Preek gehouden door Ds. Cees Huisman op de 6e zondag van de herfst 25 oktober 2020 in de Oosterkerk te Hoogeveen n.a.v. Deuteronomium 6: 4-9 en Mattheüs 22: 34-40
Heb lief!
Hoe belangrijk zijn gewoonten en regels eigenlijk, als we het hebben over ons geloof? Misschien heeft de coronacrisis die vraag ook wel op ons bord gelegd: wat is nou belangrijker, dat je hier in de kerk zit of je buurvrouw die ziek is helpt? Wat is belangrijker, dat je bidt voor het eten en dankt na het eten of dat je je brood deelt met wie er gebrek aan heeft? M.a.w. het is altijd belangrijk om de rituelen in het licht te plaatsen van waar het eigenlijk om draait. Het belangrijkste is niet, dat je een kokertje met de wetstekst aan je deurpost hebt hangen, maar dat je God en je naaste liefhebt. En dat kokertje en die gebedsriem om je arm herinneren je daar aan!
“Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met al je kracht”. Als ik Zwolle binnenrijd zie ik een groot bord met daarop “Samen krijgen we corona eronder. Houd moed. Heb lief!” Heel mooi, maar als we dit horen als een ‘gebod’ dan is het zwaar en ondoenlijk. ‘’Ja, dominee, geloven en liefhebben zijn wel mooi en het moet ook, maar het is zo moeilijk”. Dat heb ik vaak gehoord, maar ‘liefde’ is eigenlijk geen gebod. Zoals ik het met de kinderen even over een hobby had. Je hoeft niemand aan te sporen zijn hobby bij te houden. Dat doet iemand vanzelf, want het komt van binnen uit. Dat wordt bedoeld met ‘met heel uw ziel, verstand en kracht’.
Maar hoe zit het met het ‘object’: God? Wie of wat is dat? En hoe kan ik iets liefhebben, wat ik niet ken? Niemand heeft ooit God gezien en wie over God hebben nagedacht hebben altijd gezegd: je kunt God niet objectiveren, want Hij is Subject. God staat niet tegenover mij, maar Hij is in mij: ik in Hem en Hij in mij, zoals Jezus ergens zegt. Dan wordt het begrijpelijker, waarom het gebod in één adem overgaat in de liefde tot de naaste – als jezelf.
Dat is niet iets aparts, dat er ook nog bij komt. En de liefde tot de naaste is ook niet iets mínder dan de liefde tot God – het is daaraan gelijk. De liefde tot God realiseert zich in de liefde tot de naaste. Liefde tot God zonder naastenliefde bestaat niet, is onmogelijk. Hoe kun je zeggen God lief te hebben als je je naaste, die gebrek lijdt, laat creperen, zo vat Johannes het samen. Kortom, die twee horen onafscheidelijk bij elkaar en het ene is niet meer of minder dan het andere. Het tweede daaraan gelijk – het één niet zonder het ander.
In oude afbeeldingen zie je de twee tafelen der Wet vaak als twee-eenheid afgebeeld, maar het is wel pag. 1 en pag. 2 (zie schilderij Maerten de Vos).
Bij Rembrandt zien we iets heel interessants: Mozes houdt de 2e tafel van de Wet omhoog, d.i. is het eerste wat zichtbaar wordt: in Hebreeuwse letters schrijft hij: “Gij zult niet doden” etc., kortom, de liefde tot de naaste gaat a.h.w. voorop en vervult de liefde tot God, die daarachter schuil gaat. Het is de voor- en achterzijde van hetzelfde gebod.
Maar wat betekent ‘als jezelf’ – is die eigenliefde wel geoorloofd, eigenlijk? Is dat niet wat egoïstisch? Ik zou zeggen: er is niets mis met een gezonde eigenliefde. Bedoeld wordt de gewone, dagelijkse zorg voor jezelf: je eten en drinken, lekker douchen en slapen…zo zorg je goed voor jezelf. Als je in je vinger snijdt zorg je voor een doekje voor het bloeden. Nou, precies zo moet je met de ander, je naaste omgaan. Neem jezelf als uitgangspunt om je naaste tegemoet te treden. Zoiets wordt bedoeld met het liefhebben van je naaste als jezelf.
We stellen ons dit gebod altijd voor als een driehoek: de bovenste punt is God en de hoeken rechts en links zijn de naast en ikzelf. Misschien is het beter om alles op 1 lijn te plaatsen door beide zijden naar links en rechts te klappen.
Dan is er nog iets, waarover we het even moeten hebben. En nu moet ik ook even een beroep doen op uw kennis van de grammatica en begin ik even te oreren over naamvallen. Even opfrissen dan: er zijn 4 naamvallen: de eerste is het onderwerp, (ik loop naar de winkel – IK is onderwerp, 1e naamval) – de 2e is die van bezit, zoals je in oude uitdrukkingen tegenkomt, bijv. in Naam der koningin of des konings – dus: ‘van de’ is 2e naamval); 3enaamval is aan de orde als iets ‘aan’ of ‘voor’ iemand gegeven of gedaan wordt, bijv. ik geef jou een appel, dan is ‘jou’ 3e naamval. En de 4e naamval is dan in ditzelfde voorbeeld ‘de appel’ en heet dan ‘lijdend voorwerp’ of ‘object’.
Deze opfrisser is even nodig om te begrijpen hoe wij de ‘naaste’ moeten zien: in welke naamval staat ‘naaste’ eigenlijk? De naaste liefhebben: staat ‘naaste’ nu in de 3e of de 4enaamval? En maakt het eventueel verschil? Doet het er toe?
Ja, het doet ertoe, anders zou ik u er niet mee vermoeien. ‘De naaste’ staat in het Hebreeuws (in Lev. 19, dat Jezus aanhaalt) namelijk in de 3e naamval en niet in de 4e. Als het in de 4e zou gestaan hebben, dan is de naaste een ‘object’ geworden, een ‘lijdend voorwerp’. Dan is de naaste voorwerp van onze aandacht geworden, dan gaan we hem of haar objectiveren (of betuttelen).
Maar, nu is het zo, dat ‘de naaste’ in de 3e naamval staat: je zult ‘voor’ je naaste liefhebben. Het is een beweging in zijn richting en je probeert je in zijn of haar situatie te verplaatsen. Kortom, het gaat vooral om em-pathie en dan jezelf de vraag stellen: wat kan ik voor jou betekenen zonder dat jij je eigenwaarde verliest en door mij als object wordt gezien?
De Poolse schrijver Mysliwski schreef “Over het doppen van bonen”, een aangrijpend autobiografisch verhaal en het verhaal uit één stuk eindigt met een gesprek over de liefde. Een man heeft een vrouw lief, die getekend is door de oorlog en zich voor hem wil verbergen. Maar hij neemt heel haar vergankelijkheid en haar verleden in zich op … en dan wordt het volgende opgemerkt: “Heeft de liefde behoefte aan meelijden? Nee, het gaat er niet om, dat ik met haar meeleed. Het gaat er om, dat ik haar bestaan voelde als mijn bestaan. U vraagt wat dat betekent? Dat is alsof u de hele last van iemands bestaan op u zou willen nemen. Alsof u die iemand sowieso zou willen ontslaan van de noodzaak van het bestaan. Alsof u voor die ander ook zou willen sterven, zodat hij zijn eigen sterven niet zou hoeven beleven”.
Het gebod van de liefde is kortom een prachtig, alomvattend en navolgenswaardig gebod, dat eigenlijk geen gebod is, maar een manier van leven van binnen uit, dat heilzaam is voor jezelf en de ander, vreugde geeft in je hart en zelfs voor blijdschap zorgt in de hemel.