13 oktober 2024

Lezingen: Psalm 119, 105-112  en  Marcus 10, 17-31
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Een rijke jongeman rent naar Jezus toe, valt op zijn knieën en vraagt Jezus: “Meester wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?“ En wanneer Jezus hem dan zegt ga naar huis en verkoop al je bezittingen en de jonge man dit moeilijk vindt dan verzucht Jezus: ”Kinderen wat is het moeilijk voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan.“

Voor een goed begrip van dit verhaal is het van belang te beseffen dat met het eeuwige leven en het Koninkrijk van God niet het leven na dit leven wordt bedoeld. Het is niet zo dat de jonge man wanneer hij zijn bezittingen verkoopt naar de hemel gaat en wanneer hij dit niet doet hij naar de hel zou gaan.

In de Kerkentrommel heb ik al eens geschreven dat ik niet geloof dat er een hel bestaat. God is een God van liefde. Johannes zegt zelfs: “God is liefde.” Liefde is de essentie van God. En het is niet denkbaar dat een liefdevolle God iemand naar de hel zou sturen. De gedachte aan een oneindige straf is te gruwelijk voor woorden.

God is liefde. Zijn wezen is liefde. Het is het  wezen  van de zon om licht en warmte uit te stralen. De zon kan niet anders. De zon kan niet gaan regenen. De zon kan alleen licht en warmte uitstralen. Zo is het wezen van God liefde. Hij kan alleen liefde uitstralen En hij doet dat voortdurend. Zonder ophouden.

Maar zult u zeggen: God vertoornt zich toch over de zonde? Ja maar dat is een menselijk spreken over God. Die toorn van God is in wezen geen toorn maar liefde. Stel u voor dat een mens zo liefdeloos is dat je zou kunnen zeggen dat hij een ijskoud hart heeft. Dat er laag ijs om zijn hart zit. Wanneer de zon van Gods liefde dan over hem gaat schijnen en het ijs begint te smelten, dan denkt het bevroren hart: “De zon is boos op mij, Hij brandt mij weg, ik zal sterven!” Maar wanneer de warmte van de zon dan het hart bereikt dan merkt het hart: “Ik sterf niet maar ik ontdooi, ik kom tot leven!” De zon was niet toornig op de mens maar wilde hem tot leven brengen. Zo moeten wij de woorden over een toornige God lezen. Hij is geen toornige God maar een liefdevolle God. En in al Zijn woorden en daden heeft Jezus dit laten zien. En dat laat hij ook zien in het gesprek met de rijke jongeman.

In de verzen die aan dit gesprek vooraf gaan lezen we dat mensen hun kinderen bij Jezus probeerden te brengen maar Zijn leerlingen dit tegen probeerden te houden omdat Jezus wel betere dingen te doen zou hebben. Maar Jezus zegt dan: “Laat de kinderen bij me komen. Houd ze niet tegen. Want het Koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.“ En hoe zijn kinderen? Ook al ken je ze niet. Ze komen naar je toe, kijken je aan met stralende ogen en gaan er met grote vanzelfsprekendheid vanuit dat je hen accepteert zoals ze zijn, dat je ze liefhebt en ze welkom zijn.

De rijke jongeman is nog niet zover. Hij moet nog worden als een kind. Hij rent op Jezus toe, valt voor Hem op de knieën en vraagt: Goede meester ,wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?”  Dat vindt Jezus een beetje teveel van het goede. Hij antwoordt de rijke jonge man: “Waarom noem je Mij goed? Niemand is goed behalve God.“  Van Jezus hoeft de jongeman Hem geen “goede meester“ te noemen en hoeft van Jezus niet voor Hem op de knieën te vallen. Jezus voelt aan dat de jongeman te graag bij Hem in de smaak wil vallen. Hij voelt aan dat de jongeman niet het gevoel heeft dat hij mag zijn wie hij is maar eerst nog aan voorwaarden zou moeten voldoen om door Hem aanvaard te worden. Hij gaat er niet met de vanzelfsprekendheid van een kind van uit dat Jezus hem lief zal hebben.

De jongeman vraagt: “Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven“  Ik zei al dat met eeuwig leven niet het leven na dit leven bedoeld wordt. Met “eeuwig leven” wordt een bepaalde kwaliteit van leven bedoeld. Het leven zoals Jezus dat uitstraalde en voorleefde.

En met Koninkrijk van God wordt niet bedoeld het Rijk dat aan het einde van de geschiedenis aanbreekt . Het Koninkrijk van God is in het hier en nu overal waar men God koning laat zijn. Het lied Ubi caritas maakt het duidelijk : “Ubi caritas Deus ibi est.”  Waar liefde is daar is God. Waar liefde is daar is het Koninkrijk van God : het rijk van de liefde van God.

“Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?“ vraagt de jonge man. “Jezus antwoordt: ”Pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en moeder.“ Deze geboden staan op de tweede stenen tafel die Mozes van God ontving op de berg Sinaï. Op de tweede stenen tafel gaat het om de verhouding tussen mensen onderling. En op de eerste tafel gaat het om de verhouding tot God: “Aanbid geen andere God, gebruik mijn Naam niet zomaar, houdt je aan de Sabbat.”

Jezus wijst de man op de tweede stenen tafel die samengevat kunnen worden in de woorden: “Heb je medemens lief zoals jezelf.” Wanneer mensen hun medemensen liefhebben dan ontstaat er een kwaliteit van leven die “eeuwig leven“ genoemd kan worden. Een manier van leven die toekomst heeft.

Maar de jonge man antwoordt: “Meester sinds mijn jeugd heb ik mij daaraan gehouden.” Hieruit blijkt weer dat deze jongeman zichzelf niet accepteert zoals hij is: een onvolmaakt mens. Hij denkt dat hij volmaakt zou moeten worden voordat Jezus hem aanvaardt. Hij beseft niet dat Jezus houdt van onvolmaakte mensen en geen perfectie eist. Je zou het onzekerheid kunnen noemen maar ook hoogmoed. Het is hoogmoedig om te denken dat je perfect zou kunnen zijn. En van streven naar perfectie kun je doodmoe worden. Een burnout ligt dan op de loer.

Jezus kijkt hem liefdevol aan. En echte liefde maakt niet blind maar helderziend. Jezus doorzier hem. Kijkt in zijn ziel. En dan zegt Jezus: ”Eén ding ontbreekt u, ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten, kom dan terug en volg mij.” Maar de man werd somber toen hij dit hoorde  en ging terneergeslagen weg.

Jezus bedoelt hiermee niet dat de man bereid moet zijn om zijn rijkdom hier op aarde op te offeren om een plaats in de hemel te krijgen. Jezus houdt al van de jongeman. Hij hoeft niets de doen om de liefde van Jezus of de liefde van God te verdienen. Er is al een plaats voor hem in de hemel.

Maar zoals ik al zei: het gaat hier niet om een plaats in de hemel. Het gaat om de kwaliteit van het leven hier op aarde. Een kwaliteit die wordt bereikt door God lief te hebben boven alles en de medemens als jezelf. En Jezus ziet in de liefdevolle blik waarmee Hij in de ziel van de jongeman keek dat hij zo bezig was met zijn rijkdom en zijn bezit dat hij de mensen om hem heen uit het oog verloor. En wie de mensen om hem of haar heen uit het oog verliest die verliest een belangrijke kwaliteit van leven: die verliest de liefde tot God en de medemens.

Jezus eist niet dat de man een offer brengt om door Hem aanvaardt te worden. Jezus eist niet dat de man volmaakt zou moeten zijn. Jezus zegt niet dat hij alleen in de hemel zou komen wanneer hij zijn bezit zou weggeven. Jezus gunt de man een leven van liefde, een leven van vreugde, een leven van zin.

De journalist Rutger Brugman die bekend geworden is met het boek “De meeste mensen deugen” Heeft een stichting opgericht waarmee hij zich wendt tot jonge mensen die werken op de Zuid-as in Amsterdam waar ze heel veel geld verdienen in het bankwezen, de handel in aandelen als accountants van grote bedrijven. “Hoelang wil je nog ieder jaar honderdduizenden Euro’s verdienen met het nog rijker maken van aandeelhouders die al schatrijk zijn?” vraagt hij hen. En dan biedt hij aan met ze op zoek te gaan naar een baan waarin zij hun gaven in kunnen zetten voor het oplossen van grote maatschappelijke problemen. En hij vindt vele jongeren bereid om dat te doen omdat ze hun werk als weinig zinvol beleefden en nu met plezier elders werken. En Rutger Bregman zit nu in Amerika om ook daar hetzelfde te doen. En het is niet verkeerd om te werken op de Zuid-as en veel geld te verdienen. En je hoeft er niet mee op te houden om aanvaard te worden door God. Je hoeft geen offer te brengen om in de hemel te komen. Maar door te kiezen voor een baan waarin je maatschappelijk zinvol werk kunt doen kun je een kwaliteit van leven gaan ervaren die “eeuwig leven“ genoemd kan worden: een leven met toekomst, een leven in liefde.

Amen.

 

22 september 2024

Lezing: Marcus 9
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Jezus in wie God oplicht.

We leven in een geseculariseerde cultuur waarin er bijna geen verwijzingen naar het christelijk geloof te vinden zijn. Wat is secularisatie? Daar valt heel veel over te zeggen maar het houdt o.a. in dat activiteiten die in het verleden door de kerk werd georganiseerd en uitgevoerd nu door de overheid of anderen wordt gedaan. De gezondheidszorg is in het verleden opgezet door de kerk vanuit kloosters maar wordt nu door overheid, zorginstellingen, zorgverzekeringen georganiseerd.
Dat geldt ook voor de hulp aan minima: vroeger een taak van de diaconie “armenzorg” maar nu in handen van de gemeentelijke sociale dienst (hoewel de diaconie steeds vaker te hulp schiet).
De  geestelijke gezondheidszorg wordt niet meer uitgevoerd door dominees en pastoors maar is nu in handen van maatschappelijk werkers en psychotherapeuten. En de wetenschap heeft de plaats ingenomen van levensbeschouwing. De hele werkelijkheid en de hele mens lijkt wetenschappelijk verklaard te kunnen worden.
In de samenleving komen onze jongeren geen verwijzingen naar het geloof meer tegen en daarmee wordt het voor hen steeds moeilijker om zich er iets bij voor te stellen.
Met God dreigt ook de verwondering uit onze samenleving te verdwijnen. Levensbeschouwing begint met verwondering, met de verwonderde vraag: “Waarom is alles er? Waarom is er niet niets? Waar komt alles vandaan? Waar kom ik vandaan?”

Toch lijkt er een kentering zichtbaar te worden. In een veel bekeken t.v. programma als: “De Wereld draait door”  en in “Heel Nederland kijkt naar het heelal, ” vertellen wetenschappers over het ontstaan van de aarde, de onmetelijkheid van het heelal en over de werking van onze hersenen en worden er veel prachtige natuurdocumentaires uitgezonden. De wetenschappers die in deze programma’s optreden spreken dikwijls vol verwondering en ontzag over het wonder van de natuur. Voor hen sluiten verwondering en wetenschap, geloof en wetenschap elkaar niet uit maar liggen ze in het verlengde van elkaar.

Het lijkt erop dat er in onze samenleving een nieuwe ontvankelijkheid voor het mysterie van het bestaan ontstaat.
Dat geeft ons de mogelijkheid om hierbij aan te sluiten en om op nieuwe wijze uit te leggen waarom wij zo geraakt zijn door de figuur van Jezus en hoe wij ertoe gekomen zijn om Hem “Zoon van God” te noemen.

In het gesprek tussen geloof en wetenschap leek het er dikwijls op dat de wetenschappers zich bezig hielden met de realiteit en de gelovigen iets hieraan toevoegden omdat ze het in de realiteit niet uithielden omdat je daarin koud en onbeschermd bent. Gelovigen hulden zich daarom in de warme deken van het geloof. Die deken was echter geen realiteit maar fantasie.

Iemand die heel mooi over de verhouding tussen realiteit en geloof geschreven heeft is Eckhardt Tolle. In het kader van het programma van de kerkgroep V&T buigen we ons drie avonden over zijn denken. Eckhardt Tolle maakt onderscheid tussen de harde realiteit en het mysterie daarachter, de bron waaruit alles voortkomt.
De harde realiteit daar kunnen we ons allemaal wel iets bij voorstellen. Dat is de realiteit waarin je scheenbeen lelijk kunt stoten tegen een tafel. De harde realiteit; dat is de werkelijkheid waarin auto’s op elkaar kunnen botsen. Het is de realiteit van ons dagelijks leven.

Maar hoe komen we er nu bij dat er een mysterie zou zijn waaruit die harde realiteit voortgekomen is?
Tolle zegt dat bepaalde symbolen dat mysterie voor ons ervaarbaar maken. Hij noemt een bloem, een diamant en een vogel.

Miljoenen jaren was er geen leven op aarde, zegt hij, en toen ontstond er heel elementair leven en weer mijloenen jaren later het mos en planten. De aardbol was begroeid maar er was geen kleur te zien. En toen voor het eerst in de geschiedenis van het heelal was daar het wonder van de eerste bloem die zich ontvouwde in het licht van de zon. Een wonder! Wanneer er een mens gewest zou zijn die er getuige van geweest was dan zou deze uitgeroepen hebben: “Waauw!”
En zo zegt Tolle waren er miljoenen, miljarden jaren rotsen en stenen op onze planeet. En die stenen waren natuurlijk niet doorzichtig. Die waren donker. Maar toen, onder invloed van hoge druk, moet er een moment geweest zijn dat de eerste diamant ontstond. Een steen, een ondoorzichtige steen werd doorzichtig. Het licht van de zon scheen er doorheen en liet de diamant schitteren en fonkelen. Wanneer er een mens getuige van geweest zou zijn dan zou deze verwonderd uitgeroepen hebben: “Waauw! Een wonder!” Een steen wordt doorzichtig.

En het derde beeld dat Tolle geeft is het beeld van de landdieren. Waarschijnlijk begon het leven in zee en werden de waterdieren door omstandigheden gedwongen om hun voedsel aan land te gaan zoeken. Al een enorme verandering: vinnen veranderden langzamerhand in poten. Maar die landdieren werden door de zwaartekracht op de grond gehouden. Hun gewicht drukte ze op de grond. Wat een wonder was het toen het eerste landdier zijn vleugels uitsloeg, zich verhief van de grond en wegvloog! Wanneer er een mens getuige van geweest zou zijn dan zou hij vol verwondering: “Waauw!” geroepen hebben.

Zo wordt al een beetje invoelbaar hoe bloem, diamant en vogel symbolen kunnen worden van het mysterie waaruit alle leven en realiteit voortkomt. Wat wij de harde realiteit noemen heeft een  grote dichtheid en een groot gewicht: de dichtheid van een ondoorzichtige plant, een ondoorzichtige steen en een zwaar gewicht.
Maar een bloem met zijn tere bloembladeren daar schijnt het licht van de zon doorheen.  Zo schijnt het licht ook door de harde steen van de diamant. Een bloem en een diamant  hebben een geringere dichtheid dan andere materie. En een vogel overwint de zwaartekracht, heeft minder gewicht dan andere materie.
Zo worden bloem, diamant en vogel symbolen voor het mysterie waaruit alles voortkomt. Ook Jezus gebruikte deze symbolen:

“Let op de leliën,” zei Hij en “let op de vogels in de hemel”.
En de Heilige Geest zweefde als een vogel over de wateren van de oervloed en daalde als een vogel op Jezus neer.

Wetenschappers die vol verwondering vertellen over het wonder van het heelal. Een nieuwe ontvankelijkheid voor verwondering die mensen weer gevoelig maakt voor symbolen van het mysterie achter de harde werkelijkheid. Hoe kunnen wij daar bij aansluiten?

Het mysterie waaruit de harde werkelijkheid  opkomt noemen wij “God “.   En de evangelist Johannes schrijft:  “Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon die aan de  boezem van de Vader is die heeft doen kennen.”
Wij lazen in het evangelie van Marcus dat Jezus de berg opging met drie van zijn leerlingen en hoe hij voor hun ogen van gedaante veranderde: “Zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen.”

Zoals een lichtstraal van de zon door de eerste diamant heen scheen en deze deed flonkeren en schitteren zo schijnt een lichtstraal uit de hemel door Jezus heen en laat Hem flonkeren en schitteren. Jezus lichaam heeft de dichtheid van materie, hoort bij onze harde realiteit maar  wordt doorzichtig tot op God. Het licht van God schijnt door Hem heen. Hij wordt een symbool van God. Hij wordt een sacrament van God.

“Toen viel de schaduw van een wolk over hen en uit de wolk klonk een Stem: “Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem.”

In eerdere preken heb ik al eens uitgelegd dat het zoonschap van Jezus begrepen moet worden vanuit psalm 72 waar het gaat over de koning die in Naam van God regeert wanneer hij op vreedzame en rechtvaardige wijze zijn ambt uitoefent:

“Geef Heer de koning uwe rechten en uw gerechtigheid aan ’s konings zoon om uwe knechten te richten met beleid. Dan ruist op alle bergen vrede, heil op der heuvlen top. Hij zal geweldenaars vertreden maar armen richt hij op.”

“ Hij zal de redder zijn der armen. Hij hoort hun hulpgeschrei. Hij is met koninklijk erbarmen hun eenzaamheid nabij. Hij helpt met hun bestaan bewogen die zijn in vrees verward. Hun bloed is kostbaar in zijn ogen. Hij draagt hen in zijn hart.“

Het verwijt dat religie en spiritualiteit zweverig zouden zijn wordt hiermee helemaal weerlegd. Het gaat in het zoonschap van Jezus om een zeer bepaalde manier van regeren in onze harde realiteit.

Zo is ook het christelijke geloof geen zweverige zaak maar een bepaalde manier van leven in deze harde realiteit. Een manier van leven die heilzaam is voor de vreemdeling, de weduwe en de wees. Een manier van leven waardoorheen het licht van God in deze wereld schijnt. Een manier van leven die God kan doen oplichten ook in ons!

Amen.

15 september 2024 / startzondag

Lezing: Marcus 1, 1-14
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In Marcus 1:14 en 15 lezen we: “Nadat Johannes gevangen genomen was, ging Jezus naar Galilea, waar Hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit was wat hij zei: De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.”

Het zijn maar twee verzen maar in dit korte stukje ontvangen we een zee aan informatie.
We vernemen dat Jezus zijn openbare optreden begon nadat Johannes gevangen genomen was. En we weten dat Johannes’ gevangenneming zou eindigen in zijn onthoofding op verzoek van Salome de dochter van koning Herodus.
Het land Israël was in die dagen een kolonie van het Romeinse Rijk. De keizer van Rome roofde zijn koloniën leeg door zware belastingen te heffen. En hij regeerde met ijzeren vuist. Wie in opstand kwam werd gekruisigd op een dag meer dan 2000 mensen.
De keizer zelf beroemde zich erop de Pax Romana te stichten: een rijk van vrede. Maar zei hij: daarvoor is het nodig dat ik eerst alle volkeren overwin. De Pax Romana, het Romeinse vredesrijk was dus gebaseerd op victorie, overwinning door geweld en handhaving van de overwinning door onderdrukking.
Koning Herodes, regeerde namens de keizer van Rome. Hij was net zo wreed als de keizer. Dat blijkt uit de brute moord op Johannes de Doper.
Johannes had in het openbaar kritiek geuit op de keizer. Daarom werd hij gevangen genomen en vermoord.

Wanneer je dit in je achterhoofd houdt dan lees je die op het eerste gezicht neutrale mededeling dat Jezus naar Galilea ging nadat Johannes gevangen genomen was, met andere ogen.
Door het gevangen nemen en later vermoorden van Johannes leek de kritiek op koning Herodus de kop ingedrukt. En kritiek op Herodus was ook kritiek op de keizer. Dus kritiek op de keizer en zijn op geweld gebaseerde manier van regeren, leek succesvol te zijn onderdrukt. Het geweld leek te zegevieren.
Maar dat blijkt gelukkig niet waar. Zo gauw Johannes in de gevangenis verdween, nam Jezus zijn plaats in. Jezus, waarvan Johannes zei: : “Hij is méér dan ik!”

Klopt het wel dat ik Johannes en Jezus ’optreden zo plaats tegen de achtergrond van de keizer van Rome en zijn gewelddadige manier van regeren? Ik denk het wel want Marcus schrijft dat Jezus naar Galilea ging om daar “het goede nieuws te verkondigen.”

Het goede nieuws, het evangelie. Dat woord evangelie werd gebruikt wanneer een nieuwe keizer de troon besteeg. Er werden dan boden het land in gestuurd om overal dit goede nieuws te brengen. Goed nieuws: de nieuwe keizer zou zijn rijk natuurlijk op een heel andere en betere manier gaan regeren dan zijn voorganger dat gedaan had. Het woord “evangelie”  verwijst dus naar het begin van een nieuwe wijze van regeren.

Zo brengt Jezus in Galilea het evangelie van een nieuwe wijze van regeren. Hij zei: “De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.”

De keizer van Rome regeerde door middel van geweld en onderdrukking. Jezus pleit voor een andere wijze van regeren. Hij maakt duidelijk dat hij er niet op uit is om als een keizer vereerd te worden en in pracht en praal in een paleis te gaan wonen. Hij zegt:” Ik ben niet gekomen om te heersen maar om te dienen. “ En: “De mensenzoon woont niet in een paleis maar heeft geen steen om Zijn hoofd op neer te leggen.” Jezus neemt het op voor de meest kwetsbaren in de samenleving: armen, zieken, mensen die met de nek aangekeken worden en op wie iedereen neerkijkt : Jezus spreekt met ze, kijkt ze aan en heeft ze lief. Jezus wil niet een belangrijke man zijn die omgeven wordt door mannen die zich belangrijk voelen omdat ze in zijn omgeving verkeren. Jezus gaat op speelse en ontspannen wijze met kinderen om en zegt tegen zijn leerlingen: “ Jullie zijn niet mijn onderdanen. Jullie zijn mijn vrienden. Jezus veroordeelde de Samaritanen niet omdat ze op een andere manier geloofden dan de Joden maar had ze lief. Jezus keek niet neer op vrouwen maar ging op voet van gelijkheid met ze om. En Jezus was geweldloos. Hij was tegen het gebruik van geweld.

En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Duidelijk is dat het Koninkrijk van God waarvan Jezus zei dat het nabij was, op een totaal andere wijze geregeerd zou worden dan het Romeinse keizerrijk. Het Romeinse Rijk was gebaseerd op geweld. Het Koninkrijk van God wordt gebaseerd op recht en gerechtigheid en geweldloosheid.

En duidelijk is ook dat er voor dat Koninkrijk van God een totaal andere manier van mensheid nodig is dan dat in het Romeinse Rijk het geval was. In het Romeinse Rijk heersten heren over slaven, mannen over vrouwen. In het Koninkrijk van God gaat het niet om heersen maar om dienen. Mensen beschouwen elkaar als broers en zusters. In het Koninkrijk van God staat de liefde centraal.

Nu zegt Jezus: “Het Koninkrijk van God is nabij.“ Maar is dat zo? Gerard Reve vroeg al: “Dat Koninkrijk van U, komt daar nog wat van?” Wat bedoelde Jezus toen hij zei dat het Koninkrijk van God nabij was? Ieder t.v. journaal, iedere krant lijkt duidelijk te maken dat Jezus Zich vergist moet hebben.

Maar dat lijkt me gebaseerd te zijn op een te beperkte visie op wat het Koninkrijk van God inhoudt. Wanneer je het ziet als het Rijk van God dat komt aan het einde van de wereldgeschiedenis. Dus het Rijk van God dat komt na de geschiedenis van de wereld zoals we die kennen. Maar je kunt het begrip “Koninkrijk van God” ook breder opvatten. Je kunt het zien als iets dat nu al in onze wereld aanwezig is. Het Koninkrijk van God is overal in deze wereld waar mensen God koning laten zijn. En God is daar koning waar liefde heerst. Het bekende lied “Ubi caritas “ drukt dat heel mooi uit. “Ubi caritas Deus ibi est.” Waar liefde is, daar is God.

En dit komt ook heel mooi en heel concreet tot uitdrukking is het verhaal dat Peterine vertelde. Een kind en een oude vrouw zitten op een bankje. Het kind heeft een grote schat: twee blikjes cola en twee plakken chocola. Een klein slokje cola en een klein stukje chocola weggeven moet nog wel lukken denk je. Maar in een royaal gebaar schenkt het kind een heel blikje cola en een hele plak chocolade aan de vrouw. Hij is als Jezus in het verhaal over de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Hij is beeld en gelijkenis van God. Royaal, vrijgevig, liefdevol. Het lijkt in eerste instantie wat overdreven wanneer de vrouw zegt dat ze God ontmoet heeft. Maar wanneer je er dieper over nadenkt heeft ze gelijk! “Ubi caritas, Deus ibi est.” Waar liefde is, daar is God.

In het jeugdhonk in het Herman Bavinck  huis is Leny Annen nu in gesprek met jongeren over dit zelfde thema. Zij zal ook aan hen duidelijk maken dat waar liefde is, God is. En zij zal hen vragen op welke manier zij in hun dagelijks leven iets van die liefde in de praktijk zouden kunnen brengen. En dan gaat het niet om hele grote daden maar om kleine gebaren. Ik ben benieuwd wat ze zullen antwoorden. Ze schrijven hun antwoorden naast de afbeelding van een wereldbol die staat hiernaast in de koffiekamer. En, wanneer ze durven, zullen ze ook aan u vragen op welke manier u iets van de liefde van God zichtbaar hoopt te kunnen maken in uw dagelijks leven.

“Waar liefde is, daar is God.” Laten we elkaar liefhebben en die liefde uitdragen naar buiten! Amen.

8 september 2024 morgendienst/huwelijksbevestiging

Lezing: Genesis 2, 18-25
Voorganger: ds. Dick van der Vaart
Huwelijksbevestiging van Dion van Achteren en Vita Sigilipu

Gemeente van Christus, Vita en Dion,

In Genesis 1:26 , we hebben dit vers vanmorgen nog niet gelezen, staat:

God zei: ”Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over heel de aarde en alles wat daarop rondkruipt. God schiep de mens als zijn evenbeeld.”

Deze woorden hebben lange tijd bepaald hoe er in de kerk over God gedacht werd. Deze woorden hebben het beeld opgeroepen van God als een machtige koning die aan niemand verantwoording hoefde af te leggen, die deed wat hij wilde en niets of niemand nodig had.

Op grond van de woorden: “God zei: Laat ons mensen maken” werd gezegd: God besloot op een bepaald moment dat Hij mensen wilde maken. Dat had Hij niet hoeven doen want als God had Hij in principe helemaal niets en niemand nodig. Hij was God en had als God genoeg aan Zichzelf. Waarom Hij besloot mensen te maken weten we niet.

Het beeld dat de woorden uit Genesis 1: 26 opriep was dus het beeld van een machtige koning die niets en niemand nodig had. En een koning die heerste over het heelal.

En dit beeld van God bepaalde vervolgens ook het beeld dat men van de mens had. Omdat God zei dat hij mensen wilde maken die zijn evenbeeld waren en Hij een heerser was moesten de mensen dus ook wel heersers zijn. Zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over heel de aarde en over alles wat daarop rondkruipt.

En zoals God in principe niemand nodig zou hebben maar genoeg zou hebben aan zichzelf zo werd het ideaal beeld van een mens iemand die in principe totaal onafhankelijk van anderen zou zijn. Een ideaal dat nog steeds doorwerkt. Vele mensen willen miljonair worden want dan ben je onafhankelijk van anderen en heb je van niemand meer afhankelijk.

En het beeld dat de mens net zoals God over de aarde en alle levende wezens mag heersen, heeft ertoe geleid dat de mens zich ver verheven is gaan voelen boven de dieren en roofbouw heeft gepleegd op de aarde en de oceanen.

Maar klopt het beeld van God als een heerser die niemand nodig heeft en is het ideaalbeeld van een mens, de mens die niemand nodig heeft en mag heersen over de dieren en de schepping?

Wanneer het zo is dat God de mens naar Zijn evenbeeld geschapen heeft, wanneer de mens dus lijkt op God, dan kun je door naar de mens te kijken dus iets te weten komen over God.

En wanneer we dan lezen in Genesis 2:18: “God de Heer dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.”

Als het zo is dat de mens op God lijkt en als het zo is dat het niet goed is dat de mens alleen is, dan is het ook niet God dat God alleen is. Gerard Reve heeft dit aangevoeld toen hij dichtte:
Eigenlijk geloof ik niets
en twijfel ik aan alles.
Maar soms wanneer ik denk
dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik dat Gij liefde zijt en eenzaam
en in dezelfde wanhoop mij zoekt
zoals ik U.

En ook de dichter James Weldon voelde aan dat God geen God is die niemand nodig heeft maar een God is die ernaar verlangt om in liefdevolle verbondenheid te leven met mens en dier en schepping. Hij dicht:
En God trad naar buiten in het wereldruim
en zag om zich heen en sprak:
Ik ben alleen –
Ik maak mij een wereld.

En zover als zijn goddelijk oog zag,
bedekte duisternis alles,
zwarter dan honderd middernachten
diep in het cypressenveen.

Toen glimlachte God,
en het licht trad tevoorschijn,
en het donker rolde zich aan één zijde op,
en het licht stond helder aan de andere zijde.
En God sprak: Het is goed !

Toen strekte God zijn armen uit
en nam het licht in zijn handen,
en God balde het licht in zijn handen
tot hij de zon gemaakt had.
En hij gaf deze zon een plaats aan de hemel,
als een laaiend licht.

Toen liep God eromheen,
en God keek om zich heen
naar alles wat hij gemaakt had.
Hij keek naar de zon
en hij keek naar de maan,
en hij keek naar de kleine sterren;
hij bezag de wereld
en het leven daarop,
en God sprak: Ik ben nog steeds alleen.

Toen ging God zitten aan de voet van een heuvel,
waar hij kon nadenken,
ging zitten bij een zeer diepe rivier,
het hoofd in handen,
en dacht, en dacht en dacht:
Ik maak mij een mens!

In deze gedichten lezen we niet het beeld van God als een heerser die niemand nodig heeft maar een beeld van God die eenzaam is en er naar verlangt om in liefdevolle verbondenheid te leven en daarom de mens schept.

De eerste mens die God schept om in liefdevolle verbondenheid mee te leven is Adam. En God doet zijn best om het Adam naar de zin te maken. Hij schept een prachtige tuin, een paradijs, een hof van Eden.

En hij schept dieren in allerlei soorten en maten en van diverse pluimage. Olifanten, giraffes, neushoorns, kraanvogels, ooievaars, leeuwen, tijgers teveel om op te noemen. En dan leidt hij ze langs Adam die ze een naam mag geven. En Adam geeft niet zomaar willekeurige namen. Nee, hij kijkt heel goed. Hij probeert ze te doorgronden. Hij probeert te begrijpen welke aard ze hebben. Hij leert ze kennen. En op grond daarvan geeft hij ze hun namen.

En hierin komt ook het diepste verlangen van God tot uitdrukking. Zoals Adam het wezen van de verschillende dieren probeert te ontdekken zo hoopt God dat Adam ook Zijn wezen zal proberen te doorgronden. God hoopt dat Adam Hem ten diepste zal leren kennen, Hem zal liefhebben en ook Hem een Naam zal geven die bij Hem past.

God had Zijn best gedaan voor Adam. Hij had hem een paradijs als woonplaats gegeven. En die eerste dag was voor Adam een vreugdevolle dag geweest. Hij had allemaal prachtige dieren aan zich voorbij zien gaan. Hij viel van de ene verwondering in de andere: wat een prachtige dieren.

Maar wanneer God aan het einde van de dag bij Adam komt kijken ziet hij Adam tot Zijn verwondering verdrietig op een boomstam zitten. Het hoofd in zijn handen. Adam had prachtige dieren als gezelschap gekregen maar Adam miste iets. Hij miste een helper die bij hem paste. Een medemens met wie hij van hart tot hart kon spreken. Een medemens die hij in zijn armen kon nemen. Een medemens die hij zou kunnen zoenen.

En daarom liet God Adam in een diepe slaap vallen. Hij nam één van zijn ribben weg en uit die rib schiep hij een vrouw en bracht haar naar Adam. Toen Adam uit zijn slaap ontwaakte en zijn oog op Eva viel riep hij uit: “Wauw! Wat een schoonheid! Wat een prachtig schepsel! Haar wil ik leren kennen. Haar zal ik noemen: vrouw!”

En zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw met wie hij één lichaam wordt.

Vita en Dion, God heeft jullie geschapen naar Zijn evenbeeld. Zoals God ernaar verlangde om te leven in liefdevolle gemeenschap met mensen, zo verlangen jullie ernaar om in liefdevolle gemeenschap te leven met elkaar. Zoals God aan Adam vroeg om de dieren een naam te geven waaruit hun wezen sprak zo vraagt hij aan jullie om elkaar zo te leren kennen dat jullie elkaar een naam kunnen geven waaruit jullie wezen spreekt. Trijntje Oosterhuis zingt het zo mooi: “Ken je mij? Wie ben ik dan? Ken je mij beter dan ik?”

Leer elkaar kennen. Leer elkaars wezen kennen. Leer elkaars wezen lief te hebben.

Amen.

 

18 augustus 2024

Lezingen: Psalm 8.  en  Handelingen 17, 22-28
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

We leven in een tijd waarin steeds minder mensen naar de kerk gaan. De kerk krimpt. In onze plaatselijke gemeente ervaren we dit op pijnlijke wijze aan de lijve. Mensen lijden daaronder en dikwijls vragen mensen mij: “Hoe is het toch mogelijk dat er nog maar zo weinig mensen naar de kerk gaan? Vroeger waren er twee ochtenddiensten en die zaten beide helemaal vol! Wat hebben we verkeerd gedaan?”

Gemeente, ik geloof niet dat we iets verkeerds hebben gedaan. Het teruglopen was de kerkgang is niet het gevolg van ons tekortschieten maar het gevolg van een verandering in de wijze waarop wij de werkelijkheid waarnemen. Wij kijken anders naar de werkelijkheid dan b.v. de schrijver van psalm 8. Hij keek omhoog naar nachtelijke sterrenhemel en jubelde:

“Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet?”

De dichter van psalm 8 keek in de nacht omhoog, raakte vol ontzag, en zag daar het werk van de handen van God. Hoe komt het dat velen deze ervaring niet meer hebben?

Dat komt door een verandering in het denken die is begonnen bij de filosoof Descartes die leefde van 1596 – 1650. Hij stelde dat er een wereld in ons is en een wereld buiten ons. En dat die werelden strikt van elkaar gescheiden zijn. In ons bevindt zich de ziel waarmee we in verbinding met God zijn en onszelf als levend kunnen ervaren. Buiten ons bevindt zich de wereld die geen ziel heeft, niet levend is maar dode materie. Een wereld waarmee we niet in levende  verbinding staan maar dood is en alleen wetenschappelijk onderzocht kan worden.

Omdat de natuur dood zou zijn mocht je er alles mee doen wat je wilde. En in de loop van de eeuwen heeft men gedaan met de natuur want men maar wilde. Dieren konden wreed worden behandeld want ze hadden geen ziel. Wanneer je een hond schopt jankt hij wel maar hij lijdt niet echt want hij heeft geen ziel. Oerwouden konden rustig worden omgehakt want het was toch maar allemaal dood hout. Rivieren en zeeën konden rustig worden vervuild want ze behoren tot de dode wereld buiten ons. En zo heeft het denken van Descartes ons de milieucrisis gebracht waarin wij ons vandaag de dag bevinden. De oorzaak van deze crisis is dus dat Descartes God uit de natuur heeft weggedacht. Hij heeft de natuur ontgoddelijkt, ontheiligt en dat blijft niet zonder gevolgen. Helaas is deze manier van denken de normale manier van denken geworden.

De dichter van psalm 8 keek naar de sterrenhemel en zag daar Gods hand. Wanneer de moderne mens naar de sterrenhemel kijken dan ziet hij lege ruimte met daarin dode planeten. En omdat de moderne mens God niet meer ziet in de natuur raakt hij de verbinding met God kwijt, verliest zijn geloof en gaat niet meer naar de kerk.

Hoe kunnen wij nu God weer gaan ervaren in de natuur?

Stel dat we de filosoof Rene Decartes zouden kunnen meenemen op een ruimtevlucht voordat er leven op aarde zichtbaar was. We zouden met hem rond onze planeet cirkelen, uit het raampje van ons ruimteschip kijken en alleen maar een grote dode rotsachtige planeet zien. Rene Decartes zou knikken en zeggen ja de natuur is dode materie.

Maar wanneer we een miljarden jaren later weer een ruimtevlucht met Decartes zouden maken en we zouden weer uit het raampje kijken dan zou Decartes mond open vallen van verbazing. Die dode rots was tot bloei gekomen ! Oerwouden, zeeën, rivieren, bloemen, mensen en dieren.  De dode rots was niet dood maar bevatte de kiemen van leven. Die zogenaamd dode rots was bezield met leven. Die zogenaamd dode rots was bezield door het leven van God.

 Decartes heeft de wereld ontzield, God uit de wereld weggedacht en Hem alleen de ruimte van ons menselijk hart gegund. Maar wat als we met de dichter van psalm 8 God weer gaan herontdekken in de natuur?

Soms wordt het mensen gegund om dit in een mystieke ervaring in een visioen te zien. Ik lees u het verslag van zo’n ervaring van een engelse denker R. Bucke. Hij schrijft:

“Ik had de avond in een grote stad, in het gezelschap van twee vrienden doorgebracht met het lezen en praten over filosofie en poëzie. Rond middernacht gingen we uiteen. Ik moest een lange taxirit maken naar mijn logeeradres. Mijn geest was opgewekt, kalm en vredig. Plotseling, zonder enige waarschuwing vooraf, voelde ik mij omgeven door een vurige wolk. Even dacht ik aan vuur, aan een geweldige brand ergens vlakbij in die grote stad, maar het volgende ogenblik wist ik dat het vuur in mijzelf was. Direct daarna werd ik overvallen door een gevoel van verrukking, van onmetelijke vreugde die ik onmogelijk kan beschrijven. Ik voelde te  geloven en ik zag ook dat het heelal niet is samengesteld uit dode stof maar in tegendeel een levende aanwezigheid is. Ik werd mij bewust van een eeuwig leven in mijzelf. Het was niet mijn overtuiging dat eens eeuwig leven mijn deel zou zijn, maar een besef dat het toen al mijn deel was. Ik zag dat alle mensen onsterfelijk zijn. Dat de kosmische orde zodanig is, dat zonder enige twijfel, alle dingen samenwerken tot het welzijn van ieder en allen. Dat het fundamentele beginsel van de wereld, van alle werelden is, wat wij liefde noemen en dat het geluk van ieder en allen op den duur volstrekt verzekerd is. Het visioen duurde enkele seconden en verdween. De herinneringen eraan en het besef van werkelijkheid die het bij mij opriep, is me bijgebleven gedurende de vijfentwintig jaar die sindsdien zijn verstreken. Ik wist dat  wat het visioen mij getoond had, waar was. En deze overtuiging heeft mij zelf in moeilijke tijden, nooit verlaten.”

In die mystieke ervaring ervoer Bucke de aanwezigheid van God in zijn hart en ziel en tegelijkertijd ervoer hij de levende aanwezigheid van God in de natuur en in het hele heelal. “Ik zag dat het heelal niet is samengesteld uit dode stof maar een levende aanwezigheid is.“

De dichter van psalm 8 heeft zijn psalm geschreven vanuit een zelfde mystieke ervaring.

We zostraks gelezen hoe Paulus is in Athene spreekt  met filosofen. In de tijd van Paulus was Athene geen wereldstad meer. Athene had in Paulus’ tijd slechts 5000 inwoners. En de tijd van  culturele bloei, de tijd van de grote filosofen Socrates en Plato was voorbij. Maar toch had Athene dankzij dat culturele verleden nog een grote aantrekkingskracht op mensen die antwoorden zochten op levens-en geloofsvragen. Er waren veel zinzoekers . Godsdienst en filosofie waren er het gesprek van de dag.

In het begin van de lezing staat dat Paulus verontwaardigd raakte bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. Maar de filosofen met wie hij in gesprek gaat hebben niet veel met al die gebodenbeelden. Zij waren ontwikkelde mensen die wel wisten dat het mysterie van het leven niet ten volle uitgedrukt kon worden in die godenbeelden. Zij dachten op een meer abstracte en filosofische wijze over het bestaansmysterie. Net als vele mensen van vandaag konden zij niet meer in al die concrete goden geloven maar geloofden ze wel dat er “iets” moest zijn. Daarover konden zij echter niets zeggen. Het was een onbekende god.

En is  deze “onbekende god”  die Paulus gebruikt als aanknopingspunt van zijn evangelieverkondiging aan de griekse filosofen. “Wat u vereert zonder het te kennen kom ik u verkondigen,” zegt Paulus: “De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft..”

De griekse filosofen  konden niet meer geloven in hun goden  maar hadden wel het gevoel hadden dat er “iets” moest zijn. Zo kunnen velen vandaag de dag bijna niet meer geloven als gevolg van het denken van Rene Decartes. Ze kunnen bijna niet meer geloven maar ze hebben gelukkig wel het gevoel dat er “iets” moet zijn. Zoals Paulus in zijn gesprekken met de filosofen aanknoopt bij  het altaar van de onbekend god, zo kunnen wij bij onze tijdgenoten aanknopen bij hun gevoel dat er “iets” moet zijn.

Dit “iets” kunnen we het mysterie van het bestaan noemen. Dit mysterie kunnen we niet kennen met ons verstand. Het is niet toegankelijk voor het verstand. Maar we kunnen het wel ervaren. We ervaren het wanneer we ’s nachts naar de sterrenhemel kijken. We ervaren het bij een zonsopgang,  bij een wieg of een graf, in muziek of schilderkunst, in liefde en vriendschap…noem maar op. We voelen dat er meer moet zijn en dat we met ons heel ons lichaam en heel onze ziel met alle vezels van ons bestaan met elkaar en met dit mysterie verbonden zijn. We ervaren dat we dit mysterie kunnen zoeken en erdoor gevonden kunnen worden. Zoals Paulus zegt in Handelingen 17:

“Het was Gods bedoeling dat mensen Hem zouden zoeken en Hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien Hij van niemand van ons ver weg is. Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. En uit Hem komen wij voort.”

God is niet alleen in ons. Hij is ook buiten ons. Hij is de ziel van het heelal. Hij omringt ons met zijn liefde. Alles is in Hem.

Amen.

10 maart 2024

Lezingen: Jozua 4: 19-5:1, 11-12 en Johannes 6: 1, 4-15
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

De sleutel tot het begrijpen van het verhaal over Jezus die een menigte mensen voedt met brood en vis wordt ons aangereikt in Johannes 6:1. We lezen daar: “Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel meer van Tiberias genoemd).” Het lijkt een onschuldige toevoeging dat het Meer van Galilea ok wel Meer van Tiberias wordt genoemd maar er zit een wereld van betekenis achter.

Meer van Galilea is een joodse benaming . Meer van Tiberias is een Romeinse benaming. Het land Israël is bezet door de Romeinen en nu krijgt een meer met een Joodse naam een Romeinse naam. Hoe is dat zo gekomen ?  Voor Jezus’tijd was Herodus de Grote koning over heel Israël. Hij vier zonen en na zijn dood werd hij opgevolgd niet door zijn oudste zoon maar door alle vier zijn zonen die alle vier gingen heersen over een deel van het land. Dat stelde natuurlijk niet veel voor. Eén van die vier zonen Herodus Antipas was heel ambitieus. Hij wilde net zo machtig worden als zijn vader. Hij wilde koning worden over heel Israël. Daarom probeerde hij in de gunst van keizer Tiberias te komen. Herodus Antipas zijn hoofdstad was Sephorus. Maar hij verplaatste zijn hoofdstad naar het Meer van Galilea en bouwde daar een stad die hij om in een goed blaadje bij de keizer te komen  “Tiberias” noemde. En het Meer van Galilea doopte hij om tot meer van Tiberias. Maar het bleef niet bij een naamsverandering. Van oudsher konden joodse mannen in alle vrijheid een boot bouwen, een visnet knopen en het meer van Galilea opgaan om te vissen. Maar Herodus Antipas maakte hen belastingplichtig. De vissers moesten belasting betalen om met hun boot het meer op te mogen. En ze moesten belasting betalen over de vis die ze vingen en aan land brachten om ze te  verkopen aan visverwerkende bedrijven. Hierdoor kon Herodes veel meer belastinggeld aan de keizer afdragen. Hij hoopte dat het de keizer zou opvallen dat hij voor zulke hoge opbrengsten zorgde en hem daarom als koning over heel het land zou aanstellen.

Voor de vissers was dit natuurlijk een ramp. Ze konden zonder zware belastingen al nauwelijks rondkomen. Met die zware belastingen konden ze geen droog brood meer verdienen. Het is geen wonder dat de leerlingen van Jezus toen Hij hen riep zonder moeite hun visnetten lieten vallen en hun boot achter lieten om Jezus te volgen. Ze hadden geen leven meer als vissers. Ze waren slachtoffers van uitbuiting. Ze hadden hoop op een betere toekomst verloren. Nu werden ze geroepen door een man die sprak over een samenleving van recht en gerechtigheid, een man die een visioen had van vrede, een man die geloof en hoop en liefde uitstraalde. Ze vatten nieuwe hoop…

Het verhaal van vanmorgen over Jezus die een menigte mensen voedt met brood en vis moeten we plaatsen in het kader van de uitbuiting van arme vissers en boeren door de keizer van Rome. De keizer die her en der in zijn rijk legioenen soldaten altijd paraat heeft staan. De religieuze leiders van Israël wisten dit heel goed. Ze realiseerden zich dat als het volk in opstand zou komen de keizers zijn legioenen zou sturen en ze vermorzeld zouden worden. Daarom probeerden ook de eigen leiders van Israël het volk rustig te houden.

In deze situatie van onderdrukking en uitbuiting reist Jezus door het land. Overal ziet hij armoede, honger, ziekte. Overal ziet hij hoe mensen door de bezetter angst wordt aangejaagd. Hij ziet de wanhoop in de ogen van de mensen. Wanhoop en somberheid. In deze situatie spreekt Jezus over het naderen van het Koninkrijk van God. In deze situatie klinken de woorden uit de Bergrede: “Gelukkig de treurenden, zij zullen getroost worden. Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Gelukkig de vredestichters want zij zullen kinderen van God genoemd worden.”
Jezus trekt het land door een brengt aan wanhopige mensen een boodschap van hoop. Het is daarom goed te begrijpen dat zoals in Johannes 6: 2 staat een grote menigte Hem volgde. Het volk hunkerde naar hoop . Het volk hunkerde naar respect. Het volk hunkerde naar liefde, naar vrolijkheid, naar onbezorgdheid, naar plezier, naar lichtheid. En Jezus straalde dit alles uit.

We lezen dat Jezus een berg op ging,daar ging zitten en zag hoe een menigte van mensen zich om Hem heen verzamelde.”Waar kunnen we brood kopen om al deze mensen te eten te geven?”,  vraagt Jezus aan Filippus. Nu we de situatie waarin het volk zich onder de Romeinse bezetting bevindt voor ogen hebben, realiseren we ons dat Jezus deze vraag niet stelt met oog op dat moment, op die dag maar dat de onderliggende strekking van de vraag is: “Hoe kunnen we brood kopen om de Israëlieten die uitgebuit worden door de Romeinen, zo dat ze honger lijden, brood geven?” De vraag van Jezus heeft een politieke dimensie : de dimensie van het Koninkrijk van God.
Dit ontgaat Filipus. Hij antwoordt op oppervlakkig niveau: “Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.” Hij is een realist. Hij kijkt wat mogelijk is op dit moment. Maar voor het bereiken van een verandering ten goede moet je niet alleen kijken naar wat er kan op dit moment, je moet ook je verbeeldingskracht inzetten en je afvragen wat zou er mogelijk kunnen wórden ?
En ook Andreas, de broer van Simon Petrus, blijkt niet iemand van vergezichten. Hij zegt: “Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen maar wat hebben we daaraan voor zoveel mensen ? “

Maar dan zegt Jezus, laat iedereen gaan zitten. En dan schrijft Johannes: “Er was daar veel gras.”  Psalm 23: ”Hij voert mij naar grazige weiden naar wateren der rust. Hij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen. Mijn beker vloeit over.”
De mensen gaan zitten. Jezus neemt de broden, spreekt het dankgebed uit  en Hij breekt en Hij breekt en Hij breekt en hij verdeelt het brood onder de mensen. En dan is er brood voor de hele menigte. Er is zelfs meer dan genoeg : twaalf manden kunnen worden gevuld met brood dat over is. En ook de vis verdeelt Jezus onder mensen. “ Zoveel als ze wilden “ schrijft Johannes om aan te geven dat er ook een overvloed aan vis was.”

Wanneer we ons nu realiseren dat het verhaal zich afspeelt in een situatie waarin het volk wordt uitgebuit dan krijgen we oog voor de politieke dimensie van het verhaal . Het gaat over een herverdeling van de rijkdom. Tegenover de uitbuiting van de keizer van Rome staat de rechtvaardige koning van het koninkrijk van God. De keizer van Rome stal het brood uit de mond van het volk. De keizer van Rome ontnam de vissers hun boten en hun netten en hun vis. Jezus is het beeld van een rechtvaardige koning die volk voorziet van brood en vis. Het verhaal is een hoopgevend visioen van het Koninkrijk van God. Een visioen van een wereld die geregeerd wordt door keizers en koningen die niet gekomen zijn om uit te buiten en te heersen maar om te dienen en de volkeren te laten leven in overvloed.

Jezus laat zien hoe het Koninkrijk van God werkelijkheid kan worden. Hij kijkt niet alleen met een zogenaamd realistische blik naar wat er nu, in deze situatie mogelijk is maar heeft een visionaire blik op wat mogelijk kan worden. Hij ziet de vijf broden en twee vissen niet als een kleine hoeveelheid voedsel maar als het begin van een overvloed. En van daaruit begint Hij te delen. En de mensen volgen dan Zijn voorbeeld. Iedereen heeft wel een klein beetje brood of vis bij zich. Iedereen deelt het spontaan uit. En wat een situatie van schaarste leek blijkt een situatie van overvloed te zijn.

Dit is een beeld van onze wereld. Er lijkt een schaarste te zijn aan voedsel, water, geld maar er hoeft maar één iemand te zijn die begint te delen en zijn of haar voorbeeld zal enthousiast worden gevolgd en er zal blijken overvloed te zijn. Het Koninkrijk van God blijkt midden onder ons te zijn.

Amen.

4 februari 2024

Doopdienst
Lezing: Exodus 1: 8-22          Exodus 2: 1-10
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Aan het verhaal over Mozes die in een rieten mandje in de rivier de Nijl wordt gelegd gaan de verhalen over Jozef vooraf. Jozef was de op één na jongste van de twaalf zonen van vader Jakob. Hij droomde dat hij en zijn broers korenschoven waren en dat de korenschoven van zijn broers voor hem bogen. En ook droomde hij dat de zon en de maan voor hem bogen en ook elf sterren die zijn elf broers voorstelden. Hij was zo dom om deze dromen met zijn broers te delen. Zij waren al jaloers op hem omdat hij het lievelingetje van hun vader was maar nu was voor hen de maat vol. Ze gooiden hem in een put. En een dag later verkochten ze hem als slaaf aan handelaren uit Egypte.

In Egypte droomde Jozef over een naderende hongersnood. Hij waarschuwde de Farao. Zo redde hij de Egyptenaren van de hongerdood. Als belong werd hij onderkoning. Dan laat hij zijn vader en broers ook naar Egypte komen. Prachtige verhalen hierover staan in de bijbel. We hebben geen tijd om er op in te gaan. Als onderkoning werd Jozef geëerd en zijn volk de Israëlieten in Egypte werden gewaardeerd. Maar toen het volk in de loop van de eeuwen groter en groter werd, werd het volk steeds meer als een bedreiging gezien. Daarom werden ze tot slaven gemaakt die zo hard moesten werken dat ze geen energie voor een opstand zouden overhouden. Daar bleef het niet bij. Zoals we zonet hoorden was er een Farao die het bevel gaf om alle pasgeboren Hebreeuwse jongetjes in de Nijl te gooien.

En dan wordt er dikwijls gezegd dat de bijbel uit een patriarchale culturen stamt waarin alleen de man telt maar dat valt eigenlijk wel mee als je die patriarchale bril afzet. In het verhaal van vanmorgen lezen we over drie intelligente en moedige vrouwen. Wanneer Mozes geboren wordt melden de vroedvrouwen dit niet bij de Farao. Dit met gevaar voor eigen leven. Ze worden bij name genoemd Sifra en Pua. Wanneer ze bij de Farao geroepen worden om verantwoording af te leggen voor het feit dat er geen geboortes van Hebreeuwse jongetjes worden gemeld, antwoorden niet met bibberende stem dat ze het niet weten, maar zeggen zelfbewust en zelf wat uitdagend: “ De Hebreeuwse vrouwen zijn anders dan de Egyptische: ze zijn zo sterk dat ze hun kind al gebaard hebben voordat de vroedvrouw er is. “ Ze hebben dus het lef om de Farao in zijn gezicht te zeggen dat Hebreeuwse vrouwen sterker zijn dan Egyptische !

De derde moedige vrouw uit het verhaal is Mirjam de zus van Mozes. Wanneer hij geboren wordt en in de Nijl gegooid dreigt te worden bedenkt ze een list. Ze maakt een mand van riet besmeert het met pek en legt  de mand in het water op de plek waarvan ze weet dat de dochter van de Farao er dagelijks baadt. Tijdens het baden hoort de dochter van de Farao het kindje huilen. Ze vindt hem en raakt met ontferming over hem bewogen. Ze realiseert zich dat het een Hebreeuws kind moet zijn. Mirjam ziet haar bewogenheid. Schiet naar voren en vraagt: “ Zal ik een voedster voor haar zoeken onder de Hebreeuwse vrouwen” Toe maar antwoordde de dochter van de Farao. Zij is de vierde moedige vrouw in dit verhaal. Want als de Farao zou ontdekken dat zij tegen zijn wil in handelt, loopt ook haar leven gevaar. “ Zoek een voedster en breng het kind wanneer het geen borstvoeding meer nodig heeft naar mij “ zegt de dochter van de Farao. En dan roept de slimme Mirjam haar moeder. De dochter van de Farao noemt het kind “Mozes” want zegt ze: Ik heb hem uit water gered. Wat een prachtig verhaal ! Dan w

We hebben zonet het ontroerende en aangrijpende verhaal gehoord van Richard en Judith over de negen maanden waarin zij tussen hoop en vrees heen en weer geslingerd werden. Eerst blijdschap over de ontdekking zwanger te zijn. Dan het bericht dat het kindje mogelijk niet levensvatbaar zou zijn. Dan het bericht dat het misschien meevalt. Dan het bericht dat de zwangerschap niet alleen voor het kindje gevaarlijk zou zijn maar ook voor Judith. Wat hebben jullie in spanning geleefd en voor moeilijke keuzes gestaan ! En dan die avond dat jullie het kindje voor het eerst voelden bewegen. En toen besloten jullie, heel moedig, om ervoor te gaan. En wonder boven wonder Laurie werd geboren zonder complicaties voor moeder en kind !

In de bijbel is water het symbool voor leven en dood. Water is levenswater, water dat leven mogelijk maakt. In het tweede scheppingsverhaal in Genesis 2 lezen we: “ In de tijd dat God hemel en aarde maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er nog geen enkele plant opgeschoten, want God de Heer had het nog niet laten regenen op aarde.” Voor leven is water nodig.

Maar in de bijbel is water ook het symbool van de dood. In het verhaal over Mozes is het water van de Nijl het symbool van de dood waarin Mozes dreigde verdronken te worden. En wanneer God in de dagen van Noach ziet dat er op aarde alleen nog oorlog, haat en nijd is, besluit Hij de schepping weer ongedaan te maken door de aarde weer te laten onderlopen door het water van de oervloed, het water dat de aarde bedekte voor de schepping. In Genesis 1 lezen we immers: “In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods en duisternis lag over de oervloed. Maar Gods Geest zweefde over de wateren.” Met het water van de oervloed spoelt God oorlog, haat en nijd weg. Hier is het water weer het symbool van de dood. Het lijkt niet zo liefdevol maar het is natuurlijk een verhaal dat je niet letterlijk maar symbolisch moet lezen.

Nu denk ik dat het water van de oervloed  gezien kan worden als water dat leven mogelijk maakt. Op de tweede scheppingsdag schuift God het water aan de kant. Hij schept ruimte waar leven mogelijk wordt. Ruimte om te ademen. En dan komt de aarde op uit water van de oervloed. De aarde wordt geboren uit het water van de oervloed. Het water van de oervloed blijkt water van het leven te zijn. Vruchtwater waaruit de aarde geboren wordt. En ook in het verhaal over Noach is het water van de oervloed weer het vruchtwater waaruit de aarde opnieuw geboren wordt. En in het verhaal over Mozes wordt Mozes geboren uit het vruchtwater van de Nijl.

Zoals je in die bijbelverhalen waarin het over water gaat steeds heen en weer geslingerd wordt tussen hoop en vrees als het om de betekenis van het water gaat : is het symbool van het leven of van de dood ? Zo werden jullie negen maanden lang heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Maar God zij dank werd het vruchtwater het symbool van het leven. Water waaruit Laurie geboren werd zoals de aarde uit de oervloed, zoals de aarde na de zondvloed, zoals Mozes uit het water van de Nijl. “

Amen

7 januari 2024

TOP 2000 dienst
Lezing: Exodus 33, 12-17
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Beste jongeren en ouderen,
Als je doordat je schip zonk aangespoeld zou zijn op een onbewoond eiland waar je mobile telefoon geen bereik zou hebben dat zou je van de jaarwisseling niets merken. Het zou ’s nachts twaalf uur worden en er zouden geen knallen te horen zijn en geen siervuurwerk in de lucht te zien zijn. En omdat je ook geen krant of kalender bij hebt zou je helemaal niet weten dat het die dag 31 december geweest was en het 1 januari werd. Maar gelukkig zijn we niet aangespoeld op een onbewoond eiland en hebben we volop oud en nieuw gevierd met oliebollen, bubbeltjeswijn en vuurwerk. Daardoor kregen we het gevoel dat we het oude jaar achter ons lieten en een nieuw jaar binnen gingen. We stapten over de drempel van het oude naar het nieuwe jaar. En dan kijk je achter om en vraagt je af : hoe was het?  En je kijkt vooruit en vraagt je af: hoe zal het zijn? Vragen die Nigel en Lisa een Iris en een aantal van u zojuist beantwoord hebben.

Met oud en nieuw stapten we over de drempel van het oude naar het nieuwe jaar. En dat is altijd spannend om te doen. Je gaat een onbekend gebied binnen. Je weet niet wat je staat te wachten. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Hopelijk heel veel opwindende en leuke dingen. Maar je kunt er ook tegen opzien. Misschien ga je naar een andere klas of een andere school. Misschien ga je verhuizen. Het kan ook zijn dat je je zorgen maakt om je opa’s en oma’s je vader of moeder, je broer of zus. Het stappen over de drempel van het oude naar het nieuwe jaar is het stappen in een onbekend gebied en dan is leuk, spannend en ook een beetje eng. Je hebt er ook lef voor nodig.

Lisa las voor ons uit de bijbel. Ze las over gesprek tussen Mozes en God. God vraagt aan Mozes om Zijn volk , het volk Israël , vanuit Egypte naar het land Kanaan te brengen. Jullie hebben natuurlijk wel gehoord over het volk Israël dat “ Gods volk “ genoemd wordt. Ja, hoezo is het volk Israël het volk van God ? Zijn andere volken dat dan niet ? Zo moet je het niet zien. Alle volken zijn volk van God maar God heeft het volk Israël uitgekozen om er een proefproject mee te doen. God gaf het volk Israël leefregels en een land en hij zei: “Probeer deze leefregels uit in het land Israël. Je zult zien dat je met deze leefregels in de hand een land kunt opbouwen waar iedereen in  veilig kan wonen, waar iedereen voldoende voedsel heeft , waar iedereen een woning heeft.” En God zei: “  Jullie zijn nog een proef project  maar als deze proef slaagt dan laten we het aan de hele wereld zien en kunnen alle volken op deze manier gaan leven. “ En waar gaat het om in de leefregels? Zorg voor de buitenlanders in je land, zorg voor de mensen die maar heel weinig geld verdienen, zorg ervoor dat je landbouwgrond niet uitgeput raakt, behandel mensen gelijk of ze nu wit of zwart zijn, of ze nu man of vrouw, zijn, of ze homo of hetero zijn of ze transgender zijn of niet. In het kort komen deze regels hierop neer: “ Heb God lief boven alles en je medemens als jezelf.”

God wilde dus met Zijn volk een proefproject starten maar het volk kwam terecht in Egypte waar de mensen tot slaaf gemaakt werden. En dan zegt God: “ Ik zie hoe Mijn volk lijdt in Egypte, ik hoor hoe ze huilen. Daarom zal Ik ze bevrijden. En omdat God altijd door mensen handelt vraagt Hij Mozes om het volk uit Egypte naar het land Israël te leiden.

En zoals wij in de oudejaarsnacht op de drempel stonden van het oude naar het nieuwe jaar en dat spannend vonden, zo staan Mozes en het volk nu op de drempel van Egypte naar het land Israël te gaan. Dat vinden ze heel spannend. Logisch want om in het land Israël te komen moeten ze wel te voet een hele woestijn door reizen. Hoe komen ze aan eten en drinken ? Wie beschermt ze tegen overvallen van rovers ?

Mozes vindt het heel spannend en daarom zegt Hij tegen God: “ U vraagt wel van mij om het volk naar Israël te leiden maar U hebt mijn niet laten weten wie U met ons zult laten gaan om ons te beschermen!” En dan vraagt God aan Mozes: “Moet ik dan Zelf met jullie meegaan?” En dan antwoordt Mozes: “Als U Zelf niet meegaat dan gaan we helemaal niet! Dan verzetten we geen stap!” En dan antwoordt God: “Ik zal met jullie meegaan!” En dan durven Mozes en volk op weg te gaan.

En nu staan wij op de drempel van het oude naar het nieuwe jaar en vinden het leuk maar ook spannend en wij zeggen tegen God : “ U zegt wel dat we het nieuwe jaar in moeten gaan maar wie stuurt u met ons mee om ons te beschermen? “ En nu vraagt God aan ons: “ Moet ik Zelf met jullie meegaan ? “ En wij antwoorden: “ Ja God zo niet dan zetten wij geen stap het nieuwe jaar in!” En vandaag zegt God tegen ons: “Ik zal met jullie meegaan.”

Maar nu zullen jullie zeggen: “ Mooi gezegd Dick maar wat bedoel je met  God?” Wij hebben daar nog niet zo’n beeld van en nog niet zoveel ervaring mee. Daarom wil ik jullie proberen een klein beetje ervaring van God mee te geven. En dan begin ik met te zeggen dat God de grond is van ons bestaan en dat Hij ons draagt. Dit kun je voelen. Doe eens je ogen dicht of kijk door een kiertje. Voel nu eens hoe je op de bank zit. Voel je lichaamsgewicht op de bank. En nu vraag ik : zit jij op de bank of draagt de bank jou ? En dan ontdek je: he, de bank draagt mij. En dan de volgende vraag: staat de bank op de vloer of draagt de vloer de bank? En dan realiseer je je dat de vloer de bank draagt. En dan ga je verder en vraagt je af ligt de vloer op de grond of draagt de grond de vloer. En je realiseert je opnieuw : de grond draagt de vloer. En dan de volgende vraag: waarop rust de grond ? Het antwoord:  De aarde draagt de grond. En dan de laatste vraag: Wie draagt de aarde ? En in de kerk zeggen we dan : de aarde rust in de hand van God. God draagt de aarde.

Wanneer je nu wilt weten wat er met  het woordje “ God” bedoeld wordt doe dan deze oefening en voel wat het is om gedragen te worden. Dan voel je wat bedoeld wordt met het woordje “God”. En op de drempel van het oude naar het nieuwe jaar zeggen we tegen elkaar: “Stap over de drempel God draagt ons het nieuwe jaar in.”

Amen

Gedachtenisdienst 31 december 2023

Symbolisch schikking voor Gedachtenisdienst 31-12-2023
De schikking bestaat uit 42 stenen,
die verwijzen naar de 42 gemeenteleden die we vandaag gedenken.
Erboven een  witte roos als teken van Gods beschermende Liefde
Hedera voor Gods trouw
De kleur is wit: Het Licht van God.

 

 

Lezingen: Jesaja 11, 1-10   Lucas 1, 26-38
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Lieve mensen,
Onze lezing uit het boek Jesaja begon met de woorden:
“Zie Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wat er vroeger was raakt in vergetelheid, het komt niemand ooit nog voor de geest.”
Dat wat vroeger was zal in vergetelheid raken. Dat is een prachtige belofte. Maar op het moment dat deze belofte uitgesproken wordt, is datgene wat in vergetelheid zal raken helaas nog volop aanwezig.
Jeruzalem zal worden herschapen in een jubelende stad. Maar  vandaag  is Jeruzalem geen jubelende stad en  haar bevolking is niet in feeststemming.
Jeruzalem en heel Israël is een verdeeld land. Een land in oorlog. Oorlog tussen Joden en Palestijnen. De Joden wenen om de 800 mensen die op 8 oktober op brute wijze vermoord werden.
De Palestijnen wenen omdat hun land de Gaza strook al twee maanden lang gebombardeerd wordt en er wel al 20.000 doden gevallen zijn. En op de West-bank zijn ook 250 Palestijnen vermoord.

We zien de beelden dagelijks in de t.v. journaals. We zien en horen het leed en dan horen we de belofte uit Jesaja op de achtergrond:
“Geen geween of geklaag wordt daar nog gehoord. Geen zuigeling zal daar meer zijn die slechts enkele dagen leeft, geen grijsaard die zijn dagen niet voltooid …..zij zullen geen kinderen baren voor een verschrikkelijk lot…”
En let wel! Deze belofte geldt niet alleen voor de Joden maar ook voor de Palestijnen.

Als tegenwicht voor de harde realiteit horen we het visioen: “Zie Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.”
Dit visioen is geen overbodige luxe. In tijden van wanhoop is hoop levensnoodzakelijk. Het is nodig om te overleven.
Het is nodig om na afloop van de oorlog een nieuw begin te maken.

Het laatste vers van de lezing van vanmorgen is één van de mooiste uit de bijbel: “Wolf en lam zullen samen weiden, een leeuw en een rund eten beide stro.”
Niet alleen zal er tussen mensen en volken geen vijandigheid meer zijn maar zelfs de vijandschap tussen wolf en lam , leeuw en rund zal opgeheven zijn.
Een prachtig visioen  van het paradijs op aarde. En het is van belang om te benadrukken dat het visioen geen beelden bevat van een hemels Jeruzalem met gouden straten,
maar hele aardse beelden bevat: geen zuigeling die slechts enkele dagen leeft, geen grijsaard die zijn jaren niet voltooit, zij zullen huizen bouwen er zelf in wonen
(ze zullen er dus niet uit verdreven worden), ze zullen wijngaarden planten en zelf van de opbrengst eten  dus niet van hun land verdreven worden) ….
allemaal beelden van een heerlijk aards leven.

In Openbaringen 21 wordt dit visioen opgenomen en daar lezen we dan ook dat bij de schepping van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdaalt…op aarde?
De aarde wordt niet in de hemel opgenomen maar de hemel zal de aarde overkoepelen. Het aardse leven stond en staat centraal.

De lezing van vanmorgen begon met de woorden: “Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.” Er staat  “ik schep” dat is dus in de tegenwoordige tijd.
Er staat niet: “ik zal scheppen” maar  “ik schep.”
Nu op dit moment in het hier en in het nu is God bezig met het scheppen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En dit gaat niet buiten ons om.
God schakelt ons erbij in. Wij mogen Zijn oren en ogen, handen en voeten zijn.

Vandaag zijn we bijeen om te gedenken wie ons in het afgelopen jaar ontvallen zijn. De belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde geldt ook hen.
Zij leven nu in de hemel, in het licht bij God maar zij zullen daar niet voor eeuwig blijven. Hun bestemming is het leven op die nieuwe aarde, overkoepeld door die nieuwe hemel.

In deze tijd waarin de wetenschap bepaalt wat mogelijk is en wat niet klinken deze woorden goedkoop, onwerkelijk en naïef.
Daarom is het nodig dat ik u wijs op de beperkingen van het wetenschappelijk denken. Dit denken heeft ons heel veel gebracht.
We danken er de medische wetenschap aan zonder welke velen van ons hier al niet meer gezeten zouden hebben.
We danken er de landbouwwetenschappen aan die ons van hongersnoden verlost heeft. We danken er de techniek aan die ons verlost van heel veel zware lichamelijke arbeid.
Zo kan ik nog lang door gaan. Maar het wetenschappelijk denken is te vergelijken met een zaklantaarn waarmee iemand in het donker schijnt.
In de bundel licht zie je heel scherp maar die bundel maar heel klein.
Het laat slechts een heel klein stukje van de werkelijkheid oplichten. Wanneer je de zaklantaarn uitknipt dan zie je heel even niets maar wanneer je ogen dan aan het donker gewend zijn,
dan blijkt het donker helemaal niet zo donker te zijn als je dacht en licht de hele omgeving op.

Vanmorgen roep ik u op, niet om de zaklantaarn van het wetenschappelijk denken weg te gooien, maar om het licht even uit te knippen.
Laat uw ogen even wennen aan de duisternis en kijk dan met de ogen van uw ziel naar het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Dat wat u met de ogen van uw ziel ziet is net zo werkelijk als wat u ziet in het licht van het wetenschappelijk denken.

Kern van het joodse en het christelijke geloof is het geloof dat er een persoonlijke God is die ons bij name kent. Deze persoonlijke God riep en roept ons bij name.
Daarmee worden wij de unieke persoon die wij zijn. Daarmee werden ook onze overleden dierbaren tot de unieke personen die zij waren. En wij herinneren ons die unieke mens die zij waren.
En wij realiseren ons dat ze van oneindig grote waarde waren. Zeer kostbaar. Velen zeggen: “Ik kan God niet ervaren,” maar de meeste mensen kunnen wel de oneindige waarde van hun dierbaren ervaren.
Onze dierbaren zijn niet God maar in en door hun oneindige waarde ervaren wij de oneindigheid van God.

Wanneer wij  vanuit deze ervaring uitspreken dat onze overleden dierbaren leven in het licht bij God, klinken deze woorden niet meer onwerkelijk,
maar als een werkelijkheid waar we op mogen en kunnen vertrouwen.

Amen.

10 december 2023

2e zondag van Advent
Lezingen
: Lucas 1, 5-25  en Joh. 1, 19-28
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het verhaal over de aankondiging van de geboorte van Johannes staat niet op zichzelf maar is deel van een reeks aankondigingen van onmogelijke, wonderbaarlijke geboorten.
Een engel kondigde Abraham de geboorte aan van een zoon hoewel hij en zijn vrouw Sara al op hoge leeftijd waren. Sara hoorde het gesprek tussen de engel en haar man vanachter een woestijn en schoot in de lach. Ze kon niet geloven dat zij op haar hoge leeftijd nog een kind zou kunnen baren.
In het boek Samuël lezen we over Elihu die twee vrouwen had Hanna en Pennina. Pennina had kinderen en Hanna niet. Pennina minachtte Hanna hierom en sarde haar. Wanneer Hanna in de tempel haar verdriet en gekwetsheid uitstort in gebed merkt de priester Eli haar op , hoort haar verhaal en kondigt de geboorte van Samuël aan. Het bijzondere van Hanna is dat zij Eli meteen gelooft.
Ook in het boek Richteren komen we een wonderbaarlijke geboorte tegen . We lezen over een zekere Manoha en zijn vrouw die helaas niet bij name genoemd wordt. Ook zij kunnen geen kinderen krijgen. Dan verschijnt er een engel aan de vrouw van Manoah die haar de geboorte van een zoon aankondigt. De vrouw van Manoha gelooft de engel direct. Maar Manoh twijfelt . Daarom komt de engel nog een keer en gaat Manoha het ook geloven. De naam van hun zoon die geboren zal worden is Simson.

In deze reeks van verhalen staat ook het verhaal over de aankondiging van de geboorte van Johannes. Zacharias en Elisabeth waren op hoge leeftijd en hadden geen kinderen gekregen. Nu zijn ze al zo oud dat het menselijkerwijze niet meer zal gebeuren. En dan verschijnt de engel aan Zachrias en kondigt de geboorte van Johannes aan. Net zoals Sara en Manoha kan Zacharias dit niet geloven en zal hij niet kunnen spreken tot de dag van Johannes’ geboorte.

En als laatse in de reeks van wonderbaarlijke geboorten is er het verhaal over de aankondiging van de geboorte van Jezus. Een engel kondigt de geboorte aan, een onmogelijke geboorte want Maria heeft nog omgang met een man. En hoe onmogelijk ook Maria gelooft de engel. Jozef heeft er wat meer moeite mee. Hij denkt dat ze vreemd gegaan is. Er is een engel voor nodig om hem van het tegendeel te overtuigen.

Waarom al deze wonderbaarlijke, onmogelijke geboortes ? Dat is om te laten zien dat de geschiedenis en de wereld in Gods hand zijn. God maakt het menselijkerwijs onmogelijke mogelijk. Issak, Samuel, Simson, Johannes, Jezus ze worden niet op natuurlijke wijze geboren maar worden als Adam uit het niets geschapen door God Zelf. God maakt het onmogelijke mogelijk. En wij hebben het in onze tijd hard nodig om dit te geloven. Hoe groot zijn de problemen in deze wereld: oorlogen, klimaatopwarming, armoede. Menselijkerwijze gezien zijn deze problemen onoplosbaar. Maar de geboorteverhalen van laten zien dat wat bij mensen onmogelijk is mogelijk is bij God. Hij leidt de geschiedenis. Hij heeft de wereld in zijn handen. En hij zal met  behulp van mensen de nieuwe wereld geboren laten worden.

In het evangelie van Johannes lazen we dat vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar Johannes werden gestuurd met de vraag: “ Wie bent u ? “ En antwoordt Johannes klip een klaar: “ Ik ben de messias niet. “ Voor ons is het niet meteen duidelijk waarom dit verhaal aan ons overgeleverd wordt. Wij weten immers dat niet Johannes maar Jezus de messias is. Voor ons is dat duidelijk maar dat was het niet voor de tijdgenoten van Johannes en Jezus. Jezus werd immers gedoopt door Johannes. Dan lijkt het er toch sterk op dat Johannes de leraar is en Jezus de leerling. Hoe zit dat?
Omdat van Johannes gezegd wordt dat hij in de woestijn geleefd heeft, een mantel van kameelhaar droeg, honing at en geen wijn of sterke drank dronk. Op grond hiervan vermoedt men dat Johannes  deel uitgemaakt zou kunnen hebben van de gemeenschap van de Essenen. Deze Essenen  leefde in afzondering in de woestijn. Ze leefden een leven van eenvoud en grote soberheid. Ze zonderden zich af van de samenleving omdat ze niet bij mensen wilden leven die niet zoals zij hun hele leven toegewijd hadden aan God. Belangrijk voor hen waren ook reinigingen met water. De combinatie van sober leven en reiniging door water maken het aannemelijk dat Johannes een tijd bij de Essenen geleefd zou kunnen hebben.

Maar Johannes wilde niet in afzondering leven maar ging de samenleving in en riep de mensen op hun leven toe te wijden aan God. De Joden vonden dit in principe een vreemde boodschap. Want zij waren geboren en getogen als Joden, als kinderen van God, Ze hielden zich zo goed  mogelijk aan de geboden en hadden het gevoel religieus genoeg te zijn.
Maar Johannes maakte hun duidelijk dat hun geloof en religieuze handelingen buitenkant bleven en hen niet wezenlijk bezig hield. Ze hadden goede gewoonten maar deze raakte niet hun hart en hun ziel. Johannes die bij de Essenen zijn hart aan God toegewijd had, roept nu zijn volksgenoten op het zelfde te doen en zich te laten dopen. In de doop konden ze God dan werkelijk toelaten tot hun ziel en zo in eenheid met God gaan leven. De beweging waartoe Johannes zijn volksgenoten oproept is die van buitenkant naar binnenkant.

En Jezus zal toen Hij hierover hoorde naar Johannes zijn gaan luisteren en Hij zal hebben gezien hoe Johannes mensen doopte. En de woorden van  Johannes . Die oprechte oproep aan mensen om naar binnen te keren en God werkelijk toe te laten in hun leven heeft Jezus zo aangesproken dat Hij zich ook wilde laten dopen. Zo in eenheid met God te leven als Johannes wenste , dat wenste Hij ook.

En dan loopt Jezus naar voren om zich door Johannes te laten dopen en Johannes kijkt Jezus aan en ziet het licht van God dat door Jezus ogen straalt en hij ziet Jezus liefdevolle gelaat en hij roept het uit:
“Niet ik moet u dopen, U moet mij dopen!“
Maar Jezus zegt: “Doop me nu maar! We staan voor dezelfde zaak.“  en voor Jezus is iedereen even belangrijk in het koninkrijk van God. “Ik noem jullie geen slaven. Ik noem jullie mijn vrienden,“ zei Jezus later tegen Zijn leerlingen. Maar het is wel begrijpelijk dat de vraag bij de mensen opkwam wie van de twee nu leraar of leerling was: Jezus of Johannes.
Johannes maakt dan duidelijk: “Ik ben de messias niet. Ik ben de stem die roept in de woestijn: ”Maak recht de weg van de Heer!  zoals de profeet Jesaja gezegd heeft. “Johannes ziet zichzelf als een heraut. Wanneer in die dagen een koning of een keizer een reis per paard of kameel maakte dan werd er een heraut, een bode vooruitgestuurd om de weg voor de koning vrij te maken. Bewoners aan de weg werden gewaarschuwd dat de koning eraan kwam en ze werden opgeroepen om obstakels van de weg te verwijderen, gaten in te weg te vullen en ophopingen van zand te slechten, zodat de koning zo comfortabel en snel mogelijk kon reizen.

Zo ziet Johannes de doper zichzelf als een heraut die voor koning Jezus uitrijdt om de weg  naar het Koninkrijk van God vrij te maken van obstakels, kuilen en zandhopen. Wat zou koning Jezus kunnen hinderen op de weg naar het Koninkrijk van God ? Het zijn de obstakels hebzucht, machtswellust en eerzucht. Het zijn de kuilen van oneerlijke verdeling van rijkdom, het zijn de zandhopen van oorlog, haat en nijd. Het is het obstakel van de roofbouw die op de aarde gepleegd wordt .

“Baan voor de Heer een weg door de woestijn,“ roept Johannes “effen in de wildernis een pad voor onze God. Laat elke vaallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen. De luister van de Heer zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft. De heer heeft gesproken!“

Johannes roept vandaag ook ons op om de weg naar het Koninkrijk van God te effenen. Hij roept ons op om ons in te zetten voor vrede en recht en heelheid van de schepping. De problemen zijn groot. Menselijkerwijs onoplosbaar. Maar zoals we in al die onmogelijke geboorteverhalen hebben gezien. Wat bij de mens onmogelijk is  is mogelijk bij God.

Amen

5 november 2024

Lezing: Mattheüs 18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In mijn studietijd had ik een jaargenote die heel knap piano kon spelen. Foutloos speelde ze de moeilijkste muziekstukken. Technisch heel knap. Er viel niets op aan te merken. Alleen: ze raakte je hart niet. Haar spel ontroerde niet. Ze speelde met een perfecte techniek maar niet vanuit haar hart. Ze speelde vanuit haar verstand en haar wil.

Nu zou je de Thora, de leefregels voor het leven in het beloofde land en het Koninkrijk van God, die Mozes op de berg Sinaï uit Gods hand ontving, ook als een muziekstuk kunnen zien. Er zijn 613 geboden en verboden. Dat getal is niet toevallig. De Joden geloofden dat het menselijk lichaam uit 248 delen opgebouwd was. Voor alle 248 delen van het lichaam was er een wet. En voor alle 365 dagen van het jaar was er een wet. 248 plus 365 is 613. Deze 613 geboden stelden het de mens dus in staat om alle dagen van het jaar met het hele lichaam en de ziel met God en mens in harmonie te leven. De Joden spraken van de Simchat Thora, de vreugde van de wet. Op het feest van Simchat Thora dansten ze met de Thorarollen met daarin de 613 ge- en verboden door de synagoge. Daarmee vierden ze en lieten ze zien dat ze met de Thora rol in de armen dansend door het leven konden gaan.
De Thora met zijn 613 ge- en verboden kun je zien als een muziekstuk die vanuit het hart tot leven gebracht kan worden. Zo dat je er dansend mee door het leven kunt gaan. De Thora daar zit muziek in waarop je kunt dansen.

In de Schriftlezing van vanmorgen zien we dat Petrus dit nog niet helemaal snapte. Hij vraagt aan Jezus: “Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zévenmaal aan toe?” Zévenmaal dat lijkt Petrus al heel veel!  Maar Jezus antwoordt:” Niet tot zevenmaal aan toe zeg ik je maar tot zeventig maal zeven keer.”
Petrus ging met de Thora om zoals mijn jaargenote met een muziekstuk omging. Petrus dacht dat hij de wet perfect moest naleven. Hij wilde het technisch goed doen. Maar daarbij bleef zijn hart onberoerd. Hij bleef zelf buitenschot door precies te willen weten of hij nu vijf of zes of zevenmaal moest vergeven om te voldoen wat hij beleefde als de eisen van de wet. Maar de Thora stelt geen eisen. De Thora wijst een richting. Een richting naar geluk. Een richting naar vreugde.
Petrus stelde zijn vraag niet vanuit de verbondenheid met zijn medemensen. Een verbondenheid die centraal staat in de Thora. Nee, Petrus stelt zijn vraag niet uit verbondenheid met zijn medemensen maar alleen vanuit een bezig zijn met zichzelf. Hij wil zo graag de wet op perfecte wijze gehoorzamen. En gaat daarbij helemaal voor bij aan het doel van de Thora: de vreugdevolle verbondenheid tussen mens en God en tussen mensen onderling.

Jezus probeert Petrus het doel van de Thora te verduidelijken door een gelijkenis te vertellen.

Er is een koning aan wie een dienaar wordt voorgeleid die hem tienduizend talenten schuldig is. Dat is een enorm bedrag omgerekend een bedrag van miljoenen Euro’s. De man kan zijn schuld niet inlossen en daarom gaf de koning het bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden zodat tenminste een deel van zijn schuld kon worden ingelost. Vanuit ons perspectief lijkt dat heel wreed maar het was in de rechtsorde van die tijd normaal dat dit gebeurde. Schulden moeten worden afgelost. Hou je daar niet de hand aan dan kan de economie niet draaien. De koning wordt dus niet als een wrede koning maar als een realistisch iemand afgeschilderd. Hij volgt gewoon de regels van de rechtsorde waarvan zijn koningschap deel uitmaakt.
De dienaar die net de woorden van de koning gehoord heeft dat hij met zijn vrouw en kinderen verkocht zal worden en zijn gezin dus kwijtraakt, werpt zich aan de voeten van de koning en smeekt hem: “Heb geduld met mij en ik zal u alles terugbetalen!”  En dan staat er: “De koning kreeg medelijden.” Eigenlijk staat er: “De koning werd met ontferming over hem bewogen. “Dezelfde woorden worden voor Jezus gebruikt wanneer Hij de hulpbehoevende mensen ziet. In het Grieks gaat het om een woord voor ingewanden. Jezus werd in zijn ingewanden geraakt. Zo verwijst het woord “barmhartigheid“ naar baarmoeder. Iemand die barmhartig is ontfermt zich over een medemens als een moeder over haat ongeboren kind. En er wordt in de bijbel ook steeds over het hart gesproken als de bron van liefde. “Hart, baarmoeder, ingewanden” daar ervaren we liefde, barmhartigheid en mededogen.” Heel lijfelijk.
De koning uit de gelijkenis van Jezus voelt in zijn ingewanden mededogen met de dienaar die zijn schuld niet kan terugbetalen. De koning regeert binnen een rechtsorde die onbarmhartig is: kan iemand zijn schulden niet betalen dan moet hij worden verkocht. Maar de koning heeft zijn menselijkheid binnen deze rechtsorde niet verloren. Zijn mededogen is sterker dan de rechtsorde waarin hij regeert: Hij laat de dienaar vrij.

Jezus probeert Petrus duidelijk te maken dat hij zich niet moet fixeren op de wet, op de rechtsorde. Het gaat niet om de wet, het gaat niet om de Thora, het gaat om het doel van de Thora: je zo leren openstellen voor de ander dat zijn of haar leed je in het hart kan raken en je met mededogen vervult kunt worden.

Dan vervolgt Jezus Zijn gelijkenis.

Wanneer de dienaar die net zijn enorme schuld kwijtgescholden is de zaal verlaat waarin werd voorgeleid aan de koning, treft hij iemand die hem honderd denarie schuldig is. Niet veel geld. De schuld van de eerste dienaar aan de koning was tienduizend talenten miljoenen Euro’s. De schuld van de tweede dienaar aan de eerste was omgerekend 100 Euro. En dan vindt er een herhaling van de eerste scene plaats. De eerste dienaar eist dat de andere zijn schuld in lost. Deze wierp zich voor hem neer en smeekt: “Heb geduld met mij en zal ik alles terugbetalen!” En dan verwacht je dat de eerste dienaar zo dankbaar is dat hem zijn grote schuld werd kwijtgescholden dat hij nu deze man ook zijn schuld zal kwijtschelden maar tot verbijstering van iedereen gebeurt dat niet. Hij laat de arme man gevangenzetten tot hij zijn gehele schuld zou hebben terugbetaald. Hij wordt niet geraakt door de smeekbede van de dienaar. Hij leeft niet in verbondenheid met zijn medemensen. Hij is gefixeerd op zichzelf, komt niet verder dan zichzelf. De graankorrel van zijn ego is niet opengebroken door de schuldvergeving die hijzelf ontvangen had.

Jezus maakt Petrus hiermee duidelijk wat bedoeld wordt met die bekend zin uit het Onze Vader: “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven onze schuldenaren.” Wanneer wij iemand die ons gekwetst heeft niet kunnen vergeven maar wrok tegen hem of haar blijven koesteren dan sluiten wij ons hart. We blijven leven in boosheid en gekwetstheid. Maar wanneer wij ons hart sluiten dan sluiten we ons ook af van liefde en vreugde. God eist niet van ons dat we vergeven wie ons gekwetst heeft. Het gaat er niet om dat wij gehoorzamen aan de wet. Het gaat God erom dat wij gelukkig kunnen zijn en vreugde kunnen beleven. En dat kunnen wij alleen wanneer wij wanneer wij gekwetst zijn niet in bitterheid en wrok blijven leven maar die bitterheid en wrok loslaten. Wanneer de ene mens de andere mens vergeeft dan worden er twee mensen gezegend. De mens die vergeven wordt en de mens die vergeeft.
Bij een inheems volk in het oerwoud in Brazilië wist men dit ook. Wanneer iemand een moord gepleegd had dan werd de dader vastgebonden en naar de rivier gevoerd. Omdat de dader een moord gepleegd had zou hij vastgebonden in de rivier worden gegooid in het bijzijn van de familie van het slachtoffer. De familie had er recht op dat de dood van hun geliefde gewroken werd. Maar voordat de dader dan vastgebonden in het water werd gegooid werd aan de familie van het slachtoffer gevraagd: ”Willen jullie goedkope wraak of willen jullie dure wraak.” Goedkope wraak wilde zeggen dat de moordenaar in de rivier zou worden gegooid. Dure wraak wilde zeggen dat de familie van het slachtoffer de moordenaar vergaf. Ook hier geldt weer bij vergeving worden er twee mensen gezegend. Degene die vergeven wordt en degene die vergeeft.

Wanneer de koning hoort dat de dienaar die hij een enorme schuld kwijtgescholden had zelf een veel kleinere schuld niet wil kwijtschelden en dus geen mededogen heeft werd hij zo kwaad dat hij de man gevangen liet nemen totdat hij zijn schuld zou hebben terugbetaald. En dan laat Mattheüs Jezus zeggen: “Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft. “In de gelijkenis gaat het Jezus erom de waarde van vergeving vanuit het hart duidelijk te maken. Die vergeving geldt dus ook de dienaar die zelf niet vergeven kon. Het kan niet anders zijn dan dat Jezus met ontferming bewogen zou worden wanneer hij een mens zou ontmoeten die zo opgesloten was in zichzelf.

Laat die gezindheid bij u zijn die ook in Christus Jezus was!

Amen

1 november 2023 Dankdag

Lezing: uit Psalm 65 en 67
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Thema: Dankbaarheid

Gemeente van Christus,

Vele mensen gaan niet meer naar de kerk. Wanneer je ze vraagt waarom ze niet meer gaan dan luidt het antwoord dikwijls dat ze zich niet meer bij het woord “God“ kunnen voorstellen. Het woord verwijst hen nergens meer naar. Ze zouden in God willen geloven maar kunnen dat niet meer.
Er is een kloof tussen hen en God. Die kloof wordt in onze cultuur geschapen. Wij leren van jongs af aan om de wereld te objectiveren. Wij leren kijken naar de wereld en alles wat daarop is als een object. Als iets dat buiten ons is. Als iets waarvan we het gewicht kunnen meten en de lengte en de hoogte en de breedte, als iets dat we kunnen ontleden in moleculen en atomen.
Al die objecten ervaren we als buiten ons. Een boom is geen heilige eik die we vereren maar een object waar we planken van kunnen maken. En niet alleen een enkele boom is een object: een heel woud is een object die omgekapt kan worden.

Zo zijn ook de zeeën en de oceanen niet het leefgebied van de god van de zee en van zeemeerminnen en zeemonsters. De zee en de oceaan zijn ook objecten. Objecten buiten ons waar we ons plastic in lozen.
En ook de lucht is voor ons niet heilig. De schoorsteen pijpen van de grote industrieën blazen hun rook er ongestoord in. Ook de lucht is een object buiten ons.

Maar we leven in een tijd waarin we ons ervan bewust worden dat de regenwouden geen objecten zijn maar de longen van de wereld en daarmee onze longen. We zijn de regenwouden.
We worden ons ervan bewust dat de zeeën en rivieren geen objecten zijn maar onze waterbronnen waarvan we afhankelijk zijn. We zijn onze zeeën en rivieren.
En ook de lucht is geen object buiten ons maar de lucht die we ademen en waarmee we één worden: we zijn onze lucht.

De grote multi-nationals vragen de overheden om haast te maken met de omslag naar duurzame energie. Er is een omslag waar we dankbaar voor mogen zijn.

Nu wordt het ook tijd voor een vergelijkbare omslag in het denken over God. Zoals we de regenwouden, zeeën en luchten als objecten waren gaan zien. Zo zijn we ook God gaan zien als een object buiten ons. We zeiden wel tegen elkaar dat God Geest is en niet zichtbaar maar we spraken over Hem alsof hij wel zichtbaar en tastbaar zou zijn. De beeldspraak over Zijn Gelaat, Zijn handen en zijn hart zijn we letterlijk gaan nemen.
Door zo over God te spreken en naar Hem te kijken zoals we naar de werkelijkheid hebben leren kijken is er een kloof ontstaan tussen God en mens. Een onoverbrugbare kloof. Mensen kunnen zich niets meer bij God voorstellen. Ze kunnen zich niet meer met Hem verbinden. God is ver weg, boven in de hemel en wij zijn hier op aarde, ver weg van God, zover dat God wegvalt uit de ervaring.

Zoals we zijn gaan inzien dat regenwouden, zeeën en rivieren en de lucht geen objecten buiten ons zijn maar dat we er deel van zijn zo mogen we ook gaan inzien dat God geen object buiten ons is maar dat we deel van God zijn. God is niet ver weg boven in de hemel maar heel dichtbij, Hij is onder ons, Hij draagt ons zoals de oceaan de golven draagt.
God is de oceaan. De mensen zijn de golven. De golven kijken naar boven en om zich heen en zeggen: Er is geen God ik zie Hem nergens ik zie alleen maar de lucht en de zon en andere golven….. Ja, maar ze moeten niet naar boven kijken. Ze moeten naar beneden kijken ze moeten naar binnenkijken en dan zien ze God niet maar ze voelen Wie hen draagt.

Een tweede manier waarop we God weer ter sprake kunnen brengen is door Hem te zien als het licht dat zijn schepping doorstraald. Wanneer je op een donkere dag in een kerk staat en je kijkt naar een gebrandschilderd raam dan zie je bijna niets. Maar wanneer dan de zon doorbreekt dan lichten de ramen op. Wanneer je dan vraagt aan mensen: wat zie je? Dan antwoorden ze ik zie een mens of een dier of een landschap. Ze benoemen de objecten die ze zien. Maar die objecten verschijnen door het licht dat straalt. Die objecten zijn één met het licht dat door hen straalt. Zo is het met de schepping ook. De schepping de bloemen, de bomen, de mensen verschijnen omdat het licht van God door hen straalt. Je kunt je focussen op de objecten: de bomen, bloemen of mensen, je kunt je ook focussen op het licht van God dat door hen straalt en hen schept en waarmee ze één zijn. Wanneer de zon schijnt op een boom in herfstkleuren dan zie je dit heel duidelijk. Zo mogen we voortdurend leren kijken.

Ik wil vanavond aan u doorgeven wat ik van een Amerikaanse monnik leerde. Zijn naam is Broeder Steindl – Rast. Hij zegt: geluk maakt niet dankbaar maar dankbaarheid maakt gelukkig. Met geluk bedoelt hij alles wat je aan goede dingen in het leven met meer of minder geluk ontvangt: gezondheid, een goede baan, een mooi huis.. Je zou zeggen dat je wanneer je al die zaken ontvangt dat je dan dankbaar wordt. “Maar,” zegt Steindl Rast: “Er zijn heel veel mensen die heel veel ontvangen maar toch niet dankbaar zijn. Ze blijven ontevreden, hoeveel ze ook ontvangen hebben.”
Daarom zegt hij: Niet geluk maakt dankbaar maar dankbaarheid maakt gelukkig. Dankbaarheid is een manier van in het leven staan. Het gaat erom dat je leert om dankbaar te zijn voor datgene wat je in je leven ontvangt.
Wanneer je net in een land geweest bent dat voor een groot deel bestaat uit woestijn en je waterschaarste gekend hebt en waarde van koel en helder drinkwater hebt leren kennen en je komt thuis en je draait de kraan open, dan word je de eerste keer dat je dat doet vervuld van een gevoel van dankbaarheid. En de tweede en derde keer ook maar daarna went en alweer.
En wanneer je gewest bent in en land waar de elektriciteit voortdurend uitvalt en je komt thuis en je drukt op de lichtknop en het licht springt meteen aan, dan wordt vervuld van dankbaarheid maar ook dat went weer snel.

Om gelukkig te worden moet je zegt Steindl –Rast erbij stil staan dat alle zaken die je ontvangt niet vanzelfsprekend zijn. Plak b.v. een sticker naast de kraan met daarop de tekst: Water een wonder! En plak zo’n sticker ook naast het lichtknopje en naast de broodtrommel en naast je bed en naast je tube tandpasta en op de slaapkamerdeur van je kinderen ….. zo leer je je te verwonderen, zo leer je dankbaarheid, zo wordt je gelukkig.

Bid en dank voor en na het eten, bij het slapen gaan en bij het opstaan, dank voor het warme water als je onder de douche staat.

Amen.

1 oktober 2023

Lezing: Psalm 25, 1-10  en Matthëus 21, 23-32
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In de Schriftlezing van vanmorgen zijn we getuige van een gesprek dat Jezus voerde met een aantal hogepriesters en oudsten van het volk. En voor het begrip hiervan is het van belang dat we ons realiseren dat het gesprek plaatsvond een aantal dagen voor Jezus’ arrestatie door de romeinse soldaten.

De hogepriesters en oudsten van het volk wilden van Jezus af. Ze waren bang dat Hij het volk voor zou gaan in een opstand tegen de Romeinen. Dat zou op een bloedbad en wellicht de ondergang van het joodse volk uitlopen. Dat wilden ze daarom voorkomen. Dat Jezus geen revolutie met zwaard wilde maar een innerlijke, geestelijke revolutie drong niet tot hen door.

Ze wilden ook van Jezus af omdat Hij zo vrij omging met de voorschriften van de Thora, de leefregels van God, die hij aan Mozes bekend gemaakt had. “De mens is er niet voor de wet maar de wet is er voor de mens“, was Jezus’ standpunt. Het gaat er niet om dat je je aan de buitenkant perfect de wet naleeft. Het gaat niet om de letter van de wet. Het gaat om de geest van de wet. En de geest van de wet is liefde: liefde voor God en voor medemens. Wanneer je leeft vanuit deze liefde vervul je van binnenuit en moeiteloos de regels van de wet.

Maar dat Jezus de leefregels helemaal niet wilde afschaffen maar ze door liefde wilde laten vervullen drong ook niet tot de hogepriesters en de oudsten door. Hun geloof was wettisch en dogmatisch. Het was uiterlijke plichtvervulling. Geen innerlijke vreugde. Het leven was voor hen geen vrolijke dans met de Thora maar ernst en plicht.

Bedenk wel: dit is niet typerend voor het joodse geloof! Het Joodse geloof is in wezen helemaal niet wettisch en dogmatisch en vreugdeloos. Het wezen van het joodse geloof is liefde en vreugde. Wanneer je wilt weten wat het wezen van het joodse geloof is kijk dan naar Jezus. Hij bracht het in de praktijk. De hogepriesters en de oudsten waren even kwijtgeraakt waar het in wezen omging. En daarin verschilden ze niet van de latere christenen in de kerken. Hoewel het christelijke geloof in wezen vreugdevol is, is de manier waarop het de eeuwen door dikwijls dogmatisch, wettisch en vreugdeloos geweest.

Wat is het wezen van het joodse geloof? Liefde en vreugde! Wat is het wezen van het christelijke geloof? Liefde en vreugde!

Laten we nu kijken naar het gesprek tussen Jezus en de hogepriesters en de oudsten.

Jezus vraagt: “Wat denkt u van het volgende? “

Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de een: Jongen ga vandaag in de wijngaard aan het werk.. De zoon antwoordde: ik wil niet, maar later bedacht hij zich en ging alsnog.

Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde “ja” vader maar hij ging niet.

Wie van de twee heeft nu de wil van de vader gedaan?

De hogepriesters en de oudsten antwoordde: de eerste.

“Iemand had twee zonen,“ zei Jezus. Die “Iemand” is God. In de Nederlandse vertaling staat “twee zonen” maar in het Grieks staat er “tekna” kinderen. Die twee zonen kunnen dus ook twee dochters zijn of een zoon en een dochter.
“Kind, ga aan het werk in de wijngaard” zei Jezus. De wijngaard dat is het symbool van Israël, het is het symbool van het Koninkrijk van God en het is het symbool van de synagoge en van de kerk.

De wijngaard is het symbool van de wereld zoals deze kan worden: een wereld van vrede en recht en welvaart en vreugde voor iedereen. De wereld is nog niet een grote wijngaard. De wereld is op veel plaatsen nog een woestijn maar de woestijn zal bloeien als een roos. Maar voor het zover is moet er nog gewerkt worden. En daarom zegt de vader tegen zijn kinderen: Ga in het werk in de wijngaard. Zorg voor water, voedsel, verwijder stenen, snoei waar nodig. Werk tot de wijnstokken prachtige vruchten voortbrengen. Werk tot ieder mens op aarde in vrede en geluk kan leven.

Dan zegt het ene kind: Ik wil niet maar gaat later toch aan het werk.
En het andere kind zegt: Ik doe het maar gaat later niet aan het werk.

En dan vraagt Jezus aan de hogepriesters en de oudsten: Welk kind heeft nu de wil van de vader gedaan? Ze antwoorden: het eerste kind dat nee zei maar toch ging.

Dit lijkt een open deur. Nee zeggen maar wel doen is toch mooier dan ja zeggen en niet doen. Gemeente, dit is inderdaad een open deur. Maar wanneer je het verhaal zo leest dan is het een moralistisch verhaaltje, zonder diepgang en slaapverwekkend. Slaapverwekkend zoals het moralistische geloof van dogmatische wettische joden en christenen slaapverwekkend is.
Maar Jezus is niet slaapverwekkend.

Op Jezus’ vraag: Welk kind heeft nu de wil van de vader gedaan moet het antwoord luiden: geen van de twee. De wil van de vader doe je met je hele hart, met je hele ziel en met alle kracht die in je is. Maar ja zeggen en nee doen is halfhartig en nee zeggen en ja doen is ook halfhartig. Geen van beide kinderen is ideaal. We missen een derde kind. Een kind dat met heel zijn hart spontaan ja zegt en met heel zijn hart ook spontaan ja doet.

En daarom wijst Jezus na het moralistische antwoord van de hogepriesters en de oudsten op Johannes de doper. Hij riep mensen die gevangen zaten in een uiterlijk wettisch, moralistisch geloof op om naar binnen te keren om te drinken uit de bron van levend water die opwelt uit de bodem van hun ziel. Om zich te warmen aan de liefde van God, om zich te laten vervullen met de Heilige Geest die de mens de kracht en de vreugde geeft om spontaan en met hart en ziel te werken in de wijngaard, de wereld van vrede en recht voor iedereen.

En Johannes wees op Jezus: Ik doop u met water om de geestelijke weg naar binnen te markeren maar die na mij komt zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.

Het derde kind dat in de lezing van vanmorgen ontbreekt is Jezus Zelf. Hij zegt spontaan en met heel zijn hart en ziel “ja” wanneer de Vader Hem vraagt om in de wijngaard te werken.

En Jezus wijst erop dat hij niet de enige is. “De tollenaars en de sexwerkers hebben naar Johannes geluisterd,“ zegt Jezus. Zij zijn de weg naar binnen gegaan. Zij zijn jullie voorgegaan. Volg hen!

Amen

 

17 september 2023

Startzondag
Lezing: Johannes 15, 1-18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Wat was het eerste dat Noach deed toen hij na het zakken van het water van de zondvloed weer voet aan land zette? Je zou verwachten dat hij meteen een akker aangelegd zou hebben en er graan in gezaaid zou hebben om zijn vrouw en kinderen van dagelijks brood te kunnen voorzien. Maar nee, Noach begint niet met het zaaien van graan, zijn eerste daad is het aanleggen van een wijngaard.

 Na de zondvloed begint de schepping opnieuw. Het leven mag worden gevierd. Daar hoort een goede beker wijn bij. Noach moet nog leren maat te houden want wanneer hij drinkt van zijn eerste wijn raakt hij behoorlijk aangeschoten. Sindsdien is het beeld van de wijngaard het beeld van de goede aarde. Wanneer de verspieders die Mozes uitzond om het beloofde land te verkennen terugkeren naar het volk in de woestijn nemen ze druiventrossen mee die zo groot zijn dat ze door twee mannen aan een stok gedragen moeten worden. En wanneer aan Mozes vlak voor zijn dood nog een blik op het beloofde land gegund wordt dat ziet hij niet alleen het beloofde land maar de hele aarde als een grote wijngaard aan zijn voeren liggen. De wijnstok is vanaf het begin het symbool van de hoop dat er een nieuw begin, een nieuwe toekomt en een nieuwe aarde en wereldorde mogelijk is.

De woestijn zal bloeien als een roos. De woestijn zal één grote wijngaard worden. Iedereen zal daar met zijn gezin in de schaduw schuilen voor de zon in zijn en haar zijn eigen wingerd.

Bij de dichters van Israël wordt de wijngaard het symbool van de geliefde bruid: zij is door de zon bruin gekleurd en zij groeit en bloeit en geurt voor haar bruidegom.

Later gaan de profeten Israël zelf de wijngaard noemen en de Eeuwige is de landbouwer. De intieme en zorgvolle relatie tussen de wijnbouwer en zijn kwetsbare wijnstokken is voor de profeten het beeld waarop de Eeuwige omgaat met Zijn volk. Zij zien God Zelf als een wijnboer tussen zijn geliefde wijnstokken lopen terwijl hij ze liefkozend streelt, ze water geeft en bemest en indien nodig bij snoeit.

De beeldspraak van de wijnstok en de ranken is overvloedig aanwezig in het Eerste Testament. En waar deze beeldspraak ook aanwezig was, was in de tempel in Jeruzalem. Die tempel bestond uit drie delen: de voorhof, het heilige en het heilig der heligen. En men geloofde dat God Zelf in het binnenste van de tempel in het heilige der heiligen aanwezig was. Niemand mocht er binnengaan. Alleen de hogepriester, één keer per jaar, op grote verzoendag. En boven de ingang van het heilige der heiligen hing een grote gouden wijnstok met ranken die zo groot waren als een mens.

Boven de ingang die toegang verschaft tot de ruimte waar God Zelf Aanwezig was hing dus het beeld van de wijnstok en de ranken. En dit beeld past Jezus op zichzelf toe in Johannes 15:
“Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader in de wijnbouwer. “Jezus voelde aan dat de verwoesting van de tempel aanstaande was. Dit gebeurde in 70 na Christus. En met de verwoesting van de tempel zou iedere hoop op een nieuw begin, op een nieuw leven, op een nieuwe samenleving, op een nieuwe aarde voorgoed in rook opgaan. Maar dan zegt Jezus die toegang tot het heilige der heiligen, die toegang tot God, die toegang tot een nieuw begin dat ben ik, dat is de levenswijze die ik jullie voorleef.
“Ik heb jullie liefgehad zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde. Je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie. Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ook ik jullie heb liefgehad.”
“Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken “zegt Jezus “Blijf verbonden met mij dan blijf ik verbonden met jullie. De wijnranken kunnen alleen blijven leven en vrucht dragen wanneer ze verbonden blijven met de wijnstok. Want vanuit de wijnstok vloeien de leven gevende sappen naar de ranken. En vanuit de wijnstok die Jezus is vloeit de liefde naar Zijn leerlingen.
Deze liefde is niet in de eerste plaats een warm gevoel, dat is het ook wel, maar niet in de eerste plaats. Jezus zegt niet voor niets:
“Wanneer jullie je aan mijn geboden houdt dan blijf je in mijn liefde.”

Liefde is in de eerste plaats een manier van leven, een handelwijze, een doen: zorg voor de vreemdeling, de weduwe en de wees, het bouwen aan een rechtvaardige samenleving, het zorgdragen voor planten en dieren, het zorgdragen voor de aarde.
En de praktijk leert dat je wanneer je voor iemand of iets gaat zorgen de liefde volgt, Je gaat houden van de mens naar wie je omziet, je gaat houden van het dier waarvoor je zorgt, je gaat houden van de tuin die je bewerkt, je gaat houden van de bloemen die je dagelijks water en voedsel geeft.

Wanneer wij als ranken verbonden blijven met de wijnstok die Jezus is, die voor ons de toegang is tot God en ons de levenswijze voorleeft die ons toegang geeft tot God dan kunnen wij de vruchten van de Geest gaan dragen: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Zo kunnen we met elkaar omgaan. Zo kunnen we broeders en zusters worden, zo kunnen we een hechte gemeenschap gaan vormen. Geve God dat dit mag gebeuren!

Amen.

3 september 2023

Lezing: Psalm 103
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Welke van de Tien Geboden is het belangrijkste gebod? In de loop van mijn leven ben ik steeds meer gaan inzien dat dit het eerste gebod is n.l. het gebod om geen godenbeelden te maken. En omdat er dan volgt dat we niet voor die godenbeelden mogen buigen zijn we gaan denken dat dit beeldverbod alleen voor afgodsbeelden geldt. Maar ik denk dat het beeldverbod ook geldt voor de God van Israël die door Jezus als Abba, Vader werd aangesproken.

Ook van onze God mogen we geen beeld maken. Maar als mens kunnen we niet anders. We moeten wel een beeld maken van God en van onze medemens omdat je anders niet kunt communiceren met God en met elkaar. Ook Jezus maakte een beeld van God. Hij noemde Hem immers: Vader. En dat is een beeld. Jezus had God ook moeder of vriend of rots, of licht kunnen noemen. Maar voor Jezus was God zo vertrouwd dat Hij Hem “Vader” noemde.

Wat moeten we met het beeldverbod? De kunst is dat we wanneer we beelden maken van God en van elkaar ons er steeds van bewust blijven dat het maar beelden zijn. En we moeten ons zo openstellen voor God en voor de medemens dat de levende God en de levende medemens door de beelden, die wij van hen hebben, kunnen heenbreken.
Het komt er dus ook voor ons in de kerk op aan dat wij kritisch kijken naar de beelden die wij van God hebben gemaakt. De beelden die we hebben gemaakt zijn maar beelden. Kloppen ze met de werkelijkheid? Maar welke criteria hebben we dan om te toetsen of onze beelden van God met de werkelijkheid van de levende God overeenkomen?

We hebben drie criteria. Samen vormen ze een driewieler: het voorste wiel is onze ervaring: Hoe ervaren we God? Het ene zijwiel is de Heilige Schrift en het andere zijwiel is de kerkelijke traditie. Met deze drie criteria kunnen wij toetsen of onze beelden van God overeenstemmen met de werkelijkheid van God.

Welk beeld van God is nu in de kerk lange tijd aan ons doorgegeven? Heel in het kort wordt dat samengevat door Johannes 3:16 dat ik al op de basisschool uit het hoofd moest leren:
“Want al zo lief heeft God de wereld gehad dat hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven hebbe.”
In dit vers wordt het woord “God” gebruikt. Maar wat stellen we ons dan voor bij “God”?  Welk godsbeeld roept het op?
Het woord “God” is in onze kerkelijke traditie voor een belangrijk deel ingevuld door een theoloog die leefde in de 11e eeuw. Zijn naam luidt Anselmus. En de samenleving waarin hij leefde was geen democratie maar er stond een absolute vorst aan het hoofd. Een absolute vorst d.w.z. hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. Hij kon doen wat hij wilde. Hij beschikte over leven en dood van zijn onderdanen. En hij eiste absolute gehoorzaamheid. Wanneer iemand ongehoorzaam was krenkte dat zijn eer. Die krenking kon hij niet onbestraft laten anders zou iedereen in opstand kunnen komen. Daarom werd ongehoorzaamheid met de dood bestraft.

In deze tijd is Poetin een absolute vorst. Prigosjin kwam tegen hem in opstand. Poetin werd in zijn eer en macht aangetast. Hij besloot: Prygosjin moet sterven.

Zo was de macht en het handelen van een absolute vorst in de samenleving van Anselmus. Dit beeld van een absolute vorst projecteerde hij op God. Hij zei God is heilig, wanneer mensen zondigen dan moet Hij dit wel met de dood bestraffen. Hij zou wel anders willen maar hij kan niet anders omdat niemand Hem meer zou gehoorzamen en er totale chaos uit zou breken. Maar omdat God liefde is en Hij de mensheid niet wilde doden heeft hij zijn eniggeboren Zoon gezonden opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar eeuwig leven zou hebben.
Anselmus bedoelde het goed. Maar zonder het zich te realiseren gaf hij hiermee toch een afschuwelijk godsbeeld mee aan volgende generaties. In het vervolg kwam bij gelovigen bij het woord “God“ het beeld boven van een absolute vorst. Een vorst die wel anders zou willen maar niets anders zou kunnen dan de zonde bestraffen met de dood. En Anselmus relativeert dit beeld door over Gods liefde te spreken maar wanneer je eenmaal dat beeld van een toornige absolute  vorst hebt opgeroepen wordt die liefde toch een moeilijk verhaal.

Zonet zei ik al: Het grootste gebod is het gebod om geen beelden van God te maken. We kunnen niet anders maar we moeten ons er steeds van bewust zijn dat de beelden die we maken van God maar beelden zijn en de werkelijkheid van God anders zou kunnen zijn. We hebben drie criteria om onze beelden te toetsen: onze ervaring, de Heilige Schrift en de traditie.
Als eerste onze ervaring. En dan kan ik alleen uit eigen ervaring spreken. U kunt uit uw eigen ervaring waarnemen. Ik heb God ervaren als een God van liefde. Een God die mij ondanks mijn tekortkomingen aanvaart zoals ik ben. Zijn Geest werkt in mij en vormt mij om tot een liefdevol mens die niet steeds in het middelpunt wil staan. Zo heb ik God niet altijd ervaren. Lange tijd was er achter het beeld van een liefdevolle Vader dat beeld van Anselmus die toornige God en was ik bang verloren te zullen gaan. Maar het werkelijk op mij laten inwerken van b.v. de gelijkenis van de verloren zoon die bij thuiskomst met open armen werd ontvangen door zijn Vader, heeft mijn beeld van God veranderd. Mijn denken en mijn voelen zijn veranderd. Hoe ervaart u God?

Het tweede criterium waaraan wij onze godsbeelden kunnen toetsen is onze kerkelijke traditie. Wanneer ik dan naar die traditie kijk dan zie ik dat de kerk het de eerste duizend jaar van haar bestaan zonder dat godsbeeld van Anselmus gedaan heeft. Dat idee van een God die niet anders kon dan de zonde bestraffen bestond niet. Wij menen dat dit overal in de Schrift staat maar dat klopt niet.

Het derde criterium waaraan wij onze godsbeelden kunnen toetsen is de Heilige Schrift. En dan denk ik meteen aan de evangeliën, aan het beeld dat daaruit oprijst van Jezus, die mens die doorzichtig tot op God was en zo liefdevol met zijn medemensen omging en tegen ons zei: “Heb je vijanden lief.” “Bidt voor wie je vervolgen” en aan het kruis bad: “Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen!”

Jezus is Gods evenbeeld, mens naar Gods beeld en gelijkenis, mens zoals God hem of haar bedoeld heeft. Deze liefdevolle vergevingsgezinde mens is het beeld van een liefdevolle en vergevingsgezinde God. En dat is een totaal andere God dan de God die niet anders kan dan de zonde te bestraffen met de dood.

En wanneer we naar het Oude Testament kijken dan lezen we daar in psalm 103:

Liefdevol en genadig is de Heer

Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.

Hij straft ons niet naar onze zonden

Hij vergeldt ons niet naar onze schuld.

Zover het oosten is van het westen

Zover heeft Hij onze zonden van ons verwijderd.

Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen

Zo liefdevol is de Heer voor wie Hem vrezen.

Ook hier weer een totaal ander beeld van God dan die van de toornige absolute vorst van Anselmus.

Gemeente, ik realiseer me dat ik veel vragen oproep. En ook ik heb niet alle antwoorden. Ook ik zoek. Maar het is mijn verantwoordelijkheid als herder en leraar om u voor te gaan in het kritisch onderzoeken van onze godsbeelden. En ik spreek uit mijn hart.

Amen

30 juli 2023

Lezingen: Psalm 42    Mattheüs 5, 1-16
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Thema: Geloof en Poëzie

Gemeente van Christus,

 We leven in een tijd waarin we afstand nemen van een dogmatische geloofsbeleving. Vroeger wisten we in de kerk precies wat je moest geloven en wat niet. Iedereen was het er over eens wat de inhoud van het geloof was. Dat is nu veranderd. Velen weten niet meer wat ze nu precies wel of niet geloven. Velen weten het niet meer zo zeker of ze wel geloven. Maar wat blijft, door alle verandering heen, dat is het verlangen naar God. Het verlangen naar God en het zoeken naar God.  En deze manier van geloven. Deze zoekende wijze van geloven lijkt beter te kunnen worden uitgedrukt door poëzie dan door dogmatiek. Een gedicht van Gerard Reve kan wellicht duidelijk maken wat ik bedoel:
Eigenlijk geloof ik niets
en twijfel ik aan alles.
Maar soms
wanneer ik denk dat gij waarachtig leeft.
Dan denk ik
dat Gij liefde zijt
en eenzaam.
En dat Gij
met dezelfde wanhoop
mij zoekt
zoals ik U.

Hieruit spreekt een groot verlangen naar God. Dit verlangen klinkt ook door in een nog een gedicht van Gerard Reve. Het wordt uitgesproken door iemand die op zijn sterfbed ligt.
Voordat ik de nacht inga
die voor eeuwig lichtloos gloeit
wil ik nog eenmaal spreken
en dit zeggen
dat ik nooit anders heb gezocht
dan U, dan U alleen.

Prachtig !

In de bijbel wordt dit verlangen naar God dikwijls verbeeld als dorst, dorst naar levend water. Levend water is de poëtische aanduiding voor het leven dat opwelt uit de levensbron, de bron die God Zelf is. In het scheppingsverhaal in Genesis 2, lezen we daar over: Midden in de hof van Eden ontsprong een bron van levend water die vier rivieren voedde die op hun beurt de hele wereld van water konden voorzien. Midden in de hof van Eden was een levensbron. Het was God Zelf. En door die vier rivieren was de hele wereld met Hem verbonden.

In de psalmen komen we het beeld van God als de bron van het levende water ook tegen. Bij voorbeeld in psalm 1: “Gelukkig de mens die vreugde vindt in de woorden van de Heer en ze steeds weer overdenkt, overdag en ’s nachts.  Hij/zij is als een boom aan het water. Een boom die altijd vrucht draagt en waarvan de bladeren nooit verdorren.” De mens die vreugde beleeft aan de woorden van de Heer is als een boom aan het water. De boom dat is de mens. Het water dat is God.
Ook in psalm 42 komen we de beeldspraak van het water tegen. “Zoals een hert naar water verlangt. Zo smacht mijn ziel naar U, o God!”

En in het Nieuwe Testament, in Johannes 4, zegt Jezus tot de Samaritaanse vrouw: “Wie van het water drinkt dat Ik hem geef zal nooit meer dorst hebben. Want het water dat ik hem geef zal een bron in hem worden waaruit water opborrelt dat eeuwig leven geeft.” Het water dat Jezus wil geven, het levende water, is God Zelf.
Hoe kunnen wij nu in de kerk het levende water ontvangen? Het levende water dat opwelt uit de bron die God Zelf is? In de kerk verzamelen wij ons rond de Schriften. Wij verzamelen ons rond de Schriften omdat wij de ervaring hebben dat God rond die Schriften te vinden is. In het verleden hebben we ervaren dat we, wanneer we uit de Heilige Schrift lazen of zongen of erover nadachten en erover praatten, dat  we dan iets van God op het spoor kwamen, dat af en toe Zijn vriendelijk gelaat in de bladzijden van de bijbel, opeens oplichtte als het licht van de zon. God laat zich vínden rond zijn Heilige Schrift. Luther zei over de uitleg van de Heilige Schrift dat we op de teksten in de bijbel moeten slaan zoals Mozes met zijn staf op de rots sloeg. Mozes sloeg met zijn staf op de rots en opeens stroomde er water uit de rots. Zo moeten wij op de bijbelteksten slaan met de staf van de Schriftuitleg. En wanneer we dat doen dan zal de tekst openbreken als een rots en levend water geven. Het levende water van God Zelf.

Zingt voor de Heer een nieuw gezang!
Hij laaft u heel uw leven lang
met water uit de harde steen.
Het is vol wond’ren om u heen.

Wat gebeurt er nu wanneer wij vandaag met de staf van de moderne bijbeluitleg op de verhalen over Jezus en op de uitspraken van Jezus slaan? De moderne exegese opent ons de ogen voor het gegeven dat Jezus begrepen moet worden als een poëet, als een dichter. Jezus spreekt niet in dogmatische taal over God. Hij spreekt in poëtische, in dichterlijke taal over God.
De woorden van Jezus zijn ons in het Grieks overgeleverd, het n.t. is in het Grieks geschreven, maar Jezus heeft in het Aramees gesproken. Het aramees dat was een dialect van het Hebreeuws. Nu heeft men wel de woorden van Jezus uit het Grieks terugvertaald in het Aramees. En wat dan opvalt dat is dat er in de woorden van Jezus altijd een dichterlijk ritme waar te nemen valt. Jezus sprak als een dichter. Het moet fascinerend geweest zijn om naar Hem te luisteren!  Zijn spreken was vol beeldspraak. Het ene beeld tuimelde over het andere. En Jezus zal niet van tevoren al hebben bedacht welke beelden hij precies zou gaan gebruiken of wat hij exact zou gaan zeggen. Nee, al sprekend vormde Hij zijn gedachten. Al sprekend beschreef Hij de beelden die voor Zijn geestesoog verschenen. “Let op de leliën! Ze zaaien niet en maaien niet en toch voedt de hemelse Vader ze.”  “Jullie zijn het zout van de aarde. Wanneer het zout zijn kracht verliest waarmee zou het gezouten worden?”  “Jullie zijn het licht voor de wereld. Zet je lamp niet onder een korenmaat.”
Jezus was een groot redenaar. Het moet fascinerend geweest zijn om naar Hem te luisteren. Het is geen wonder dat er vele mensen op Hem afkwamen om naar hem te luisteren! Maar Jezus’ welsprekendheid was niet de voornaamste reden waarom mensen op Hem afkwamen of naar hem bleven luisteren. Nee, de mensen die Jezus hoorden spreken voelden dat Zijn woorden gesproken werden uit een diepe eenheid met God. Ze voelden dat Jezus ’woorden ook hen zouden leiden tot eenzelfde verbondenheid met God. Mensen die naar Jezus’ woorden luisterden ervoeren dat wat gebroken was, weer geheeld werd.
Jezus sprak en dacht in dichterlijke taal. En eigenlijk zou wie over Hem spreekt dat ook in dichterlijke taal moeten doen, maar dat is niet aan iedereen gegeven.

Iemand die in prachtige dichterlijke taal over Jezus geschreven heeft is de Libanese dichter Kahil Gibran. Hij schrijft over Jezus:
“Hij vormt de schakel tussen deze wereld en het hiernamaals, een heldere bron waaraan de dorstigen zich kunnen laven.
Hij is de boom, die vast geworteld staat, aan de oever van de rivier der schoonheid, en die rijpe vruchten draagt, waarnaar de hongerige harten hunkeren.
Hij is een kwinkelende nachtegaal, die met zijn schone zangen degenen sust die het droef te moede is.
Hij is een witte wolk, die ’s avonds aan de einder oprijst en zich steeds uitbreidt, tot hij het ganse luchtruim vult, om zich vervolgens uit te storten, over de bloemen van de velden, die hun kelken openen voor deze overvloed.
Hij is een stralend licht dat door de duisternis niet is overmand, een licht dat niet onder de korenmaat geplaatst is en door de wind niet wordt uitgedoofd.
Hij is een zaaier, die de zaden van zijn hart uitstrooit over de velden van genegenheid en de mensheid haalt de oogst binnen om zich daarmee te voeden.”

Tot zover Kahil Gibran.
Jezus was een poëet, een dichter. Een vraag die dikwijls aan dichters wordt gesteld luidt:
“Wat is de bron van je inspiratie?  Waar haal je je beelden vandaan? Hoe komt die stroom op gang?” Wanneer we vragen naar de bron van Jezus’ inspiratie dan kun je denk ik duidelijk antwoorden dat de bron van Jezus’ inspiratie God Zelf geweest is.  Uit de evangeliën blijkt telkens weer dat Jezus nadat hij een hele dag door mensen omringd geweest was, de eenzaamheid opzocht. Jezus zocht de eenzaamheid op om daar in Zichzelf te keren, om daar de stilte in te gaan, om daar stil te zijn voor God.  En daar in de eenzaamheid, in de stilte, daar kwam Jezus dan tot Zichzelf. Maar hij kwam niet alleen tot zichzelf, hij kwam ook tot God. In de eenzaamheid en in de stilte ontmoette Jezus God. Hij dronk uit de bron van het leven. Hij dronk van het water van het leven. Dat water van het leven dat verfriste Hem. Dat water van het leven dat gaf Hem weer nieuwe kracht. Dat water van het leven dat kwam uit de bron van het leven, uit God Zelf.
De bron van Jezus’ inspiratie was de ontmoeting met God in de stilte. Ook wij mogen de stilte ingaan. Ook wij mogen God in het gebed ontmoeten. Ook wij mogen drinken uit de bron van het leven die God Zelf is. Wanneer ons dat geschonken wordt zal ons hart een bron zijn waaruit stromen van levend water vloeien. Dat schenke ons de levende God!
Amen.

16 juli 2023

Lezingen: Jesaja 65: 17 t/m 25
Mateus 13: 1 t/m 9 en 18 t/m 25

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

In Jesaja 65 horen we God bij monde van de profeet Jesaja zeggen: “ Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Er zal alleen maar blijdschap zijn.
Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord. Wolf en lam zullen samen weiden, Leeuw en rund eten beiden stro. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil. “

Deze woorden worden gesproken door God maar we horen Zijn Stem niet klinken van boven de wolken. God spreekt niet rechtstreeks tot ons maar door de mond van de profeet Jesaja.
God heeft een mens nodig om Zijn belofte van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde kenbaar te maken. God belooft dat hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal scheppen. Maar dat kan Hij niet alleen.
Daarvoor heeft Hij mensen nodig.
In de kerk spreken we vaak over onze persoonlijke verhouding tot God. Dat Hij ons bij name kent. Dat wij ons in leven en sterven aan Hem mogen toevertrouwen.
Dat is waardevol en dat hoeven we niet los te laten. Maar wanneer je Jesaja 65 leest dan zie je dat de boodschap van God in de eerste plaats niet gericht is op de afzonderlijke mens maar op de wereld.
Het gaat God om het scheppen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

We spreken dikwijls van “het christelijke geloof “ en mensen kunnen je vragen of je gelovig bent of niet. En daarmee wordt dan meestal bedoeld of je gelooft  dat er een God is of niet. En dat is natuurlijk een belangrijke vraag. Maar eigenlijk zou de vraag moeten luiden: “ Geloof je dat het visioen van Jesaja 65 werkelijkheid zal kunnen worden ? Geloof je dat we op weg zijn naar een wereld van vrede en recht ?
Geloof je dat we op weg zijn naar een wereld waar armoede en ziekte zijn uitgebannen ? Geloof je dat we de lucht kunnen zuiveren van rook ?
Het water van plastic ? En de aarde van pesticiden? Geloof je dat we klimaatopwarming tegen kunnen gaan?”

Wanneer wij hierover nadenken dringt de werkelijkheid zich aan ons op. Er is oorlog in Oekraïne, Syrië,  Soedan, Congo en in zoveel andere landen. In Rusland heersen Poetin en de zijnen.
In China president Xi en de communistische partij. De Oeigoeren worden opgesloten in kampen.  Er worden veel maatregelen genomen tegen klimaatopwarming maar kijk eens hoe moeilijk dat in het kleine Nederland al gaat. De milieubeweging staat tegenover de boeren en de luchtvaartsector.
Wanneer we kijken naar de problemen in de wereld slaat de twijfel toe en kunnen we niet heel gemakkelijk zeggen dat we gelovig zijn. Gelovig in de zin dat we geloven dat God zijn belofte uit Jesaja 65 waar zal maken. En toch willen wij dit geloof niet loslaten. En daarom roepen wij met de ongelovige Thomas: “ Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp ! “
Geloven in God is geloven in de mogelijkheid dat het visioen van Jesaja 65 werkelijkheid wordt. Geloven in God houdt ook in dat je gelooft dat God voor de verwerkelijking van het visioen mensen nodig heeft. De woorden van Jesaja 65 klinken ons niet rechtstreeks in de oren maar bereiken ons via een mens: de profeet Jesaja. God schept de nieuwe hemel en de nieuwe aarde niet door een knip met Zijn vingers maar door het werk van mensen.

Dan nu naar de gelijkenis van de zaaier. Jezus vertelt dat iemand naar zijn land ging om te zaaien. En in die tijd had je in Israël niet van die prachtige landbouwgrond met alleen maar zwarte  aarde zover het oog rijkt. Aarde waarin ieder zaadje wel goed valt. Nee, de akkers in Israël waren kleine stukjes grond in rotsachtig gebied. Niet ieder zaadje kon wortel schieten.
De zaaier zaait breed uit. Een deel van het zaad valt op de weg. Er komen vogels die het opeten. Een deel viel op rotsachtige grond waar maar weinig aarde was en het geen wortel kon schieten. Een derde deel viel tussen distels waardoor het verstikt werd. En een vierde deel viel in goede aarde en bracht vrucht voort: deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.

 In Matteus 13: 18 maakt Jezus duidelijk dat hij met het zaad het woord van het Koninkrijk bedoelt. Die nieuwe hemel en die nieuwe aarde uit Jesaja 65 duidt Jezus aan met de woorden: “ Koninkrijk van God. “ Het zaad dat door de zaaier wordt gezaaid is de belofte van de komst van het Koninkrijk van God : een wereldwijd rijk van vrede, recht en welvaart voor iedereen. Een wereld waarin de mens leeft in harmonie met de natuur en ook de dieren recht wordt gedaan.
Jezus maakt duidelijk dat mensen op vier manieren kunnen reageren op deze belofte:

  1. Bij sommige mensen landt deze belofte eenvoudigweg niet. De belofte dringt niet door. Dat zijn de mensen bij wie het zaad op de weg valt.
  2. Er zijn ook mensen die de belofte van het Rijk horen en daar heel even heel blij van worden maar geen diepgang hebben. Dat zijn de mensen bij wie het zaad op rotsachtige bodem valt waarop maar een den laagje aarde ligt.
  3. Er zijn ook mensen die de belofte horen maar het moeilijk vinden om op de lange termijn te denken. Ze gaan al gauw weer op in de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Bij hen valt het zaad tussen de distels.
  4. Maar er zijn ook mensen bij wie het zaad in goede aarde valt. Zij zijn het die de belofte horen en begrijpen en heel belangrijk : ook hun handelen erdoor laten bepalen. Zij dragen rijkelijk vrucht. Door hun handelen komt het Koninkrijk van God dichterbij.

De gelijkenis laat zien dat Jezus begreep dat het voor mensen moeilijk is om te geloven dat God zijn belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal waarmaken. Het zaad kan vallen op de weg, op rotsachtige bodem het kan tussen distels terechtkomen maar en dat is heel hoopvol : het kan ook in goede aarde vallen en dan rijkelijk vrucht dragen.

Waarom is het Koninkrijk er nog niet ? Omdat God wacht op ons en omdat wij wachten op God. Wij vragen ons af : waarom grijpt God niet in. God vraagt zich af : waarom grijpt de mens niet in?

God wil Zijn belofte waarmaken maar heeft daarvoor mensen nodig die zich daadwerkelijk in willen zetten: voor vrede, voor recht, tegen armoede, tegen klimaatopwarming.

Wij hebben God nodig om in beweging te komen. De problemen in de wereld zijn zo groot dat we al moedeloos worden wanneer we eraan denken. Maar wanneer we weten dat God die problemen aanpakt en dat God miljarden mensen hiervoor inschakelt dan geeft ons dat de moed en de energie om ook in aktie te komen. Het hangt niet alleen van ons af maar we maken deel uit van een wereldwijde beweging die door God Zelf geleid wordt.

Er is hoop! God pakt de armoede aan in de wereld. God pakt de klimaatopwarming aan. God zet zich in voor de vrede in de wereld.

Doe je mee? Amen.

25 juni 2023

Lezing: Genesis 3: 1 t/m 7
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Jeugddienst: Snoep verstandig, eet een appel

Gemeente van Christus,

Het verhaal over Adam en Eva die door de slang worden verleid om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad onthult wat het grondprobleem van de mens genoemd kan worden. En wat is dat grondprobleem?  Dat is het gevoel dat je niets en niemand bent. Het gevoel dat je zoals je bent niet goed genoeg bent. Het gevoel dat er iets aan je ontbreekt.
Adam en Eva leefden in het paradijs. Ze hadden alles wat hun hartje begeerde: ze hadden elkaar, ze hadden elkaar lief, ze woonden in een prachtige tuin, ze genoten van de schoonheid van de natuur; van de prachtige bloemen om hen heen, bloemen met de mooiste vormen en kleuren en geuren, ze hielden van de dieren om hen heen en gaven ze liefdevol namen, namen waarin de aard van de dieren doorklonken ze genoten van heerlijke vruchten en van de zon, de wind en de regen. Kortom: ze hadden alles wat ze zich maar konden wensen en toch hadden ze het gevoel: er ontbreekt iets aan mij, ik ben niet goed genoeg, ik ben niemand.

En dan komt de slang en die zegt: “God heeft zeker wel gezegd dat jullie van geen enkele boom in de hof mogen eten?” Dat was een leugen want dat had God helemaal niet gezegd. Daarom antwoordt Eva: “We mogen eten van de vruchten van alle bomen, behalve van de boom in het midden van de tuin. Als we van die boom eten zullen we sterven. En God wil niet dat we sterven.”
“Sterven” zei de slang. “Jullie zullen helemaal niet sterven! Maar God weet wat er gebeurt als jullie van die boom eten: Dan zullen jullie alles begrijpen. Jullie zullen dan net zo zijn als God.”
En die woorden spreken Adam en Eva aan. Hoewel het ze aan niet ontbreekt hebben ze het gevoel dat ze niet goed genoeg zijn, dat ze niemand zijn, dat ze minderwaardig zijn. En ze denken: wanneer we worden als God dan zijn we van dat gevoel van niets waardigheid af.
En dan eten ze van de appel. En ze hopen dan een gevoel van koninklijke en goddelijke waardigheid te krijgen. “Ah, eindelijk zijn we iemand! Eindelijke mogen we er zijn! “Maar het tegenovergestelde gebeurt. In plaats van zich goddelijk te voelen ontdekken ze dat ze naakt zijn en gaan ze zich schamen voor hun naaktheid. Eerst voelden ze zich minderwaardig. Nu is het nog erger. Ze schamen zich voor zichzelf.

Hier wordt ons het grondprobleem van de mens onthuld. Mensen schamen zich voor zichzelf. Ze proberen aan dat gevoel te ontkomen door “als God” te worden, aan God gelijk te worden.

We zien dit om ons heen gebeuren. Mensen hebben het gevoel minderwaardig te zijn en denken dat ze van dit gevoel af kunnen komen door te eten van de vruchten van de boom in het midden van de Hof. Maar waar is die Hof dan? Waar staat die boom dan? Wat zijn de vruchten van die boom? Waar is de slang?
Die boom met de slang staat midden in onze samenleving. Dat is de boom van de reclame. Dat zijn de reclamespotjes op de t.v., YouTube, Tiktok en Instagram. In die reclamespotjes worden ons vruchten van de boom als begerenswaardig voorgesteld: dure auto’s, mooie jurken, mooie schoenen, mooie huizen, snelle boten, een perfect slank lichaam, een perfect gespierd lichaam met six-packs. Verre reizen op luxe cruiseschepen…noem maar op.
En wij hebben het idee dat als wij die dure auto, die mooie jurk en dat mooie huis zouden hebben dat wij dan iemand zouden zijn. Eindelijke zouden we dan verlost zijn van het gevoel dat er iets aan ons ontbreekt, dat we minderwaardig zijn.

Een voorbeeld kan misschien duidelijk maken wat ik bedoel. Wanneer wij een dure wagen zien rijden b.v. een Rolls Royce of een Jaguar of een Mercedes dan denken wij: “Wauw wat een mooie auto. Daar zou ik in willen rijden. Dan zou ik iemand zijn!”
Maar stel dat je naar Zuid-Amerika zou reizen en je zou daar een volk opzoeken die in het oerwoud woont en nog in het stenen tijdperk leeft en nog nooit een auto gezien hebben en je zou hen een Rolls Royce laten zien, dan zouden ze er verbaasd van opkijken maar niemand zou er een willen hebben. Waarom zouden ze?
En waarom zouden wij een Rolls Royce willen hebben? Dat is omdat het rijden erin ons status geeft. Mensen die ons zien denken dan: “Dat is iemand die het gemaakt heeft. Dat is iemand die echt iemand is! Ik ben niemand maar wanneer zo’n auto zou rijden DAN zou ik iemand zijn, dan zou ik aan God gelijk zijn.”
Maar wanneer je gaat praten met iemand met een Rolls Royce of iemand met een groot huis of een prachtig uiterlijk. Wanneer je gaat praten met een filmster of CEO van een grote multinational dan blijkt dat het gevoel dat er iets ontbreekt, het gevoel dat je niemand bent door het bezit van al die zaken niet weggaat. En daarom blijven ook superrijke mensen steeds maar op jacht naar nog meer geld. En blijven hele beroemde mensen steeds maar op zoek naar nog meer roem.

Wat is het mooi dat het verhaal van Adam en Eva en de slang zo vooraan in de bijbel staat. Het verhaal leert ons: denk niet dat je het gevoel van niets waardigheid en minderwaardigheid kunt laten verdwijnen door te geloven in de belofte van de reclame dat je door alles wat daarin aangeprezen wordt “godgelijk“ kunt worden, eindelijk “iemand” kunt worden.
Hoe kun je dan wel iemand worden?  Jezus heeft ons dat geleerd. Maar dan moet ik er meteen bij zeggen: Jezus heeft ons niet geleerd iemand te worden. Jezus heeft ons geleerd dat we al iemand zijn: zoons en dochters van God. Door zijn omgang met mensen liet Jezus zien dat we in de ogen van God oneindig kostbaar zijn. Hij kent ons bij name. Onze namen staan in zijn handpalm gegrift. Hij heeft ons lief.

Jezus ging liefdevol om met mensen die in de ogen van de samenleving niemand waren: mensen uit het gewone volk, kinderen, mensen die door iedereen werden veracht en zich daarom minderwaardig voelden. Maar Jezus sprak hen aan, keek ze liefdevol aan, noemde hun naam en liet ze voelen: je bent van oneindig grote waarde. Wanneer je dat werkelijk voelt heb je niet meer de behoeft om aan God gelijk te worden door al die producten van de reclame.

Wanneer ik mijn dochters naar bed bracht dan zong ik altijd een liedje voor ze. De woorden ervan spreek ik nu voor jullie uit:

Weet je dat je van waarde bent?

Weet je dat je een parel bent?

Een parel in God hand!

Amen.

4 juni 2023 Trinitatis

Lezingen: Psalm 119, 1-8   Matteüs 28, 1-7  en  16-20
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Zondag Trinitatis

Gemeente van Christus,

Aan het begin van onze tweede Schriftlezing lezen we dat de elf leerlingen van Jezus naar Galilea gingen naar de berg die Jezus hun genoemd had. Elf leerlingen gaan naar Galilea.

Het zijn er elf en niet twaalf want Judas was er niet meer bij. Uit wanhoop over het verraad van Jezus heeft hij zichzelf van het leven beroofd.  De leerlingen van Jezus hebben zware dagen achter de rug. Ze hebben Judas verraad en het bericht van zijn dood moeten verwerken. Ze hebben de arrestatie van Jezus meegemaakt. Ze hebben gezien hoe hij stierf aan het kruis. Ze hebben Hem begraven en geweend bij zijn graf. Diep geschokt en zwaar teleurgesteld zochten ze troost bij elkaar.  En terwijl ze in diepe rouw bij elkaar waren gebeurde dat wonderlijke. Maria van Magdala kwam opgewonden   hun huis binnengerend. Ze riep: “Ik heb de Heer gezien! God heeft Hem opgewekt uit de dood! Hij zei dat jullie naar Galilea moeten gaan en dat hij jullie daar zal ontmoeten! “Maria’s ogen straalden en ze huilde van blijdschap. De leerlingen keken elkaar aan: verwonderd, geschokt, hoopvol, twijfelend, niet begrijpend. Dan zegt Petrus: “Laten we gaan!”  En zo gaan de leerlingen op weg naar Galilea naar de berg die Jezus hun genoemd had.

En dan, daar boven op die berg, ontmoeten ze de opgestane Heer. Vol ontroering en ontzag knielen ze voor Hem neer.  In de Groot Nieuws vertaling staat er: “En ze knielden voor Hem neer maar sommigen twijfelden nog. “In deze vertaling lijkt het alsof er twee soorten leerlingen waren. Een deel dat geloofde dat Jezus was opgewekt uit de dood en een deel dat daarin nog niet geloofde maar nog twijfelde. Het is echter ook mogelijk om de Griekse grondtekst zo te vertalen dat er staat: “En toen ze Jezus zagen, knielden ze voor Hem neer en ze twijfelden. “Deze vertaling heeft mijn voorkeur. Want als je het zo vertaalt dan sluiten geloof en twijfel elkaar niet uit maar in: “En ze zagen de opgestane Heer en ze knielden voor Hem neer en ze twijfelden. Ze geloofden en ze twijfelden. Geloof en twijfel inéén. Dat lijkt me heel realistisch.

Wanneer de leerlingen van Jezus geknield voor Hem liggen komt Jezus dichterbij en hij zegt:

“God heeft aan mij gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga erop uit en maak alle volken tot mijn leerlingen en doop ze in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en leer hun alles onderhouden wat Ik jullie heb opgedragen. En luister goed: Ik ben altijd bij jullie tot aan de voleinding van de wereld.”

Jezus zegt tegen Zijn leerlingen: “God heeft mij gegeven alle macht in de hemel en op aarde.”  In onze tijd heeft het woord macht een negatieve bijklank gekregen. Bij macht denken wij meteen aan woorden als machtsmisbruik, machtswellust en greep naar de macht. Allemaal woorden met een negatieve klank. Maar die macht waar Jezus over spreekt, die macht die God aan Jezus gegeven heeft, heeft niets negatiefs in zich. Het is een hele positieve macht. De macht waar Jezus het over heeft zou je wellicht beter “volmacht“ kunnen noemen. God heeft Jezus volmacht gegeven. God heeft Jezus ergens toe gemachtigd. En waar heeft God Jezus toe gemachtigd?

Toen mijn oudste dochter is op een leeftijd was waarop haar begrip van de wereld steeds groter werd hadden we hebben regelmatig gesprekjes die bijna filosofisch van aard waren. Zo vroeg ze eens:

“Papa, waar wordt brood van gemaakt? “Ik antwoordde: “Van meel.” Waarop zij vroeg:

“Waar wordt meel van gemaakt? “Ik antwoordde: “Van gemalen graan.“  Waarop zij weer vroeg: “Waar wordt graan van gemaakt?  Ik: “Dat wordt niet gemaakt, dat groeit in de aarde.“ Waarop Shi weer vroeg: “Waar wordt de aarde van gemaakt?“ Ik: “De aarde is door God gemaakt.“  Shi: “Wie heeft  God gemaakt? “Ik antwoordde: “God is er altijd geweest.“ In de ogen van Shi zag ik toen een grote verwondering. Ze verwonderde zich er werkelijk over dat God door niemand was gemaakt en er altijd was geweest. Ze bezit het vermogen tot verwondering.

Zo was ik op een morgen ook eens in de kleuterklas van Shi. Daar stond een wereldbol. Samen met Shi keek ik waar Nederland op de bol te vinden was. Toen kwam er een klasgenootje van Shi bij ons staan en hij zei: “ Weet je wat ik zo gek vind? “Dat de lucht nooit ophoudt!”  En hij keek me met grote ogen aan en hij zei: “Dat is een wonder! “Ook dat ventje had nog het vermogen om zich te verwonderen. Kleuters staan nog heel dicht bij het geheim van het leven. Ze staan nog heel dicht bij het wonder, het wonder van het bestaan.

Waartoe heeft God Jezus gemachtigd? Waartoe heeft Jezus van God volmacht gekregen?

Jezus heeft van God de volmacht gekregen om kinderen te beschermen die nog dicht bij het geheim van het leven staan. Jezus heeft van God volmacht gekregen om kinderen te beschermen. En Jezus heeft van God de volmacht gekregen  om de meest kwetsbare mensen op aarde te beschermen:  de  mensen die leven in armoede in de sloppenwijken,  de mensen  die leven aan de rand van de  wereldsamenleving, de mensen die leven buiten de bescherming van een rechtsorde.

Op hemelvaartsdag hebben we gevierd dat Jezus opgevaren is naar de hemel en daar plaatsgenomen heeft aan de rechterhand van God. Dat is beeldspraak.  De rechterhand van God dat is de hand waarmee Hij de wereld regeert. Wanneer Jezus mag plaatsnemen aan de rechterhand van God dan wil dat zeggen dat Hij in Naam van God de wereld mag regeren.

Jezus is koning van de wereld. Maar wat zegt koning Jezus in Johannes 13 tegen Zijn leerlingen?  Ik noem jullie geen slaven want een slaaf weet niet wat zijn heer doet. Ik noem jullie geen slaven maar ik noem jullie mijn vrienden. “Jezus is koning van de wereld. Maar de eerste regeringsdaad van deze koning is dat hij zijn macht deelt met zijn onderdanen. Het koningschap van Jezus is een zeer democratisch koningschap. Koning Jezus wil niet in een heer/slaaf verhouding met zijn  onderdanen staan. Jezus wil helemaal geen onderdanen, geen ondergeschikten. Koning Jezus wil vrienden. De vrienden van Jezus mogen delen in de volmacht die God aan koning Jezus gegeven heeft. Ook de vrienden van Jezus ontvangen de volmacht om de kinderen van deze wereld en om de meest kwetsbaren van deze wereld te beschermen. Dat is een eer maar het is ook een verantwoordelijkheid.

Op de berg in Galilea zegt Jezus tegen zijn leerlingen: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.“ En dan vervolgt Hij:  “Ga er opuit en maak alle volken tot Mijn discipelen. Doop ze in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en leert ze onderhouden alles wat Ik jullie opgedragen heb.”  Jezus zegt: “Maak alle volkeren tot mijn discipelen.”

Betekent dit dat alle volkeren van de wereld christelijk moeten worden? Moeten alle mensen van de wereld christen worden? Dit is voor ons moeilijk te aanvaarden is omdat we steeds meer respect krijgen voor gelovigen in andere godsdiensten en voor aanhangers van humanistische levensovertuigingen. Voor de t.v., in onze vakantie en bij ons in de straat zien we hoe integer andersgelovigen hun geloof in hun leven plaats geven en er met hart en ziel uit leven. Moeten al deze mensen christen worden?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet denk ik eerst een andere vraag beantwoord worden. Ben je mens om christen te worden of ben je christen om mens te worden?  Zelf ben ik van mening dat je christen bent om mens te worden.

En “mens “ vul ik dan in kwalitatieve zin  in als  “beeld van God.“  Jezus heeft voorgeleefd hoe een mens leeft  als beeld van  God. Jezus is een beeld van God. In kwalitatieve zin was hij werkelijk een mens. Ik denk dat wij christen zijn om ook beeld Gods te kunnen worden. Christenen zijn mensen die het beeld van God willen zijn en er eerlijk voor uit durven komen dat ze het vaak nog niet zijn.

Moeten alle mensen christen worden?  Ik denk het niet. Ik denk niet dat het Gods bedoeling is dat alle mensen christen worden. Ik denk wel dat het Gods bedoeling is dat alle mensen “beeld van God” worden. En mensen zijn “beeld van God” wanneer ze delen in het koningschap van Jezus. Mensen zijn “beeld” van God wanneer ze de kinderen en de kwetsbaren van deze wereld helpen beschermen.

 “Maak alle volken tot Mijn discipelen,” zegt Jezus. Dat wil zeggen: “Maak alle volkeren van de wereld tot beschermers van de kinderen en de kwetsbaren.” Amen.

18 mei 2023 Hemelvaart

Lezing: Handelingen 1
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

De betekenis van het hemelvaart verhaal is voor de  meeste mensen niet meer duidelijk. Bovendien is het verhaal  voor de veel mensen te wonderlijk om waar te kunnen zijn. We hebben ons het wetenschappelijk denken zo eigen gemaakt dat de hemelvaart van Jezus op een wolk voor de meesten van ons niet meer als geloofwaardig is.

Het is jammer dat het wonderlijke van het verhaal het zicht op het wezenlijke ervan verhindert. Daarom wil ik proberen het wezenlijke ervan te laten zien.

Voor ons is het  een zeer wonderlijk verhaal maar de tijdgenoten van Jezus keken er veel minder van op. Zij waren n.l. gewend aan de hemelvaartverhalen over de Romeinse keizers. De Romeinse keizers werden als goddelijk vereerd. En wanneer zij stierven dan  kwamen er altijd mensen naar voren die ervan getuigden dat zij de keizer naar de hemel hadden zien varen. Een posthume bevestiging van de  goddelijkheid van de keizer. Een goddelijkheid die vervolgens weer op zijn opvolger afstraalde.

Deze veronderstelde goddelijkheid was natuurlijk een instrument waarmee de keizer zijn macht wist te handhaven.

De tijdgenoten van Jezus keken dus niet op van een hemelvaart van een keizer. De keizer was heerser van een wereldrijk: oppermachtig , puissant rijk… Maar dat van Jezus werd verhaald dat  Hij ten hemel opgevaren zou zijn dáár keken ze van op. Wat was er zo bijzonder aan Jezus dat van Hem gezegd werd dat Hij ten hemel gevaren was ?
Hij was toch maar gewoon de zoon van een timmerman uit Nazareth?
Ja, maar toen Jezus gekruisigd werd, spijkerde men boven zijn hoofd een bordje met daarop de tekst: “ Koning der Joden. “ Lucas stelt in zijn evangelie en in het boek Handelingen twee wijzen van koningschap tegenover elkaar : het koningschap zoals de keizer van Rome dat in de praktijk brengt en het koningschap van Jezus.

De keizer van Rome probeerde zover  mogelijk boven zijn medemensen uit te steken. Hij verhief zich tórenhoog boven hen.
Hij greep zoveel mogelijk macht en dat dikwijls op  meedogenloze wijze Hij vergaarde zoveel mogelijk rijkdom. Zijn status als keizer was hem  niet genoeg, hij wilde als goddelijk beschouwd worden.

Jezus doet  het tegenovergestelde. Hij was een man met een groot charisma, met een grote uitstraling. Zijn ogen straalden hemels licht uit.  Zijn stem was vol en warm. Hij sprak op poëtische wijze als een dichter. Complexe zaken kon Hij d.m.v. beeldende verhalen uitleggen aan eenvoudige mensen. Hij had de gave van de genezing. Hij had zich heel gemakkelijk als een goeroe, ja zelfs als een god kunnen laten  vereren. Maar Jezus wees die verering af.

Hij gaat op voet van gelijkheid  en op liefdevolle en respectvolle wijze om met eenvoudige mensen. En méér dan dat. Hij gaat op voet van gelijkheid om met mensen die algemeen als verachtelijk werden beschouwd: Samaritanen, tollenaars ( collaborateurs) , melaatsen. Hij respecteert vrouwen als Zijn gelijken. Hij komt op voor de armen. En hij zegt: “ Laat de kinderen tot mij komen. “

Wie vaart er ten hemel ? Niet de keizer van Rome die zich als god laat vereren maar Jézus die zich niet verheft boven zijn medemensen maar náást hun gaat staan.  Wie vaart er ten hemel? Jézus die er niet op uit is om zoveel mogelijk macht, rijkdom en roem te verwerven maar op liefdevolle en vriendelijke wijze dienstbaar wil zijn aan zijn medemensen.
Jezus vaart ten hemel om plaats te nemen aan de rechterhand van God. Dat is symbóól taal. Dat is de symbolische plaats waarvandaan God deze wereld regeert. In psalm 72 wordt het beeld geschilderd van een koning die de wereld in Gods Naam zou kunnen regeren:

Hij zal de redder zijn der armen
Hij hoort hun hulpgeschrei.
Hij is met koninklijk erbarmen hun eenzaamheid nabij.
Hij helpt, met hun bestaan bewogen,
die zijn in vrees verward.
Hun bloed is kostbaar in zijn ogen.
Hij draagt hen in zijn hart.

Degene die dit in de praktijk brengt is het waard om plaats te nemen aan de rechterhand van God om van daaruit de wereld te regeren. Uit de evangeliën blijkt dat Jézus het waard is om deze plaats in te nemen.

En in het evangelie van Johannes lezen we dat Jezus tegen zijn leerlingen zegt: “ Ik noem jullie geen slaven. Ik noem jullie vrienden. “ Jezus wil niet als koning heersen over zijn leerlingen. Hij wil dat ze zijn vrienden zijn. Jezus wil het koningschap over de wereld delen met zijn leerlingen. Hij wil zijn plaats aan de rechterhand van God met hen delen. Het is symbool taal .

En het is een oproep aan president Biden van Amerika, president Poetin van Rusland, en president Xi van China  en premier Rutte om psalm 72 ter hand te nemen en daarin te lezen aan welke criteria hun koningschap moet voldoen. Het is een oproep om hun ambt zo in te vullen dat ook zij zouden kunnen plaatsnemen aan de rechterhand van God.

Het hemelvaart verhaal is geen wonderverhaal, geen zweverig  verhaal het is heel concreet een oproep aan de leiders van onze wereld en ook aan onszelf om redder te zijn van de armen, zieken, eenzamen.
Amen.

Ga naar de bovenkant