Lezingen: Deuteronomium 18, 15-20    Marcus 1, 21-28
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Het is vandaag de vierde zondag van Epifanie. “Epifanie” betekent: “verschijning” op de zondagen van Epifanie richten we onze aandacht op de verschijning van de Heer. Zo richten we vandaag onze aandacht op Jezus’ eerste openbare optreden in de synagoge van Kafarnaum.

De ruïne van deze synagoge kun je tot op de dag van vandaag bezoeken. Wellicht bent u er wel eens geweest. Ik ben er zelf niet geweest maar op een foto ziet de synagoge er wat Grieks uit. Het is een rechthoekig gebouw. Het dak wordt gedragen door zuilen. Op de plek waar bij ons de preekstoel zou staan stond een kast met daarin de Thora rollen. Zoals ik twee weken geleden al zei: deze kast heet de ark. Zoals de stenen tafelen van Mozes in de ark van het verbond bewaard werden ( die houten kist die het volk Israël met zich meedroeg tijdens de reis door de woestijn en die later in het Heilige der heiligen in de tempel geplaats werd )  zo werd ook de papieren Thora in de ark bewaard.

Voor de ark was een spreekgestoelte vanwaar de lezingen werden gedaan. De mannen zaten beneden. De vrouwen op gaanderijen aan weerszijden van het gebouw.
In een synagogedienst mocht één van de aanwezigen de Thora lezing verzorgen en er een uitleg over geven.

Zo kwam het dat Jezus sprak in de synagoge van Kafarnaum. De mensen luisterden naar Hem en dan lezen we bij Markus :
“Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden”.

Deze toevoeging: “niet zoals de schriftgeleerden” is denk ik niet bedoeld als sneer naar hen. Marcus wil niet de schriftgeleerden naar beneden halen maar hij wil het gezag benadrukken waarmee Jezus sprak.

Wat kunnen we zeggen over dit gezag ? We kennen allemaal wel mensen die gezag uitstralen. Wanneer zij op een vergadering of een verjaardag het woord nemen iedereen als vanzelf stil om naar hem of haar te luisteren. Niet omdat hij of zij met luide stem spreekt of op een dwingende toon spreekt maar omdat hij of zij met natuurlijk gezag spreekt. Nelson Mandela was zo iemand.

Maar terug naar het gezag dat Jezus uitstraalde. Wat kunnen we daar over zeggen? Ik geloof dat Jezus zo één was met God dat Hij niet meer te onderscheiden was van God. Wanneer Hij sprak was het alsof de Stem van God sprak. Met nadruk zeg ik : “alsof de Stem van God sprak”. De mensen hoorden niet een Stem uit de hemel. Ze hoorden de stem van de mens Jezus. Maar de stem van de mens Jezus was bezield met de Stem van God. Zoals je door een mooi lied of mooie muziek boven je zelf uitgetild kunt worden en heel even in de vreugdevolle Tegenwoordigheid van God verblijft, zo werden de mensen door de stem van Jezus boven zichzelf uitgetild en werden ze vervuld van onuitsprekelijke liefde en vreugde en hoop.

Maar er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest en hij schreeuwde: “Wat hebben wij met jou te maken Jezus van Nazareth? Ben je gekomen om ins te vernietigen ? Ik weet wel wie je bent: de heilige van God.”
Wat moeten wij ons voorstellen bij “een man die bezeten was van een onreine geest?” Het gaat om een man die “bezeten was”, hij was dus niet vrij. Zijn gedachten en handelingen worden niet gestuurd door hem zelf maar door een geest die zijn zelf in bezit genomen heeft. De geest wordt “onrein” genoemd dat betekent dat de geest een liefdevolle houding t.o.v. God en medemens en een liefdevolle omgang met hen in de weg staat.
In onze cultuur is het idee dat er buiten ons boze geesten zouden zijn die geen lichamen hebben maar wel als geesten rondwaren, niet meer zo aanwezig. Dit is een mythische manier van denken. In onze cultuur denken we meer psychologisch.

De relschoppers die deze week in een aantal steden vernielingen aanrichten waren lieve zoons, broers en vaders maar in groepsverband konden ze geen weerstand meer bieden aan de geest van vernieling die van hen bezit nam. Een dag later verklaarden ze voor de rechter: “Ik was mezelf niet, zo ken ik mezelf niet”.

In Rwanda in de jaren 80 raakten als ik het goed zeg de Huti’s bezeten van haat en moordzucht en vermoorden brave huisvaders hun buren met wie ze altijd in vrede geleefd hadden. Er vielen miljoenen doden.

Wat in bijbelse tijd mythische verklaard werd als boze geesten benoemen wij vandaag de dag in psychologische en termen als massahysterie.
Ook zonder het geloof in boze geesten die buiten ons rondwaren en bezit van ons nemen kunnen wij onderscheid maken tussen goed en kwaad. We weten dat we in de ban kunnen komen van hebzucht, eerzucht, heerszucht, jaloezie of haat. Dat zijn heftige gevoelens die ons gevangen kunnen houden en een liefdevolle verhouding tot God en medemens en daarmee een vreugdevol leven in de weg kunnen staan.

 

Iemand die gevangen is door hebzucht, eerzucht, jaloezie, haat is niet gelukkig. Je wordt er ongelukkig van. Zo zal ook de man in de synagoge van Kafarnaum ongelukkig geweest zijn. Je zou zeggen dat hij zielsgelukkig moet zijn geweest toen hij Jezus zo vol gezag en liefde hoorde spreken. Hier was een mens die hem zou kunnen bevrijden! Het tegendeel gebeurt: de man wordt juist heel boos!

“Wat hebben wij met jou te maken Jezus van Nazareth? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent : de heilige Gods!”

Hoewel hij lijdt aan zijn gevangenschap wil hij zich toch niet laten bevrijden. Wij mensen laten onze eerzucht, heerszucht, haat niet zo maar los.

We verbeelden ons dat het een kracht is, dat het ons helpt om te overleven, dat we zonder niets zijn.

Het hart van de mens die bezeten is, is een bevroren hart. God is de zon. Met de stralen van Zijn zon raakt God het bevroren hart. “Help” roept het hart “ik sterf!” maar het hart sterft niet, het komt tot leven. Het wordt een warm kloppend hart. Een hart vol liefde voor God en mensen.

De man in de synagoge van Kafarnaum  wordt doodsbang wanneer hij Jezus hoort spreken. Hij is bang zichzelf te zullen verliezen. Hij weet niet dat hij zichzelf juist zal vinden. Hij zal zichzelf vinden als kind van God en vriend van mensen.

Dan spreekt Jezus hem toe vanuit zijn eenheid met God. Met een stem waarin het gezag en de liefde van God doorklinkt spreekt Jezus de man toe. “Zwijg!” zegt hij tegen de stemmen die de man gevangen houden in hebzucht, eerzucht, heerszucht, jaloezie en haat.

Marcus schrijft: “De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw”. Jezus gaf de man terug aan zichzelf. Jezus maakte het de man mogelijk een leven op te bouwen van liefde tot God en medemens.

In vers 25  lezen we “Jezus sprak hem streng toe”. Dit hem slaat op de onreine geest. Hem sprak Jezus streng toe maar de man die door de geest bezeten was keek Jezus met liefdevolle ogen aan. Geen moment sprak er veroordeling of boosheid uit Zijn ogen. Geen honderste, geen miljoenste van een seconde: alleen liefde, pure liefde, goddelijke liefde.

Amen.