Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Van oudsher wordt psalm 90 gelezen op oudejaarsdag. De reden daarvoor is duidelijk. Op oudejaarsdag dringt de vergankelijkheid van het leven meer tot ons door dan andere dagen. “ Alweer een jaar voorbij ! “ zeggen we tegen elkaar. “ Wat gaat de tijd toch snel !  Het jaar is omgevlogen !

In psalm 90 brengt de psalmdichter deze zelfde ervaring onder woorden :  “ Wij beëindigen onze jaren als een zucht !  “ zegt hij “ De tijd gaat snel voorbij en wij vliegen heen ! “

De psalm is voor ons niet gemakkelijk te begrijpen. De psalmist schrijft vanuit een andere tijd en een andere cultuur. Om te begrijpen wat hij bedoelt moeten we wel een vertaalslag maken. En we moeten ons realiseren dat hij vanuit zijn ervaring schrijft. Hij wil geen denkbeelden overdragen. Hij  laat ons delen in zijn ervaring . Hij laat ons zien hoe hij de vergankelijkheid van het leven beleefde in zijn relatie met God.

Hoe beleven wij de vergankelijkheid van het leven ? Wanneer we jong zijn staan we er meestal niet zo bij stil. Dat verandert wanneer we de middelbare leeftijd bereiken. Tot dat moment is het alsof we heuvelopwaarts gaan en die opwaartse beweging eeuwig zal duren. Maar dan komt er een moment dat we boven op de heuvel staan en achterom kunnen kijken en vooruit kunnen kijken. We realiseren ons dat we midden in het leven staan en daarmee komt ook het einde in zicht, hoewel dat dan nog ver weg lijkt te liggen. Dit veroorzaakt een midlife- crisis die soms wel tien jaar kan duren.

Wanneer je daardoorheen bent, wanneer je vrede gesloten hebt met de eindigheid van het leven en dat gebeurt dikwijls pas op hoge leeftijd, dan kun je iedere dag dat je eer nog bent met vreugde begroeten: “Goddank , ik krijg weer een dag ! “

Dit is een heel fundamenteel en een heel ingrijpend proces. Een proces dat angst oproept en het kan zijn dat je omdat je die angst niet uithoudt je ogen sluit voor de vergankelijkheid van het leven. Vergankelijkheid die je beleeft als een vijand. De dichter Jorge Luis Borges heeft hierover een prachtig gedicht geschreven. Het heet: de tijd

De tijd is als een rivier die mij meesleurt

Maar ik ben de rivier.

Hij is een tijger die mij verscheurt

Maar ik ben de tijger.

Hij is een vuur dat mij verteert

Maar ik ben het vuur.

 

De dichter ziet de tijd als een woedende rivier, als een woedende tijger, als een woedend vuur. De dichter laat ons met het gedicht delen in zijn ervaring.

Nu eerst naar psalm 90. In deze psalm plaatst de dichter zichzelf in een leerling – leraar relatie tot God. “Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. “ bidt hij in vers 12.

God is voor hem een leraar. Een leraar waarin hij een absoluut vertrouwen heeft. Dat blijkt uit het begin van de psalm:

“Heer, U bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht. Nog voor de bergen waren geboren, voor U aarde en land had gebaard – U bent o God van eeuwigheid tot eeuwigheid. “

Door te zeggen dat God God is van eeuwigheid tot eeuwigheid en dus ook al God was voordat Hij de aarde en het land geschapen had, spreekt de psalmdichter uit dat God de chaos van voor de schepping in zijn hand had. De chaos kon niet ongebreideld zijn gang gaan maar werd beteugeld door God, werd in de hand gehouden door God.

Maar dit betekent dat de chaos binnen de schepping ook door God in de hand gehouden wordt. En hieruit volgt weer dat de dood door God in de hand gehouden wordt. De dood overkomt de mensheid niet zomaar maar wordt, volgens de psalmdichter, gewild door God.

“ U doet de sterveling terugkeren tot stof.“ zegt de psalmdichter. En hij bedoelt hiermee niet alleen het einde van het leven van de mens maar ook dat God de mens al tijdens zijn of haar leven laat inzien dat wij vergankelijke mensen zijn, dat we “stof zijn en tot stof zullen terugkeren. “

Maar waarom wil God ons laten inzien dat wij vergankelijke mensen zijn, dat we zijn als gras dat ’s morgens opschiet en ’s avonds weer verdort, dat ons leven niet langer duurt dan een nacht slaap. Je doet je ogen dicht en voor je gevoel doe je ze zo weer open. De nacht is zo omgevlogen.

Het antwoord staat in de verzen 11 en 12:

“Wie kent de kracht van Uw toorn, wie vreest oprecht Uw woede?“

De woorden toorn en woede moeten we niet opvatten als de kwaadheid van een boze man. Deze woorden kunnen verduidelijkt worden door het gedicht van Borges. Hij spreekt over de tijd die ons meesleurt als een rivier, als een tijger die ons verslindt, als een vuur dat ons verteert. Wanneer je dat overkomt dan ervaar je dat als woede van de rivier, de tijger en het vuur maar dat is natuurlijk maar beeldspraak. Rivier en vuur kunnen niet woedend zijn ( de tijger wel maar hij is dat niet wanneer hij een prooi verscheurt ). Zo kan God ook niet woedend zijn.

“Wie kent de kracht van Uw toorn, wie vreest oprecht Uw woede ? “kun je vertalen als : “ Wie weet hoe ontzagwekkend groot U bent ? “

God wil ons volgens de psalmdichter onze vergankelijkheid laten zien omdat Hij ons Zijn grootheid wil laten zien. God wil ontzag wekken. Zoals Hij dat ook deed bij Job toen Hij hem vroeg:

“Ken je de voorraadkamers van de sneeuw? Heb je de voorraadkamers van de hagel gezien? Ken je de plaats van waaruit het licht verspreid wordt en de plaats van het donker? Ken je de plaats van waaruit de wind over de aarde waait? “

God wil ons onze vergankelijkheid laten zien opdat wij zijn grootheid zien en ontzag voor Hem krijgen. En het begin van alle wijsheid is het ontzag voor de Heer:  “ Laat ons dan zo onze dagen tellen dat wijsheid ons hart vervuld. “

De psalm staat heel dichtbij ons maar ook ver weg omdat de psalmdichter in een andere tijd en cultuur leefde. De psalm kan gemakkelijk worden misverstaan alsof het in de psalm zou gaan over een almachtige boze god die ons onze kleinheid zou willen inwrijven en onze dood zou wensen. Maar zo is het niet!

De psalmdichter schrijft vanuit een grote vertrouwdheid met God en vanuit een absoluut vertrouwen in God:
“Heer U bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht! “
En hij verplaatst zich in God. Vanuit Gods ogen kijkt hij naar het menselijk leven:
“Duizend jaar zijn in Uw ogen als de dag van gister die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht. “

Het ontzag voor God is juist de grond voor het vertrouwen dat de dichter in God stelt. Omdat God zo groot is en omdat God van eeuwigheid tot eeuwigheid is, daarom durft de dichter zich als kleine vergankelijke mens aan Hem toe te vertrouwen.

En de grootheid van God is niet vernederend voor de mens maar verhogend. Dat blijkt ook uit psalm 8:

“Zie ik de hemel , het werk van Uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd ,wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet ? “

En dan klinkt het:
“U hebt hem bijna goddelijk gemaakt, hem gekroond met glans en glorie! “

Wat de psalm ons denk ik kan leren is dat wij wanneer wij de moed hebben om onze vergankelijkheid onder ogen te zien, wij dan in staat zijn om de grootheid en eeuwigheid van God te zien en ons kunnen toevertrouwen aan Hem.

En wanneer wij ons toevertrouwen aan Hem, ons geborgen weten in Hem dan kunnen we als een oude van dagen iedere dag die we mogen leven als een geschenk ontvangen, zoals er staat in vers 14:

Vervul ons in de morgen met Uw liefde, laat ons van blijdschap juichen al onze dagen.

 Amen.

Nieuwjaarsmorgen:

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Meditatie nieuwjaarsdag  Genesis 1 de bouw van een tempel

Gemeente van Christus,

Een januari 2020. Het nieuwe jaar ligt nog open voor ons. Maar zo zeg ik het niet goed. Hier in Drente eet men vandaag opgerolde kniepertjes. Het jaar ligt niet open voor ons. Het jaar ligt opgerold voor ons. Opgerold als een kniepertien. Ik wens u toe dat het jaar zoet mag zijn. Zoet als de slagroom die u in het opgerolde kniepertien spuit.

Toen God Mozes de opdracht gaf om het volk Israël uit de slavernij in Egypte te leiden, aarzelde Mozes, en God zei tegen hem: “Moet ik soms Zelf met jullie meegaan?“ En Mozes antwoordde: “ Heer als U Zelf niet met ons meegaat dan blijven we hier dan trekken we helemaal niet op ! “

En zo vraagt God ons vandaan ook: “Moet Ik Zelf met jullie meegaan het nieuwe jaar in ? “En wij antwoorden Hem: “Heer als U Zelf niet met ons meegaat, gaan wij het nieuwe jaar niet in ! Alleen met U durven wij het aan! “

En God antwoordde Mozes en hij antwoordt ons: “Ik zal er zijn voor jullie! Ik zal er zijn is Mijn Naam. Ik zal voor jullie uitgaan in een lichtende wolk. “

We zijn deze dienst begonnen met het zingen van lied 216: “Dit is een morgen als eens de eerste. “Met welk lied zou je anders de eerste dienst in het nieuwe jaar moeten beginnen?  En we hebben het scheppingsverhaal uit Genesis 1 gelezen. Met welke lezing zou je anders het nieuwe jaar moeten ingaan?

Vanmorgen verwacht u denk ik geen zware preek van mij. Voor ons allemaal is het vannacht een latertje geworden en misschien hebt u het wel licht zien worden.

Ik zal u niet vermoeien met een zware preek. Maar ik wil wel een uitleg van Genesis 1 met u delen waar u van zult opkijken omdat u het verhaal nog nooit zo hebt gelezen. Aan het begin van het nieuwe jaar wil ik u een nieuwe uitleg van het scheppingsverhaal geven.

De nieuwste uitleg van het verhaal is als volgt:

Op grond van de indeling van de schepping in zeven dagen meent men dat de het scheppingsverhaal gelezen moet worden als de bouw van een tempel.

Wat wij tegenwoordig het universum noemen. Dat oneindige heelal met de vele sterrenstelsels kende men in de bijbelse tijd nog niet. Er waren nog geen telescopen. Er was nog geen ruimtevaart. Wat wij universum noemen, kende men als “hemel en aarde “.

 God is de schepper van hemel en aarde. Hij bouwt deze als een tempel. En een tempel is altijd aan een god gewijd. Een beeld van deze god staat centraal in de tempel.

Zo bouwt God hemel en aarde als een tempel. Deze tempel is aan Hem gewijd. En God plaatst daarom ook een beeld van Zichzelf in deze tempel:

“En God zei: laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn…God schiep de mens als zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. “

God bouwt de tempel van hemel en aarde. De tempel is aan Hem gewijd. En als beeld van Zichzelf plaatst Hij daar de mens: mannelijk en vrouwelijk.

In de tempel staan twee beelden als beelden van God: een man en een vrouw.

God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Door onze geboorte zijn we al beeld van God. Dit beeld van God zijn houdt in dat we de mogelijkheid hebben om werkelijk op God te gaan lijken. En Christus heeft ons laten zien hoe een mens eruitziet die van beeld Gods uitgegroeid is tot gelijkenis van God. Jezus lijkt op God zoals een Zoon lijkt op een Vader. Jezus lijkt op God zoals een dochter lijkt op haar Moeder.

Wij zijn beelden van God. We mogen uitgroeien tot gelijkenissen van God. Het gevaar is dat we menen dat dit van ons gevraagd wordt als plicht en dat we tekortschieten wanneer we er niet aan gehoorzamen of het doel niet halen. Het gevaar is dat we menen dat god alleen van ons houdt wanneer we op Hem lijken en we ons daarom krampachtig hiervoor gaan inspannen. Vroeger noemde men dit: poging tot zelfrechtvaardiging terwijl we al gerechtvaardigd zijn door de liefde van God. God houdt al van ons als beeld van God. Wij hoeven ons alleen open te stellen voor de werking van de Heilige Geest. Deze zal ons transformeren tot wat men vroeger noemde Christusgelijkvormige mensen. We ontvangen de gelijkenis van God als een geschenk. Dit is een belofte waarmee we het nieuwe jaar in mogen gaan.

Amen