Marcus 11:1-11 Palmzondag, Oosterkerk Hoogeveen                          Th. van Beijeren, Roden

Momenteel ben ik het boek van Barack Obama aan het lezen over zijn weg naar het presidentschap van Amerika. Hij vertelt, dat hij president wilde worden om de idealen uit zijn jeugd te verwezenlijken: zorg voor armen, voor mensen van kleur, voor mensen die geen toegang hebben tot de zorg. Zó’n president wilde hij worden.

Ik las ook ooit een boek over Poetin. Die had heel andere idealen als president van Rusland, en die heeft hij ook weten te bereiken met een streng regiem: hij wilde de baas zijn en verrijkte zichzelf en zijn vrienden enorm.

Hoe wil je de baas zijn? Hoe wil je president, keizer, koning, premier, minister, kamerlid, bestuurder, leider zijn?
Eigenlijk is dat terug te voeren tot de vraag: hoe wil je mens zijn? Want we hebben allemaal uit te zoeken hoe we in het leven willen staan. Wat onze idealen zijn. Wat we willen bereiken. En – hoe we met medemensen willen omgaan… Wat drijft ons? Wat willen we?!

Wat wil Jezus toch met dit gebeuren op Palmzondag? Dé vraag die elke keer weer bij je bovenkomt als je nadenkt over die intocht op de ezel. Wie is dit toch? Wát wil Jezus duidelijk maken met die ezel en die toejuichingen die Hij zich laat welgevallen?

Mattheüs vertelt het er zelfs ook bij in dit verhaal, dat de mensen in Jeruzalem vragen:  Wie is die man? Zo heel bekend was hij dus niet bij iedereen…
Natuurlijk hadden ze in Jeruzalem op die vraag voor een deel wel een antwoord.
* Er waren ongetwijfeld mensen, die hem toejuichten omdat ze wel wat stuntwerk wilden zien. Want er deden de wildste verhalen over hem de ronde: massa’s kregen te eten, lammen liepen, blinden gingen zien, zelfs doden kwamen tot leven. Dan wil je daar wel eens wat van zien, nietwaar? Laat hij zijn trukendoos nog maar een keertje opentrekken!

* Bij anderen zat het wat dieper. Het verlangen naar betere tijden, naar het einde van die vervloekte Romeinse overheersing, naar een eigen koning, een nieuwe David. Ze keken uit naar een politieke omwenteling. En als dat nu eens met die man op de ezel, die Jezus, zou mogen beginnen…!

* Nog weer anderen zullen meewarig naar dit tafereel hebben gekeken. Kansloze missie…! Zó zul je het absoluut niet redden. Geen paard, maar een ezel… Geen wapens, maar zachtmoedigheid. Geen soldaten als escorte, maar een groepje volgelingen die met takken zwaaiden. Wat een vertoning!

* En dan waren er ook, die de intocht van die man op de ezel met achterdocht bekeken. Mensen die belang hadden bij rust in de tent. Die hun invloed en handel veilig gesteld wilden houden. Die er helemaal niet van hielden als er zo met vuur gespeeld werd. En dat dééd die Jezus! Want nog maar een paar jaar geleden hadden er 2000 kruisen gestaan voor opstandelingen. Je zou toch gek zijn als je zoiets opnieuw wilde proberen? Het was je reinste zelfmoord. Dacht Jezus nou echt, dat hij het kruis wèl kon ontlopen?

Nee, dat dacht Jezus niet. Hij had het al voorspeld. Met deze feestelijke intocht gaat hij welbewust een lijdensweg tegemoet. Heden Hosanna, morgen: Kruisigt hem!

Het is een merkwaardige zondag, vandaag, met – zoals het lijkt tenminste – een dubbele boodschap. Feest en lijden. Intocht en afgang. Het ligt heel dicht bij elkaar. Zoals we dat trouwens ook in ons eigen leven wel kennen. De feestelijkheid naast de zorgen.

  • We vieren een verjaardag – en op het feestje hebben we het over die-en-die – “weet je wel? Nou, die heeft ook niet zulke beste berichten uit het ziekenhuis”…
  • Wij vieren hier een feestelijke dienst – in veel delen van de wereld wordt gemoord in naam van het Opperwezen. En duizenden vluchtelingen staan te wachten achter gesloten poorten.

Nee, het is niet altijd “Hosanna” in het leven!
En tóch roepen ze het deze man toe.
Wie is deze man? Wat is dit voor koning?

Want dat is wel duidelijk, hij rijdt als een koning, als een messiaanse koning de stad binnen.

Maar het is zijn zachtmoedigheid die opvalt. Hij trekt geen zwaard, hij gaat niet tekeer met een mitrailleur, het is hier geen Irak of Syrië, nee: zijn koningschap is niet van deze wereld, zal hij straks tegen Pilatus zeggen. En hij zal straks een gekruisigde koning der Joden zijn, zoals het opschrift boven het kruis zal luiden. Met een doornenkroon.

En toch – het blijft heel mysterieus allemaal. Tot nu toe ontweek Jezus het rechtstreekse conflict in Jeruzalem, maar nu zoekt hij het welbewust op. Hij organiseert deze intocht zelf, het is geen spontane demonstratie, maar een geplande optocht. Juist nú, vlak voor het Paasfeest, waarop de bevrijding uit Egypte wordt gevierd, waarop ze de matses zullen eten en het bloed van het lam aan de deurposten zal worden gestreken. Op datzelfde moment zeg maar zal Jezus sterven. Als teken van een nieuwe bevrijding.

Maar – waarom lopen wij nog altijd achter deze “man op de ezel” aan? Wat verwachten we van hem? Waarom zingen we hem ook vandaag opnieuw weer toe, terwijl we aan het eind van deze dienst de Stille Week zullen inluiden: zijn lijdensweg?
Wat heeft deze koning per saldo aan onze wereld gebracht?
Veel goeds, dat is zeker waar.
Zijn boodschap is ter harte genomen. “Zalig de zachtmoedigen; heb je naaste lief als jezelf; wat jij wilt dat de mensen jou doen, doe dat ook voor hen; inderdaad: zulke dingen gaan rechtstreeks in tegen wat de wereld normaal vindt. En het heeft veel goeds gedaan in de wereld.
Hosanna, Zoon van David!

Maar er is ook die andere kant. In zijn naam is er ook veel kwaads gedaan. Er waren ruzies om zijn boodschap, kerken scheurden, families braken uit elkaar, er waren vervolgingen, oorlogen in zijn naam, ketters werden verbrand, vrouwen onderdrukt, kinderen misbruikt, het heilige boek van een andere religie verbrand… En zo werd Jezus van de ezel afgesleurd en op het paard van de macht gezet. En wordt hij, zoals een dichter het eens zei, opnieuw gekruisigd zolang er in zijn naam slachtoffers gemaakt worden.

Gister Hosanna, vandaag kruisigt hem

Het kruis blijft een teken van tegenspraak tot op vandaag. Tegenspraak van alles waar Jezus voor staat. Voor heel zijn boodschap, heel zijn leven. Het was een politieke moord, een troebele gang van zaken – zoals er zoveel zijn, lees de publicaties van Amnesty International. Een valse aanklacht en een schijnproces.

En tegelijk mogen we vanuit de bijbel zeggen: in deze gekruisigde mogen we God zelf zien die met zijn uitgestrekte armen de wereld omarmt. In zijn liefde tot het einde mogen we de liefde van God herkennen. Jezus kwam liever door het geweld om dan dat hij naar het geweld greep om muren te doorbreken en grenzen te slechten.

Zo begint vandaag de Stille Week met deze intocht op een ezel.

Tja, dat ezeltje… Dat wordt volop betrokken in die bedoeling van Jezus. Bijna als een voorbeeld voor al die mensen. Maar die zijn daar nog niet zo aan toe, blijkbaar.

“Wie is deze man?”, vroegen ze zich af.

Wat heeft hij ons te bieden?

Wat betekent zijn koningschap voor ons?
We weten het antwoord inmiddels: het is de Vorst van de Vrede. Jezus weigert welbewust aan de verwachtingen van mensen te voldoen. Hij is geen koning op ónze manier, maar op zijn eígen manier. Hij laat zich niet meeslepen door ónze idealen, maar wil ons meenemen in zijn idealen. Niet Jezus in óns straatje, maar wij op zijn weg. Hij is koning – en Hij wil onderdanen.

Is dat het, waarom er zo opmerkelijk uitvoerig over dat ezeltje geschreven wordt? Een groot deel van dit verhaal is gewijd aan de manier waarop die ezel erbij wordt betrokken.

En dat zet je aan het denken.

“De Heer heeft het nodig”, is het argument.

En nu wil ik onszelf niet met een ezel vergelijken, maar Mattheus lijkt dit allemaal niet ‘zomaar’ te vertellen.

Het mag je aan het denken zetten.

Ik eindig met een gedicht van Mieke de Jong, met als titel: “Mij, een ezel”.

Ik sta met moeder aan de muur
gebonden bij de oude schuur
en hier is dan mijn gouden uur:
de Heer heeft me nodig!

Mijn ogen worden groot en diep,
ik loop te dromen of ik sliep,
ik weet alleen dat iemand riep:
de Heer heeft je nodig!

Een vreemde hand, die mij betast,
een zware en toch lichte last;
mijn wankele stap wordt sterk en vast:
de Heer heeft me nodig!

De massa juicht en dringt me voort,
een lange weg, een grote poort —
ik heb alleen dat woord gehoord:
de Heer heeft je nodig!

Ik ben nog dom en jong en pril,
ik ga de wegen die Hij wil,
ik sta op ’t eind gewillig stil
de Heer had me nodig!

En loopt mijn leven krom of recht
en word ik later wijs of slecht —
ééns werd het tegen mij gezegd:
Ik heb jou nodig!