Lezing: God en het lijden
Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Gemeente van Christus,

Afgelopen donderdag stond er in het dagblad Trouw een cartoon, getekend door de cartoonist “Tom”. Op de tekening zag je Mark Rutte in een boksring staan. Hij droeg bokshandschoenen, een korte broek en een hemd. Het hemd liet zijn dat hij vrij tenger gebouwd is. Mark Rutte verwachtte het tegen één tegenstander op te moeten nemen maar er duiken wel vier tegenstanders op : grote gespierde mannen met op hun hemden de woorden: energiecrisis, klimaatcrisis, koopkrachtcrisis en asielcrisis. Mark Rutte kijkt geschokt naar zijn tegenstanders en vraag: “ Eh, vier tegelijk ? Moet ik het opboksen tegen vier tegenstanders tegelijk ? “

Op humoristische wijze brengt de cartoonist ons aller ervaring in beeld: er spelen op ogenblik het zoveel problemen tegelijkertijd ! En de problemen zijn zo groot !

En op het journaal zien we beelden van slachtoffers van oorlog, de verwoestingen ten gevolge van overstromingen, bosbranden en droogte.

De beelden van wanhopige hongerige, dakloze en verzwakte mensen zijn aangrijpend. Geen wonder dat de vraag opkomt : Waarom doet God er niets aan ? Waarom grijpt hij niet in ?

Er zijn goede en minder goede redenen om niet in God te geloven. Onze samenleving is doordrenkt van het wetenschappelijke denken. Velen kunnen alleen geloven wat zichtbaar is door een microscoop of telescoop of wat op de een of andere manier meetbaar is. Ze denken dat de werkelijkheid niet groter is dan de materiële wereld. Dat dit niet klopt blijkt al eenvoudig uit het contact dat tussen mensen mogelijk is.

We hebben een gezicht dat deel uit maakt van de materiële wereld. Een neus, een mond, lippen, wangen een voorhoofd. Een stenen beeld heeft dezelfde elementen. Het verschil tussen een beeld en een mens is dat wanneer wij een medemens aanspreken door het materiële gezicht de ziel van de medemens heen breekt. Deze ziel is niet meetbaar, niet zichtbaar maar openbaart zich aan ons. Die ziel licht op en wij herkennen een medemens en roepen de woorden uit die Adam uitriep toen hij Eva ontwaarde: “Eindelijk een mens zoals ik ! “

De ziel, de persoon van medemens licht op in het materiële gezicht van de ander. Daarom spreken  we niet alleen van “gezicht “  maar van “gelaat “ . Daar spreekt grote eerbied uit.

Zoals de ziel van de medemens in het materiële gezicht oplicht zo licht de aanwezigheid van God op in de materiële werkelijkheid. De bergen , rivieren, bomen en bloemen zijn niet alleen materie die zichtbaar en meetbaar is maar de ziel van God breekt er in door, licht er in op. Dat het geloof in god in strijd zou zijn met de wetenschap is dus geen goede reden om niet in God te geloven.

Wat wél een goede reden is om niet in God te geloven dat is het lijden in de wereld. Dat lijden kunnen we niet weg redeneren. Dat dringt zich aan ons op in de journaals : wanhopige moeders met ondervoede kinderen op schoot die ons met grote holle ogen aanstaren, huilende vaders en moeder bij het graf van hun zoon die gesneuveld is in de oorlog in Oekraïne, beelden van arrestaties van jonge mensen in Rusland die zich durven uitspreken tegen de oorlog. Noem maar op.

Wanneer je die beelden ziet dan moet je niet spreken, dan moet je zwijgen, je moet niet met een verklaring komen, je moet niet zeggen dat het ergens goed voor is. Iemand die lijdt moet je troosten verder moet je zwijgen uit eerbied voor het lijden.

Dit gezegd hebbend wil ik toch proberen iets te zeggen over de wijze waarop we kunnen spreken en denken over God en het lijden. Ik hoop dat ik het op voldoende respectvolle wijze kan doen.

In de eerste plaats : we leven in déze werkelijkheid. Een andere werkelijkheid kennen we niet. We kunnen wel vragen : waarom heeft God de wereld niet zo geschapen dat er geen lijden mogelijk zou zijn ?” Maar die vraag heeft geen zin. We leven in een werkelijkheid waar lijden is en in deze werkelijkheid licht God op, breekt Hij door de materie heen en spreekt ons aan zoals een medemens ons aanspreekt.

We krijgen van God geen uitleg over het lijden in deze wereld. Maar in de bijbel horen we dat God geen toeschouwer is die vanuit zijn hoge hemel onverschillig toelijkt naar het lijden op aarde. Wanneer het volk Israël gebukt gaat onder de slavernij in Egypte verschijnt God aan Mozes en zegt Hij :  “ Ik heb zeer wel gezien het lijden van mijn volk en hun jammerklachten heb ik gehoord. Daarom ben ik neergedaald om ze te verlossen. “

Het volk Israël heeft God niet als een onverschillige God ervaren , als een God die niets doet dan toekijken maar als een God die medelijden heeft met Zijn volk en ze wil verlossen.

En ook de mensen die Jezus ontmoetten hebben God niet als een onverschillige God ervaren. Wanneer ze in Jezus’ nabijheid kwamen hadden ze het gevoel in de nabijheid van God Zelf te komen.  En die nabijheid ervoeren ze als liefde. Een liefde die ook sprak uit Jezus’ woorden en daden. De mooiste zin uit de evangeliën vind ik de woorden: “ En Jezus zag de schare en hij werd met ontferming over hen bewogen. “

Door de eeuwen heen hebben mensen ondanks alle lijden God als liefde ervaren. Maar het mooie van de bijbel is dat het lijden en de vraag naar het lijden daar niet ontkend  wordt maar een centrale plaats in krijgt. Er zijn momenten waarop je God niet als liefde kunt ervaren. Midden in het oude testament staat psalm 22 en de dichter van deze psalm schreeuwt het uit van ellende : “ Mijn God, mijn God waarom hebt gij mij verlaten ? “

En midden in het N.T. schreeuwt Jezus deze woorden uit aan het kruis: “ Mijn God , mijn God waarom hebt Gij mij verlaten ? “

Wanneer deze vraag niet op deze plaatsen in de bijbel zou klinken dan zou de bijbel niet meer dan een sprookjesboek zijn. Een boek met mooie verhalen die aan de werkelijkheid voorbij gaan.

Maar gelukkig wordt de vraag gesteld: “ Mijn God mijn God waarom hebt Gij ons verlaten ? “

De vraag wordt niet op een rationele wijze beantwoord. We krijgen geen redelijk antwoord waarmee we wel kunnen leven. Op het niveau van het hoofd wordt de vraag niet beantwoord maar wel op het niveau van het hart en de ziel.

Psalm 22 is een klaagpsalm. Klacht volgt op klacht: “ Ik ben een worm en geen mens. Als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte….zo gaat het maar door. Maar dan opeens, halverwege de psalm is er een omslag. De klaagpsalm slaat op eens om in een lofzang: “ Gij hebt mij geantwoord ! “ jubelt de psalmist en de rest van de psalm jubelt hij door.

Dit moment is de psalm wordt de mystieke omslag genoemd. De inhoud van het antwoord dat de psalmist ontvangt vernemen we niet. Het is een intiem gebeuren tussen God en de psalmist.

En dit zien we ook bij Jezus aan het kruis. “ Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten ? “ roept Jezus uit. Maar even later roept Hij: “ In Uw handen beveel ik mijn geest. “ Ook hier vernemen we niet wat er gebeurt is tussen Jezus en zijn Vader. We horen niet het antwoord dat God aan Jezus gaf op zijn indringende vraag. Ook hier is het een intiem gebeuren tussen God en Jezus. Ook hier is sprake van een mystieke omslag.

Dit geeft de richting aan waarop wij kunnen omgaan met de vraag naar God en het lijden. Geconfronteerd met lijden moeten we uit eerbied voor degenen die lijden onze mond houden en zwijgen.

We mogen we geen verklaringen geven voor het lijden. We mogen niet speculeren over de vraag waar het vandaan komt. We weten het niet. We weten alleen dat we in een wereld leven waarin lijden voorkomt en geen andere wereld kennen dan deze.

Het enige dat we kunnen doen is om ons in gebed te richten tot God en Hem zelf die vraag te stellen: “ Mijn God , mijn God waarom ? “ Alleen in die persoonlijke, intieme verhouding met God kan het gebeuren dat er ook in ons hart een mystieke omslag kan plaatsvinden en wij met de dichter van psalm 22 kunnen uitroepen : “Gij hebt mij geantwoord. “ En met Jezus kunnen bidden: “ Vader in Uw handen beveel ik mijn geest.

Amen.