Lezing: Spreuken 8
Voorganger: ds. Dick van der Vaart
Gemeente van Christus,
Het komt niet vaak voor dat er een lezing uit het boek Spreuken op het leesrooster staat. Het is fijn dat dit vandaag wel het geval is, want het is een prachtig boek geschreven in een poëtische stijl. Het boek Spreuken kun je vergelijken met een schatkist vol met parels. Iedere spreuk is een parel van wijsheid. De ene parel is nog mooier dan de andere. Maar als je alle spreuken achter elkaar wilt lezen wanneer je het boek in één middag of avond uit wilt lezen gaat het je al snel duizelen. Al die wijsheid kun je niet in één keer tot je nemen. Je zou je moeten beperken tot één spreuk per dag. En dan nog zou je wel een uur op iedere spreuk kunnen mediteren om de inhoud ervan tot je door te laten dringen. De oude kerkvaders zeggen dat je de tekst moet kauwen en herkauwen. Je moet de woorden proeven. En pas wanneer je de tekst gekauwd en herkauwd hebt en je de smaak heel goed geproefd hebt kan de betekenis ervan tot je doordringen. Het is duidelijk dat je voor een boek als Spreuken heel veel tijd en rust nodig hebt om je de inhoud ervan eigen te kunnen maken.
In de Thora, de eerste vijf boeken van de bijbel, staan 613 leefregels. Jezus vatte ze samen in één zin: “Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Op vergelijkbare wijze staat er aan het begin van het boek Spreuken een samenvatting van de vele losse spreuken die er volgen. In één zin wordt gezegd wat de essentie van de vele losse spreuken is. In Spreuken 1 :7 lezen we: “Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer.”
Het begin van de kennis dat is het principe, het wezen, het hart van de kennis. Deze wordt gevonden in het ontzag voor de Heer.
“Ontzag voor de Heer”, in de vorige bijbelvertaling stond :”Vreze des Heren” betekent niet dat je bang moet zijn voor God. Juist niet. Angst is een slechte leermeester. Ontzag voor God verwijst naar zijn leefregels. Als je daarover mediteert, als je die kauwt en herkauwt als je die proeft en in de praktijk be-proeft dan bevind je je op de goede weg die leidt naar een gelukkig leven.
In Spreuken 1, waarop het verhaal voor de kinderen is gebaseerd, is de Wijsheid aan het woord. En van oudsher wordt de wijsheid als een vrouw voorgesteld. Tot in de middeleeuwen werd de wijsheid voorgesteld als Vrouwe Wijsheid die zetelde op een troon in de hemel. Vrouwe wijsheid zegt in Spreuken 8:14: “Bij mij vind je beraad en overleg, ik heb inzicht, ik heb kracht. Door mij regeren koningen, bepalen heersers wat rechtvaardig is. Vorsten heersen dankzij mij, ik laat leiders rechtvaardig regeren.” Voor vrouwen kan deze vrouwe wijsheid een prachtige en krachtige identificatiefiguur zijn. Vrouwen kunnen eraan groeien.
In Spreuken 8 vers 22 zegt Vrouwe Wijsheid : “De Heer heeft mij vóór al het andere verworven, toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. ……” Vrouwe wijsheid zegt: “Ik was erbij toen hij de hemel zijn plaats gaf en een cirkel om het water trok, de wolken aan de hemelkoepel plaatste, de oceanen bruisend op liet wellen, toen hij grenzen aan de zeeën stelde, het water met zijn woord een plaats gaf, de fundamenten van de aarde legde….ik was zijn lieveling.”
Wat een prachtige taal! Poëzie! Vrouwe wijsheid was er vanaf het begin van de schepping bij. Zij weet hoe de schepping in elkaar zit en daarom zegt ze in vers 32: “Nu dan zonen en dochters luister naar mij, gelukkig is een mens die op mijn wegen blijft. Luister naar wat ik je leer en wordt wijs!“
Er is een verband tussen dit Schriftgedeelte en het begin van het evangelie van Johannes. In Johannes 1: 1 lezen we: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.” En verderop wordt gezegd dat dit Woord mens geworden is en bij ons heeft gewoond. In Spreuken 8 wordt van Vrouwe Wijsheid gezegd dat zij in het begin bij God was. Hier wordt gezegd dat het Woord in het begin bij God was.
Het Woord uit Johannes 1 moet worden begrepen als de ontwerpwijsheid van God. Voordat er een nieuw vliegtuig gefabriceerd kan worden maken vliegtuigbouwers een ontwerp. Een ontwerp van de motor. Een ontwerp van de vorm.
Ze denken en rekenen en concluderen dan: “Wanneer we het vliegtuig zo bouwen dan zal het snel en veilig kunnen vliegen.” Dan wordt het vliegtuig gebouwd en wordt de ontwerpwijsheid van de bouwers in de praktijk op de proef gesteld. Eenzelfde ontwerpwijsheid was bij God voor de schepping. Ook God maakte ontwerpen van mens, dier en natuur. En hij dacht: wanneer ik het zo uitvoer dan moet alles werken. Vissen moeten zo kunnen zwemmen. Vogels moeten zo kunnen vliegen. Mensen moeten zo kunnen leven.
God voerde zijn ontwerp uit en alles bleek zo te werken als God gehoopt had. Het Woord uit Johannes 1 is de ontwerpwijsheid van God. Deze ontwerpwijsheid is mens geworden in Jezus. Hij leeft vanuit de ontwerpwijsheid van God. Hij geeft vorm aan het menselijk leven zoals God dat bij de schepping voor ogen had.
De ontwerpwijsheid van God die zichtbaar wordt in het leven van Jezus wordt in Spreuken 8 sprekend opgevoerd als Vrouwe Wijsheid. Jezus was een man maar hij was geen macho. Zijn wijsheid was vrouwelijk van aard. Zo kan Jezus een identificatiefiguur zijn voor zowel mannen als vrouwen. Jezus leeft voor hoe een vrouw krachtig kan zijn en hoe een man zachtaardig kan zijn.
“Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer.” Wanneer je maar ontzag voor de Heer hebt dan hoef je al die afzonderlijke wijsheidsspreuken niet te kennen. Ontzag voor de Heer is het principe, het grondbeginsel, het werkingsbeginsel, waaruit alle wijsheid spreuken voortvloeien.
Dat klinkt heel mooi en dat was ook heel mooi in de cultuur waarin het boek Spreuken geschreven is maar wij kunnen er niet veel mee. In de cultuur waarin het boek Spreuken geschreven is was God duidelijk aanwezig. Hij was Heer en God. Joden mochten Hem niet afbeelden. Maar wanneer ze dat wel hadden mogen doen dan hadden ze Hem afgebeeld zoals dat in de middeleeuwen in de kerken gebeurde. De koepel van de kerk werd goudkleurig geschilderd en God zat in die gouden hemel op een troon. God was zo duidelijk aanwezig in de samenleving dat Hij mensvormig kon worden geschilderd alsof Hij als een koning lijfelijk aanwezig was.
In de schilderkunst verschenen na de middeleeuwen de landschappen. Met de komst van die landschappen verdween God als mensvormige figuur in de schilderkunst. God kon niet als mens in een landschap worden geschilderd. Daar was hij te verheven voor. Was hij dan afwezig in die schilderijen? Nee hij was Aanwezig als het licht dat door die schilderijen heen scheen zoals het licht van de zon door een gebrandschilderd raam heen schijnt.
Maar om het licht van de zon door een gebrandschilderd raam te kunnen zien moet je je niet blindstaren op de afbeelding maar door de afbeelding, door het raam heen leren lijken. Alleen dan zie je dat er meer is dan het raam. Alleen dan zie je het licht achter het raam.
Zo lijkt God in onze samenleving afwezig te zijn. De wetenschap richt onze blik op het zichtbare, op het meetbare. De wetenschap richt onze blik op de afbeelding van het gebrandschilderde raam. Hierdoor zien wij het licht van God niet meer dat door de schepping heen schijnt.
“Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer”, zegt ons niet veel omdat God in onze beleving niet zo concreet in onze cultuur aanwezig is. Om ontzag te kunnen hebben voor God moeten we Hem eerst weer leren ervaren. We kunnen Hem weer leren ervaren door te kijken naar het licht dat door de schepping heen schijnt, naar het licht dat door de kunst heen schijnt, naar het licht dat door de Schrift heen schijnt en naar het licht dat door de medemens heen schijnt. Amen.