Lezingen: Psalm 42    Mattheüs 5, 1-16
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Thema: Geloof en Poëzie

Gemeente van Christus,

 We leven in een tijd waarin we afstand nemen van een dogmatische geloofsbeleving. Vroeger wisten we in de kerk precies wat je moest geloven en wat niet. Iedereen was het er over eens wat de inhoud van het geloof was. Dat is nu veranderd. Velen weten niet meer wat ze nu precies wel of niet geloven. Velen weten het niet meer zo zeker of ze wel geloven. Maar wat blijft, door alle verandering heen, dat is het verlangen naar God. Het verlangen naar God en het zoeken naar God.  En deze manier van geloven. Deze zoekende wijze van geloven lijkt beter te kunnen worden uitgedrukt door poëzie dan door dogmatiek. Een gedicht van Gerard Reve kan wellicht duidelijk maken wat ik bedoel:
Eigenlijk geloof ik niets
en twijfel ik aan alles.
Maar soms
wanneer ik denk dat gij waarachtig leeft.
Dan denk ik
dat Gij liefde zijt
en eenzaam.
En dat Gij
met dezelfde wanhoop
mij zoekt
zoals ik U.

Hieruit spreekt een groot verlangen naar God. Dit verlangen klinkt ook door in een nog een gedicht van Gerard Reve. Het wordt uitgesproken door iemand die op zijn sterfbed ligt.
Voordat ik de nacht inga
die voor eeuwig lichtloos gloeit
wil ik nog eenmaal spreken
en dit zeggen
dat ik nooit anders heb gezocht
dan U, dan U alleen.

Prachtig !

In de bijbel wordt dit verlangen naar God dikwijls verbeeld als dorst, dorst naar levend water. Levend water is de poëtische aanduiding voor het leven dat opwelt uit de levensbron, de bron die God Zelf is. In het scheppingsverhaal in Genesis 2, lezen we daar over: Midden in de hof van Eden ontsprong een bron van levend water die vier rivieren voedde die op hun beurt de hele wereld van water konden voorzien. Midden in de hof van Eden was een levensbron. Het was God Zelf. En door die vier rivieren was de hele wereld met Hem verbonden.

In de psalmen komen we het beeld van God als de bron van het levende water ook tegen. Bij voorbeeld in psalm 1: “Gelukkig de mens die vreugde vindt in de woorden van de Heer en ze steeds weer overdenkt, overdag en ’s nachts.  Hij/zij is als een boom aan het water. Een boom die altijd vrucht draagt en waarvan de bladeren nooit verdorren.” De mens die vreugde beleeft aan de woorden van de Heer is als een boom aan het water. De boom dat is de mens. Het water dat is God.
Ook in psalm 42 komen we de beeldspraak van het water tegen. “Zoals een hert naar water verlangt. Zo smacht mijn ziel naar U, o God!”

En in het Nieuwe Testament, in Johannes 4, zegt Jezus tot de Samaritaanse vrouw: “Wie van het water drinkt dat Ik hem geef zal nooit meer dorst hebben. Want het water dat ik hem geef zal een bron in hem worden waaruit water opborrelt dat eeuwig leven geeft.” Het water dat Jezus wil geven, het levende water, is God Zelf.
Hoe kunnen wij nu in de kerk het levende water ontvangen? Het levende water dat opwelt uit de bron die God Zelf is? In de kerk verzamelen wij ons rond de Schriften. Wij verzamelen ons rond de Schriften omdat wij de ervaring hebben dat God rond die Schriften te vinden is. In het verleden hebben we ervaren dat we, wanneer we uit de Heilige Schrift lazen of zongen of erover nadachten en erover praatten, dat  we dan iets van God op het spoor kwamen, dat af en toe Zijn vriendelijk gelaat in de bladzijden van de bijbel, opeens oplichtte als het licht van de zon. God laat zich vínden rond zijn Heilige Schrift. Luther zei over de uitleg van de Heilige Schrift dat we op de teksten in de bijbel moeten slaan zoals Mozes met zijn staf op de rots sloeg. Mozes sloeg met zijn staf op de rots en opeens stroomde er water uit de rots. Zo moeten wij op de bijbelteksten slaan met de staf van de Schriftuitleg. En wanneer we dat doen dan zal de tekst openbreken als een rots en levend water geven. Het levende water van God Zelf.

Zingt voor de Heer een nieuw gezang!
Hij laaft u heel uw leven lang
met water uit de harde steen.
Het is vol wond’ren om u heen.

Wat gebeurt er nu wanneer wij vandaag met de staf van de moderne bijbeluitleg op de verhalen over Jezus en op de uitspraken van Jezus slaan? De moderne exegese opent ons de ogen voor het gegeven dat Jezus begrepen moet worden als een poëet, als een dichter. Jezus spreekt niet in dogmatische taal over God. Hij spreekt in poëtische, in dichterlijke taal over God.
De woorden van Jezus zijn ons in het Grieks overgeleverd, het n.t. is in het Grieks geschreven, maar Jezus heeft in het Aramees gesproken. Het aramees dat was een dialect van het Hebreeuws. Nu heeft men wel de woorden van Jezus uit het Grieks terugvertaald in het Aramees. En wat dan opvalt dat is dat er in de woorden van Jezus altijd een dichterlijk ritme waar te nemen valt. Jezus sprak als een dichter. Het moet fascinerend geweest zijn om naar Hem te luisteren!  Zijn spreken was vol beeldspraak. Het ene beeld tuimelde over het andere. En Jezus zal niet van tevoren al hebben bedacht welke beelden hij precies zou gaan gebruiken of wat hij exact zou gaan zeggen. Nee, al sprekend vormde Hij zijn gedachten. Al sprekend beschreef Hij de beelden die voor Zijn geestesoog verschenen. “Let op de leliën! Ze zaaien niet en maaien niet en toch voedt de hemelse Vader ze.”  “Jullie zijn het zout van de aarde. Wanneer het zout zijn kracht verliest waarmee zou het gezouten worden?”  “Jullie zijn het licht voor de wereld. Zet je lamp niet onder een korenmaat.”
Jezus was een groot redenaar. Het moet fascinerend geweest zijn om naar Hem te luisteren. Het is geen wonder dat er vele mensen op Hem afkwamen om naar hem te luisteren! Maar Jezus’ welsprekendheid was niet de voornaamste reden waarom mensen op Hem afkwamen of naar hem bleven luisteren. Nee, de mensen die Jezus hoorden spreken voelden dat Zijn woorden gesproken werden uit een diepe eenheid met God. Ze voelden dat Jezus ’woorden ook hen zouden leiden tot eenzelfde verbondenheid met God. Mensen die naar Jezus’ woorden luisterden ervoeren dat wat gebroken was, weer geheeld werd.
Jezus sprak en dacht in dichterlijke taal. En eigenlijk zou wie over Hem spreekt dat ook in dichterlijke taal moeten doen, maar dat is niet aan iedereen gegeven.

Iemand die in prachtige dichterlijke taal over Jezus geschreven heeft is de Libanese dichter Kahil Gibran. Hij schrijft over Jezus:
“Hij vormt de schakel tussen deze wereld en het hiernamaals, een heldere bron waaraan de dorstigen zich kunnen laven.
Hij is de boom, die vast geworteld staat, aan de oever van de rivier der schoonheid, en die rijpe vruchten draagt, waarnaar de hongerige harten hunkeren.
Hij is een kwinkelende nachtegaal, die met zijn schone zangen degenen sust die het droef te moede is.
Hij is een witte wolk, die ’s avonds aan de einder oprijst en zich steeds uitbreidt, tot hij het ganse luchtruim vult, om zich vervolgens uit te storten, over de bloemen van de velden, die hun kelken openen voor deze overvloed.
Hij is een stralend licht dat door de duisternis niet is overmand, een licht dat niet onder de korenmaat geplaatst is en door de wind niet wordt uitgedoofd.
Hij is een zaaier, die de zaden van zijn hart uitstrooit over de velden van genegenheid en de mensheid haalt de oogst binnen om zich daarmee te voeden.”

Tot zover Kahil Gibran.
Jezus was een poëet, een dichter. Een vraag die dikwijls aan dichters wordt gesteld luidt:
“Wat is de bron van je inspiratie?  Waar haal je je beelden vandaan? Hoe komt die stroom op gang?” Wanneer we vragen naar de bron van Jezus’ inspiratie dan kun je denk ik duidelijk antwoorden dat de bron van Jezus’ inspiratie God Zelf geweest is.  Uit de evangeliën blijkt telkens weer dat Jezus nadat hij een hele dag door mensen omringd geweest was, de eenzaamheid opzocht. Jezus zocht de eenzaamheid op om daar in Zichzelf te keren, om daar de stilte in te gaan, om daar stil te zijn voor God.  En daar in de eenzaamheid, in de stilte, daar kwam Jezus dan tot Zichzelf. Maar hij kwam niet alleen tot zichzelf, hij kwam ook tot God. In de eenzaamheid en in de stilte ontmoette Jezus God. Hij dronk uit de bron van het leven. Hij dronk van het water van het leven. Dat water van het leven dat verfriste Hem. Dat water van het leven dat gaf Hem weer nieuwe kracht. Dat water van het leven dat kwam uit de bron van het leven, uit God Zelf.
De bron van Jezus’ inspiratie was de ontmoeting met God in de stilte. Ook wij mogen de stilte ingaan. Ook wij mogen God in het gebed ontmoeten. Ook wij mogen drinken uit de bron van het leven die God Zelf is. Wanneer ons dat geschonken wordt zal ons hart een bron zijn waaruit stromen van levend water vloeien. Dat schenke ons de levende God!
Amen.