5 juli 2020
voorganger: ds. Dick van der Vaart
de gelijkenis van de wijngaardenier
Gemeente van Christus,
In de evangeliën lezen we verschillende gelijkenissen. De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is denk ik wel de bekendste. Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de heer van de wijngaard.
Waarom vertelde Jezus gelijkenissen? Dat deed Hij omdat Hij mensen wilde laten nadenken. Hij bracht hun denken op gang door ze te provoceren. Hij wilde reacties uitlokken.
Wij moeten het ons niet zo voorstellen dat Jezus een preek hield en mensen daar rustig naar luisterden en na afloop tegen hem zeiden:
“Een mooie preek rabbi! “Wanneer ze zo zouden hebben gereageerd was Jezus’ poging om hen te bereiken mislukt.
Het voorlezen van de gelijkenis van de wijngaard kostte Anneke een paar minuten. Maar Jezus deed er misschien wel een uur over om een gelijkenis te vertellen.
Wanneer hij de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan vertelde en hij de dalende weg van Jeruzalem naar Jericho beschreef, dan bleef het niet stil maar dan riep er wel iemand: “Ja, wat loopt die weg stijl naar beneden he? Ik krijg er altijd pijn in mijn knieën van! “En iemand anders kon dan roepen: “En het is er altijd bloedheet! “
En wanneer Jezus dan vertelde dat de priester en de Leviet aan de gewonde man voorbijliepen dan kon iemand roepen: “Oh Jezus je laat altijd zo negatief uit over priesters en Levieten. Wat heb je hekel aan hen! “ En wanneer men hoorde dat uitgerekend een Samaritaan zich over de gewonde man ontfermde kon er iemand roepen : “ Als je zoveel van de Samaritanen houdt, waarom ga je dan niet in Samaria wonen ? “
Jezus deed zijn verhaal niet in alle rust maar hij werd voortdurend onderbroken. Hij provoceerde. Dat wilde hij ook want alleen zo kreeg Hij de mensen zover dat ze echt gingen nadenken. Alleen zo kon Hij hun vooroordelen doorbreken.
Ik denk dat Jezus de mensen ook vaak aan het lachen bracht. Hij was een diep spiritueel mens. En werkelijk spirituele mensen zijn vaak heel geestig, hebben veel humor.
Wie waren de mensen tegen wie Jezus sprak. Dat waren natuurlijk heel verschillende mensen. En ik scheer ze over een kam met mijn antwoord maar dat moet maar even voor lief nemen.
De mensen tot wie Jezus sprak waren denk ik Joden die geboren waren in een gelovig gezin en opgegroeid waren in de Joodse godsdienst. En iedere godsdienst heeft een mystieke kern die alleen maar heel persoonlijk doorleefd kan worden. Maar die mystieke kern krijgt altijd plaats in een volksgeloof. Een volksgeloof dat nog wel verbonden is met de mystieke kern maar waarin deze kern niet meer echt begrepen en doorleefd wordt.
De mystieke kern van het Joodse geloof was een persoonlijke verhouding met God. Een persoonlijke verhouding zoals Abraham, Isaak en Jacob dat hadden. En een persoonlijke verhouding met God zoals Mirjam, de zus van Mozes, en Esther en Ruth en Maria de moeder van Jezus dat hadden.
Die persoonlijke verhouding met God is de essentie, de mystieke kern van het Joodse geloof.
Maar in Jezus’ dagen was deze kern in het Joodse volksgeloof verloren gegaan. In het Joodse volksgeloof geloofde men dat God rechtvaardig was. En wat hield rechtvaardigheid binnen dit volksgeloof in? “Rechtvaardig was dat God de mensen die zich goed aan de regels van de wet hielden zou belonen en mensen die dat niet deden zou straffen. Rijkdom en gezondheid waren een teken dat God je goed gezind was. Armoede en ziekte waren een straf van God.
Maar wanneer het erom ging dat mensen zich zo goed mogelijk aan de regels van de wet zouden houden dan had een groot deel van het volk pech. Want een groot deel van het volk kon niet lezen en schrijven. Zij werden neerbuigend: “Het volk dat de wet niet kent” genoemd. Zij konden het volgens het volksgeloof niet goed doen in Gods ogen. Zij worden daarom “zondaars “genoemd. Zondaars met wie de Farizeeën niet aan een tafel willen zitten. En dat Jezus er heel anders over denkt laat hij zien door wel met hen aan tafel te gaan en met hen te eten. Jezus houdt van het volk dat de wet niet kent.
En nu de gelijkenis van de wijngaardenier.
De gelijkenis opent met de zin: “Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. “
Het punt van gelijkenis is dus de landheer, de eigenaar van de wijngaard. Jezus meent dat God op dezelfde wijze handelt als de landheer.
De druiven zijn rijp om geoogst te worden. Volle druiventrossen hangen aan de wijnstokken. De eigenaar van de wijngaard heeft druivenplukkers nodig om de oogst binnen te halen. Daarom gaat hij ’s morgens vroeg naar een plek waar dagloners naartoe gaan in de hoop dat iemand ze zal inhuren.
Ik zei het al Jezus houdt van provoceren. Hij wil dat mensen gaan nadenken. En wij hebben het niet meteen in de gaten maar door God te vergelijken met de eigenaar van een wijngaard provoceert Jezus al. De gewone man had namelijk een hekel aan landheren. Landheren waren stinkend rijk. Zij konden het zich permitteren om er een wijngaard op na te houden. De gewone man moest op zijn kleine lapje grond voedsel verbouwen om te overleven. De gewone man kon zich de luxe van een wijnstok niet permitteren. Een landheer was een grootgrondbezitter die een wijngaard kon aanleggen. Hij was al rijk wanneer hij dat kon en door de opbrengst van de wijngaard werd hij nog rijker dan hij al was.
Dus toen Jezus begon over de eigenaar van een wijngaard riep er al iemand: “Zo‘n rijke stinkerd zeker ! “Jezus vertelt door. De landheer ging om zes uur en huurde een aantal arbeiders in , om negen uur ging hij weer en om twaalf uur en om drie uur en om vijf uur.”
“Gierigaard ! “Schreeuwde er iemand. Hij had gelijk. De landheer wist ’s morgens al dat er een overvloed aan druiven geplukt zouden moeten worden. Hij zal er veel mee verdienen. Maar hij wil het onderste uit de kan. Hij wil zo min mogelijk geld aan arbeidsloon uitgeven. Daarom volgt hij het plukken op de voet. Iedere keer wanneer hij denkt dat de oogst toch niet voor de avond binnengehaald kan worden, haalt hij er weer een paar mannetjes bij.
Hij heeft totaal geen respect voor de dagloners. Wanneer hij om vijf uur voor de laatste keer een ploeg mannen wil inhuren, vraagt hij hen: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? “ “Rot kerel ! “roept iemand die naar het verhaal van Jezus staat te luisteren. “ Rot kerel ! “ Inderdaad: een rotvraag . Die dagloners staan al de hele dag te wachten op werk en blijven daar staan omdat ze geld nodig hebben o meen avondmaaltijd voor hun gezin te kunnen kopen. Ze staan daar niet voor lol!
Jezus vertelt door. Om zes uur wordt het donker en krijgen de dagloners hun loon uitbetaald. De arbeiders die pas om vijf uur begonnen zijn worden het eerst naar voren geroepen en krijgen een denarie uitbetaald. Daarop worden de mannen naar voren geroepen die de hele dag in de brandende zon hebben gewerkt. Omdat de arbeiders die maar een uur hebben gewerkt een denarie hebben gekregen verwachten zij veel meer te zullen krijgen. Maar ze ontvangen ook maar een denarie.
De luisteraars rondom Jezus spitsen hun oren: “He, waar gaat dit heen? Welke kant gaat Jezus op? “
De arbeiders die zich tekort voelen gedaan beklagen zich bij de eigenaar van de wijngaard: “Dit is niet rechtvaardig ! “Maar de eigenaar antwoordt hen: “We hadden toch een denarie afgesproken? Ik wil aan die laatste arbeiders nu eenmaal hetzelfde betalen als jullie. Ik mag toch doen met mijn geld wat ik wil? “
Met dit provocerende verhaal wil Jezus duidelijk maken dat God niet rechtvaardig is op de wijze waarop men dat ziet in het Joodse volksgeloof. Daar gelooft men dat God loon naar werken geeft. Wie zich goed houdt aan de regels van de wet wordt beloond met rijkdom en gezondheid. Wie dat niet doet wordt gestraft met armoede en ziekte. Wie de wet kent omdat hij of zij niet kan lezen of schrijven heeft pech gehad.
Wat Jezus duidelijk wil maken is dat het gaat om de mystiek kern van het Joodse geloof. Het gaat om de persoonlijke liefdevolle relatie met God. Jezus herinnert de mensen aan de Joodse samenvatting van de wet: “ Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf. “En naastenliefde is op maatschappelijk niveau sociale gerechtigheid.
De eigenaar van de wijngaard had ’s morgens vroeg moeten denken:
“Al die kerels hebben een gezin dat gevoed moet worden. Ik heb geld zat. Ik huur ze allemaal in. Dan heb ik mijn oogst vanavond binnen en ben ik blij en zijn zij blij. “
De gelijkenis eindig met de woorden: “De eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten. “De laatsten die de eersten zullen zijn is het gewone volk dat niet kan lezen en schrijven en daarom de wet niet kent. Met de gelijkenis maakt Jezus duidelijk dat zij kostbaar zijn in God ogen.
Amen.