Over admin

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far admin has created 40 blog entries.

5 juli 2020

voorganger: ds. Dick van der Vaart

de gelijkenis van de wijngaardenier

Gemeente van Christus,

In de evangeliën lezen we verschillende gelijkenissen. De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is denk ik wel de bekendste. Vanmorgen lezen we de gelijkenis van de heer van de wijngaard.

Waarom vertelde Jezus gelijkenissen? Dat deed Hij omdat Hij mensen wilde laten nadenken. Hij bracht hun denken op gang door ze te provoceren. Hij wilde reacties uitlokken.

Wij moeten het ons niet zo voorstellen dat Jezus een preek hield en mensen daar rustig naar luisterden en na afloop tegen hem zeiden:

“Een mooie preek rabbi! “Wanneer ze zo zouden hebben gereageerd was Jezus’ poging om hen te bereiken mislukt.

Het voorlezen van de gelijkenis van de wijngaard kostte Anneke een paar minuten. Maar Jezus deed er misschien wel een uur over om een gelijkenis te vertellen.

Wanneer hij de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan vertelde en hij de dalende weg van Jeruzalem naar Jericho beschreef, dan bleef het niet stil maar dan riep er wel iemand: “Ja, wat loopt die weg stijl naar beneden he? Ik krijg er altijd pijn in mijn knieën van! “En iemand anders kon dan roepen: “En het is er altijd bloedheet! “

En wanneer Jezus dan vertelde dat de priester en de Leviet aan de gewonde man voorbijliepen dan kon iemand roepen: “Oh Jezus je laat altijd zo negatief uit over priesters en Levieten. Wat heb je hekel aan hen! “ En wanneer men hoorde dat uitgerekend een Samaritaan zich over de gewonde man ontfermde kon er iemand roepen : “ Als je zoveel van de Samaritanen houdt, waarom ga je dan niet in Samaria wonen ? “

Jezus deed zijn verhaal niet in alle rust maar hij werd voortdurend onderbroken. Hij provoceerde. Dat wilde hij ook want alleen zo kreeg Hij de mensen zover dat ze echt gingen nadenken. Alleen zo kon Hij hun vooroordelen doorbreken.

Ik denk dat Jezus de mensen ook vaak aan het lachen bracht. Hij was een diep spiritueel mens. En werkelijk spirituele mensen zijn vaak heel geestig, hebben veel humor.

Wie waren de mensen tegen wie Jezus sprak. Dat waren natuurlijk heel verschillende mensen. En ik scheer ze over een kam met mijn antwoord maar dat moet maar even voor lief nemen.

De mensen tot wie Jezus sprak waren denk ik Joden die geboren waren in een gelovig gezin en opgegroeid waren in de Joodse godsdienst. En iedere godsdienst heeft een mystieke kern die alleen maar heel persoonlijk doorleefd kan worden. Maar die mystieke kern krijgt altijd plaats in een volksgeloof. Een volksgeloof dat nog wel verbonden is met de mystieke kern maar waarin deze kern niet meer echt begrepen en doorleefd wordt.

De mystieke kern van het Joodse geloof was een persoonlijke verhouding met God. Een persoonlijke verhouding zoals Abraham, Isaak en Jacob dat hadden. En een persoonlijke verhouding met God zoals Mirjam, de zus van Mozes, en Esther en Ruth en Maria de moeder van Jezus dat hadden.

Die persoonlijke verhouding met God is de essentie, de mystieke kern van het Joodse geloof.

Maar in Jezus’ dagen was deze kern in het Joodse volksgeloof verloren gegaan. In het Joodse volksgeloof geloofde men dat God rechtvaardig was. En wat hield rechtvaardigheid binnen dit volksgeloof in? “Rechtvaardig was dat God de mensen die zich goed aan de regels van de wet hielden zou belonen en mensen die dat niet deden zou straffen. Rijkdom en gezondheid waren een teken dat God je goed gezind was. Armoede en ziekte waren een straf van God.

Maar wanneer het erom ging dat mensen zich zo goed mogelijk aan de regels van de wet zouden houden dan had een groot deel van het volk pech. Want een groot deel van het volk kon niet lezen en schrijven. Zij werden neerbuigend: “Het volk dat de wet niet kent” genoemd. Zij konden het volgens het volksgeloof niet goed doen in Gods ogen. Zij worden daarom “zondaars “genoemd. Zondaars met wie de Farizeeën niet aan een tafel willen zitten. En dat Jezus er heel anders over denkt laat hij zien door wel met hen aan tafel te gaan en met hen te eten. Jezus houdt van het volk dat de wet niet kent.

En nu de gelijkenis van de wijngaardenier.

De gelijkenis opent met de zin: “Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. “

Het punt van gelijkenis is dus de landheer, de eigenaar van de wijngaard. Jezus meent dat God op dezelfde wijze handelt als de landheer.

De druiven zijn rijp om geoogst te worden. Volle druiventrossen hangen aan de wijnstokken. De eigenaar van de wijngaard heeft druivenplukkers nodig om de oogst binnen te halen. Daarom gaat hij ’s morgens vroeg naar een plek waar dagloners naartoe gaan in de hoop dat iemand ze zal inhuren.

Ik zei het al Jezus houdt van provoceren. Hij wil dat mensen gaan nadenken. En wij hebben het niet meteen in de gaten maar door God te vergelijken met de eigenaar van een wijngaard provoceert Jezus al. De gewone man had namelijk een hekel aan landheren. Landheren waren stinkend rijk. Zij konden het zich permitteren om er een wijngaard op na te houden. De gewone man moest op zijn kleine lapje grond voedsel verbouwen om te overleven. De gewone man kon zich de luxe van een wijnstok niet permitteren. Een landheer was een grootgrondbezitter die een wijngaard kon aanleggen. Hij was al rijk wanneer hij dat kon en door de opbrengst van de wijngaard werd hij nog rijker dan hij al was.

Dus toen Jezus begon over de eigenaar van een wijngaard riep er al iemand: “Zo‘n rijke stinkerd zeker ! “Jezus vertelt door. De landheer ging om zes uur en huurde een aantal arbeiders in , om negen uur ging hij weer en om twaalf uur en om drie uur en om vijf uur.”

“Gierigaard ! “Schreeuwde er iemand. Hij had gelijk. De landheer wist ’s morgens al dat er een overvloed aan druiven geplukt zouden moeten worden. Hij zal er veel mee verdienen. Maar hij wil het onderste uit de kan. Hij wil zo min mogelijk geld aan arbeidsloon uitgeven. Daarom volgt hij het plukken op de voet. Iedere keer wanneer hij denkt dat de oogst toch niet voor de avond binnengehaald kan worden, haalt hij er weer een paar mannetjes bij.

Hij heeft totaal geen respect voor de dagloners. Wanneer hij om vijf uur voor de laatste keer een ploeg mannen wil inhuren, vraagt hij hen: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? “ “Rot kerel ! “roept iemand die naar het verhaal van Jezus staat te luisteren. “ Rot kerel ! “ Inderdaad: een rotvraag . Die dagloners staan al de hele dag te wachten op werk en blijven daar staan omdat ze geld nodig hebben o meen avondmaaltijd voor hun gezin te kunnen kopen. Ze staan daar niet voor lol!

 

Jezus vertelt door. Om zes uur wordt het donker en krijgen de dagloners hun loon uitbetaald. De arbeiders die pas om vijf uur begonnen zijn worden het eerst naar voren geroepen en krijgen een denarie uitbetaald. Daarop worden de mannen naar voren geroepen die de hele dag in de brandende zon hebben gewerkt. Omdat de arbeiders die maar een uur hebben gewerkt een denarie hebben gekregen verwachten zij veel meer te zullen krijgen. Maar ze ontvangen ook maar een denarie.

De luisteraars rondom Jezus spitsen hun oren: “He, waar gaat dit heen? Welke kant gaat Jezus op? “

De arbeiders die zich tekort voelen gedaan beklagen zich bij de eigenaar van de wijngaard: “Dit is niet rechtvaardig ! “Maar de eigenaar antwoordt hen: “We hadden toch een denarie afgesproken? Ik wil aan die laatste arbeiders nu eenmaal hetzelfde betalen als jullie. Ik mag toch doen met mijn geld wat ik wil? “

Met dit provocerende verhaal wil Jezus duidelijk maken dat God niet rechtvaardig is op de wijze waarop men dat ziet in het Joodse volksgeloof. Daar gelooft men dat God loon naar werken geeft. Wie zich goed houdt aan de regels van de wet wordt beloond met rijkdom en gezondheid. Wie dat niet doet wordt gestraft met armoede en ziekte. Wie de wet kent omdat hij of zij niet kan lezen of schrijven heeft pech gehad.

Wat Jezus duidelijk wil maken is dat het gaat om de mystiek kern van het Joodse geloof. Het gaat om de persoonlijke liefdevolle relatie met God. Jezus herinnert de mensen aan de Joodse samenvatting van de wet: “ Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf. “En naastenliefde is op maatschappelijk niveau sociale gerechtigheid.

De eigenaar van de wijngaard had ’s morgens vroeg moeten denken:

“Al die kerels hebben een gezin dat gevoed moet worden. Ik heb geld zat. Ik huur ze allemaal in. Dan heb ik mijn oogst vanavond binnen en ben ik blij en zijn zij blij. “

De gelijkenis eindig met de woorden: “De eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten. “De laatsten die de eersten zullen zijn is het gewone volk dat niet kan lezen en schrijven en daarom de wet niet kent. Met de gelijkenis maakt Jezus duidelijk dat zij kostbaar zijn in God ogen.

Amen.

6 december 2020

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

 

Lezing Johannes 1: 19-28
  Lucas 1: 26-38

Gemeente van Christus,

Gisteravond heb ik met mijn vrouw en dochters Sinterklaas gevierd. Dat riep bij mij de herinnering op van de Sinterklaasvieringen uit mijn jeugd. We zaten als gezin bijeen in de gezellig verlichtte, warme huiskamer. De gordijnen waren zowel voor als achter zorgvuldig gesloten. Mijn vader vertelde toen hij even de kamer uit geweest was, dat hij uit het raam sinterklaas op zijn witte paard over de daken had zien rijden. Met ontzag keken wij dan naar de gordijnen en wat er zich daarachter op dat moment afspeelde. Geen moment dachten we eraan om de gordijnen te openen. Dat durfden we niet. En dan opeens verscheen er een gehandschoende hand vanachter het gordijn die pepernoten rondstrooide. We gilden het dan uit van schrik. En tegelijkertijd vonden we het prachtig mooi!

Die huiskamer was een hele veilige plek maar opeens werd die veiligheid doorbroken door een hand van buiten. We waren bang en tegelijkertijd vonden we het prachtig.

Deze dubbelheid kenmerkt dikwijls ook religieuze ervaringen. Deze wereld en het gewone alledaagse leven daarin is voor ons een veilige plek waar we ons helemaal thuis voelen. Die veiligheid is fijn maar soms ook benauwend eentonig en saai. We verlangen naar meer. En soms wordt die alledaagse werkelijkheid dan plotseling doorbroken door een religieuze ervaring die van buiten komt. Plotseling worden we geraakt door de schoonheid van een landschap, door de zon op het water, door de geboorte van een kind of het overlijden van een dierbare en breekt die alledaagse werkelijkheid open en staan we oog in het oog met wat ons oneindig overstijgt. We worden geraakt door een mysterie. En dat mysterie wordt in de godsdienstwetenschap: “ mysterium fascinosum  et tremendum “ genoemd : een mysterie waardoor we gefascineerd worden maar ook een mysterie dat ons schrik aanjaagt.

Vorige week lazen we de aankondiging van de geboorte van Johannes, de wegbereider van Jezus. Terwijl Zacharias in de tempel was verscheen hem een engel die hem ondanks zijn hoge leeftijd de geboorte van een zoon aankondigde. En de tempel is voor zo’n belangrijke gebeurtenis als de aankondiging van de wegbereider van Jezus een waardige plaats zou je zeggen. Johannes zou een belangrijk man worden. De aankondiging van zijn geboorte verdient een belangrijke plek: in de hoofdstad Jeruzalem, in de tempel.

Je zou verwachten dat de aankondiging van de geboorte van Jezus daar ook plaats zou vinden. En je zou denken dat het heilige der heiligen waar God Zelf troonde dan de meest geschikte plek zou zijn. Maar nee, de aankondiging van de geboorte van Jezus vindt plaats in de hoofdstad in de imposante tempel maar in een kleine stad, in een eenvoudig huis.

Maria is daar aanwezig. Ze is in de veiligheid van haar huisje en ze zal in een alledaagse stemming geweest zijn. En wordt die veiligheid en die alledaagsheid opeens doorbroken van buitenaf. Plotseling verschijnt er een engel aan haar. En het vergaat Maria zoals het eenieder vergaat die opeens wordt geconfronteerd met het mysterium fascinosem et tremendum. Ze is gefascineerd en tegelijkertijd bang. Ze schrikt hevig wanneer de engel haar begroet met de woorden: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je. “

Maar tegelijkertijd vraagt ze zich verwonderd af wat die woorden van de engel te betekenen hebben.

Deze schrik heeft Mozes gevoeld toen hij voor de brandende braamstruik stond en God hem vanuit het vuur aansprak: “Mozes, Mozes, doe de schoenen van je voeren want de grond waarop je staat is heilige grond. Mozes bedekte zijn gezicht. Hij durfde niet naar God te kijken. Maar God stelt hem gerust en maakt duidelijk dat hij komt om te bevrijden en zegt: “Ik heb gezien de ellende van volk en daarom ben ik afgedaald om hen te bevrijden. “

Deze schrik heeft ook Jesaja gevoeld toen hij in een visioen voor de troon van God stond en God Zelf zag in verblindend licht en omringd door een schare van engelen. Jesaja riep het uit van schrik: “ Wee mij ! Ik moet zwijgen want ik ben een onrein mens die leeft te midden van een onrein volk! “Maar dan komt er een engel , hij neemt een gloeiende kool van het hemelse altaar, vliegt ermee naar Jesaja, raakt zijn lippen aan en stelt hem gerust. “

Zoals Mozes gerustgesteld werd en zoals Jesaja gerustgesteld werd zo wordt ook Maria door de engel gerustgesteld: “ Wees niet bang Maria, God heeft je Zijn gunst geschonken.”  Het mysterie van God is oneindig groot, een fascinerend en een vreeswekkend mysterie. God is de Heer van het heelal. De Schepper van het heelal. Je kunt ook zeggen de Vader of moeder van het heelal. Ontzagwekkend groot. Maar in Zijn ontmoetingen met de mens maakt God zich klein. Hij gaat voor ons door de knieën zoals een volwassen voor een kind door de knieën gaat om op ooghoogte met hem of haar te communiceren.

Zo overweldigt God Maria niet met zijn grootheid maar stuurt een engel die zo gauw hij Maria’s angst ziet haar gerust stelt met de woorden: “Wees niet bang Maria! “

Om de mens te kunnen ontmoeten maakt God zich klein, doet hij een stapje terug, Hij past Zich aan de mens aan. Dat blijkt ook uit de inhoud van de boodschap van de engel: “Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult Hem Jezus noemen. “ In Jezus maakt God zich klein . In Jezus komt hij ons op menselijke wijze tegemoet. We worden niet verpletterd door majesteit van God maar ontmoeten Hem op een wijze die we kunnen verdragen. We ontmoeten Hem in een medemens.

God verlangt ernaar ons te ontmoeten maar hij snapt dat Zijn Heerlijkheid voor ons te groot is om te kunnen verdragen. Daarom doet hij een stapje achteruit en schuift hij Jezus naar voren. God in menselijke maat. God die wij kunnen verdragen.

En wat doet Jezus? Ook Hij doet een stapje achteruit. Hij is vol van de Heerlijkheid van God. Dat wordt heel even zichtbaar bij de verheerlijking op de berg. Dan licht Zijn gelaat op en straalt zelfs zijn lichaam. Heel even wordt zijn heerlijkheid zichtbaar. Maar dit maar van korte duur. Jezus en Zijn leerlingen dalen de berg weer af. En daar doet Jezus een stap achteruit en schuift Hij de mensen naar voren die honger hebben of dorst: “ Wat je aan de minsten van Mijn broeders en zusters hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan. “

Daarom vindt de aankondiging van Jezus geboorte plaats niet in de imposante tempel in de hoofdstad maar in een kleine stad in een eenvoudig huis. Daarom wordt hij geboren onder armoedige omstandigheden: in een kribbe in een stal.

Ik wil eindigen met het gedicht van de Poolse dichter Tadeus Rozewicz dat ik ook in de Kerkentrommel geplaatst hebt. Het gaat over de Mensenzoon en gaat als volgt:

Ik heb hem gezien,

hij sliep op een bank

met het hoofd op een plastic tas.

De jas die hij droeg was purper

en leek op een oude deurmat.

Op zijn hoofd had hij een muts met oorkleppen,

aan zijn handen zaten paarse handschoenen

waaruit een wijsvinger stak.

Ik heb hem gezien in het park

naast een naakt boompje

dat aan een paaltje vastzat.

Ik zag een bierblikje

en een stuk maandverband

dat aan een wilde rozenstruik hing.

Gekleed in drie truien

zwart, wit en groen

( en alle drie verschoten )

sliep hij vredig de slaap van een kind.

Ik voelde in mijn hart

( ik dacht niet maar voelde ):

“Dit is de Plaatsvervanger van Jezus op aarde

En misschien wel de Mensenzoon zelf. “

Amen.

 

 

 

6 september 2020

Voorganger: ds. Dick van der Vaart
Lezing Joh.15, 1-5 en 9-17

Wilma en Erna,|
Paulus schrijft in Galaten 5:13 aan de christenen in Galatië:
“ U bent geroepen om vrij te zijn. “
Vandaag de dag waarop jij Wilma gedoopt bent en jij Erna belijdenis van je geloof gedaan hebt, herhaal ik deze woorden en spreek ze uit voor jullie:
“ Jullie zijn geroepen om vrij te zijn. “

En ik spreek ze ook voor de mensen in de kerk en voor de mensen thuis:
“ Jullie zijn geroepen om vrij te zijn. “

Dikwijls worden mensen gevangen gehouden door een negatief zelfbeeld en door negatieve gedachten over zichzelf : “ Ik ben te klein, te groot, te dik , te dun, te jong, te oud, niet mooi genoeg niet slim genoeg, mijn geloof is niet groot genoeg, ik zet me te weinig in voor mijn medemens, ik ben jaloers, afgunstig, ik ben open en aardig, ik ben niet spontaan, ik ben egocentrisch, ik denk altijd eerst aan mezelf, ik heb boze gedachten en gevoelens enzovoort ,enzovoort.

En uit dit negatieve zelfbeeld vloeit dan voort dat we ons met alle kracht inzetten om te veranderen. We willen een mooier, beter, vriendelijker mens worden. En naar God toe : we willen een mens worden die door Hem kan worden aanvaard, we willen een mens worden die door Hem kan worden bemind.

En daarom zetten we ons in de voor de medemens, voor een goed doel of voor de kerk. Daarom gaan we naar de sportschool om slanker of gespierder te worden. Daarom gebruiken we allerlei make-up en middeltjes enzovoort, enzovoort.

En zo houden we onszelf gevangen in een cirkel van negatieve gedachten en gevoelens over onszelf en proberen we door grote inspanning ons bestaansrecht te verwerven.

Maar wanneer je probeert om jezelf aanvaardbaar te maken door jezelf te veranderen dan is die poging tot mislukken gedoemd. Want stel dat het je lukt om te veranderen dan nog blijft het onderliggende gevoel dat niet je in wezen niet goed was en er nu alleen maar mag zijn omdat je wie je wezenlijk bent wegdrukt en doet alsof je anders bent. Maar je blijft natuurlijk dezelfde.

En dan is de cirkel rond. Je bent gevangen in een vicieuze cirkel. Je bent niet vrij. En daarom is het zo bevrijdend om te horen wat Paulus ons toeroept: “ Jullie zijn geroepen om vrij te zijn ! “

Doorbreek die negatieve gedachten over jezelf. Stop met al die pogingen om jezelf aanvaardbaar te maken voor God, je medemensen en jezelf. Laat het tot je doordringen dat je mag leven in het licht van God. Laat het tot je doordringen dat hij met liefdevolle ogen naar je kijkt. Laat het tot je doordringen dat je een prachtig en waardevol mens bent !Laat het tot je doordringen dat je een door God geliefd mens bent.

In de woorden van Johannes 15 : “ Laat het tot je doordringen dat je een rank mag zijn aan de wijnstok. Dat is een heel zonnig beeld. Dat roept het beeld op van een wijngaard die op de helling van een heuvel baadt in het licht van de zon. Vanuit de wijngaard heb je een prachtig zicht op het groene dal, op de witte huizen. Om je heen zie je grote druiventrossen die glanzen in het licht van de zon. De druiven zullen door vrolijk zingende arbeiders worden geplukt. De druiven zullen worden geperst . De sap wordt in vaten gegoten en zal gisten tot wijn. De wijn zal worden gedronken aan eettafels en op bruiloftsfeesten door vrolijke, onbezorgde mensen.

Wij mogen ranken zijn aan de wijnstok . Wij mogen vrucht dragen. Het mooie van dit beeld is dat het geen inspanning vraagt van de wijnrank. Wanneer de rank verbonden blijft met de wijnstok dan zorgen zon en regen voor het groeien van de vruchten. De rank hoeft zich slechts te koesteren in het licht en de warmte van de zon en zich te laten verfrissen door de regen. Wie wil er nu geen wijnrank zijn ?

Jezus legt uit wat Hij met zijn beeldspraak bedoelt. Hij zegt: “ Mijn Vader is de wijnbouwer, Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Wanneer jullie verbonden blijven met mij dan kunnen jullie vrucht dragen.

Een prachtig beeld maar het mooie beeld wordt verstoord doordat er allerlei negatieve kerkelijke theologie op geprojecteerd wordt.

In  Johannes 15 lezen we : “Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij. “ Maar het Griekse woord dat vertaald wordt als “ snijdt hij weg “ kan heel goed anders vertaald worden. Je kunt net zo goed vertalen: “ Iedere rank die geen vrucht draagt neemt Hij op. “

Dat sluit heel goed aan bij psalm 80 waar de wijnstok gebruikt wordt als beeld voor het volk Israël. De psalmdichter zegt daar tegen God: “U hebt een wijnstok uitgegraven in Egypte. U gaf hem een ruime plek. Hij schoot wortel en vulde het land. “

Dat roept het beeld op van God die liefdevol neerknielt bij de wijnstok in Egypte. Hem heel voorzichtig uitgraaft , hem dan als een grote kostbaarheid in beide  handen neemt en hem plant in het beloofde land.

Wanneer een rank geen vrucht draagt dan snijdt God die rank niet weg maar neemt hij hem heel zorgvuldig met beide handen op, wast hem en bindt hem op zodat hij wel vrucht kan dragen.

Zo liefdevol gaat de Vader met Zijn wijnranken om.

Het beeld van de wijngaard en de wijnstok is en bekend beeld in het O.T. maar hoe hebben de tijdgenoten van Jezus deze beeldspraak van Jezus opgevat. Hoe hebben zij deze geïnterpreteerd ?

Voor een antwoord op deze vraag moet u het volgende weten. In het hart van de tempel in Jeruzalem was heilige der heiligen. De ruimte waarvan men geloofde dat God Zelf er verbleef. En boven de ingang van het heilige der heiligen hing een gouden wijnrank zo groot als een volwassen mens. De wijnrank bracht je in de directe Nabijheid van God.

Deze gouden wijnrank boven het heilige der heiligen zal Jezus ertoe hebben gebracht om tegen zijn leerlingen te zeggen: “ Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als jullie met mij verbonden blijven zullen jullie veel vrucht dragen. “

Welke vruchten worden er door de ranken voortgebracht die verbonden zijn met de wijnstok Jezus ? Dat lezen we in Galaten 5: 22 en 23 : “ De vruchten van de Geest zijn liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. “

Wanneer u een negatief zelfbeeld hebt, wanneer u negatieve gedachten over u zelf hebt, wanneer u het gevoel hebt dat u niet goed genoeg bent zoals u bent, wanneer u denkt hard te moeten werken aan zelfverbetering doorbreek dan de vicieuze cirkel van het in negatieve gedachten rondcirkelen rond u zelf.

Stel u voor dat u een rank bent aan een wijnstok die op een zonnige heuvel staat met een prachtig uitzicht op het dal. U hoeft niets te doen, u hoeft er alleen maar te zijn, u hoeft u alleen maar  te laten  verwarmen door het licht van de zon en u hoeft u alleen maar te laten verfrissen door milde regen.

U hoeft de liefde van God  die zichtbaar, hoorbaar en voelbaar werd in Jezus, alleen maar tot uw hart door te laten dringen. En zonder veel inspanning, moeite en pijn zullen de vruchten van de Geest aan en in u groeien ! Amen.

 

7 juni 2020, online_dienst met beperkt aantal gemeenteleden

Lezingen:

1e Lezing oude testament Psalm 121

2e lezing nieuwe testament Mattheus 28: 16-20

Voorganger: Ds. Dick van der Vaart

 

 Drie-eenheid: een verwarrend maar zinvol begrip

Een paar jaar geleden kwam er in de kerk in Uden een groep kinderen van de Islamitische basisschool op bezoek. Prachtige kinderen met zwarte haren en donkere ogen. Ze kregen eerst wat te drinken en daarna gaf ik ze een rondleiding door de kerk. De kinderen waren opvallend beleefd. Je merkte dat ze geleerd was om respect te hebben voor ouderen, voor meesters en juffen en ook voor mij. Ik vermoed dat ze me als een soort Iman zagen. Wat ook opviel hoe geïnteresseerd en leergierig ze waren.

Bij het doopvont aangekomen vertelde ik ze dat ouders met hun kind naar de kerk komen om het te laten dopen en dat ik dan water over hun hoofden sprenkel en zeg: “Ik doop je in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. “

En voor ik wist zat ik toen in een theologische discussie met basisschoolkinderen. “Maar meneer, God kan toch helemaal geen Zoon hebben? Hij is toch geen mens? “En “Er is toch maar één God en niet drie? “Prachtig hoe die jonge kinderen zich met theologische vragen bezig hielden !

De verwarring die het begrip Drie-eenheid en de namen Vader, Zoon en Heilige Geest bij deze kinderen opriep komt heel veel voor. Zoveel dat sommigen zeggen: “Schaf dat begrip Drie-eenheid maar af. Het schept meer verwarring dan dat het helderheid verschaft.

Maar dat zou denk ik toch heel jammer zijn. Want de namen Vader, Zoon en Heilige Geest duiden in een notendop toch iets aan van het grote mysterie van God. Ook maken ze duidelijk hoe God zich verhoudt tot Zijn Zoon Jezus en tot de mensheid en welke rol de Heilige Geest hierbij speelt.

Daarom zou ik samen met u de namen Vader, Zoon en Heilige Geest tegen het licht willen houden. En ik hoop dat u de samenhang van de namen weer duidelijk wordt en u de zin en de schoonheid ervan opnieuw zult zien.

VADER

Allereerst God de Vader.  De naam “Vader” duidt aan dat hij de Vader is van alle leven: de Schepper. De Schepper van zon, maan en sterren, de Schepper van paradijselijke oorden, de Schepper van zeeën, oceanen, rivieren, beekjes bergen, bloemen, dieren, mensen en noem maar op: de schepping in al haar schoonheid.

Wanneer je kijkt naar de schepping dan zie je dat de schepping twee aspecten heeft dode materie en levende organismen. Dode materie: rotsen, zand, kalk, zout, diamant. Maar er is ook leven: planten, dieren, mensen.

Nu lijkt het erop dat je in de schepping een proces kunt zien van steeds toenemende vrijheid:

Materie leeft niet, is dood, kan niet bewegen, is niet vrij om te gaan of staan waar het wil. Materie is niet vrij.

Maar planten leven, ze kunnen hun gezicht, hun hart, toewenden naar de zon, overdag openen ze hun bloembladeren, ’s avonds sluiten ze deze weer. Ten opzichte van materie een groei aan vrijheid.

Dieren zijn weer vrijer dan planten. Dieren kunnen zich bewegen, ze kunnen gaan en staan waar ze willen. Ze kunnen aanvallen of op de vlucht slaan. Ze zijn vrijer dan planten maar hoe vrij ook, hun gedrag wordt bepaald en beperkt door hun instincten. Ze kennen geen kunst of cultuur. Ze kunnen niet denken. Ze hebben geen keuzevrijheid.

Dan de mens. De mens is weer vrijer dan dieren. De mens kan zich bewegen, gaan en staan waar hij of zij wil, denken, doelen kiezen noem maar op. In tegenstelling tot het dier is de mens niet beperkt door zijn instincten: een mens kan in vrijheid kiezen, is in staat tot kunst en cultuur. Dat is prachtig: de mens is tot heel veel instaat. “U hebt hem bijna goddelijk gemaakt! “Roept de dichter van psalm 8 uit.

Met de eerste naam van God, “God de Vader” wordt bedoeld dat God de Schepper die de schepping  heeft voortgebracht als een proces van steeds groter wordende vrijheid.

Dan nu de tweede naam van God: de Zoon

De leerlingen van Jezus waren Joden. Ze waren opgegroeid met het geloof in God als Schepper. Toen ze Jezus ontmoetten, toen ze zagen hoe liefdevol en vriendelijk en zachtmoedig en vol mededogen Hij was toen riepen ze uit: “Zó moet God de mens hebben bedoeld toen hij hem schiep. In deze mens zal God zich herkennen zoals een Vader zich herkent in zijn Zoon.”

En dan nu de derde naam van God: de Heilige Geest.

Zonet sprak ik over de steeds groter wordende vrijheid die zichtbaar wordt in de schepping, wanneer je kijkt naar de ontwikkeling van dode materie, naar levende planten, naar dieren en naar mensen. De mens lijkt de láátste in deze reeks te zijn omdat de vrijheid in de mens zijn hoogtepunt lijkt te hebben bereikt. Maar Jezus laat ons zien dat het proces van toenemende vrijheid in de mens nog niet voltooid is. De voltooiing gebeurt pas in Hem.

De vrijheid van de mens is gróót. Maar onze vrijheid is  nog niet zo groot als die van Jezus. Onze vrijheid wordt nog dikwijls beperkt door hebzucht, eerzucht, machtsdenken, jalousie, afgunst noem maar op.

Uit de verhalen over Jezus blijkt dat hij een wérkelijk vrij mens was. Hij was vrij van deze egocentrische emoties. Hij was liefdevol, zachtmoedig, vol mededogen. Toen de Satan Hem in de woestijn driemaal in verzoeking bracht, wees Hij hebzucht, heerszucht en eerzucht af. Daarmee werd hij een werkelijk vrij mens. Op het menszijn dat Hij in de praktijk bracht bleek de schepping te zijn gericht. In Hem bereikte de schepping zijn voltooiing. Hij was de kroon op de schepping.

In Jezus laat God zien hoe ook wij vrij kunnen worden. Vrij om lief te hebben, vrij om zachtmoedig te zijn vrij om zorgeloos te zijn, vrij om meedogend te zijn, vrij om barmhartig te handelen. Vrij om zonen en dochters van God te worden.

De Heilige Geest

Wat is nu de Heilige Geest?  De Heilige Geest is die beweging van steeds toenemende vrijheid door de schepping heen. De Heilige Geest stuwt dat proces van toenemende vrijheid in de schepping en in ons voort. De Heilige Geest werkt in ons, maakt ons vrij, schept ons naar het beeld en gelijkenis van de Zoon zodat wij zonen en dochters van God worden. Dus: dode materie, levende planten, bewegende dieren, bijna vrije mensen en de kroon op de schepping mensen die zo vrij zijn dat ze zonen en dochters van God genoemd kunnen worden. Bijna goddelijk, vrienden van Jezus, kinderen van God.

Appél

Ons levensdoel is: door de stuwkracht van de Geest vrij te worden als Jezus, vrij om lief te hebben, onbevooroordeeld te zijn, barmhartig te handelen, zorgeloos te leven. Laten we ons openstellen voor God opdat zijn Geest in ons kan werken en ons vrij kan maken!

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen!

 

 

 

 

 

 

 

 

8 november 2020, dankdag

Preek van ds.Dick van der Vaart

 Liturg: Syts Schouten-Bouma

Lezing:
Fragmenten uit Psalm 65 en 67
Matteus 25, 14-30

Gemeente van Christus,
Samen met Zijn leerlingen zit Jezus op de Olijfberg. Ze zitten heerlijk in de zon en genieten van het mooie uitzicht en de rust. Ze genieten van de rust want Jezus wordt altijd omringd door veel mensen. Nu zijn ze even onder elkaar en kunnen ze rustig met elkaar praten. Jezus voelde dat Hij binnenkort gearresteerd zou worden en hij vreesde te zullen worden vermoord. Hij deelde deze vrees met zijn leerlingen maar zei hen ook dat ze vertrouwen moesten hebben. Dat het mogelijk was dat hij vermoord zou worden maar dat Hij geloofde dat zijn dood niet voorgoed zou zijn. Dat Hij, hoe gek het ook klonk, op de één of andere wijze zou terugkeren.

De leerlingen van Jezus vragen Hem dan wat er zou gebeuren wanneer Hij zou terugkeren. Zou het koninkrijk van God dan aanbreken?

Jezus antwoordt met de gelijkenis van de talenten die we net met elkaar gelezen hebben. In een gelijkenis wordt het ene vergeleken met het andere. De gelijkenis begint dan ook met de woorden: “Het zal zijn als met een man die op reis ging… “, hiermee bedoelde Jezus Zichzelf. Hij zou een lange reis aanvaarden. Hij zou sterven.

En Jezus zei dat de man die op reis ging zij bezit toevertrouwde aan zijn dienaren. Hiermee bedoelde Jezus zijn volgelingen.

Aan de één gaf de man vijf talenten, aan de ander twee en aan een derde één talent. Een talent was een grote hoeveelheid geld. Het stond voor 14 jaarsalarissen van een arbeider. Het gaat in de gelijkenis dus om groot geld.

 Even terzijde: ons woord “talent “in de betekenis van:
“gave, aanleg “, is afkomstig uit deze gelijkenis. Hieruit blijkt maar weer dat voor een goed begrip van de Nederlandse taal een goed bijbel kennis noodzakelijk is.

De man die vijf talenten ontving ondernam actie, ging handeldrijven en verdiende er vijf talenten bij. De man die twee talenten ontving, verdiende er ook twee bij. Maar de man die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te begraven. Hiermee deed de laatste man geen kwaad. In de geschriften van de rabbijnen werd het begraven van kostbaar goed dat iemand in bewaring gegeven werd juist aanbevolen als zorgvuldig handelen.

En dan lezen we “Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. “ Mattheus schreef zijn evangelie ongeveer 70 jaar na de dood en opstanding van Jezus. Vlak na Jezus’ dood en opstanding leefde men in een roes. En men leefde in de blijde verwachting dat Jezus snel zou terugkeren. Maar nu waren er al 70 jaren verstreken en Hij was er nog niet. Het duurde wel lang! En daarom schrijft Mattheus: “na lange tijd keerde de heer terug . “

“Hij vroeg rekenschap aan zijn dienaren “,staat er. Dat klinkt mij niet sympathiek in de oren. Dat klinkt wat dreigend. En dreigende taal hoort niet thuis in het evangelie. Ik vraag me af of het niet anders vertaald kan worden.

De man die vijf talenten ontvangen had zegt: “Heer u hebt mij vijf talent in beheer gegeven en ik heb er vijf bij verdiend. “Je bent een goede en betrouwbare dienaar! “, zegt de heer. Wees welkom bij het feestmaal. Bij de man die twee talenten ontvangen had gaat het net zo. Maar de man die maar één talent ontvangen heeft zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant en uit angst heb ik uw talent begraven, alstublieft, hier hebt u het terug.”

“Je bent een slechte en een laffe dienaar! “, antwoordt de heer. “Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente ontvangen hebben! “En dan wendt hij zich tot de omstanders en zegt: “Pak hem dat talent af en geef het aan de man die er tien heeft. Want wie heeft zal nog meer krijgen. En gooi die nutteloze dienaar eruit! “

Ik hou niet zo van deze gelijkenis. De sfeer die het oproept is toch een beetje bedreigend. Dat kan toch de bedoeling niet zijn. God is liefde en liefde drijft alle vrees uit. De schoonheid van de gelijkenis ligt niet aan de oppervlakte maar wanneer je dat dreigende laagje eraf schraapt komt toch iets moois tevoorschijn.

Wat bedoelde Jezus met de talenten die Hij aan de dienaars toevertrouwde? Dat zijn niet de talenten van de dienaars. Dat zijn niet hun gaven. Dat zijn niet de dingen waar zij goed in zijn. Nee, de talenten zijn de vruchten van de Heilige Geest: liefde, vreugde, vrede, vriendelijkheid, goedheid, zachtmoedigheid, rechtvaardigheid en het opnemen voor de vreemdeling, de weduwe en de wees.

Het goede nieuws is dat wij die vruchten van de Geest niet door eigen inspanning kunnen verkrijgen. Die vruchten moeten groeien in ons. De beeldspraak van het groeien is veelzeggend. Wanneer je gras gezaaid hebt, dan moet je wachten op zon, wind en regen. Je moet wachten tot het zaad ontkiemt en wanneer dat gebeurt moet je nog meer geduld opbrengen: je kunt het gras niet uit de kiem trekken om de groei te versnellen.

Zo is het ook met de vruchten van de Heilige Geest die in ons kunnen groeien. Die kunnen wij er niet uittrekken. De groei kunnen we niet versnellen. We moeten geduld hebben en wachten op de regen van de doop, de zon van Gods liefde en de wind van de Heilige Geest die voor de groei moeten zorgen. Het evangelie spreekt ons niet aan op het niveau van de wil maar op het niveau van de ziel.

Jezus vertrouwt ons de vruchten van de Heilige Geest toe. Hoe doet Hij dat? Door Zichzelf, door ons voor te leven hoe Hij leefde. Door ons voor te leven hoe hij leefde in liefdevolle verbondenheid met God.

Wij worden met een ego. Wij worden geboren als egocentrische mensen. Let wel: egocentrisch is niet egoïstisch. In het laatste zit een negatieve veroordeling. Ons egocentrisme is een gave van God. Dankzij ons egocentrisme overleven wij. Toen we hulpeloze baby’s waren en we honger kregen zette ons ego ons aan tot huilen waardoor onze moeder kwam om ons te voeden. Ons ego, ons egocentrisme hielp ons overleven. Toen we kleuter waren, al konden lopen en in principe ver weg hadden kunnen lopen, bleven we toch dicht bij onze moeder, we werden bang als we haar niet meer zagen, ons ego, ons ego werd bang en hielp ons overleven, op school spanden we ons in omdat ons ego wist dat we later zelf voor onze overleving in de samenleving zouden moeten zorgen, we zouden zelf ons brood, kleding en een dak boven ons hoofd moeten verdienen. Ons egocentrisme zorgde ervoor dat we een plaats in de samenleving kregen.

Dat egocentrisme is en gave van God maar ons ego wordt gekenmerkt door angst. Angst in dienst van de overleving maar toch angst.

Wat is nu het talent dat Jezus ons toevertrouwt? Wat heeft hij ons voorgeleefd? Jezus leeft ons voor hoe wij ons angstige ego kunnen toevertrouwen aan God. Jezus Zelf had zijn ego toevertrouwd aan God. Tijdens zijn leven leerde Hij zich meer en meer toevertrouwen aan God, tot het moment dat hij dat volledig kon en uitriep aan het kruis: “ In Uw handen beveel ik mijn geest ! “ Jezus leefde voor hoe een mens van angst tot overgave kan komen.

Dat is ook de betekenis van Jezus die over het water liep. Het donkere, diepe water waarin je kopje onder kunt gaan roept natuurlijk angst op, is het symbool van angst. Jezus loopt over het water. Hij vertrouwt erop dat het water Hem zal dragen. Petrus stapt uit de boot. Hij kijkt naar Jezus die vol vertrouwen op het water staat. Maar dan wendt hij zijn blik van Jezus af, kijkt naar beneden, ziet de donkere waterdiepte, wordt bang en zinkt weg. Gelukkig grijpt Jezus zijn hand.

Jezus, voorbeeld kan ons leren te vertrouwen op God. We hoeven dan niet meer angstig om onszelf heen te cirkelen. We hoeven niet alleen meer bezig te zijn met overleven. Ons ego kan zich wat ontspannen. We kunnen opgelucht ademhalen.  Er kan ruimte komen voor God en medemensen. We krijgen de God en de medemens in het oog. We worden geraakt door wat onze medemensen overkomt. We zien hun vreugde en zijn blij met wie blij zijn. We zien hun verdriet en treuren met hen die treuren. Dat raakt ons. We worden innerlijk gemotiveerd om hen te helpen. Niet het gebod dat van buiten klinkt : Heb uw naaste lief   maar ons spontane gevoel motiveert ons de medemens te helpen en met hem of haar blij te zijn.

Het talent dat Jezus ons toevertrouwt is het talent van zijn voorbeeld hoe een mens vanuit de angst tot vertrouwen kan komen en vanuit een angstig rondcirkelen rond zichzelf kan komen open te staan voor God en medemens.

Hoe zien wij dit in de gelijkenis?
Tegen de dienaren die hun talenten verdubbeld hebben zegt Jezus: “Je bent een goede en een betrouwbare dienaar. Het woord “betrouwbare “ is een vertaling van het Griekse woord “pistis“ dat dikwijls als “ geloof  “ vertaald wordt maar dat beter als “vertrouwen “ vertaald kan worden. “Ik geloof in God “ betekent : “Ik vertrouw mij toe aan God. “De twee dienaren die de talenten die hen toevertrouwd waren verdubbelden, vertrouwden zich toe aan God. Hun ego ontspande zich. In hen konden de vruchten van de Geest gaan groeien in het licht en de warmte van de zon van God, bevloeid door het water van de doop en in de wind van de Heilige Geest.

De man die de talenten die aan hem waren toevertrouwde begroef in de zon was bang voor zijn heer. Hij bleef gebonden aan de angst. Hij bleef gebonden aan zijn ego. Hij durfde zich niet toevertrouwen aan God. Maar dan ontstaat er gen ruimte voor de groei van de vruchten van de Geest. Dan kun je de zon van Gods liefde niet voelen. Dan kun je de wind van de Heilige Geest niet door je waaien.

Mattheus eindigt de gelijkenis met een dreiging. Hij laat de heer zeggen tegen de dienaars: “Die nutteloze dienaar, gooi die eruit. In de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetand.” Ik zeg heel duidelijk dat Mattheus de gelijkenis op deze dreigende manier laat eindigen. Ik heb God leren kennen als een God van liefde. In de evangeliën lees ik hoe liefdevol Jezus met mensen omgaat. Jezus kan zulke dreigende taal niet gesproken hebben. En het past ook helemaal niet bij de inhoud van de gelijkenis die juist gaat over de overgang van angst naar vertrouwen. Dat bereik je niet door dreiging. Dreiging roept alleen maar meer angst op.

Gemeente:

Liefde verdrijft iedere vrees. God is liefde. Vertrouw u toe aan Hem zodat de vruchten van de Geest in u kunnen gaan groeien.

Amen.

 

 

9 augustus 2020

Zondag 9 augustus 20-20

Preek over Mattheüs 14: 22 – 33.
 Voorganger: ds. A. Linde
Lezen:
Exodus 3: 9 – 14
Mattheüs 14: 22 – 33.

Tekst: Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’

Verhalen

Oerwateren.

De bijbel kent verschillende verhalen over wind en storm. En over het woeste water, de verslindende zee waar geen mens tegenop kan. De oerwateren bij de schepping…. Noach en de zondvloed…, Jona…, de symboliek in de Psalmen…….

De zee, het water, de vloed, is een gevaarlijke en bedreigende macht. Voor je het weet wordt de bewoonbare aarde overspoeld. En dan gaat het leven verloren.

In de Griekse mythologie heb je Poseidon, de God van de zee. De oude Romeinen noemden hem Neptunus. Hij is even onstuimig en onberekenbaar als de zee zelf. Hij wordt altijd afgebeeld met zijn staf, een drietand.

Neptunus

Daarmee kan hij stormen, overstromingen en aardbevingen veroorzaken. Hij kan rotsen splijten, en schepen verpletteren. Hij wordt wel de aardschudder genoemd. Tegelijk is hij ook de beschermheer van alle schippers en vissers. Deze bidden tot hem om een gelukkige vaart en een rijke visvangst. Als ze een goede vangst en een behouden thuiskomst hebben, brengen ze hem offers.

Ze moeten hem wel te vriend houden. Maar wat heb je aan een godheid die even onberekenbaar en grillig is als de zee zelf? Je weet het maar nooit met de zee. En ook niet met de goden van de zee.

Maar het verhaal in Mattheüs is een ander verhaal.

  1. Angst voor spoken.

Jezus zegt zijn leerlingen dat ze naar de overkant van het meer moeten varen.

Maar ze komen in een storm terecht en maken angstige momenten mee. Tegen het einde van de nacht komt Jezus naar hen toe. Lopend over het meer.

Als de leerlingen dat zien, raken ze volkomen in paniek. Ze zijn al bang en de ene angst roept de ander op. Een spook, …. ze schreeuwen het uit van angst.

Als je al bang bent, zie je eerder spoken. Net als een kind in het donker. Als het licht is, en als je je veilig voelt, zie je nooit een spook. Dan geloof je niet eens in spoken. Maar, o dat zelfvertrouwen, dat kan zomaar wankelen.

 

  1. Hou vast

Tegenover de angst klinkt dan ‘meteen’ de stem van Jezus. ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ Jezus wil de angst geen enkele ruimte geven. Blijf kalm, laat je niet intimideren, houdt moed…… .  ‘Ik ben het, vrees niet!’ Deze woorden zijn in de bijbel een anker van houvast. Soms moet je je ankers uitgooien om je schip en je leven te redden.

‘Ik ben het!’

Dat woord is een dragende grond voor het  volk Israël.

God zei het tegen Mozes, toen hij de opdracht kreeg naar de Farao te gaan. Hij moest de Farao vertellen dat hij het slavenvolk vrij moest laten. Maar wie is die God dan wel die hem roept? Maar God zegt: Wie ik ben? Ik ben die Ik ben. En zeg maar tegen je volksgenoten: Ik Ben heeft mij naar jullie toegestuurd. ‘Ik zal er zijn’, zegt de Nieuwe Bijbelvertaling. Ik ben het, zegt Jezus.

En het kan niet anders, of de leerlingen denken aan de Naam, de Naam van God. Veel angsten vergezellen mensen op hun levensreis. Maar als God er is, zijn er geen spoken meer.

 

  1. Wees niet bang.

Daarom nog zo’n ankerwoord: wees niet bang. Vrees niet! staat er, Wees niet bevreesd. Soms komt God naar mensen toe. We zien dat in het OT een aantal keren gebeuren. Ze zijn doodsbang voor zo’n onbekende goddelijke verschijning. Hoe moet je het interpreteren, zo’n goddelijke macht, soms in wind of vuur, soms in de stilte, soms zomaar iets dat over je komt….? Het is toch geen spook?

Maar God geeft die angst nooit de ruimte. Altijd klinkt meteen: Vrees niet, wees niet bevreesd, wees niet bang….

Twee grondwoorden dus, voor ons vandaag, twee ankerpunten.

Twee grondwoorden, twee ankerpunten:

1. Ik Ben er, Ik ga mee……

2. Vrees niet, wees niet bang…….

Woorden die vertrouwen willen geven.

 

  1. Petrus.

Petrus pikt dat gevoel van vertrouwen direct op. En impulsief als hij is, wil hij ook over het water lopen, naar Jezus toe.

 

Icoon.

Maar als hij beseft hoe sterk de wind is wordt hij bang. Hij zakt door het water.  En dan steekt Jezus hem de hand toe. Zo leert hij dat het voldoende is dat Jezus naar hem toekomt. God zoekt de mens.

 

  1. Een verhaal vol symboliek.

Het is een verhaal vol symboliek. De storm en het water staan voor de machten die mensen bedreigen. Een zee van angst overspoelt de mensen, altijd weer. In het Scheppingsverhaal lezen we daarom dat de chaos wordt bedwongen als God spreekt. En in Openbaring lezen we over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde: de zee is er niet meer. God staat boven de levensbedreigende en vernietigende machten. Nee, we zijn niet overgeleverd aan de grilligheid en onberekenbaarheid van goden als Poseidon of Neptunus. De God van Israël is ook de God van de zee.

‘U bent werkelijk de Zoon van God’, zeggen de leerlingen als de zee stil wordt.

Het schip staat in de traditie symbool voor de kerk. Het scheepje onder Jezus’ hoede. We komen wel in de veilige haven.

Het schip staat ook wel symbool voor de levensreis. Het stormt ook volop in onze wereld vandaag. Een kalme reis is voor veel mensen geen dagelijkse werkelijkheid. We zagen nu weer schokkende beelden uit Beiroet in Libanon.

Ook in het binnenste van een mens kan het stormen. En ook tussen mensen, en ook tussen volken kan er een harde wind opsteken. Ik heb het nieuwste boek van Geert Mak gelezen. Je schrikt ervan hoe hard het stormt in de wereld, in Europa. Hoe we dreigen weg te zinken in de golven van de geschiedenis, in de chaos. Het kan zomaar gebeuren, letterlijk ook. Mensen op drift zijn die verdrinken in de zee.  Mensen die zien hoe door de klimaatverandering de zeespiegel stijgt… en hoe hun land onbewoonbaar wordt.

Kunnen we nog ergens op vertrouwen! Met angst is  op zich niets  mis. Maar we mogen niet wegzinken in angst. Het is een morele plicht om dat niet te doen. Want dan is de wereld verloren.

Petrus moet niet kleingelovig zijn, dat is: niet klein van vertrouwen. Het is een tekst van vertrouwen.

Ik zei: de tekst biedt ons twee ankerpunten aan. Maar nu zijn het er drie: de twee uitspraken van Jezus: Ik Ben erbij en vrees niet. En als derde de hand van Jezus die Petrus beetpakt en uit de diepte trekt.

Drie ankerpunten:

1. Ik Ben er, Ik ga mee……

2. Vrees niet, wees niet bang…….

3. De hand van Jezus……..

 

  1. ‘Ik Ben het’.

De dreiging van de zee en van de natuurkrachten……, die dreiging staat ook voorde dreiging van de geschiedenis…… Waar vaart de wereld heen? Vaak genoeg kijkt de wereld in de diepte. Vandaag kennen we de angst voor het coronavirus. De angst voor het inzakken van de economie. Voor het verlies van werk en omzet. Angst. De wereld is er vol van. En het menselijk hart ook.  De wereld en de politiek wankelen, in veel opzichten.  Grote machten die niemand in de hand heeft, lijken de baas.

En probeer dan maar niet om over water te lopen.

Zoveel overmoed en stoerheid is contraproductief.

Maar ga ook niet in spoken geloven.

Die spoken, dat zijn vandaag misschien wel de complotdenkers. Of het fakenieuws, het bedrog van de alternatieve feiten. Dat alles wil ons angst aanjagen.  Laat het niet gebeuren!

Jezus zegt: Ik ben het, wees niet bang, hier is mijn hand.  De leerlingen zijn verwonderd. Ze roepen uit: U bent werkelijk de Zoon van God. De kerk heeft daar een dogmatische uitspraak van gemaakt. Maar dat is het natuurlijk niet.

Het is een uitroep van diepe verwondering. Van diepe geruststelling ook.  Als Jezus zegt: Ik Ben het, herkennen ze Hem als de Zoon. God hoorde immers het roepen van de Israëlieten in Egypte. En toen liet Hij weten: Ik Ben er, Ik Ben er bij, Ik hoor het. Dat horen ze, als Jezus zegt: Ik Ben het. Wie dat zegt moet wel een Zoon zijn van de Vader. Hij doet immers hetzelfde als de Vader. Hij hoort het roepen.

De Zoon, die net als God verantwoordelijk wil zijn voor de redding van de wereld.

 

  1. Helpende handen.

Geert Mak laat in zijn boek nog iets zien. Naast al die menselijk onmacht, naast al dat falen is er nog iets. Iets te midden van al die dreigingen waarbij het niet lukt het schip waarin de wereld zit veilig in de haven te krijgen. Geert Mak laat ook zien dat er heel veel mensen zijn met helpende handen. Altijd weer die toestekende handen, Gods handen zijn het, Gods hand. Ik dacht: dat is Gods hand in de geschiedenis.  Hoe groot de dreigingen ook zijn……, …. Hoezeer de angst ook op de loer ligt…., ….. Zolang er zulke mensen zijn, hoeft de angst niet te regeren. Op het journaal konden we de mensen in Beiroet zien die een bezem pakten en begonnen met opruimen.

Geen misplaatste stoerheid van over water lopen en zo. Maar gewoon aan de slag gaan.  En vertrouwen dat dat het goede is.  Zolang er zulke mensen zijn, mensen met visie, mensen met helpende handen, mensen die het roepen horen…, mensen die ons voorgaan in vertrouwen, zolang mag er hoop zijn, en mag er vertrouwen zijn. Zolang Jezus er is, de Zoon die meevaart in het schip…, zolang mogen we wel vertrouwen dat we de overkant bereiken.

 Wees niet klein van vertrouwen.

Amen.

Beloken Pasen 19 april 2020

Lezing: Johannes 20, 19-31
Voorganger: ds. Jan Ros

Gemeente van Christus

      Op deze zondag na Pasen willen we het over Thomas hebben. Hij hoort volgens het kerkelijk jaar bij deze zondag, die in het Nederlands ook wel Beloken Pasen heet. ‘Beloken’, half gesloten..het is nu nog zo’n beetje Pasen. Wij vieren nog steeds de opstanding van Christus, wij vieren nog steeds de overwinning op de dood. Half en half mogen we het nog vieren en de paasliederen zingen.

         Hij heet Thomas en is één van de twaalf. Toen Lazarus dood was en Jezus naar hem toe wilde, vlakbij Jeruzalem, zei hij tegen de andere elf: ‘laten ook wij gaan om met hem te sterven’. Hij was solidair met Jezus tot het uiterste. En op de laatste avond, tijdens het afscheidsgesprek van Jezus aan tafel, heeft hij gevraagd: ‘wij weten niet waar u heen gaat; hoe moeten wij dan de weg kennen? Op de avond van de eerste dag van de week, waarop Jezus aan Maria van Magdala was verschenen, is uitgerekend híj er niet bij. Hij is niet zomaar per ongeluk, lijkt het wel, maar opzettelijk  afwezig. Het verhaal wil blijkbaar iets met hem, maar wat?

         Thomas heet ook Didymus, d.w.z.: tweevoudig of tweeling. We moeten dat tweevoudige blijkbaar twee keer horen. Want er is iets met die Thomas dat ons niet mag ontgaan: Thomas, dat is iemand die de zaak altijd van twee kanten bekijkt; die niet in één keer tevreden is; die dubbele zekerheid wil. Maar, is dat zo verkeerd? Is Thomas echt zo ongelovig? Verwijt Jezus hem inderdaad dat hij alleen maar gelooft omdat hij gezien heeft? Ik denk eigenlijk dat het een beetje ànders zit; dat Thomas met zijn dubbelheid veel dichter bij het geheim van Pasen staat dan wie daar zomaar in gelooft, zonder eerst eens even goed te kijken; dat Thomas misschien wel méér ‘mens uit één stuk’ is dan zijn naam doet vermoeden; dat hij wel eens het voorbeeld zou kunnen zijn van hoe het nou juist wél moet. Waaròm ik dat denk? Omdat Thomas met zijn vragen en doorvragen, met zijn twijfels en scepsis, ons afhelpt van een makkelijk en oppervlakkig paasgeloof; omdat hij geen genoegen neemt met alleen maar een blij en vrolijk halleluja-geloof; omdat hij onze vragen en twijfels, ons verdriet en onze pijn, alles wat geloven zo moeilijk kan maken serieus neemt.

         In zijn scepsis is Thomas – mij in ieder geval- sympathiek. Toch heeft dit verhaal mij verder nooit zo aangesproken. Na het prachtige verhaal van de ontmoeting van Maria en Jezus, heb ik dit verhaal altijd wat een afknapper gevonden. Van mij had het bij dat verhaal over van Maria Magdalena en Jezus in die tuin wel mogen blijven, dat had wat mij betreft het slot mogen zijn van het Johannesevangelie. Dat prachtige verhaal over een vrouw die vindt of beter, die wordt gevonden. Daar het evangelie mee laten eindigen, dat verhaal vasthouden, niet verdergaan maar in die tuin blijven, was dat niet veel mooier geweest? Hadden we niet bij Pasen kunnen blijven? De schrijver van het Johannesevangelie vond blijkbaar van niet, er moest nog meer gezegd worden en zo brengt hij ons verder. In plaats van de tuinman, verschijnt Jezus nu in een vreemde gedaante. Echter, als je het goed leest, staat dat er helemaal niet. De leerlingen hadden de deuren gesloten, van hun huis en van hun hart. Als angstige, verslagen mensen zijn ze bij elkaar. Maar dan, midden in het verdriet, het niet weten hoe verder, midden in de angst voor ‘de anderen’, voor de dood, voor de toekomst, komt Jezus, en spreekt van vrede. En dat zegt hij niet zomaar even gladjes. Hij komt niet met mooie woorden die hemzelf niets hebben gekost, hij komt ook niet als een spook of superman die overal boven en buiten staat. Maar hij is zelf een verwond mens, gebutst, geslagen, gebroken door het leven. De wonden zijn duidelijk zichtbaar. Nu Jezus in de kring van zijn leerlingen verschijnt betekent dat niet dat het nu weer wordt zoals het was. De opstanding is niet een wat lang uitgevallen reanimatie. Jezus is gedood, vermoord. Ze hebben hem zijn leven afgenomen, zijn lichaam gebroken. Het lijden was echt, gruwelijke realiteit.

         Voor Thomas ligt de grootsheid van Jezus verschijning in zijn wonden. Immers als het lijden hem niet getekend zou hebben, hem niet echt geraakt zou hebben, als hij er zomaar weer te boven zou zijn gekomen: hoe zou hij dan ooit geloofwaardig zijn? Wat zou je hebben aan zo’n supermens die ongevoelig blijkt voor de pijn van het leven, die nergens deuken aan op loopt. Wat zou je hebben aan een God die in het lijden buiten schot blijft, er zelf niet door geraakt wordt. Thomas wordt door Jezus op geen enkele manier berispt, integendeel hij wordt uitgenodigd Jezus wonden, zijn lijden te voelen. En precies dan komt Thomas tot zijn belijdenis: “mijn Heer, mijn God”.

Zoals Geert Boogaard het verwoordde in een gedicht: ‘Alleen als God lijdt/ aan wat er in mijn leven gebeurt/ en net als ik dus niet gelukkig is/ kan Hij bestaan.’ Jezus komt met de sporen van het leven op zijn lijf tussen de mensen. Niet als een glorieus figuur. Ook niet als een lieve tuinman in een romantische hof. Hij is een mens die de diepte kent, maar ‘door God omhoog is gehaald uit het stof’, zoals Hanna en Maria ooit zongen. ‘Gered van de groeve’, zoals de psalmdichter het zong. In de beschrijving van de gewonde Jezus maakt de evangelist ons duidelijk dat God niet afhaakt in de diepte. Maar je er doorheen draagt, sleept als het moet. Misschien is dat wel de kracht van dit verhaal, misschien is het toch goed dat de evangelist niet bij Pasen is opgehouden.

         Scepsis en verlangen vormen de grondtoon van de lezingen van vandaag. Herkenbaar beide denk ik. Verlangen naar liefde, geluk, naar God merkbaar in je leven en in deze wereld aanwezig, naar vrede, naar lachen en dansen. En tegelijk aarzeling, scepsis of het ooit wat worden zal, met je eigen leven misschien, met mensen die bij je horen en waar je je zorgen om maakt, met deze stad, deze wereld. Zo ben je onderweg, met dat dubbele gevoel van verlangen en scepsis. Soms met de deur wagenwijd open, Soms binnen met deuren gesloten. Soms teleurgesteld omdat hoop het haast niet houden kon, liefde het niet redde, geluk in scherven viel en God niet te vinden was. En dan kwam daar, dwars door de dichte deuren heen van onze kerk, van ons leven, van ons hart en gedachten, onverwacht iets van God. “Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven”.

         Wij moeten het hebben van de getuigenissen, de evangeliën. Wij hebben niet gezien, zoals de evangelist het vertelt. Wij waren er niet bij. Toch is dit verhaal over Thomas ook ons verhaal. Zijn wij hem. Want het is te zien, te ontdekken, soms even: God, de geest van Jezus. Als je maar goed kijkt, als je maar goed luistert. Je kunt het zien in elkaar, in die kracht die er is, soms heel verscholen, in het geduld, het geloof, de hoop en de liefde. Gelukkig ben je, als je dat aan elkaar op kunt doen, als gemeente. Amen.

Hoogeveen, 19-4-2020, ‘Quasimodo geniti’

 

 

Kerstmeditatie, 25 december 2019, ds. Dick van der Vaart

                                                       Hulpeloos kind ?

Laatst hoorde ik het verhaal over een man die bij een scheepsongeluk zwaargewond in zee belandde.

Hij bloedde hevig uit een grote wond aan zijn been. Tot overmaat van ramp verscheen er een grote haai die  op het bloed van de man afkwam. Hij dacht dat zijn laatste uur geslagen was.

Maar toen dook er opeens een school dolfijnen op. Ze sprongen uit het water op en doken er weer in onder.

Ze zagen de gewonde man en ze zagen de haai. En toen gebeurde er iets wonderlijks. De dolfijnen vormden een gesloten cirkel rond de gewonde man. Samen beschermden ze hem tegen de haai. Een cirkel van liefde.

Pas toen de man in een reddingbootje gehesen was zwommen ze weer verder.

Op  You Tube zag ik een filmpje over een hond die gewond op de snelweg lag. Hij was aangereden door een auto. Hij lag precies in het midden op de rand van de twee weghelften. Het verkeer scheurde met 100 km/ph langs hem heen.  Toen verscheen er een andere hond. Hij stak met gevaar voor eigen leven de weg over , legde zijn beide voorpoten achter de voorpoten van de gewonde hond en schoof hem toen stukje voor stukje naar de berm. Dwars door het voortrazende verkeer heen. In berm werden de beide honden opgevangen door wegwerkers.

Op t.v. zag ik een oude boot vol met vluchtelingen uit Afrika op weg naar Griekenland. Onderweg kreeg het schip motorpech en dreef het stuurloos rond.  Ondanks noodsignalen kwam er geen hulp opdagen.

Er was weinig water aan boord. Mensen verdroogden en kwamen om van de dorst. Aan boord waren ook twee babies. En hoewel er bijna geen water was zijn deze babies niets tekort gekomen. De volwassenen spaarden water uit hun eigen mond om het leven van de babies te redden.

De  man in het water, de hond op de snelweg, de babies op de vluchtelingenboot ze leken volkomen hulpeloos.
Het leek met ze gedaan.  Ze hadden geen mogelijkheden om zichzelf te redden. Maar op wonderbaarlijke wijze kwam die redding toch.

Vandaag vieren we kerst. We verzamelen ons rond de kribbe en zingen “ Hulpeloos kind , heilig kind. “

Het kind in de kribbe lijkt net zo hulpeloos als de man in het water, de hond op de snelweg en de babies op de vluchtelingenboot.  Het kind in de kribbe is het symbool van hulpeloosheid, kwetsbaarheid, weerloosheid.

Maar we zeggen ook dat in dat kwetsbare kind in de kribbe God Zelf Aanwezig is. Maar  is God hulpeloos ?

De man in het water, de hond op de snelweg , de babies op het schip waren kwetsbaar maar hulpeloos waren ze niet.  Hun kracht lag niet in de mogelijkheid zelf handelend op te treden want die mogelijkheid hadden ze niet. Maar hun kracht lag in wie ze waren . Hun kracht lag hierin dat ze een sterk gevoel van ontferming opriepen bij de dolfijnen, de hond en de volwassen vluchtelingen op de boot.  Door ontferming bewogen kwamen deze in actie.

In deze beweging van ontferming is God Zelf  aan het werk. God is in de hulpeloze en activeert de ontferming bij hen die te hulp schieten. God is in de hulpeloze en in de hulpverlener.

En als je om je heen kijkt in je naaste omgeving als je  en naar de wereld kijkt:  wat wordt dichtbij en veraf  veel hulp geboden, wat zijn er veel mensen die goed zijn voor hun medemensen. God is op machtige wijze werkzaam in de wereld in mensen van zijn welbehagen.

Waar mensen rond de kribbe samenkomen worden ze door ontferming bewogen.

Amen

Meditatie zondag 22 maart (aangepaste dienst)

Schriftlezing: Marcus 4, 35-41
Meditatie van ds. Dick van der Vaart, uitgesproken door Syts Schouten-Bouma

Gemeente van Christus,

Het meer waarop het verhaal uit de Schriftlezing zich afspeelt is het meer van Gennesaret. Dit meer ligt heel diep, meer dan 200 meter onder de zeespiegel en het wordt omringd door bergen. De Arabieren noemen het meer Ajin Allah, het oog Gods. Gewoonlijk ligt het meer er rustig en stil bij. Maar deze rust en stilte zijn bedrieglijk.

Na warme dagen kunnen er plotseling valwinden op het water neerslaan. Op het niveau van de bergen is er hoge luchtdruk. Op het niveau van de waterspiegel lage luchtdruk. Vanuit de hoogte klappen de valwinden dan op het water neer.

Ze zwepen de golven op en maken het voor een boot uiterst moeilijk om te midden van de  hoog opspattende golven nog veilig thuis te komen.

Het ene moment is het wateroppervlak nog glad als een spiegel en heerst er een kalme slaperige sfeer aan boord, het volgende moment ontstaan er hoge golven en een stormwind die het schip bijna doen vergaan.

De leerlingen raken in paniek. Jezus blijft, achter in de boot, op een kussen, rustig slapen.

De rust op het meer werd plotseling verstoord. Zo werd de rust in ons land plotseling verstoord door de Corona- crisis. We gingen ons dagelijks gangetje. We keken uit naar het voorjaar. We leefden ons dagelijks leven.

Maar plotseling stak de storm van de Corona- crisis op. Plotseling worden de scholen gesloten en moeten de kinderen thuisblijven, plotseling kunnen productiebedrijven wegens gebrek aan grondstoffen niet meer draaien en moet er werktijdverkorting worden aangevraagd, plotseling kunnen we op zondag niet meer naar de kerk….. plotseling blijken we besmettelijk voor elkaar te kunnen worden.

Ook op de t.v. en in de kranten stormt het. Ieder journaal, iedere nieuwsrubriek, iedere talkshow  en bijna de hele krant wordt gewijd aan het Corona- virus en de maatschappelijke gevolgen ervan. Er is geen ontkomen aan. En het voedt de angstige zorg om de gezondheid van onze dierbaren en  onze eigen gezondheid. En het maakt ons  onrustig en nerveus.

In  een onrustige,  nerveuse stemming lezen we het verhaal van vanmorgen. En we vragen ons af of het verhaal ons zou kunnen helpen om te kalmeren en rustig te worden. Daarvoor is het nodig dat we de symboliek van het verhaal begrijpen.

De zee is in het verhaal het beeld van het menselijke bestaan dat beleefd wordt vanuit de angst. Wanneer ons leven bedreigd wordt komt het ons voor alsof we ieder ogenblik zouden kunnen wegzinken in een donkere diepte onder ons.

De storm is het beeld van de heftige angst die plotseling in ons de kop kan opsteken. De stormwind is een beeld van de emotie die de rustige waterspiegel van onze ziel opeens heftig in beroering kan  brengen.

Nu we onszelf kunnen herkennen in de symboliek van het verhaal kunnen we ons afvragen wat de betekenis is van de slapende Jezus.

Terwijl de golven tegen de boot beuken en de leerlingen het uitschreeuwen van angst omdat ze vrezen dat de boot zal vergaan, ligt Jezus rustig op een kussen op het achterdek te slapen. Wat zegt dit beeld ons?

Het zegt ons dat Jezus in het midden van de storm zijn angst tot bedaren laat komen door innerlijke rust te zoeken.

Wanneer mensen bedreigd worden door gevaar roepen zij telkens weer om hulp en vragen ze om advies wat er tegen het gevaar te doen is.

En dat is natuurlijk ook verstandig om te doen. Zo moeten ook wij de aanwijzingen opvolgen die worden gegeven door het RIVM, de minister van volksgezondheid en de huisartsen. Wanneer je overmand wordt door angst dan kun je tot rust komen door je af te vragen : “Wat kan ik doen ?”. Die praktische vraag en het antwoord daarop geven rust.

Maar in het verhaal gaat het nog om iets anders, om een diepere vraag. Het gaat om de vraag hoe om te gaan met de kwetsbaarheid en de eindigheid van ons leven. Allemaal moeten we onder ogen zien dat er een moment komt dat we zullen sterven. Hopelijk is dat moment nog ver weg. Maar het moment komt onvermijdelijk. Dit dringt niet altijd tot onze diepere lagen door. Het is dikwijls niet meer dan  een weten met het verstand. Maar het komt voor dat dit weten opeens een beseffen wordt, met heel ons wezen. En dan kan de storm van de angst als een valwind op ons leven slaan.

Het verhaal laat zien dat we dan Jezus’ voorbeeld kunnen volgen en rust kunnen zoeken in onszelf, beter gezegd: rust kunnen zoeken bij God. We kunnen inkeren in onszelf, inkeren in gebed, onze toevlucht zoeken bij Hem, onze angsten uitspreken voor Zijn aangezicht. We kunnen onze geest bevelen in Zijn hand. Dat betekent: we kunnen onszelf toevertrouwen aan Hem. Want Hij is de dragende grond van ons bestaan. Onder ons is geen donkere gapende afgrond maar een hand die ons draagt.

Wanneer we ons dat realiseren  kunnen wij tot rust komen. Opademen. Doorademen. Ons opgelucht en ruim voelen. De storm die in ons woedt en die de golven van de angst hoog op zwiept zal gaan liggen.

Amen

 

 

Meditaties op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Van oudsher wordt psalm 90 gelezen op oudejaarsdag. De reden daarvoor is duidelijk. Op oudejaarsdag dringt de vergankelijkheid van het leven meer tot ons door dan andere dagen. “ Alweer een jaar voorbij ! “ zeggen we tegen elkaar. “ Wat gaat de tijd toch snel !  Het jaar is omgevlogen !

In psalm 90 brengt de psalmdichter deze zelfde ervaring onder woorden :  “ Wij beëindigen onze jaren als een zucht !  “ zegt hij “ De tijd gaat snel voorbij en wij vliegen heen ! “

De psalm is voor ons niet gemakkelijk te begrijpen. De psalmist schrijft vanuit een andere tijd en een andere cultuur. Om te begrijpen wat hij bedoelt moeten we wel een vertaalslag maken. En we moeten ons realiseren dat hij vanuit zijn ervaring schrijft. Hij wil geen denkbeelden overdragen. Hij  laat ons delen in zijn ervaring . Hij laat ons zien hoe hij de vergankelijkheid van het leven beleefde in zijn relatie met God.

Hoe beleven wij de vergankelijkheid van het leven ? Wanneer we jong zijn staan we er meestal niet zo bij stil. Dat verandert wanneer we de middelbare leeftijd bereiken. Tot dat moment is het alsof we heuvelopwaarts gaan en die opwaartse beweging eeuwig zal duren. Maar dan komt er een moment dat we boven op de heuvel staan en achterom kunnen kijken en vooruit kunnen kijken. We realiseren ons dat we midden in het leven staan en daarmee komt ook het einde in zicht, hoewel dat dan nog ver weg lijkt te liggen. Dit veroorzaakt een midlife- crisis die soms wel tien jaar kan duren.

Wanneer je daardoorheen bent, wanneer je vrede gesloten hebt met de eindigheid van het leven en dat gebeurt dikwijls pas op hoge leeftijd, dan kun je iedere dag dat je eer nog bent met vreugde begroeten: “Goddank , ik krijg weer een dag ! “

Dit is een heel fundamenteel en een heel ingrijpend proces. Een proces dat angst oproept en het kan zijn dat je omdat je die angst niet uithoudt je ogen sluit voor de vergankelijkheid van het leven. Vergankelijkheid die je beleeft als een vijand. De dichter Jorge Luis Borges heeft hierover een prachtig gedicht geschreven. Het heet: de tijd

De tijd is als een rivier die mij meesleurt

Maar ik ben de rivier.

Hij is een tijger die mij verscheurt

Maar ik ben de tijger.

Hij is een vuur dat mij verteert

Maar ik ben het vuur.

 

De dichter ziet de tijd als een woedende rivier, als een woedende tijger, als een woedend vuur. De dichter laat ons met het gedicht delen in zijn ervaring.

Nu eerst naar psalm 90. In deze psalm plaatst de dichter zichzelf in een leerling – leraar relatie tot God. “Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. “ bidt hij in vers 12.

God is voor hem een leraar. Een leraar waarin hij een absoluut vertrouwen heeft. Dat blijkt uit het begin van de psalm:

“Heer, U bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht. Nog voor de bergen waren geboren, voor U aarde en land had gebaard – U bent o God van eeuwigheid tot eeuwigheid. “

Door te zeggen dat God God is van eeuwigheid tot eeuwigheid en dus ook al God was voordat Hij de aarde en het land geschapen had, spreekt de psalmdichter uit dat God de chaos van voor de schepping in zijn hand had. De chaos kon niet ongebreideld zijn gang gaan maar werd beteugeld door God, werd in de hand gehouden door God.

Maar dit betekent dat de chaos binnen de schepping ook door God in de hand gehouden wordt. En hieruit volgt weer dat de dood door God in de hand gehouden wordt. De dood overkomt de mensheid niet zomaar maar wordt, volgens de psalmdichter, gewild door God.

“ U doet de sterveling terugkeren tot stof.“ zegt de psalmdichter. En hij bedoelt hiermee niet alleen het einde van het leven van de mens maar ook dat God de mens al tijdens zijn of haar leven laat inzien dat wij vergankelijke mensen zijn, dat we “stof zijn en tot stof zullen terugkeren. “

Maar waarom wil God ons laten inzien dat wij vergankelijke mensen zijn, dat we zijn als gras dat ’s morgens opschiet en ’s avonds weer verdort, dat ons leven niet langer duurt dan een nacht slaap. Je doet je ogen dicht en voor je gevoel doe je ze zo weer open. De nacht is zo omgevlogen.

Het antwoord staat in de verzen 11 en 12:

“Wie kent de kracht van Uw toorn, wie vreest oprecht Uw woede?“

De woorden toorn en woede moeten we niet opvatten als de kwaadheid van een boze man. Deze woorden kunnen verduidelijkt worden door het gedicht van Borges. Hij spreekt over de tijd die ons meesleurt als een rivier, als een tijger die ons verslindt, als een vuur dat ons verteert. Wanneer je dat overkomt dan ervaar je dat als woede van de rivier, de tijger en het vuur maar dat is natuurlijk maar beeldspraak. Rivier en vuur kunnen niet woedend zijn ( de tijger wel maar hij is dat niet wanneer hij een prooi verscheurt ). Zo kan God ook niet woedend zijn.

“Wie kent de kracht van Uw toorn, wie vreest oprecht Uw woede ? “kun je vertalen als : “ Wie weet hoe ontzagwekkend groot U bent ? “

God wil ons volgens de psalmdichter onze vergankelijkheid laten zien omdat Hij ons Zijn grootheid wil laten zien. God wil ontzag wekken. Zoals Hij dat ook deed bij Job toen Hij hem vroeg:

“Ken je de voorraadkamers van de sneeuw? Heb je de voorraadkamers van de hagel gezien? Ken je de plaats van waaruit het licht verspreid wordt en de plaats van het donker? Ken je de plaats van waaruit de wind over de aarde waait? “

God wil ons onze vergankelijkheid laten zien opdat wij zijn grootheid zien en ontzag voor Hem krijgen. En het begin van alle wijsheid is het ontzag voor de Heer:  “ Laat ons dan zo onze dagen tellen dat wijsheid ons hart vervuld. “

De psalm staat heel dichtbij ons maar ook ver weg omdat de psalmdichter in een andere tijd en cultuur leefde. De psalm kan gemakkelijk worden misverstaan alsof het in de psalm zou gaan over een almachtige boze god die ons onze kleinheid zou willen inwrijven en onze dood zou wensen. Maar zo is het niet!

De psalmdichter schrijft vanuit een grote vertrouwdheid met God en vanuit een absoluut vertrouwen in God:
“Heer U bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht! “
En hij verplaatst zich in God. Vanuit Gods ogen kijkt hij naar het menselijk leven:
“Duizend jaar zijn in Uw ogen als de dag van gister die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht. “

Het ontzag voor God is juist de grond voor het vertrouwen dat de dichter in God stelt. Omdat God zo groot is en omdat God van eeuwigheid tot eeuwigheid is, daarom durft de dichter zich als kleine vergankelijke mens aan Hem toe te vertrouwen.

En de grootheid van God is niet vernederend voor de mens maar verhogend. Dat blijkt ook uit psalm 8:

“Zie ik de hemel , het werk van Uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd ,wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet ? “

En dan klinkt het:
“U hebt hem bijna goddelijk gemaakt, hem gekroond met glans en glorie! “

Wat de psalm ons denk ik kan leren is dat wij wanneer wij de moed hebben om onze vergankelijkheid onder ogen te zien, wij dan in staat zijn om de grootheid en eeuwigheid van God te zien en ons kunnen toevertrouwen aan Hem.

En wanneer wij ons toevertrouwen aan Hem, ons geborgen weten in Hem dan kunnen we als een oude van dagen iedere dag die we mogen leven als een geschenk ontvangen, zoals er staat in vers 14:

Vervul ons in de morgen met Uw liefde, laat ons van blijdschap juichen al onze dagen.

 Amen.

Nieuwjaarsmorgen:

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Meditatie nieuwjaarsdag  Genesis 1 de bouw van een tempel

Gemeente van Christus,

Een januari 2020. Het nieuwe jaar ligt nog open voor ons. Maar zo zeg ik het niet goed. Hier in Drente eet men vandaag opgerolde kniepertjes. Het jaar ligt niet open voor ons. Het jaar ligt opgerold voor ons. Opgerold als een kniepertien. Ik wens u toe dat het jaar zoet mag zijn. Zoet als de slagroom die u in het opgerolde kniepertien spuit.

Toen God Mozes de opdracht gaf om het volk Israël uit de slavernij in Egypte te leiden, aarzelde Mozes, en God zei tegen hem: “Moet ik soms Zelf met jullie meegaan?“ En Mozes antwoordde: “ Heer als U Zelf niet met ons meegaat dan blijven we hier dan trekken we helemaal niet op ! “

En zo vraagt God ons vandaan ook: “Moet Ik Zelf met jullie meegaan het nieuwe jaar in ? “En wij antwoorden Hem: “Heer als U Zelf niet met ons meegaat, gaan wij het nieuwe jaar niet in ! Alleen met U durven wij het aan! “

En God antwoordde Mozes en hij antwoordt ons: “Ik zal er zijn voor jullie! Ik zal er zijn is Mijn Naam. Ik zal voor jullie uitgaan in een lichtende wolk. “

We zijn deze dienst begonnen met het zingen van lied 216: “Dit is een morgen als eens de eerste. “Met welk lied zou je anders de eerste dienst in het nieuwe jaar moeten beginnen?  En we hebben het scheppingsverhaal uit Genesis 1 gelezen. Met welke lezing zou je anders het nieuwe jaar moeten ingaan?

Vanmorgen verwacht u denk ik geen zware preek van mij. Voor ons allemaal is het vannacht een latertje geworden en misschien hebt u het wel licht zien worden.

Ik zal u niet vermoeien met een zware preek. Maar ik wil wel een uitleg van Genesis 1 met u delen waar u van zult opkijken omdat u het verhaal nog nooit zo hebt gelezen. Aan het begin van het nieuwe jaar wil ik u een nieuwe uitleg van het scheppingsverhaal geven.

De nieuwste uitleg van het verhaal is als volgt:

Op grond van de indeling van de schepping in zeven dagen meent men dat de het scheppingsverhaal gelezen moet worden als de bouw van een tempel.

Wat wij tegenwoordig het universum noemen. Dat oneindige heelal met de vele sterrenstelsels kende men in de bijbelse tijd nog niet. Er waren nog geen telescopen. Er was nog geen ruimtevaart. Wat wij universum noemen, kende men als “hemel en aarde “.

 God is de schepper van hemel en aarde. Hij bouwt deze als een tempel. En een tempel is altijd aan een god gewijd. Een beeld van deze god staat centraal in de tempel.

Zo bouwt God hemel en aarde als een tempel. Deze tempel is aan Hem gewijd. En God plaatst daarom ook een beeld van Zichzelf in deze tempel:

“En God zei: laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn…God schiep de mens als zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. “

God bouwt de tempel van hemel en aarde. De tempel is aan Hem gewijd. En als beeld van Zichzelf plaatst Hij daar de mens: mannelijk en vrouwelijk.

In de tempel staan twee beelden als beelden van God: een man en een vrouw.

God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Door onze geboorte zijn we al beeld van God. Dit beeld van God zijn houdt in dat we de mogelijkheid hebben om werkelijk op God te gaan lijken. En Christus heeft ons laten zien hoe een mens eruitziet die van beeld Gods uitgegroeid is tot gelijkenis van God. Jezus lijkt op God zoals een Zoon lijkt op een Vader. Jezus lijkt op God zoals een dochter lijkt op haar Moeder.

Wij zijn beelden van God. We mogen uitgroeien tot gelijkenissen van God. Het gevaar is dat we menen dat dit van ons gevraagd wordt als plicht en dat we tekortschieten wanneer we er niet aan gehoorzamen of het doel niet halen. Het gevaar is dat we menen dat god alleen van ons houdt wanneer we op Hem lijken en we ons daarom krampachtig hiervoor gaan inspannen. Vroeger noemde men dit: poging tot zelfrechtvaardiging terwijl we al gerechtvaardigd zijn door de liefde van God. God houdt al van ons als beeld van God. Wij hoeven ons alleen open te stellen voor de werking van de Heilige Geest. Deze zal ons transformeren tot wat men vroeger noemde Christusgelijkvormige mensen. We ontvangen de gelijkenis van God als een geschenk. Dit is een belofte waarmee we het nieuwe jaar in mogen gaan.

Amen

Overdenking aangepaste dienst 29 maart 2020

voorganger: Mevr. Rieke Van Dijk-Veenstra

Lezing uit het Oude Testament: Exodus 34 : 27 – 35
Lezing uit het Nieuwe Testament: Lucas 9 : 28 – 36

 

Overdenking                     Oosterkerk               29-3 2020

Lieve mensen van God, gemeente van Jezus Christus,

Toen ik maandag werd gebeld met de vraag of ik vanmorgen wilde voorgaan in deze dienst was ik net de voorpagina van het dagblad Trouw aan het lezen.
Ik las twee berichten:
– één over de situatie in Nederland tijdens het zonnige weekend. En:
– een verwijzing naar een artikel van Claudia de Breij.

Het eerste bericht:
Nederland trok er dit weekend massaal op uit en vergat de corona-instructies.
De afgelopen week is dit gedrag in vele toonaarden afgewezen,
en terecht.
Toch schuilt in dit gedrag een menselijk verlangen,
om het licht, het goede, het  bestaande, vast te houden,
donkere wolken weg willen kijken, wellicht ontkennen.
De situatie om ons heen is donker,
maar wij willen massaal bij het licht blijven,
ons huidige bestaan niet loslaten.

In het tweede bericht stelt Claudia de Breij:
“Ik heb soms het idee dat wij tegen de klippen op licht willen houden, dat we doen alsof het donker er niet is.
Ik denk dat het zinnig is donker en licht allebei onder ogen te zien” .(einde citaat).
En zo is het natuurlijk ook.
Er zijn bergen en er zijn dalen.

Op deze vierde zondag in de Veertigdagentijd
hebben we twee bijzondere verhalen gelezen.
Beide lezingen spelen zich af op een berg.
Twee bewegingen:
–  een weg omhoog,  
–  een weg omlaag,
Bergen kunnen je schoonheid brengen, een religieuze ervaring,
Het leven is mooi en overzichtelijk.
Het zijn ontzagwekkende plekken waar je je dichter bij God kunt voelen.
Misschien heeft u dat zelf ook wel eens ervaren.
Zo in die prachtige natuur, in alle stilte,
kan het je zo maar ten deel vallen.
Je opgenomen te voelen in een groter geheel,
een beetje ‘hemel op aarde’.
Je wilt het vasthouden.
Maar het leven is meestal geen hemel op aarde.
Er is ook altijd weer een weg omlaag.
Want wat ga je als mens opzoeken als je je verloren voelt, onzeker
als er grote onzekerheid ontstaat over de toekomst
door  een coronavirus,
Wanneer eenzaamheid, angst voor ziekte en dood je ten deel vallen?

Ze zijn er alle drie bij: Petrus, Johannes en Jacobus.
De drie eerst geroepen discipelen, drie intimi ,
getuigen van hoogte- en dieptepunten in het leven van Jezus.
Heel bewust neemt Jezus hén mee de berg op.
Dat is dus niet zomaar een plek,
maar een plek waar de hemel de aarde raakt.
Petrus noemt het later in zijn brieven een ‘heilige berg’’ .
In de Bijbel is een hoge berg altijd weer de plek waar God openbaart wie Hij is,
waar Hij laat horen wat gehoord moet worden.
Op de berg ontvangt Mozes de Tien Woorden van het Verbond.
Op de berg zoekt Elia Gods aangezicht in zijn uur van vertwijfeling: hoe moet het in vredesnaam verder met dat Verbond?
Een volk dat niet wil luisteren?
En vandaag, op deze zondag, schuiven al die bergen theologisch in elkaar tot deze berg van verheerlijking,
waar Elia en Mozes verschijnen en de Eeuwige dichtbij is….
Even gaat de hemel open.
Het zijn niet voor niets Mozes en Elia die hier verschijnen:
Mozes als de ontvanger van de Tien Woorden van het Verbond
en Elia als  de handhaver van deze Tien Woorden.
Op een heel bijzondere wijze hebben zij God ontmoet op de berg.
Deze twee mannen Gods komen nu namens het Oude Testament om met Jezus te spreken.
En Lucas is daar heel duidelijk in:
ze komen om te spreken met Jezus over zijn levenseinde.
Midden in dat stralende licht voeren Mozes en Elia namens de hemel
dus een gesprek met Jezus over het lijden, over zijn dood.
Dat is een enorme tegenstelling.
Vaak hebben we de neiging om die twee kanten van het evangelie wat tegen elkaar uit te spelen.
Dan leggen we óf alle nadruk op het lijden,
op de onvolmaaktheid van dit leven,   
of we leggen alle nadruk op de luister van Jezus, de opgestane Heer,
Maar in beide gevallen gaat het fout.
Want we moeten ze helemaal op elkaar betrokken houden:
– het lijden en de luister
 -het kruis en de opstanding.
– het licht en het donker

Hier op de hoge en heilige berg komt dat samen:
we zien er de luister, het licht en we horen er over het lijden.
De weg naar boven en de weg naar beneden.
Petrus wil dit overwinningsvisioen vasthouden en tenten opzetten.
Wat een menselijke reactie.
Willen we dat niet allemaal?
Vasthouden aan het overstijgende, de hemel op aarde?
Maar zo is het leven niet. 
Dat ervaren we nu in deze spannende weken,
waarin de angst voor het coronavirus ons in de greep houdt,
het gewone dagelijkse leven ontwricht lijkt.
Ook de leerlingen van Jezus ervaren dat,
wanneer ze Jezus later zien  in de Hof van Gethsemané
als een man in doodsangst.
Jezus’ leven loopt niet rechtstreeks de hemel in,
maar gaat dwars door onze wereld.
Met alle schoonheid van de wereld,
maar ook met al het leed in die wereld.
Ook Mozes weet daar van.
Als leider van het volk Israël door de woestijn, veertig jaren lang,
weet hij van tegenslag en dood.
Mozes, die voor de tweede keer de berg op gaat en opnieuw
de Tien Woorden van God ontvangt, als teken van het Verbond.
De Tien Woorden scheppen ruimte voor menselijk leven,
een weg om te gaan.
Een weg die in het teken staat van bevrijding, van de uittocht.
De woorden van Gods verbond doen Mozes stralen
.Zijn aangezicht weerspiegelt het heilige, de glans van Gods heerlijkheid.
En datzelfde zien we nu ook bij Jezus.
Op de berg gaat Jezus in gebed.
Daarin lijkt hij op Mozes, die ook steeds weer met God in gesprek ging.
Jezus gaat in gebed, zoals op alle cruciale momenten van zijn leven,
de weg die Hij moest gaan:
Aan het begin van zijn weg, bij het moment van zijn doop in de Jordaan.
En aan het einde: in de Hof van Gethsemané.
Daarin beleeft hij de innige verbondenheid met zijn Vader.
En nú op het moment van zijn gebed licht het gezicht van Jezus op
en wordt  zijn kleding stralend wit.
Op de weg van het lijden wordt even de heerlijkheid geproefd.
Geen wonder dat Petrus dit moment wil vasthouden.
Soms kun je het zelf even ervaren, zo’n  heilig moment, licht het even op.
een hemel op aarde,
‘Zien, soms even’ zoals  Huub Oosterhuis dat zo treffend zegt.
Hoe mooi zijn die momenten van stilte,
van afstand nemen en ruimte maken.
Ik denk dat meerderen van ons dat soms ook soms ervaren.
In alle drukte van ons leven hollen we vaak aan de belangrijkste dingen voorbij,
nemen we geen tijd om erbij stil te staan.
Hoe goed is het dan om je van tijd tot tijd even terug te trekken, alleen of met anderen,
in de natuur, een klooster, een wandeling.
Je terug trekken.
Je terug moeten trekken: het is ons nu zo maar overkomen.
We maken het nu allemaal mee in deze weken.
Dat we onze kerkdienst vanmorgen op deze wijze zouden vieren hadden we nooit verwacht.

Dat we ons leven in de stilte van ons huis zouden moeten leven, zonder de contacten met anderen, wie had dat gedacht?
Scholen gesloten, kantoren, winkels en straten leeg.
Maar in die stilte en rust ontstaat soms ook ruimte om na te denken over je leven,
stil te staan bij wat er echt toe doet: de mensen om je heen
bij wie je hoort en die aan jou zijn toevertrouwd.
Ook stilte voor een gebed.
We zijn meestal niet gewend om met God te praten.
Bidden hoeft niet in moeilijke taal of woorden.
Bidden is gewoon praten met God.
Dat zou je de beweging naar ‘omhoog’ kunnen noemen.
Je angst, je verdriet, de onzekerheid neerleggen,
woorden horen die er in je zijn en aan jou zeggen wat er is.
En natuurlijk gebeurt er wat met je als je praat met God.
Maar er is ook weer een beweging naar ‘omlaag’.
Jezus daalt de berg weer af.
Jezus daalt af, niet alleen naar een leven van kwetsbaarheid,
maar naar een leven van pijn en lijden, van angst en vertwijfeling,
van verachting en verwerping, de weg van het kruis.
Hij daalt ook af naar het leven in onze wereld van onzekerheid, angst en zorgen.
Hoe moeilijk is het om jezelf over te geven aan de gang van het leven.
Dat er dingen gebeuren die je niet had kunnen bedenken,
zoals we nu ervaren.
We op onszelf teruggeworpen worden.
In de mens Jezus laat God ons zijn nabijheid ervaren.
Dat zegt alles over de vraag: waar en hoe wij God nabij kunnen weten.
Voor ons zal God altijd te maken hebben met Jezus,
van wie God duidelijk zegt: “Dit is mijn uitverkoren zoon,
luister naar Hem.”
Als we naar Jezus kijken dan zien we steeds weer hoe Hij kiest voor de mensen aan de rand van de samenleving,
mensen die het alleen niet redden,
die hulp en aandacht nodig hebben.
En dat doet Hij niet vanuit de hoogte,
vanuit een positie als buitenstaander.
Nee, Jezus trekt met ze op, wil met ze aan tafel en bemoedigt ze. Hij maakt het licht zichtbaar in al die mensen, die geen toekomst meer dachten te hebben.
Inspirerende, maar ook confronterende verhalen voor ons in de actualiteit van onze tijd.
Want wat doen wij, wat is onze taak in het kleine stukje wereld, dat ons deel is?
Hoe mooi zijn de acties die deze dagen op touw worden gezet,
om er te zijn voor de ander, om elkaar te helpen, elkaar nabij te zijn?
Kijk wat er allemaal gebeurt: mensen die zich spontaan aanmelden in de zorg, er worden boodschappen gedaan, mensen zingen elkaar  toe vanaf de balkons, er wordt muziek gemaakt.
We steken elkaar een hart onder de riem: de artsen en verpleegkundigen in de ziekenhuizen. 
Klokken worden geluid als teken van hoop.
Dat we zo de hoop levend mogen houden.
Ook wij zouden het zonder Gods trouw niet volhouden,
als geloofsgemeenschap op weg naar Pasen.
Dat we de richting herkennen waarin God met ons mee wil gaan.
Zoals we straks mogen zingen:

Een mens te zijn op aarde
In deze wereldtijd
dat is de Geest ervaren die naar het leven leidt
De mensen niet verlaten
Gods woord zijn toegedaan
En net als Jezus worden
Die ’t ons heeft voorgedaan.

Amen

 

 

 

Palmpasen 5 april 2020

voorganger: ds. Dick van der Vaart
Lezing: Mattheüs 21: 1 t/m 17

Gemeente van Christus,
Onder de indruk van de Corona -crisis die wereldwijd toeslaat vroegen een paar mensen mij in de afgelopen tijd : “Dominee denkt u dat nu in vervulling gaat wat in het boek Openbaringen beschreven wordt? Denkt u dat het einde van de wereld nabij is?

Nee, dat denk ik niet.

 In de eerste plaats. In het boek Openbaringen gaat het niet over het einde van de wereld. De mensen in Jezus’ tijd konden zich het einde van de wereld helemaal niet voorstellen. Wij kunnen dat wel. Wij weten dat er in voldoende kernwapens zijn om de hele wereld in een kernoorlog te vernietigen. Maar zoiets ging het voorstellingsvermogen van Jezus’ tijdgenoten verre te boven.

In de tweede plaats. Het voert nu te ver om er diep op in te gaan maar het boek Openbaringen moet niet letterlijk gelezen worden maar op symbolische wijze. En het gaat in het boek niet om de ondergang van de wereld maar om de ondergang van het op geweld en onrecht gebaseerde Romeinse Rijk. Het onrecht en het geweld gaan ten onder maar de wereld, de aarde blijft bestaan. En op de aarde zal een tijd aanbreken van vrede en recht en welvaart voor alle volken: “ Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.“ Dat wil niet zeggen een aarde die eerst vernield is maar een aarde die vernieuwd is.

In de derde plaats. God wil de aarde niet verloren laten gaan. In het scheppingsverhaal lezen we telkens weer: “En God zag wat hij geschapen had en zie het was zeer goed!” God wil dat we de aarde bewerken en bewaren. Tot bloei brengen.

John Dominic Crossan  een bekend nieuwe testamenticus, wiens gedachten gang ik in deze meditatie volg, schrijft dat de naam van het laatste bijbelboek “Openbaringen“  een vertaling van het woord “apocalyps“ is. Dit woord is in onze tijd een aanduiding geworden voor de ondergang van de aarde door een kernoorlog of een grote ramp.

Maar het woord “apocalyps“ betekent geen wereldramp maar openbaring of onthulling. Wanneer Jezus zegt dat het Koninkrijk van God nabij gekomen is dan heeft Hij geen apocalyps in de zin van een grote wereldbrand voor ogen. Jezus heeft een hele andere openbaring voor ogen. Jezus openbaart dat God een einde wil maken aan onrecht, aan onderdrukking en uitbuiting van armen. En Jezus heeft daarbij natuurlijk in de eerste plaats de keizer van Rome voor ogen. Met veel geweld onderdrukt hij de volkeren binnen zijn rijk en rooft hij de gekoloniseerde gebieden leeg, waardoor velen, ook in Israël, leven in bittere armoede.

Wanneer Jezus zegt dat het Koninkrijk van God nabij gekomen is dan bedoelt hij dat het einde van onderdrukking en uitbuiting nabij gekomen is.

“ Maar wanneer dan?”, vragen zijn leerlingen . “Hoelang nog?“ vragen de mensen die dagelijks gebukt gaan onder onrecht en armoede. Op dezelfde wijze verzuchten wij vandaag: “Wanneer zal de Corona- crisis eindelijk voorbij zijn?“ We kunnen niet wachten! En we hopen natuurlijk dat het spoedig zal zijn.

En dan geeft Jezus dat wonderlijke antwoord: Het Koninkrijk van God komt niet spoedig ….het ís er al. Het is al onder u!

Huh??? De mensen kijken verbaasd en fronsen hun wenkbrauwen. Hoe kan Jezus dit nu zeggen? De keizer van Rome zit toch gewoon nog op zijn troon? En Herodes Antipas ,die in zijn naam regeert over Israël, toch ook ?

Maar Jezus antwoordt: “ Zien jullie het dan niet? Jullie wachten tot God ingrijpt in deze wereld. Jullie wachten op een interventie van God. Maar God wacht op jullie. God wacht erop dat jullie iets gaan ondernemen. God wacht erop dat jullie de handen uit de mouwen steken.

John Dominic Crossan zegt : “Het hart van het christelijk geloof is het inzicht dat God zonder ons niets kan doen en wij zonder God niets kunnen doen.
Het Koninkrijk van God hier op aarde komt er alleen als God en mens als bondgenoten samenwerken :  Gods oren, Gods ogen, Gods handen dat zijn wij.”
Tot zover John Dominic Crossan.

Het grote gevaar van deze visie is dat wij Gods aandeel in dit handelen vergeten of er zonder denken te kunnen. Dictators denken in Gods plaats te kunnen gaan staan. En ook het communisme probeerde een rechtvaardige wereldsamenleving te scheppen zonder God.

Jezus Zelf laat ons vandaag zien hoe een rechtvaardige samenleving er kan komen door samenwerking van God en mens.

In de Schriftlezing van vanmorgen zijn Jezus en zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem om daar het Joodse Paasfeest, Pesach, te vieren. Op dit feest gedenken de Joden de bevrijding uit Egypte.

Pontius Pilatus zorgde er altijd voor dat hij met Pesach in Jeruzalem was. Hij vreesde ieder jaar weer dat er tijdens het feest relletjes zouden kunne uitbreken. Immers: op het feest werd de bevrijding uit Egypte gevierd, de bevrijding uit de slavernij, de bevrijding uit de onderdrukking door de Farao- dictator van Egypte. Dit feest zou de Joden gemakkelijk in een religieuze opstandige roes kunnen brengen. Een opstand zou kunnen uitbreken.

Daarom reed hij ieder jaar met Pesach vanuit zijn luxe paleis aan zee in Caesarea naar Jeruzalem. En om flink indruk te maken kwam hij met een groot gevolg aan soldaten, zwaar bewapend en hij reed op een groot paard. Een paard was het militaire symbool bij uitstek. Er waren niet veel paarden. Daarom had een soldaat op een paard in de strijd een groot voordeel. Een paard was een symbool van macht. Pilatus’ binnenkomst in Jeruzalem, moest opvallen, opzien baren en afschrikken. Niemand zou het in zijn hoofd moeten halen om in opstand te komen tijdens Pesach.

In het verhaal van vanmorgen laat Jezus zien hoe God en mens in samenwerking een tegenmacht kunnen vormen tegen de gewelddadige Pontius Pilatus en de gewelddadige keizer van Rome. Een tegenmacht die in overeenstemming is met de geweldloze liefde van God.

Jezus geeft zijn leerlingen de opdracht om een ezelin bij hem te brengen. Niet zomaar een ezelin maar een ezelin met een veulen. Een ezelin die haar veulen zoogt. Wat een liefelijk beeld is dat een veulen dat zoogt bij haar moeder. Die grote zachte ogen, die grote wimpers, dat zachte nog pluizige vel.

Op het moment dat Pilatus door de Noordpoort Jeruzalem binnen komt rijden, in vol ornaat, op een oorlogspaard, gevolgd door zwaarbewapende soldaten, rijdt Jezus zittend op een ezelin met een veulen aan haar zijde, Jeruzalem binnen door de Zuidpoort. Hij rijdt niet op een oorlogspaard maar op een moederlijk symbool van vrede en recht.

Een door Jezus bewust geplande en doordachte symbolische handeling. Jezus laat zien dat de macht van God, waarvan Hij de representant is, niet op geweld gebaseerd is maar op geweldloze liefde.

Jezus laat zien dat de geweldloze liefde een tegenmacht kan vormen tegen het geweld van Pontius Pilatus en de keizer van Rome. Deze twee lijken zo oppermachtig. Ze kunnen Jezus gemakkelijk uit de weg ruimen. En dat doen ze ook. Jezus lijkt zo weerloos. Dat lijkt Hij tot op Zijn dood aan het kruis.

Maar drie dagen later blijkt in de opstanding, de weerloze liefde van Jezus machtiger dan de keizer van Rome. Het mens-zijn dat Jezus voorleefde, de mens als bondgenoot van God, de mens als oren, ogen en handen van God blijkt een bepalende kracht in de geschiedenis te kunnen worden.

Amen.

 

 

 

 

Pasen 12 april 2020

Lezing: Johannes 20, 1-18
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Wanneer je op een zaterdagmiddag in de Hoofdstraat aan willekeurige voorbijgangers zou vragen wat de inhoud is van het Paasfeest, dan zou je merken dat velen het antwoord niet kunnen geven.

Wanneer wij hun dan zouden vertellen dat we de opstanding van Jezus vieren, dan zou dat weinig indruk op ze maken. Ze zouden hun schouders ophalen, want, wat moeten ze met die informatie? Het ráákt ze niet.

Het zou hetzelfde zijn wanneer iemand tegen ons zou zeggen dat God in de vorige eeuw een ons volstrekt onbekende man uit de dood zou hebben opgewekt. Met die informatie zouden wij ook niets kunnen aanvangen omdat we helemaal niets weten over hem of over zijn leven. Daarom kunnen we niet van hem houden. En daarom laat zijn dood en eventuele opstanding ons onverschillig.

De opwekking uit de dood van iemand die we niet kennen is, als je het al gelooft, een opmerkelijk feit maar verder beïnvloedt het je leven niet.

De simpele boodschap dat God Jezus uit de dood heeft opgewekt is daarom niet voldoende om de mensen in de winkelstraat zich hierover te laten  verheugen.

De boodschap van Jezus’ opstanding zou voor hen pas een blijde boodschap zijn wanneer ze  van Jezus zouden zijn gaan hóuden. En ze kunnen pas van Jezus gaan houden wanneer ze de verhalen zouden kennen die in de vier evangeliën over Hem opgetekend zijn.

Wij zouden hen die verhalen moeten vertellen zodat ze liefde voor Hem kunnen gaan voelen. En pas wanneer ze hem in hun hart gesloten hebben kunnen ze verdriet voelen over Zijn lijden, ontzet raken over Zijn dood en zich verheugen over Zijn opstanding.

Pas dán zouden ze begrijpen wat wij met Pasen vieren.

Welke verhalen over Jezus zijn nu zó mooi dat degene die ze hoort of leest wel van Hem móet houden?

Ik denk aan het verhaal over Jezus en de kinderen. De leerlingen van Jezus willen de kinderen bij Hem vandaan houden. Maar Jezus zegt: “Laat de kinderen tot Mij komen want voor hen én voor wie wordt als hen is het Koninkrijk van God.”

Ik denk aan het verhaal over de Samaritaanse vrouw bij de waterbron. De haat tussen Joden en Samaritanen was in Jezus’  tijd net zo groot als de haat tussen de Joden en de Palestijnen nu. En in Jezus’ tijd mocht je als man een vrouw niet zo maar aanspreken, laat staan een Samaritáánse vrouw. Maar Jezus laat Zich niet verblinden door haat en trekt Zich niets aan van maatschappelijke conventies. Jezus spreekt haar liefdevol aan, van mens tot mens, van hart tot hart, en vraagt haar om water.

Ik  denk aan het verhaal van Zacheüs, de tollenaar, die zichzelf haatte omdat hij collaboreerde met de Romeinen. De haat die de mensen voor hem voelden was hij voor zichzelf gaan voelen. Jezus spreekt hem liefdevol aan en gaat bij hem eten.

De evangeliën staan vol verhalen over Jezus die liefdevol spreekt met zieken, eenzamen, paria’s. Jezus spreekt met hen vol liefde en mededogen. Jezus geeft hen weer hoop en zelfrespect. De onaanraakbaren worden door Hem weer liefdevol aangeraakt en komen weer tot leven!

Waar Jezus verschijnt vallen de muren, die mensen van elkaar gescheiden houden, weg. De muren tussen volwassenen en kinderen, de murene tussen Joden en Samaritanen, de muren tussen mannen en vrouwen, vrijen en slaven, gezonden en zieken. Jezus slecht deze muren door de kracht van zijn liefde. Hij leert de mensen hoe ze in liefde en vrijheid met elkaar kunnen omgaan.

Wanneer je deze verhalen leest dan kán het niet anders of je gaat van Jezus houden! Wanneer je deze verhalen leest dan kán het niet anders of je gaat inzien dat de wijze waarop Jezus met zijn medemensen omging de ware manier van menselijke omgang met elkaar is.

En wanneer je dát bent gaan inzien dan lees je met ontzetting dat uitgerekend Jézus het slachtoffer wordt van een onrechtvaardig proces. En dat uitgerekend Jézus wordt veroordeeld tot de dood aan het kruis.

En dán realiseer je je dat in Jezus de ware menselijkheid sterft aan het kruis. En dan verval je in een somber stilzwijgen.

En pas wanneer je van Jezus bent gaan houden. En pas wanneer je vanwege Zijn dood in somber stilzwijgen bent vervallen, pas dán ben je in staat om te bevatten wat wij vanmorgen vieren. Pas dán ben je in staat om te bevatten wat de inhoud is van die vreugdevolle uitroep: “De Heer is waarlijk opgestaan!”

Er is niet zomaar een willekeurig iemand uit de dood opgestaan. Nee, Jézus, is opgestaan uit de dood. De ware menselijkheid is van de ondergang gered.

Laten we daarvan zingen:
Nu is op aard geen goede daad
meer tevergeefs gedaan,
want wat gij goed doet is als zaad,
dat heerlijk op zal gaan.

Amen

We zingen :Lied 642: 1,,6,

 

 

Zondag 12 juli 2020

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

 

Lezingen:

Lezing Eerste Testament   Jesaja 65: 17 t/m 25

Lezing Nieuwe Testament Mattheus 13: 1- 9 ; 18 – 23

 

Gemeente van Christus,

In Jesaja 65 horen we God bij monde van de profeet Jesaja zeggen:

“Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Er zal alleen maar blijdschap zijn. Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord. Wolf en lam zullen samen weiden, Leeuw en rund eten beiden stro. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil. “

Deze woorden worden gesproken door God maar we horen Zijn Stem niet klinken van boven de wolken. God spreekt niet rechtstreeks tot ons maar door de mond van de profeet Jesaja.

God heeft een mens nodig om Zijn belofte van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde kenbaar te maken. God belooft dat hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal scheppen. Maar dat kan Hij niet alleen. Daarvoor heeft Hij mensen nodig.

In de kerk spreken we vaak over onze persoonlijke verhouding tot God. Dat Hij ons bij name kent. Dat wij ons in leven en sterven aan Hem mogen toevertrouwen. Dat is waardevol en dat hoeven we niet los te laten. Maar wanneer je Jesaja 65 leest dan zie je dat de boodschap van God in de eerste plaats niet gericht is op de afzonderlijke mens maar op de wereld. Het gaat God om het scheppen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

We spreken dikwijls van “het christelijke geloof “en mensen kunnen je vragen of je gelovig bent of niet. En daarmee wordt dan meestal bedoeld of je gelooft dat er een God is of niet. En dat is natuurlijk een belangrijke vraag. Maar eigenlijk zou de vraag moeten luiden:

“Geloof je dat het visioen van Jesaja 65 werkelijkheid zal kunnen worden? Geloof je dat we op weg zijn naar een wereld van vrede en recht? Geloof je dat we op weg zijn naar een wereld waar armoede en ziekte zijn uitgebannen? Geloof je dat we de lucht kunnen zuiveren van rook? Het water van plastic? En de aarde van pesticiden? Geloof je dat we klimaatopwarming tegen kunnen gaan?”

Wanneer wij hierover nadenken dringt de werkelijkheid zich aan ons op. Er is oorlog in Syrië, Afghanistan, Soedan, Congo en in zoveel andere landen. In Rusland heersen Poetin en de zijnen. In China president Xi en de communistische partij. De Oeigoeren worden opgesloten in kampen. Hongkong verliest zijn vrijheid. Er worden veel maatregelen genomen tegen klimaatopwarming maar kijk eens hoe moeilijk dat in het kleine Nederland al gaat. De milieubeweging staat tegenover de boeren en de luchtvaartsector.

Wanneer we kijken naar de problemen in de wereld slaat de twijfel toe en kunnen we niet heel gemakkelijk zeggen dat we gelovig zijn. Gelovig in de zin dat we geloven dat God zijn belofte uit Jesaja 65 waar zal maken. En toch willen wij dit geloof niet loslaten. En daarom roepen wij met de ongelovige Thomas: “Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! “

Geloven in God is geloven in de mogelijkheid dat het visioen van Jesaja 65 werkelijkheid wordt. Geloven in God houdt ook in dat je gelooft dat God voor de verwerkelijking van het visioen mensen nodig heeft. De woorden van Jesaja 65 klinken ons niet rechtstreeks in de oren maar bereiken ons via een mens: de profeet Jesaja. God schept de nieuwe hemel en de nieuwe aarde niet door een knip met Zijn vingers maar door het werk van mensen.

Dan nu naar de gelijkenis van de zaaier. Jezus vertelt dat iemand naar zijn land ging om te zaaien. En in die tijd had je in Israël niet van die prachtige landbouwgrond met alleen maar zwarte aarde zover het oog rijkt. Aarde waarin ieder zaadje wel goed valt. Nee, de akkers in Israël waren kleine stukjes grond in rotsachtig gebied. Niet ieder zaadje kon wortelschieten.

De zaaier zaait breed uit. Een deel van het zaad valt op de weg. Er komen vogels die het opeten. Een deel viel op rotsachtige grond waar maar weinig aarde was en het geen wortel kon schieten. Een derde deel viel tussen distels waardoor het verstikt werd. En een vierde deel viel in goede aarde en bracht vrucht voort: deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.

 In Mattheus 13: 18 maakt Jezus duidelijk dat hij met het zaad het woord van het Koninkrijk bedoelt. Die nieuwe hemel en die nieuwe aarde uit Jesaja 65 duidt Jezus aan met de woorden: “Koninkrijk van God. “Het zaad dat door de zaaier wordt gezaaid is de belofte van de komst van het Koninkrijk van God: een wereldwijd rijk van vrede, recht en welvaart voor iedereen.

Jezus maakt duidelijk dat mensen op vier manieren kunnen reageren op deze belofte:

  1. Bij sommige mensen landt deze belofte eenvoudigweg niet. De belofte dringt niet door. Dat zijn de mensen bij wie het zaad op de weg valt.
  2. Er zijn ook mensen die de belofte van het Rijk horen en daar heel even heel blij van worden maar geen diepgang hebben. Dat zijn de mensen bij wie het zaad op rotsachtige bodem valt waarop maar een den laagje aarde ligt.
  3. Er zijn ook mensen die de belofte horen maar het moeilijk vinden om op de lange termijn te denken. Ze gaan al gauw weer op in de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Bij hen valt het zaad tussen de distels.
  4. Maar er zijn ook mensen bij wie het zaad in goede aarde valt. Zij zijn het die de belofte horen en begrijpen en heel belangrijk: ook hun handelen erdoor laten bepalen. Zij dragen rijkelijk vrucht. Door hun handelen komt het Koninkrijk van God dichterbij.

De gelijkenis laat zien dat Jezus begreep dat het voor mensen moeilijk is om te geloven dat God zijn belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal waarmaken. Het zaad kan vallen op de weg, op rotsachtige bodem het kan tussen distels terechtkomen maar en dat is heel hoopvol: het kan ook in goede aarde vallen en dan rijkelijk vrucht dragen.

Waarom is het Koninkrijk er nog niet? Omdat God wacht op ons en omdat wij wachten op God. Wij vragen ons af: waarom grijpt God niet in. God vraagt zich af: waarom grijpt de mens niet in?

God wil Zijn belofte waarmaken maar heeft daarvoor mensen nodig die zich daadwerkelijk in willen zetten: voor vrede, voor recht, tegen armoede, tegen klimaatopwarming.

Wij hebben God nodig om in beweging te komen. De problemen in de wereld zijn zo groot dat we al moedeloos worden wanneer we eraan denken. Maar wanneer we weten dat God die problemen aanpakt en dat God miljarden mensen hiervoor inschakelt dan geeft ons dat de moed en de energie om ook in actie te komen. Het hangt niet alleen van ons af maar we maken deel uit van een wereldwijde beweging die door God Zelf geleid wordt.

Er is hoop! God pakt de armoede aan in de wereld. God pakt de klimaatopwarming aan. God zet zich in voor de vrede in de wereld.

Doe je mee? Amen.

 

 

 

Zondag 2 augustus 2020

Lezingen: Lezing: Nehemia 9, 15-20

Lezing: Matteüs 14, 13-21

Voorganger: drs. Loes L.W. Jansen

Geliefden van God, gemeente van Christus Jezus
In deze coronatijd luister, kijk ik op zondagmorgen geregeld tot de kerkdienst begint op de radio naar Vroege Vogels. De laatste tijd worden vogelnamen in allerlei dialecten uitgelegd.

En zo kwamen ook de vogelnamen in gebarentaal langs. Bij gebarentaal – de taal van dove mensen – is vooral duidelijk dat het gaat over wat men ziet van een vogel. Het algemene gebaar voor een vogel is het op en neer bewegen van de armen – meer of minder groot, heftig.

En bv dit gebaar kwam ook voorbij:  ….Een duif – het mannetje – die de keel opzet. Het is niet een associatie die ik direct bij een duif heb. Misschien kijk ik minder intens dan dove mensen.

Als een zintuig uitvalt worden de andere zintuigen immers sterker.

Het beeld in het gedicht ‘een visserman met een vogel op zijn hoofd’ verbeeldt Jezus als deze na de doop door Johannes uit het water omhoogkomt. Dan daalt een duif op zijn hoofd neer.

De verbinding tussen Jezus en de hemelse Vader wordt zo duidelijk gemaakt. Toch is deze verbinding niet een statisch gegeven. Een vogel is beweeglijk, vliegvlug, trekt van hot naar her.

Zo is ook de verbinding tussen Jezus en God de Vader niet constant.

De lezing in het Mattheüs evangelie begint met een uitwijkmanoeuvre van Jezus. Hij trekt zich terug. Zoekt de stilte en de eenzaamheid. Om de eenheid met zijn Vader te hervinden.

Over het herstellen van de relatie met de Eeuwige gaat het ook in het gedeelte dat we hoorden uit het boek Nehemia. Dit Bijbelboek is onderdeel van de cyclus Ezra-Nehemia. En het verhaalt over het volk Israël dat terugkeert naar Kanaän, Jeruzalem na de ballingschap en opnieuw een volk van God probeert te worden. Ballingschap, dat is los zijn van alles wat vertrouwd is. Volgens het verhaal zeventig jaar. Dat is een symbolisch getal. Het volk is in fasen weggevoerd,

losgeslagen van de mogelijkheid om een zelfstandige natie te zijn. Slachtoffer van de machtswellust van hun koningen. En er is volk blijven hangen in het land, ontkomen maar volledig verarmd, verweesd, op zichzelf aangewezen.

In Jeruzalem ontstaat nu een nieuwe gemeenschap. De muren en de tempel worden herbouwd. En opnieuw is er strijd, onderlinge concurrentie, het zoeken van macht. Dat is menseigen. En het wijst op herstel. De vermurwdheid, verslagenheid, dichtgeklapte harten,

Inertie, de verharding die hun deel was tijdens de ballingschap verdwijnt.

Nehemia is een hoge ambtenaar van de Perzische koning. In de eenzaamheid van de ballingschap hervindt hij vrijstandig het gesprek met de God van Abraham, Isaak en Jacob. Hij regelt de terugkeer van vele ballingen. In Jeruzalem geeft hij leiding aan de wederopbouw. Ieder die meewerkt aan dit opbouwen van de gemeenschap doet dit om persoonlijke redenen, vanuit het eigen hart, vanwege verbondenheid met de eigen stam, toevallig of vanwege afkomst, als vrijbuiter of als zoekende, door wanhoop gedreven, dromerig, visionair of pragmatisch. Een volk van God zijn, is mensen van het Boek zijn. Veel van wat geschreven is, is verloren gegaan. Sprokkelende wijs, in fragmenten wordt het teruggevonden. Als vijf boeken van Mozes worden ze verzameld, de Tora.

We vallen midden in een feesttijd. Er is rust en ontspanning, het Loofhuttenfeest wordt gevierd. Ieder bouwt op het eigen erf een loofhut. Dat is een fragiel bouwwerk, tijdelijk, met open dak symbool van de open verbinding met JHWH. Verhalen vertelt men elkaar. Er is tijd om samen te eten, samen te zingen. Het is wel te vergelijken met het Offerfeest dat de islamitische gemeenschap afgelopen vrijdag heeft gevierd. Aan het eind van de feestweek wordt het volk bij elkaar geroepen op het Waterplein bij de tempel. Alleen wie JHWH wil ontmoeten, komt daar bij elkaar. De liturgie wordt gevierd. Dat wil zeggen dat gezamenlijke taal wordt gegeven aan de relatie met de Levende. Traditie wordt doorgegeven:  als mens uit het moment gehaald en geplaatst in de tijd. Het moment waarin eigenbelang, overlevingsdrang, een plek heeft, waar geleefd wordt. In de liturgie wordt dit voor een moment stil gezet. Er is tijd om te herinneren en om vooruit te kijken en door de bescherming van de gemeenschap is het mogelijk ook het besef van falen door te geven. In de traditie is dit vaak verworden tot een absurde nadruk op schuld, een nadruk die mensen opnieuw slaaf maakt, opnieuw mensen bindt aan bevroren regels in de tijd, waar de vrijheid onder druk komt te staan. Verantwoordelijkheid beklemtoont zodat mensen verlammen, zich doen terugtrekken in eenzaamheid. Waardoor het stromen van de Geest stokt. Waardoor het niet meer mogelijk is ook maar iets door te geven. Of het zou een negativiteit moeten zijn. Een ontkenning dat God de Aanwezige is.

Tegelijk is een dergelijke eenzaamheid soms broodnodig. Dat hoorden we in het verhaal uit Matteüs. Jezus zoekt het alleen-zijn op. Toen hij hiervan hoorde…

Dat is het verhaal over de dood van Johannes. Daarmee stokt ook de open verbinding van Jezus met de hemelse Vader. De duif vliegt weg. Het toont de diepe verbondenheid van Jezus met mensen, met Johannes in dit geval. De relatie met de Eeuwige verloopt in eerste instantie via andere mensen. De traditie wordt doorgegeven door mensen die een diepgaande verbondenheid ervaren met JHWH. En de relatie met God komt tegelijkertijd ook onder druk te staan door het gedrag van mensen. De verantwoordelijkheid voor elkaar wordt extra duidelijk in dit verhaal. Nadat Jezus terugkeert, de berg van de eenzaamheid afdaalt, zich weer tussen de mensen begeeft, komen de mensen ook weer naar hem toe. Ze ervaren Jezus als een poort naar de hemel. Waar ze zelf nog bedolven zijn onder het stof van traditie, schuld, ziekte, zien ze Jezus als schoongewassen mens die hen de hand reikt. En ze luisteren naar zijn stem. Horen zijn woorden. De tijd wordt vergeten. De leerlingen van Jezus vergeten het niet.

Ze zweven hier midden in het evangelie heen en weer tussen begeestering en praktische betrokkenheid op anderen. Ze zien de zon dalen naar de horizon. Het zal donker worden. De dag loopt ten einde. Ieder zal wat moeten eten voordat de slaap zich over hen kan ontfermen.

De leerlingen willen de schare daarom wegsturen. Hen wijzen op de eigen plichten om leven op te pakken. De individuele verantwoordelijkheid aanspreken. De schare losmaken van de verbondenheid met de Eeuwige die via Jezus die dag is ontstaan, die de woorden van hun meester tot stand heeft gebracht. Dat zeggen ze niet tegen de mensen die zich aan de voeten van Jezus verzameld hebben. Ze spreken Jezus erop aan: ‘Stuur hen weg, zodat ze eten kunnen kopen’. De leerlingen willen, kunnen geen verantwoordelijkheid nemen voor deze mensen.

Dan laat Jezus hen zien dat dit wel degelijk kan. Hij geeft de leerlingen brood, zodat zij het kunnen doorgeven. Door het beeld van de dagelijkse levensbehoefte maakt Jezus duidelijk dat God niet ver weg boven op de berg is, niet geïsoleerd als een toefje slagroom waar we wel zonder kunnen. God is als dagelijks brood. Zonder dagelijks brood, houdt leven op. Is leven niet meer mogelijk. Deze dagelijksheid laat Jezus hier zien. Hij geeft het door opdat zijn leerlingen het zullen doorgeven. De afgelopen maanden hebben we opnieuw ontdekt dat dagelijksheid ook is: de relatie met andere mensen. Daar kunnen we niet zonder. Laat dit verhaal ons inspireren om de aanwezigheid van medemensen te ontvangen zodat ook het eigen leven doorgegeven kan worden.
amen.

Zondag 28 juni 2020

Zondag 28 juni 2020

Lezingen:

Lezing Eerste Testament: Psalm 103, 1-13

Lezing Nieuwe Testament: Marcus 2, 13-17

Voorganger: ds.Dick van der Vaart

 

Gemeente van Christus,

Zoals u weet werd het land Israël in Jezus’ tijd bezet door de Romeinen. De Romeinen stonden de inwoners van de door hen bezette gebieden godsdienstvrijheid toe om ze niet onnodig tegen zich in het harnas te jagen. Zo mochten ook de Joden, ten tijde van Jezus, hun godsdienst in vrijheid beleven. Maar door de Romeinse bezetting beïnvloedde het leven in Israël toch op zo’n wijze dat het Joodse geloof dreigde te verwateren. Het volk Israël dreigde van zijn God te vervreemden.

De Farizese Schriftgeleerden wilden dicht bij de God van Israël blijven. Ze gaven God in hun dagelijks leven een centrale plaats. Dat deden ze door zich zo nauwkeurig mogelijk aan de voorschriften van de Joodse Wet te houden. En niet alleen dat: om te voorkomen dat ze onbewust en ongewild een regel van de wet zouden overtreden, voegden ze ook nog eens eigen regeltjes aan de wet toe. Ze bouwden een hek om de wet, zo werd dat genoemd.

Hun bedoeling was heel goed: dicht bij God blijven, dicht bij God leven. Maar het lijkt erop dat ze uit het oog verloren dat de wet geen wet is, maar Thora d.w.z. richtingwijzer en wel richtingwijzer naar een rechtvaardige, liefdevolle en zorgzame samenleving van mensen die dicht bij God leven.

In plaats van richtingwijzer werd de Thora wet, doel in zich. Ten onrechte werd later gezegd dat dit de essentie van het Joodse geloof zou zijn. Dat klopt niet. Essentieel voor het Joodse geloof is de visie dat de Thora geen doel in zich is maar richtingwijzer. Wanneer Jezus zegt dat de mens er niet is voor de wet maar dat de wet er is voor de mens, dan is dat geen christelijke uitspraak maar een joodseuitspraak. Hij herinnert de Farizese Schriftgeleerden aan de essentie van het Jodendom.

In Marcus 2 lezen wij dat de Farizeeërs zien Dat Jezus eet met tollenaars en zondaars. Dat maakt ze boos. Ze vragen verontwaardigd aan Zijn leerlingen: “Eet Hij met tollenaars en zondaars? “

Ze zijn boos en verontwaardigd omdat ze dat zelf nooit zouden doen. Ze houden zich strikt aan allerlei reinigingsvoorschriften en hebben daar zelf nog regels aan toegevoegd (een hek omheen gebouwd) en het is voor hen ondenkbaar dat ze aan tafel zouden zitten met mensen die zich niet zo strikt aan die regels houden.

Zij spanden zich tot het uiterste in om het volk Israël bij hun God te houden en dan komt daar die populaire rabbi Jezus, die toch hetzelfde doel voor ogen zou moeten hebben maar Hij schuift de reinigingsvoorschriften zo maar aan de kant.

Tegen de verontwaardigde Farizeeërs zegt Jezus:
“Gezonde mensen hebben geen dokter nodig maar zieken wel. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars. “

Jezus weet en leeft voor dat de Thora geen doel is maar middel. Het doel van de Thora is mensen te leren God lief te hebben en naaste als zichzelf. Door met tollenaars en zondaars te eten laat Jezus zien dat Hij ze liefheeft.

Tollenaars werden gehaat omdat ze collaboreerden met de Romeinse bezetter en mensen geld afpersten.  Zondaars waren mensen die zich niet zo precies hielden aan de voorschriften van de Thora als de Farizeeën wenselijk achten. Daarom wilden ze met hen niets te maken hebben. De Farizeeën sloten mensen buiten. Door met tollenaars en zondaars te eten maakt Jezus duidelijk: Ik sluit niemand buiten.

Jezus laat ons zien Wie God is. Jezus was doorzichtig tot op God. Jezus sloot niemand buiten. Daaruit kunnen wij concluderen dat God niemand buiten sluit.

Dit betekent dat de kerk met het beeld van een God die mensen voor eeuwig verloren zou laten gaan ernaast zat. Niemand wordt door God buitengesloten. Het is een heel onbarmhartige gedachte dat God mensen voor eeuwig buiten zou sluiten. En wanneer je gelooft dat God mensen buitensluit dan zet je daarmee de eerste stap om dat zelf ook te doen.

Nog moeilijker om te geloven dat God niemand buiten sluit is het om te geloven dat God jou niet buitensluit. We kijken dikwijls uiterst kritisch naar onszelf. Dikwijls hebben we het gevoel dat we tekortschieten, dat we het verkeerd gedaan hebben, dat we geen goede vader, moeder, zoon, dochter, echtgenoot, broer of zus zijn. Dikwijls voelen we ons minderwaardig, lelijk, dom. Dikwijls hebben we het gevoel dat we niets voorstellen. Dikwijls denken we te hebben gefaald. Dikwijls voelen we ons schuldig en schamen we ons.

Wanneer je de evangeliën aandachtig leest dan zie je dat Jezus bij iedere ontmoeting, bij ieder woord dat Hij spreekt, bij ieder gebaar dat hij maakt en met iedere blik in zijn ogen steeds weer opnieuw de liefde van God doorgeeft. Door Hem heen straalt het licht en de liefde van God.

Denk aan de gelijkenis van de verloren zoon. De jongste zoon die naar het buitenland gegaan was voelde zich schuldig, schaamde zich voor zijn gedrag, haatte zichzelf, durfde niet naar huis. Maar hij overwint zijn angst gaat toch en dan staat zijn vader al op de uitkijk: komt mijn zoon er al aan? En wanneer hij hem in het oog krijgt holt hij hem tegemoet kust hem en sluit hem in zijn armen. Zo is God!

Denk aan de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de bron. De vrouw dacht dat Jezus haar als Samaritaanse zou buitensluiten. Maar Jezus spreekt haar liefdevol aan en geeft haar die zichzelf was kwijtgeraakt weer aan zichzelf terug.

Denk aan het prachtige visioen van Julian van Norwich. Zij zag hoe de troon van God op aarde stond en Adam in gesprek was met God. Zij hoorde hoe God Adam vroeg om iets voor hem te doen. En Adam, blij dat hij iets voor God kon doen rende weg om het uit te voeren. In zijn haast struikelt Adam en valt voorover in de modder. Dan ligt Adam daar en hij schaamt zich dood. Hij voelt dat hij gefaald heeft. Hij durft niet om te kijken omdat hij denkt dat God met een vertoond gelaat naar hem kijkt. “Arme Adam “zegt Julian van Norwich “had Adam maar omgekeken, dan had hij kunnen zien dat Gods gelaat geen ogenblik vertoornd was maar steeds liefdevol naar hem toegenegen was. “ 

Dit heeft Jezus op allerlei manieren steeds weer duidelijk proberen te maken aan de mensen. Dit is de kern van het evangelie: Nog nooit heeft God ook maar één miljoenste van een seconde met een toornig gelaat naar u gekeken. Voortdurend vanaf uw geboorte tot dit moment kijkt God naar u met een liefdevolle blik.

Wanneer u dit tot u laat doordringen, werkelijk tot u laat doordringen, wordt u een ander mens.

Amen.

Ga naar de bovenkant