijk van vrede en welvaart voor iedereen, wereldwijd. Niet Poetin, niet Erdogan, niet Xi is heer maar Jezus is Heer !

Waar is het Koninkrijk van God ? Ilse, Lise en Jan hebben het aangewezen in het hier en nu. En we mogen geloven dat God werkzaam is in de geschiedenis en met zijn Heilige Geest in en door mensen werkt om dit Rijk te realiseren. Het komt er en het is er op vele plaatsen al.

In een tijd van oorlog en onderdrukking mogen we elkaar met de uitroep “Jezus is Heer “  bemoedigen. Roep het samen met mij uit. Durf uw stem te gebruiken. Niet Poetin maar Jezus is Heer !

Amen.

25 september 2022

Lezing: Lucas 8
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het verhaal dat aan het verhaal van vanmorgen voorafgaat is het verhaal van de storm op het meer. Het bootje van Jezus en zijn leerlingen vaart op het meer. Er steekt een stormwind op. Het bootje dreigt in de golven ten onder te gaan. Dan gaat Jezus staan en beveelt de wind om te gaan liggen. En een ogenblik later is het meer zo glad als een spiegel en schittert de zon op het water.

In het verhaal van vanmorgen gaat het ook over een storm. Een storm die woedt in het hart van een man. Hij woont in het gebied van de Gerasenen. Hij heeft een woest uiterlijk. Lang haar dat al maanden of jaren niet gewassen is en dat in dikke klitten als vilt over zijn schouders hangt. Hij is uitzinnig van woede. Zijn ogen spuwen vuur. De woede vertekent zijn gezicht dat niet langer menselijk lijkt maar lijkt op de tronie van een demon. Zijn naakte lijf bedekt met modder en vuil. Hij woont tussen de graven. Hij voelt zich meer verbonden met de doden dan met de levenden. Om hem tegen zichzelf te beschermen had men zijn handen dikwijls aaneengebonden. En om anderen tegen aanvallen van hem te beschermen had men hem verschillende keren met een ketting aan een rots geketend. Maar zijn woede en zijn kracht waren zo groot dat hij de boeien en de ketting steeds weer stuk kon trekken.

Daar zit hij nu tussen de graven. Helemaal alleen. Van god en mens verlaten. Het ene moment kijkt hij woedend, het volgende moment doodsbang en je ziet ook diepe eenzaamheid en groot verdriet.

Dan hoort hij in de verte mensen lachen en praten. Hij kijkt op, ziet een groepje mensen aankomen lopen. Mannen en vrouwen. In hun midden loopt een man met een baard in een wit gewaad. Zijn gezicht straalt. Hij is een en al licht en liefde, zachtmoedigheid en vriendelijkheid.

Deze aanblik snijdt de bezeten man door zijn ziel. Hij voelt ondraaglijke pijn. De aanblik van de man laat hem zijn diepe eenzaamheid in alle hevigheid voelen. Hij schreeuwt het uit en rent woedend op Jezus af. Zijn vuist heeft hij al geheven, klaar om Jezus met een klap dood te slaan.

Maar dan gebeurt er iets vreemds. De man voelt in zijn hele lijf dat er een wonderlijke zachte kracht van Jezus uitgaat. Een warmte, een zachtheid die meer lijkt op een ruimte dan op kracht. Een helende ruimte waar de man in binnengaat.

En tot zijn verbazing ziet hij dat Jezus helemaal niet bang voor hem is. Iedereen die hem tegenkomt loopt altijd hard weg maar Jezus blijft staan, wacht rustig tot de man bij Hem is en kijkt hem liefdevol aan.

De man valt voor Jezus op zijn knieën. “Wie ben je?” vraagt hij aan Jezus. Waarom ben je niet bang? Waarom loop je niet hard voor me weg? Weet je niet dat ik je met een slag van mijn vuist dood kan slaan? “

“Ja, dat weet ik,” antwoordt Jezus, “maar toch ben ik niet bang. Ik ben niet bang voor de dood omdat ik me veilig voel in de handen van God. Ik voel me veilig, hier en nu. Ik word omringd door de liefdevolle handen van God. En ik weet dat diezelfde handen me ook na mijn dood, liefdevol zullen omringen.”

En Jezus vervolgde: “Ik ben niet bang maar ik zie dat jij doodsbang bent. Je bent bang en eenzaam. En om die angst te overwinnen word je boos. Niet maar een klein beetje: je wordt woedend. Je wilt ontsnappen aan je eenzaamheid door mensen aan je te onderwerpen.  Dat is een kwaal waar vele mensen aan lijden, gewone mensen, maar in het bijzonder koningen, keizers, generaals en dictators.

Zij denken dat de wereldvrede dichterbij komt door de macht van het zwaard. Maar dat geloof ik niet. Ik geloof niet in een macht die van buitenaf opgelegd wordt maar in een macht, die van binnenuit komt. Ik geloof in de macht van de liefde. Net zoals een boom groeit uit een zaadje komt de macht van de liefde vanuit jezelf.

De macht van het zwaard berust op zwakheid, onderwerping en machteloosheid van anderen. De macht van de liefde onderwerpt niemand maar geeft iedereen macht en verbindt de mensen met elkaar. De macht van het zwaard loopt uit op oorlog en verdriet. De macht van de liefde schept vrede en vreugde. “

De man luisterde aandachtig naar Jezus. “Maar waarom zou ik u geloven?” vraagt hij. Er staat veel voor hem op het spel. Wanneer hij zich zou overgeven aan de macht van de liefde en het zou niet werken dan zou hij weer terugvallen in zijn isolement en weer overgeleverd worden aan eenzaamheid, angst, verdriet en woede. Dat zou onverdraaglijk zijn.

Jezus kijkt de man liefdevol aan met zijn stralende ogen en zegt dan zacht en vriendelijk: “Wees niet bang!” En dan geeft de man zich over aan de liefde van God en de liefde van Jezus. Zijn lichaam begint te schudden en te schokken. Woede, angst, eenzaamheid en verdriet verlaten zijn lichaam en ziel. Hij schreeuwt het uit en huilt hartverscheurend. Jezus legt zijn hand zachtjes op zijn hoofd. Langzaam komt de man tot rust. Zijn gezicht dat kort daarvoor nog van pijn en woede vertrokken was en nauwelijks meer het gezicht van een mens leek, is nu een voluit menselijk gelaat geworden. Zijn ogen stralen rust uit. De mensen rond Jezus nemen hem mee naar een beek, wassen hem en trekken hem schone kleding aan.

Dan maken ze een vuurtje. En bij het vuurtjes breken ze brood en drinken ze wijn. Ze praten, zingen en lachen. En danken God voor het wonder dat door Jezus werd gedaan.

Amen.

4 september 2022

Lezing: God en het lijden
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Afgelopen donderdag stond er in het dagblad Trouw een cartoon, getekend door de cartoonist “Tom”. Op de tekening zag je Mark Rutte in een boksring staan. Hij droeg bokshandschoenen, een korte broek en een hemd. Het hemd liet zijn dat hij vrij tenger gebouwd is. Mark Rutte verwachtte het tegen één tegenstander op te moeten nemen maar er duiken wel vier tegenstanders op : grote gespierde mannen met op hun hemden de woorden: energiecrisis, klimaatcrisis, koopkrachtcrisis en asielcrisis. Mark Rutte kijkt geschokt naar zijn tegenstanders en vraag: “ Eh, vier tegelijk ? Moet ik het opboksen tegen vier tegenstanders tegelijk ? “

Op humoristische wijze brengt de cartoonist ons aller ervaring in beeld: er spelen op ogenblik het zoveel problemen tegelijkertijd ! En de problemen zijn zo groot !

En op het journaal zien we beelden van slachtoffers van oorlog, de verwoestingen ten gevolge van overstromingen, bosbranden en droogte.

De beelden van wanhopige hongerige, dakloze en verzwakte mensen zijn aangrijpend. Geen wonder dat de vraag opkomt : Waarom doet God er niets aan ? Waarom grijpt hij niet in ?

Er zijn goede en minder goede redenen om niet in God te geloven. Onze samenleving is doordrenkt van het wetenschappelijke denken. Velen kunnen alleen geloven wat zichtbaar is door een microscoop of telescoop of wat op de een of andere manier meetbaar is. Ze denken dat de werkelijkheid niet groter is dan de materiële wereld. Dat dit niet klopt blijkt al eenvoudig uit het contact dat tussen mensen mogelijk is.

We hebben een gezicht dat deel uit maakt van de materiële wereld. Een neus, een mond, lippen, wangen een voorhoofd. Een stenen beeld heeft dezelfde elementen. Het verschil tussen een beeld en een mens is dat wanneer wij een medemens aanspreken door het materiële gezicht de ziel van de medemens heen breekt. Deze ziel is niet meetbaar, niet zichtbaar maar openbaart zich aan ons. Die ziel licht op en wij herkennen een medemens en roepen de woorden uit die Adam uitriep toen hij Eva ontwaarde: “Eindelijk een mens zoals ik ! “

De ziel, de persoon van medemens licht op in het materiële gezicht van de ander. Daarom spreken  we niet alleen van “gezicht “  maar van “gelaat “ . Daar spreekt grote eerbied uit.

Zoals de ziel van de medemens in het materiële gezicht oplicht zo licht de aanwezigheid van God op in de materiële werkelijkheid. De bergen , rivieren, bomen en bloemen zijn niet alleen materie die zichtbaar en meetbaar is maar de ziel van God breekt er in door, licht er in op. Dat het geloof in god in strijd zou zijn met de wetenschap is dus geen goede reden om niet in God te geloven.

Wat wél een goede reden is om niet in God te geloven dat is het lijden in de wereld. Dat lijden kunnen we niet weg redeneren. Dat dringt zich aan ons op in de journaals : wanhopige moeders met ondervoede kinderen op schoot die ons met grote holle ogen aanstaren, huilende vaders en moeder bij het graf van hun zoon die gesneuveld is in de oorlog in Oekraïne, beelden van arrestaties van jonge mensen in Rusland die zich durven uitspreken tegen de oorlog. Noem maar op.

Wanneer je die beelden ziet dan moet je niet spreken, dan moet je zwijgen, je moet niet met een verklaring komen, je moet niet zeggen dat het ergens goed voor is. Iemand die lijdt moet je troosten verder moet je zwijgen uit eerbied voor het lijden.

Dit gezegd hebbend wil ik toch proberen iets te zeggen over de wijze waarop we kunnen spreken en denken over God en het lijden. Ik hoop dat ik het op voldoende respectvolle wijze kan doen.

In de eerste plaats : we leven in déze werkelijkheid. Een andere werkelijkheid kennen we niet. We kunnen wel vragen : waarom heeft God de wereld niet zo geschapen dat er geen lijden mogelijk zou zijn ?” Maar die vraag heeft geen zin. We leven in een werkelijkheid waar lijden is en in deze werkelijkheid licht God op, breekt Hij door de materie heen en spreekt ons aan zoals een medemens ons aanspreekt.

We krijgen van God geen uitleg over het lijden in deze wereld. Maar in de bijbel horen we dat God geen toeschouwer is die vanuit zijn hoge hemel onverschillig toelijkt naar het lijden op aarde. Wanneer het volk Israël gebukt gaat onder de slavernij in Egypte verschijnt God aan Mozes en zegt Hij :  “ Ik heb zeer wel gezien het lijden van mijn volk en hun jammerklachten heb ik gehoord. Daarom ben ik neergedaald om ze te verlossen. “

Het volk Israël heeft God niet als een onverschillige God ervaren , als een God die niets doet dan toekijken maar als een God die medelijden heeft met Zijn volk en ze wil verlossen.

En ook de mensen die Jezus ontmoetten hebben God niet als een onverschillige God ervaren. Wanneer ze in Jezus’ nabijheid kwamen hadden ze het gevoel in de nabijheid van God Zelf te komen.  En die nabijheid ervoeren ze als liefde. Een liefde die ook sprak uit Jezus’ woorden en daden. De mooiste zin uit de evangeliën vind ik de woorden: “ En Jezus zag de schare en hij werd met ontferming over hen bewogen. “

Door de eeuwen heen hebben mensen ondanks alle lijden God als liefde ervaren. Maar het mooie van de bijbel is dat het lijden en de vraag naar het lijden daar niet ontkend  wordt maar een centrale plaats in krijgt. Er zijn momenten waarop je God niet als liefde kunt ervaren. Midden in het oude testament staat psalm 22 en de dichter van deze psalm schreeuwt het uit van ellende : “ Mijn God, mijn God waarom hebt gij mij verlaten ? “

En midden in het N.T. schreeuwt Jezus deze woorden uit aan het kruis: “ Mijn God , mijn God waarom hebt Gij mij verlaten ? “

Wanneer deze vraag niet op deze plaatsen in de bijbel zou klinken dan zou de bijbel niet meer dan een sprookjesboek zijn. Een boek met mooie verhalen die aan de werkelijkheid voorbij gaan.

Maar gelukkig wordt de vraag gesteld: “ Mijn God mijn God waarom hebt Gij ons verlaten ? “

De vraag wordt niet op een rationele wijze beantwoord. We krijgen geen redelijk antwoord waarmee we wel kunnen leven. Op het niveau van het hoofd wordt de vraag niet beantwoord maar wel op het niveau van het hart en de ziel.

Psalm 22 is een klaagpsalm. Klacht volgt op klacht: “ Ik ben een worm en geen mens. Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte….zo gaat het maar door. Maar dan opeens, halverwege de psalm is er een omslag. De klaagpsalm slaat op eens om in een lofzang: “ Gij hebt mij geantwoord ! “ jubelt de psalmist en de rest van de psalm jubelt hij door.

Dit moment is de psalm wordt de mystieke omslag genoemd. De inhoud van het antwoord dat de psalmist ontvangt vernemen we niet. Het is een intiem gebeuren tussen God en de psalmist.

En dit zien we ook bij Jezus aan het kruis. “ Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten ? “ roept Jezus uit. Maar even later roept Hij: “ In Uw handen beveel ik mijn geest. “ Ook hier vernemen we niet wat er gebeurt is tussen Jezus en zijn Vader. We horen niet het antwoord dat God aan Jezus gaf op zijn indringende vraag. Ook hier is het een intiem gebeuren tussen God en Jezus. Ook hier is sprake van een mystieke omslag.

Dit geeft de richting aan waarop wij kunnen omgaan met de vraag naar God en het lijden. Geconfronteerd met lijden moeten we uit eerbied voor degenen die lijden onze mond houden en zwijgen.

We mogen we geen verklaringen geven voor het lijden. We mogen niet speculeren over de vraag waar het vandaan komt. We weten het niet. We weten alleen dat we in een wereld leven waarin lijden voorkomt en geen andere wereld kennen dan deze.

Het enige dat we kunnen doen is om ons in gebed te richten tot God en Hem zelf die vraag te stellen: “ Mijn God , mijn God waarom ? “ Alleen in die persoonlijke, intieme verhouding met God kan het gebeuren dat er ook in ons hart een mystieke omslag kan plaatsvinden en wij met de dichter van psalm 22 kunnen uitroepen : “Gij hebt mij geantwoord. “ En met Jezus kunnen bidden: “ Vader in Uw handen beveel ik mijn geest.

Amen.

28 augustus 2022

Lezing: Lucas 18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar die in de synagoge aan het bidden zijn. Welke voorstelling maakt u zich van Jezus terwijl Hij deze gelijkenis vertelt? Ik vermoed dat u zich Jezus voorstelt als een leraar voor de klas of als een dominee op een kansel. Zoals een leraar en een dominee een lang verhaal houden voor de klas of de gemeente en de leerlingen en de gemeenteleden  aandachtig en in stilte luisteren.

Maar dit beeld klopt denk ik niet. We moeten ons Jezus niet voorstellen als een leraar of een dominee maar als een cabaretier. Een cabaretier houdt geen lange redevoeringen maar probeert vanaf het moment van opkomst contact te leggen met de mensen in de zaal. En gedurende zijn hele voorstelling probeert hij dat contact vast te houden. Dat doet hij door humoristische verhalen te vertellen, door grappen te vertellen, door beeldspraak en door mensen te provoceren. Een goede cabaretier is niet alleen grappig maar heeft ook een boodschap.

Zo communiceerde Jezus ook met de mensen. Hij hield geen lange dogmatische preken over de hoofden van de mensen heen maar maakte direct contact met hen door humor, door provocatie, door beeldspraak. En dikwijls sprak hij rechtstreeks liefdevolle woorden tot de mensen die hen in het hart raakten.

Cabaretiers hebben vaak een hele goede antenne voor maatschappelijke verhoudingen. Ze zijn dikwijls goede psychologen en kunnen mensen goed imiteren. Ze nemen de lichaamshouding, de gezichtsuitdrukking en de spreekwijze van iemand over en men herkent onmiddellijk wie wordt bedoeld. Dikwijls nemen ze hoogwaardigheidsbekleders op de korrel.

De Farizeeën waren de hoogwaardigheidsbekleders in de tijd van Jezus. Omdat er spanning was tussen Jezus en een deel van de Farizeeërs is het beeld dat de evangelisten van hen schetsen wat negatiever dan ze verdienen. In een tijd waarin het volk door de Romeinse bezetting van de God van Israël dreigde weg te drijven probeerden zij door zich strikt te houden aan de leefregels van de Thora, dicht bij God te blijven. Hun bedoeling was zuiver en goed. Een aantal Farizeeërs sloeg hierin wat door. De gehoorzaamheid aan de regels werd belangrijker dan de liefdevolle relatie met God. Maar dit was niet de essentie van hun geloof. Zij geloofden net als wij dat het in het geloof om liefde gaat en wij die liefde niet hoeven te verdienen.

In de gelijkenis heeft Jezus de Farizeeërs op het oog die wat doorslaan in hun goede bedoelingen en omdat zij zich zo inspanden om zich strikt aan de regels van de wet te houden, neerkeken op hen die daar wat minder mee bezig waren.

Waarom Jezus op dat moment de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar vertelt, weten we niet. Maar ik stel me zo voor dat Jezus ergens zat, dat er mensen om Hem heen stonden en dat er toen een hooghartige Farizeeër langsliep die misprijzend naar Jezus en de mensen om Hem heen keek.

Jezus zag het, de mensen zagen het. En dan begint Jezus zijn verhaal: Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, een Farizeeër en een tollenaar. En Jezus zal toen als een cabaretier de lichaamshouding van een hooghartige Farizeeër aangenomen hebben. Hij maakte zich groot, deed zijn borst vooruit en stak zijn neus in de lucht. Zo dat de mensen in de lach geschoten zullen zijn.

En bij de tollenaar zal hij zich klein gemaakt hebben, zijn hoofd naar de grond gebogen en af en toe even schichtig opgekeken hebben. De mensen keken geboeid toe. Iemand zal Jezus de Farizeeër toegeroepen hebben: “Hé, opschepper! “En een zal Jezus de tollenaar toegeroepen hebben: “Afperser!”

Jezus naam weer de lichaamshouding van de Farizeeër aan keen naar de hemel en riep: “God, ik dank U dat in niet ben als de andere mensen: roofzuchtig, onrechtvaardig en overspelig en dank U wel dat ik niet ben als die tollenaar!”

De Farizeeër ziet het kwade alleen in andere mensen. Hij is zich niet bewust van zijn schaduwkant. Zijn eigen roofzuchtige, onrechtvaardige en overspelige neigingen projecteert hij op anderen. Hij meent oprecht dat hij een heilig man is.
De Farizeeër is een hoogmoedig. En hoogmoed is de oerzonde, de bronzonde, de zonde waaruit alle andere zonden uit voortkomen.

In Genesis 2 staat het verhaal over de zondenval. Van alle bomen in de hof mogen Adam en Eva eten maar niet van de boom van kennis van goed en kwaad. Wanneer zij van die boom eten zullen ze worden als God.
De vruchten van de boom zijn begeerlijk voor Adam en Eva. Zij willen worden als God. En dat is de kern van hoogmoed: zelf God willen zijn. Zelf alle eer en alle glorie, alle macht en alle rijkdom willen hebben. Denk aan Donald Trump. En hierbij hoort dat je zelf wel denkt te kunnen bepalen wat goed of kwaad is.

Het zelf God willen zijn is een aanlokkelijke gedachte maar het valt in werkelijkheid zwaar tegen. Wanneer je god bent sta je op eenzame hoogte. Je hebt geen gelijken meer. Je hebt geen vrienden meer. Je kunt alleen nog maar neerkijken op anderen. En anderen houden niet van je maar kunnen niet anders dan je bewonderen.

Vele popsterren hebben aan den lijve ervaren hoe eenzaam je dan wordt. Velen hebben zelfmoord gepleegd. Vaak op 27-jarige leeftijd.

Het zondenval verhaal is als een röntgenfoto die ons onze binnenkant toont of ons als in een spiegel voorhoudt wie we zijn. Maar let op! Ik zei zostraks al: Jezus was als een cabaretier. Hij sprak met humor. U moet mijn woorden dat het zondenval verhaal ons een spiegel voorhoudt niet zwaar opvatten. Het is niet zo dat we onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. We zijn wel degelijk in staat om goed te doen en lief te hebben maar de meeste mensen kennen ook wel een lichte neiging tot hoogmoed. Helemaal niet erg. Als je je er maar van bewust bent en er met een beetje humor mee om kunt gaan.

Er is een mooi joods verhaal over hoogmoed en nederigheid:
Een rabbi die weet van de waarde van nederigheid bidt in de synagoge: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van deze synagoge ben. “De voorzitter van het synagoge bestuur hoort dit en bidt: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van het hele dorp ben! “De koster hoorde beide gebeden en bidt: “Vergeef me Heer dat ik de zondigste mens van héél het land ben! “Dan draaien de rabbi en de voorzitter van de synagoge zich om en bijten hem toe: “Wie denk je wel dat je bent dat je kunt claimen de zondigste mens van het hele land te kunnen zijn?”

Humor is wezenlijk voor het geloofsleven. Wanneer je hoogmoed of hebzucht, of eerzucht of wat dan ook bij je zelf opmerkt, veroordeel je zelf dan niet maar lach erom in het geloof dat het je al vergeven is door een liefdevolle God.

De tollenaar voelde zich zo schuldig dat hij zich op de borst sloeg en zelfs zijn ogen niet naar de hemel durfde op te heffen. Jezus zei van hem dat hij rechtvaardig was in de ogen van God. Wanneer je je bewust bent van een neiging tot hoogmoed of hebzucht of eerzucht of wat dan ook, dan heb je er al afstand van. Je ziet het. Je valt er niet meer samen. En waar je niet mee samen valt projecteer je niet meer op anderen.

Hoewel je er niet meer mee samenvalt ben je er nog niet van los. Maar dat is een proces. Dat komt wel. Gun je zelf de tijd, in de wetenschap dat God van je houdt en kijk naar jezelf een je medemens met humor.

Amen.

10 juli 2022

Lezing: Lucas 10, 25-37
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Beste jongeren en ook ouderen,

Jullie weten wel dat we het in de kerk vaak hebben over God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Vaak wordt niet uitgelegd wat we daarmee bedoelen. Eigenlijk moet dat in iedere dienst opnieuw uitgelegd worden en in een jeugddienst kun je er niet omheen. Daarom: Wie is God? Wie is de Zoon, wie is de Heilige Geest?

God is geen oude man met een witte baard die zit op een gouden troon in de hemel maar de kracht die het universum van binnenuit bijeen houdt en de kracht die ook ons van binnenuit bijeenhoudt. En die kracht is liefde. God’s liefde doorstroomt het universum en ook ons. En God is niet alleen een kracht, je kunt Hem ook aanspreken, je kunt tot Hem bidden.

God is ook ruimte. Paulus zegt: “In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.” “Maar we zien Hem niet,” zullen jullie misschien zeggen. Nee, maar wij zijn in God zoals vissen in het water. De vissen worden omringd door water maar zijn er nooit buiten geweest. Je zou ze even op moeten pakken en boven het water houden en dan weer teruggooien in het water. Dan zouden ze het water gaan zien. Bij vissen zou dat lukken. Maar men kan ons niet even buiten God houden zodat wij Hem kunnen gaan zien wanneer we weer terug zouden komen in Hem. Voor ons is het de kunst om Hem in het water van het leven te ontdekken.

Wie is de Zoon?  Dat is Jezus. En Jezus laat ons zien wie God is. Als Zoon lijkt hij op zijn Vader. Hij was een Jood. De Joden noemen het O.T. de wet. In de wet staan 613 ge-en verboden. Waarom 613? Dit is de optelsom van 148 en 365. De Joden geloofden dat het menselijk lichaam uit 248 delen bestond. Een jaar heeft 365 dagen. De 613 ge-en verboden moeten niet als wetten worden beschouwd maar als leefregels voor een gelukkig leven. In de wet, de Thora zegen de joden staan 613 leefregels zodat men iedere dag van het jaar met heel het lichaam God kan liefhebben. Wanneer je dat doet kun je dansend door het leven gaat met de Thorarol in je armen. Hoe ziet iemand eruit die de 613 leefregels in de praktijk brengt? Kijk naar Jezus. Hij danst door het leven met de Thorarol in zijn armen en straalt puur geluk uit.

Wie is de Heilige Geest? Met Zijn Heilige Geest, met zijn enthousiasme (dat betekent vol van God zijn)  inspireert God ons om ook de 613 leefregels in de praktijk te brengen en om zo gelukkig te worden. Jezus die vol was van de Heilige Geest is onze inspiratiebron.

Nu het verhaal van vanmorgen. Een wetsleraar komt bij Jezus en stelt Hem een vraag. Een wetsleraar  (je kunt hem beter dansleraar noemen. Hij leert mensen dansend met de Thorarol door het leven gaan) weet veel over de praktische toepassing van die 613 leefregels. Hij vraagt aan Jezus: “Meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?” Met “het eeuwige leven“ bedoelde hij niet het leven na de dood. Het  “eeuwige leven” is een uitdrukking van kwaliteit. De wetsgeleerde vroeg Jezus eigenlijk: “ Hoe kan mijn leven een goede kwaliteit krijgen? Hoe kan ik gelukkig worden? Hoe kan ik een zinvol leven lijden?”

Jezus antwoordt hem: “Wat staat er in de wet?” De man antwoordde door de samenvatting van de 613 leefregels te geven: “Heb God lief boven alles en je medemensen als jezelf.” En dan antwoordt Jezus: “Precies goed! Je slaat de spijker op zijn kop!”

De man voelt zich dan een beetje voor schut staan en wil laten zien dat hij toch wel een hele knappe wetsgeleerde is .Daarom stelt hij een denkt hij zelf slimme vraag: “ Maar als ik mijn medemens lief moet hebben, wie is mijn medemens dan?”

Jezus is een hele goede psycholoog. Uit de manier waarop deze man de vraag stelt begrijpt Jezus dat hij nog een groeiproces moet doormaken. Deze man ziet  niet dat hij naar de wereld en naar de mensen om hem heen kijkt alsof de wereld om hem draait, alsof hij het centrum van de wereld is.

Een medemens is in zijn ogen iemand die dicht bij hem staat. Als buurman zal hij zich verantwoordelijk voelen voor zijn naaste buren, voor de buren links van hem en rechts van hem. Zou een overbuurman een probleem hebben of iemand die een paar huizen verderop woont dan zou hij denken: “Ze wonen niet dicht bij mij dus ik ben niet verantwoordelijk voor hen.”

Jezus wil hem laten zien dat hij zichzelf ziet als centrum van de wereld en daarom vertelt Hij een verhaal.

Een man wordt overvallen door rovers en zwaar gewond achter gelaten langs de kant van de weg. Een priester komt langs een hulppriester komt langs. Beiden kennen de 613 leefregels  goed. Maar ze kijken angstig om zich heen : “Gauw wegwezen! Misschien zijn de rovers nog in de buurt.“ Dan komt er een Samaritaan aan. Joden hadden in die tijd een hekel aan Samaritanen. Zoals de orthodoxe joden in Israël een hekel hebben aan Palestijnen. En Jezus laat in zijn verhaal nu uitgerekend een Samaritaan degene zijn die de gewonde man hulp verleent.

En dan vraagt Hij aan de wetgeleerde: “Wie was de medemens van de man die overvallen werd? :de priester, de hulppriester of de Samaritaan?  “De wetgeleerde antwoordt: “de Samaritaan, want die was goed voor de gewonde man.” Toen zei Jezus: doe dan voortaan net zoals de Samaritaan.“

De wetsgeleerde vroeg aan Jezus: “Wie is mijn medemens?“ En Jezus vraag Hem nadat hij het verhaal verteld heeft: “Wie was de medemens van de man die overvallen werd? “  De vraag is dus niet: “Wie is mijn medemens maar: “Voor wie kan ik een medemens zijn?“

Niet jij staat in het middelpunt maar je medemens. Nu geldt voor ons allemaal dat we dezelfde ontwikkeling mogen doormaken die de wetgeleerde die zich tot Jezus richtte doormaakte. We staan allemaal in het middelpunt van ons leven en de Heilige Geest leert ons beetje bij beetje om de ander als middelpunt te gaan zien. De Heilige Geest leert ons om ons af te vragen: “Voor wie kan ik medemens zijn?“

Het grote gevaar is nu dat jullie mijn woorden op moralistische wijze gaan opvatten. Dat jullie mijn woorden heel serieus nemen en denken: “Nu mag ik niet meer voor mezelf leven en plezier maken maar ik moet me de hele dag afvragen voor wie ik medemens kan zijn. Maar zo bedoel ik het niet en zo bedoelde Jezus het niet.”

In de eerste plaats: je bent goed zoals je bent. God houdt van je en kijkt met liefdevolle ogen naar je. Je hoeft jezelf niet te veranderen of te verbeteren. De Heilige Geest zal je in de loop van je leven laten zien voor wie je medemens kunt zijn.

In de tweede plaats. De Samaritaan liep niet de hele dag rond te kijken of er nog gewonde mensen langs de kant van de weg zouden liggen die hij zou moeten redden. Nee, hij zag de man toevallig liggen, kreeg met hem te doen, zette hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg. Hij gaf de herbergier geld om de man nog een tijdje te verzorgen en dacht toen bij zichzelf: “Nu heb ik genoeg gedaan!“ Hij stapte weer op zijn ezel, floot een deuntje en reed vrolijk verder. De gewonde man was hij al lang weer vergeten.

Jezus roept ons op om ons af te vragen voor wie wij een medemens kunnen zijn maar Hij zegt ook: “Maak je geen zorgen voor de dag van morgen. Let op de vogels on de hemel. Ze zaaien niet en maaien niet en toch zorgt de hemelse vader voor ze. Let op de bloemen. Zelfs koning Salomo was niet mooier gekleed dan zij.” Jezus bedoelde: “Geniet van het leven. Maak het allemaal niet te zwaar.

Amen.

26 juni 2022

Lezingen: Jesaja 25, 6-9
Lucas 14, 16-24
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Jezus was uitgenodigd in het huis van een vooraanstaande Farizeeër om daar de maaltijd te gebruiken. Hij ligt daar aan tafel met een aantal Farizeeërs en wetgeleerden en er zullen ook een paar leerlingen van Hem aanwezig geweest zijn.

De Farizeeën en wetgeleerden letten scherp op Jezus. Ze hadden grote moeite met Hem. Dat is ook wel te begrijpen. Israël werd bezet door de Romeinen. Het Joodse volk dreigde de band met de God van Israël kwijt te raken. Om dat te voorkomen, om dicht bij de God van Israël te blijven hielden zij zich heel streng aan de voorschriften van de Joodse Wet. Vooral de reinheidswetten waren voor hen belangrijk. Ook dat is logisch want die reinheidswetten geven richting aan hoe je dagelijks leven eruit ziet: Wat doe je het eerst wanneer je opstaat? Handen wassen. Wat eet je wat niet? Geen varkensvlees. Wat doe je wel of niet op de Sabbat, met wie ga je om (alleen met mensen die zich ook aan de voorschriften van de wet houden) enzovoort.

De bedoeling van de Farizeeën was goed: het volk dicht bij de God van Israël houden door de voorschriften van de wet nauwkeurig te volgen. Echter: ze sloegen hierin soms een beetje door. De voorschriften van de wet werden van middel om bij God te blijven tot doel.
Ze hadden grote moeite met Jezus omdat Jezus in hun ogen veel te losjes met de voorschriften van de wet omging. Hij leek de wet te relativeren met opmerkingen als: Wanneer je zoon of dochter op Sabbat in een put valt haal je hem of haar er toch uit? En tijdens het wandelen met zijn leerlingen plukte Hij gaandeweg wel eens wat aren om even wat te kauwen te hebben. En ook genas Hij zieken op Sabbat. Hiermee maakte hij duidelijk dat de mens er niet is voor de wet maar de wet er is voor de mens.

Goed dat Jezus dat deed. En ook wel een beetje begrijpelijk dat de Farizeeën er wat moeite mee hadden. Ik zeg “de Farizeeën“ maar er zullen ook Farizeeën geweest zijn die Jezus heus wel snapten b.v. Nicodemus .
Jezus ligt dus aan tafel in het huis van een vooraanstaande Farizeeër met Farizeeën die kritisch naar Hem kijken en luisteren en dan vertelt Jezus een verhaal. Hij begint met de woorden: “Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. “

 De Farizeeërs die een grote bijbel kennis hadden zullen meteen gedacht hebben aan het visioen van Jesaja uit Jesaja 25 dat Marja zonet met ons gelezen heeft: Op de berg Sion zal God voor alle volken van de wereld een feestmaal aanrichten. Een feestmaal van uitgelezen gerechten en belegen wijnen. En God zal de sluier wegnemen die het zicht op Hem belemmert. Voor altijd zal hij de dood teniet doen en alle tranen wegnemen. “
De Farizeeën begrijpen dat Jezus met de “iemand“ die een groot feest wilde geven “ God Zelf bedoelde.
Jezus vervolgt: “Toen het tijd was voor het feestmaal stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om hen te zeggen: “Alles is klaar “

(Hier komen de woorden vandaan die ik vorige week nog uitsprak om u na de instellingswoorden van het avondmaal uit te nodigen om naar voren te komen: “Komt nu, want alle dingen zijn gereed.“)

Maar de mensen die uitgenodigd worden beginnen zich een voor een te verontschuldigen. En daarvoor gebruiken ze overduidelijk smoesjes:
De één zegt: “Sorry ik kan niet komen want ik heb net een akker gekocht en die moet ik gaan belijken. “Een doorzichtige smoes want wie koopt er nu een akker die hij niet eerst heeft gezien?
De ander zegt: “Sorry, ik heb vijf span ossen gekocht en ik moet ze gaan keuren. “Ook weer duidelijk een smoes. Want wie koopt er nu vijf span ossen voor ze eerste gezien te hebben?
En een derde zegt: “Sorry, ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen. “Maar waarom zou je niet naar een feestmaal kunnen gaan wanneer je pas getrouwd bent? Ook duidelijk een smoesje.

In het verleden zijn er nogal wat preken gehouden waarin mensen werden gewaarschuwd om niet op dezelfde manier smoesjes te bedenken om aan het evangelie te ontkomen. Maar dan verzand je in moralisme waar je niet vrolijk van wordt en je ook niet tot gedragsverandering zal aanzetten. Het evangelie is een vreugdevolle boodschap. Het is de vreugde die inspireert tot verandering.

Wanneer de gastheer alle smoesjes hoort, ontsteekt hij in woede. . Dan slaat hij zijn vuist in zijn handpalm en zegt: “Verdorie nog aan toe, nu valt mijn feest in het water!” Maar dan krijgt hij een idee en zeg tegen zijn dienaren: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” En wanneer er dan nog plaats over is stuurt hij zijn dienaren erop uit ook buiten de stad gasten te zoeken.

Om dit verhaal te kunnen begrijpen moeten we weten dat de Farizeeën zich zo nauwkeurig aan de voorschriften van de wet probeerden te houden dat ze de reinheidswetten die in de tempel golden ook toepasten in hun eigen huis. Omdat ze het gevoel hadden dat de Romeinen de tempel verontreinigden probeerden ze God te eren door van hun huizen miniatuurtempels te maken. Alle regels die in de tempel golden lieten ze ook in hun eigen huis gelden.
Voor de tempel gold dat kreupelen, lammen en blinden en ieder die misvormd was niet werd toegelaten. Een mens moest als beeld van God Zijn volmaaktheid weerspiegelen. Een gehandicapte is niet volmaakt en zou Gods volmaaktheid dus niet kunnen weerspiegelen, zo redeneerde men.

En nu laat Jezus de gastheer uit Zijn verhaal uitgerekend de blinden, kreupelen en verlamden uitnodigen op zijn feestmaal. De aanwezige Farizeeën zullen boosheid in zich op hebben voelen komen. Ze zullen zich maar met moeite hebben kunnen bedwingen om Jezus niet met grote verontwaardiging te onderbreken.
Jezus provoceerde hen maar Hij provoceerde hen niet met kwade maar met goede bedoelingen. Jezus was één met God. Hij zag de Farizeeën niet als vijanden. Omdat Hij één was met God. Keek Hij ook door de liefdevolle ogen van God en zag de Farizeeën als Zijn broeders. Hij provoceerde hen omdat Hij hen de ogen wilde openen voor de oneindige liefde van God.
Jezus ging Zelf liefdevol met mensen om. Of het nu mannen of vrouwen, volwassen of kinderen, Joden of heidenen, zieken of gezonden, rechtvaardigen of zondaars waren: Jezus had hen onvoorwaardelijk lief. En wanneer mensen in de buurt van Jezus waren dan hadden ze het gevoel dat ze in de buurt van God Zelf waren. Wanneer Jezus hen met liefdevolle ogen aankeek hadden ze hert gevoel dat God Zelf hen met liefdevolle ogen aankeek.
Ze voelden zich door God bemind. En Jezus’ blik was niet alleen liefdevol maar ook vol van respect. Jezus respecteerde de mens naar wie Hij keek en gaf hem en haar een gevoel van koninklijke waardigheid.
Blinden, kreupelen, lammen, vrouwen, kinderen, zondaars …… in de samenleving werd er met minachting naar hen gekeken, er werd op hen neergekeken…. Jezus kijkt ze aan met oneindige, onvoorwaardelijke liefde en respect en verheft ze uit stof tot koninklijke waardigheid. Ook zij kunnen in hun onvolmaaktheid, de volmaaktheid van God weerspiegelen. Ook zij, juist zij, kunnen beelden van God zijn.

Wat heeft dat ons te zeggen? Zoals we hier bijeen zijn zitten we zo vaak vol zelfkritiek. We kwellen onszelf dikwijls met schuldgevoelens, we zijn dikwijls zo kritisch naar onszelf toe, we stellen onszelf dikwijls zulke hoge eisen, we denken volmaakt te moeten zijn.
Jezus houdt ons voor: God houdt van je zoals je bent in al je onvolmaaktheid. En in je onvolmaaktheid kun je een volmaakt beeld van God zijn.
U bent een volmaakt beeld van God! U bent een prachtig mens. U bent van grote schoonheid!

Amen

12 juni 2022

Lezingen: Exodus 33, 12-17   en   Joh.3, 1-13
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

We lezen vanmorgen het verhaal over de nachtelijke ontmoeting van Jezus en Nicodemus. Vele kinderen zijn bij het voorlezen uit de kinderbijbel over deze naam gestruikeld: “Nico de mus” lazen ze dan.

Wie was Nicodemus? Hij was een Farizeeër. Hij was dus een Schriftgeleerde. Maar hij wordt ook “één van de Joodse leiders” genoemd. Dat betekent dat hij zitting had in het hoogste Joodse bestuursorgaan: “het Sanhedrin”.

Farizeeërs waren schrift geleerden maar ze waren niet de hele dag met schriftstudie bezig. Ze voorzagen in hun eigen levensonderhoud. Zo was Paulus, die ook een Farizeeër was, tentenmaker van beroep.

Waarmee Nicodemus zijn geld verdiende is niet bekend. Wel weten we dat hij zeer rijk geweest moet zijn. In Johannes 19 lezen we n.l. dat Nicodemus bij de voorbereiding van Jezus’ begrafenis zorgde voor een mengsel van mirre en aloë om Jezus’ lichaam mee te zalven. Mirre en aloë waren zeer kostbaar.  Nicodemus schonk wel honderd pond. Hij moet dus zeer rijk geweest zijn.

Waarschijnlijk was hij al op leeftijd. Want nadat Jezus heeft gezegd dat een mens opnieuw geboren moet worden vraagt hij: “Hoe kan een mens opnieuw geboren worden wanneer hij al oud is?”

In Johannes 7 lezen we dat Nicodemus het opneemt voor Jezus in het Sanhedrin. Wanneer enkele leden ervan schampere opmerkingen maken over Jezus, dan zegt Nicodemus: “Volgens onze wet kun je iemand niet veroordelen, voor je jezelf goed op de hoogte hebt gesteld van wat hij heeft gezegd.”

Nicodemus is dus niet zomaar iemand. Hij is een schriftgeleerde. Hij is al op leeftijd. En op grond van zijn schriftgeleerdheid en zijn levenswijsheid is hij uitgekozen om zitting te nemen in het Sanhedrin. Hij is bovendien één van de rijkste en waarschijnlijk ook één van de invloedrijkste mannen in Jeruzalem. Hij is een onbevooroordeeld en onafhankelijke man. Hij heeft het lef om het in het Sanhedrin op te nemen voor Jezus.

Uit het gegeven dat hij ’s nacht bij Jezus op bezoek gaat maken sommige bijbelgeleerden op dat hij zich er voor geschaamd zou hebben om met Jezus gezien te worden. Hij zou bang geweest zijn voor gezichtsverlies. Maar hij lijkt me niet een man die daar bang voor zou zijn. Hij was een onafhankelijke man, die zich niet druk maakte om wat anderen van hem zouden vinden. Dat blijkt immers uit het feit dat hij het in het Sanhedrin durfde op te nemen voor Jezus.

Waarschijnlijker lijkt het mij dat het Sanhedrin Nicodemus erop uit gestuurd heeft om zich eens wat nauwkeuriger op de hoogte te stellen van Jezus’ ideeën. Nicodemus’ door de jaren heen gerijpte wijsheid en zijn onbevooroordeeldheid maken hem bij uitstek geschikt om eens kennis te maken met Jezus en om daar later verslag van te doen in het Sanhedrin.

We lezen dat hij ’s nachts naar Jezus toe ging maar er zal wel bedoeld zijn dat dit later op de avond was. Overdag was het veel te heet voor diepe gesprekken.

En dan lezen we Jezus in het gesprek met Nicodemus tegen hem zegt: “Waarachtig ik verzeker u, alleen wie opnieuw wordt geboren kan het Koninkrijk van God zien.” Nicodemus begrijpt niet wat Jezus bedoelt en vraagt: “Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?”

Nicodemus vat Jezus’ woorden letterlijk op. Hij luistert met zijn verstand, met zijn linker hersenhelft. Met onze linker hersenhelft denken we logisch. Met onze linker hersenhelft rekenen wij, kijken wij op de klok, plannen wij onze dag en verrichten wij ons dagelijks werk.

Onze rechter hersenhelft werkt heel anders. Met onze rechter hersenhelft luisteren wij naar muziek, kijken we naar een zonsondergang, lezen we een gedicht of bewonderen we een mooi schilderij.

Nicodemus hoort Jezus’ woorden met zijn linker hersenhelft. Jezus begrijpt dat hij hulp nodig heeft om Zijn woorden te begrijpen. En dan gaat Jezus te werk als een mystagoog. In het woord mystagoog zit het woord “mystiek” en mystiek wil zeggen: het gaat om de directe ervaring van God. Mystiek gaat nog een stapje verder dan geloof. In het geloof reik je naar godservaring en de mystiek onderga je deze. Jezus was een mysticus: Hij ervoer God in zijn ziel.

Een mystagoog leidt mensen in, in de ervaring van God. Daarvoor is het nodig dat een mens afdaalt van zijn of haar hoofd naar het hart en de ziel. Daarvoor is het nodig dat een mens omschakelt van de linker hersenhelft naar de rechter hersenhelft.

Jezus was een mystagoog. Hij voert Nicodemus van zijn hoofd naar zijn hart en zijn ziel.

Wanneer Nicodemus met zijn vraag: “Hoe kan een mens geboren worden wanneer hij oud is?” te kennen geeft dat Hij Jezus niet beluistert vanuit zijn hart, voert Jezus hem daar naartoe. Jezus doet dat met gebruik van beeldtaal: de taal van de rechter hersenhelft, de taal van de poëzie en de taal van het geloof.

Hij antwoordt: “Niemand kan het koninkrijk van God binnengaan tenzij hij of zij geboren wordt uit water en geest.” Jezus wist dat Nicodemus een schriftgeleerde was en daarom gebruikt hij woorden die bij de schriftgeleerde Nicodemus verhalen zouden oproepen met behulp waarvan Nicodemus Hem zou kunnen begrijpen.

“Geboren worden uit water en geest.”

De aarde werd geboren uit water en Geest: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde, de aarde nu was woest en ledig en duisternis lag over de vloed maar de Geest van God zweefde over de wateren. Daalde neer en de aarde werd geboren uit het vruchtwater van de oervloed.”

Het volk Israël werd geboren uit water en Geest. Nadat de Farao het volk had laten gaan maar spijt kreeg en het achterna ging met zijn leger van soldaten en paarden, stond het volk voor het water van de Rode zee. Toen schoot God te hulp. In het scheppingsverhaal zweefde de Geest over de wateren. Nu schiet de Geest te hulp in een stormwind. De wind blaast het water opzij, er ontstaat een doorgang door het water. Het volk wordt geboren uit water en Geest.

En bij Zijn doop werd Jezus geboren uit water en Geest. Begint het Nicodemus al wat te dagen? Verplaatst hij zijn horen van zijn linker naar zijn rechter hersenhelft? Daalt hij aan de hand van Jezus af van zijn hoofd naar zijn hart?

Uit het feit dat hij mirre en aloë schonk om, ter voorbereiding op Jezus’ begrafenis, het lichaam van Jezus te zalven mogen we opmaken dat hij met hart en ziel van Jezus is gaan houden.

Ten slotte. Wat zegt het ons dat wij geboren moeten worden uit water en geest?

 Wanneer wij geboren worden dan is dat het begin van een lang proces van volwassen wording. We moeten ons een plaats veroveren in de samenleving. Daarvoor gaan we naar school en volgen we opleiding. We zoeken een levenspartner met wie we kinderen kunnen krijgen. We zoeken een baan en een huis. Dit neemt ons tot ver in onze volwassenheid bijna helemaal in beslag. We zijn egocentrisch bezig. Dat is niet erg. Dat is niet egoïstisch. Zo is het leven.

Maar dan komt er een moment, wanneer we een plaats veroverd hebben in de samenleving en een partner, baan een huis en kinderen hebben, en we eigenlijk alles hebben wat we nodig dachten te hebben maar er dan toch een gevoel van leegte ontstaat. We missen iets. Dat is het moment waarop de woorden van Jezus over geboren worden uit water en geest tot ons kan gaan spreken.

Het egocentrisme uit onze eerste levenshelft is een heel positief iets. Het is het vruchtwater waaruit we opnieuw geboren kunnen worden. Wanneer de geest waait over dit water dan worden wij opnieuw geboren als mensen die openstaan voor God en medemens en schepping. Dan worden wij mensen die ruimte hebben voor God, medemens en schepping. Geve God dat wij geboren mogen worden uit water en geest.

Amen.

5 juni 2022, Pinksteren

Lezingen: Joël 3: 1-5      Handelingen 2: 1-11
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Bij zijn hemelvaart zei Jezus tot zijn leerlingen: “Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de Heilige Geest. “

En zo kwam het dat in een bovenzaal in Jeruzalem de leerlingen van Jezus, Maria de moeder van Jezus, een aantal vrouwen, en de broers van Jezus bijeen waren. En ongetwijfeld zullen er ook zussen van Jezus aanwezig geweest zijn. “Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed,” lezen we in Handelingen 1.
En wat er dan gebeurt, komt niet zomaar uit de lucht vallen maar is een vrucht van het vurig en eensgezind zich wijden aan het gebed:
“Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar zij zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld met de Heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen zoals hen dat door de Geest werd ingegeven.”

En we vernemen van de evangelist Lucas, die ook de schrijver is van het boek Handelingen, dat dit alles gebeurde op de dag van het Pinksterfeest. Het “Pinksterfeest” is de Griekse naam voor het Joodse “Wekenfeest”. Het mooie van de feestkalender van het volk Israël is dat het vieren van gebeurtenissen uit de geschiedenis van het volk worden verweven met het vieren van landbouwfeesten.

De bijbelse geschiedenis komt tot leven in landbouwfeesten: De bevrijding uit Egypte wordt gevierd op het Pesachfeest en op de tweede dag van het Pesach feest wordt de eerste opbrengst van de gerstoogst aan God geofferd. Dit wordt het “feest van de eerstelingen” genoemd. Er wordt dan een omer gerst geofferd. Een omer is het gewicht van de hoeveelheid manna die één persoon per dag kreeg toen het brood uit de hemel kwam.
En vijftig dagen later (7 weken) wordt het “Wekenfeest” gevierd: Sjavoeot in het Hebreeuws. Dat getal 50 klinkt in de Griekse naam voor dit feest “Pentacoste”, “Penta” is 50: Pinksteren.
Op het Joodse Pinksterfeest werd de eerste opbrengst van de gerstoogst aan God geofferd. Pas daarna zou de rest van de gerst oogst geoogst worden. Op dit feest vierde men de verbondssluiting van God met zijn volk. God daalde neer in op de berg Sinaï en schonk de Tien leefregels voor het leven in het beloofde land.
Deze verwevenheid van het vieren van gebeurtenissen uit de geschiedenis van Israël en de landbouwfeesten zien we nu ook in het Pinksterverhaal in Handelingen.

Op het feest van de eerstelingen, op de tweede dag van het paasfeest, vijftig dagen voor Pinksteren, heeft God Jezus opgewekt uit de dood. En Paulus schrijft daarover in 1 Kor. 15: 20  “als eersteling van de gestorvenen.” De Opgestane Heer is de eersteling van de oogst van uit de dood opgewekten.
En dan op het Wekenfeest, het Pinksterfeest, wordt een begin gemaakt met het binnenhalen van de rest van de oogst. De leerlingen van Jezus, de moeder van Jezus, de broers en zussen van Jezus ontvangen als eersten de Heilige Geest en daarna maar liefst 3000 mensen. En het binnenhalen van de oogst gaat nog steeds door: “de velden zijn wit om te maaien”, zegt Paulus “bidt de Heer dat Hij arbeiders uitzendt om te oogsten.”

Op het Wekenfeest is dus een agrarisch feest maar op het feest wordt ook de verbondssluiting op de berg Sinaï herdacht. Mozes ontving uit handen van God de twee stenen tafelen. In Exodus 19 lezen we dat God in vuur neerdaalde op de Sinaï. En de rabbijnen schreven dat God de Tien Woorden in vurige letters op de twee stenen tafelen geschreven had. Wanneer we nu lezen in Handelingen 2 dat er op het Pinksterfeest, dus het feest waarop de Joden de gave van de twee stenen tafelen herdachten, aan de leerlingen van Jezus vlammen verschenen die zich verdeelden over hun hoofden, dan verwijst dit vuur naar het vuur waarin God verscheen op de Sinaï. Het vuur verwijst naar de verbondssluiting en naar de vurige letters waarmee God de tien woorden in de stenen tafelen graveerde.
En dit eerste verbond dat God met zijn volk sloot verwijst ook naar het tweede verbond waarover de profeet Jeremia sprak:
“Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de Heer kennen want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al.”

Op de berg Sinaï schreef God met vurige letters de Tien woorden in de twee stenen tafelen. Op het Pinksterfeest schrijft hij de Tien Woorden met vurige letters in de harten van de mensen. Dit betekent dat God niet alleen Zijn leefregels geeft maar ook de kracht en de wil om deze leefregels in de praktijk te brengen.
En die leefregels hoeven niet meer onderwezen te worden. Ze hoeven niet meer te worden uitgesproken en gehoord….nee iedereen heeft ze in zijn of haar hart en brengt ze van harte in de praktijk !

In de psychotherapie zijn er meerdere stromingen. Twee ervan wil ik noemen. De psychoanalyse en de gedragstherapie. De psychoanalyse gaat ervan uit dat je de ziel van de mensen moet veranderen en dat er dan vanzelf een verandering van het gedrag volgt. Dus van binnen naar buiten.
In de gedragstherapie gaat men ervan uit dat je door het gedrag te veranderen vanzelf vanbinnen verandert, dus van buiten naar binnen. Voor beide valt denk ik wat te zeggen.

Het Pinksterverhaal gaat ervan uit dat wanneer de mens van binnen verandert, zijn of haar gedrag vanzelf verandert. De weg is van binnen naar buiten.
In de dagelijkse praktijk merken we denk ik wel op dat de Pinkstermethode wel aangevuld moet worden met de methode van de gedragstherapie. Wanneer we ons gedrag veranderen dan veranderen we op den duur ook vanbinnen.

Ten slotte nog de windvlaag die het huis waar de leerlingen bijeen waren opeens vulde. Ik denk dat dit een verwijzing is naar Genesis 1:
“De aarde nu was woest en ledig en duisternis lag over de vloed maar de Geest van God zweefde over de wateren.” De woeste leegheid van de aarde en de duisternis waarin de aarde gehuld was roepen een gevoel van uitzichtloosheid en troosteloosheid op. Tot in de eeuwigheid zal daar niets gebeuren. Maar dan staan er opeens die verwachtingsvolle woorden:
“Maar de Geest Gods zweefde over de wateren.”

Verwachtingsvolle woorden, hoopvolle woorden: schepping!

Het Hebreeuwse woord voor deze geest is “ruach”. En het is deze ruach die opeens als een windvlaag het boven vertrek vult waar de leerlingen van Jezus en de vrouwen in gebed aanwezig waren. Dat betekent: er zal herschepping plaatsvinden. De leerlingen en de vrouwen, de 3000 later op de dag, de hele mensheid zal worden herschapen. “Ruach” wordt vertaald als “wind” of “adem” dat klopt ook wel maar nauwkeuriger is het te vertalen als “windkracht” en “ademstoot”.
De ruach brengt iets in beweging: de herschepping. De ruach brengt mensen in beweging. Spontaan en van harte brengen ze de Tien Woorden in de praktijk.

Het Pinksterfeest is een oogstfeest. De volgelingen van Jezus brengen de vruchten van de Geest voort: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Amen.

Ga naar de bovenkant