Voorganger: ds. Dick van der Vaart

 

Lezing Johannes 1: 19-28
  Lucas 1: 26-38

Gemeente van Christus,

Gisteravond heb ik met mijn vrouw en dochters Sinterklaas gevierd. Dat riep bij mij de herinnering op van de Sinterklaasvieringen uit mijn jeugd. We zaten als gezin bijeen in de gezellig verlichtte, warme huiskamer. De gordijnen waren zowel voor als achter zorgvuldig gesloten. Mijn vader vertelde toen hij even de kamer uit geweest was, dat hij uit het raam sinterklaas op zijn witte paard over de daken had zien rijden. Met ontzag keken wij dan naar de gordijnen en wat er zich daarachter op dat moment afspeelde. Geen moment dachten we eraan om de gordijnen te openen. Dat durfden we niet. En dan opeens verscheen er een gehandschoende hand vanachter het gordijn die pepernoten rondstrooide. We gilden het dan uit van schrik. En tegelijkertijd vonden we het prachtig mooi!

Die huiskamer was een hele veilige plek maar opeens werd die veiligheid doorbroken door een hand van buiten. We waren bang en tegelijkertijd vonden we het prachtig.

Deze dubbelheid kenmerkt dikwijls ook religieuze ervaringen. Deze wereld en het gewone alledaagse leven daarin is voor ons een veilige plek waar we ons helemaal thuis voelen. Die veiligheid is fijn maar soms ook benauwend eentonig en saai. We verlangen naar meer. En soms wordt die alledaagse werkelijkheid dan plotseling doorbroken door een religieuze ervaring die van buiten komt. Plotseling worden we geraakt door de schoonheid van een landschap, door de zon op het water, door de geboorte van een kind of het overlijden van een dierbare en breekt die alledaagse werkelijkheid open en staan we oog in het oog met wat ons oneindig overstijgt. We worden geraakt door een mysterie. En dat mysterie wordt in de godsdienstwetenschap: “ mysterium fascinosum  et tremendum “ genoemd : een mysterie waardoor we gefascineerd worden maar ook een mysterie dat ons schrik aanjaagt.

Vorige week lazen we de aankondiging van de geboorte van Johannes, de wegbereider van Jezus. Terwijl Zacharias in de tempel was verscheen hem een engel die hem ondanks zijn hoge leeftijd de geboorte van een zoon aankondigde. En de tempel is voor zo’n belangrijke gebeurtenis als de aankondiging van de wegbereider van Jezus een waardige plaats zou je zeggen. Johannes zou een belangrijk man worden. De aankondiging van zijn geboorte verdient een belangrijke plek: in de hoofdstad Jeruzalem, in de tempel.

Je zou verwachten dat de aankondiging van de geboorte van Jezus daar ook plaats zou vinden. En je zou denken dat het heilige der heiligen waar God Zelf troonde dan de meest geschikte plek zou zijn. Maar nee, de aankondiging van de geboorte van Jezus vindt plaats in de hoofdstad in de imposante tempel maar in een kleine stad, in een eenvoudig huis.

Maria is daar aanwezig. Ze is in de veiligheid van haar huisje en ze zal in een alledaagse stemming geweest zijn. En wordt die veiligheid en die alledaagsheid opeens doorbroken van buitenaf. Plotseling verschijnt er een engel aan haar. En het vergaat Maria zoals het eenieder vergaat die opeens wordt geconfronteerd met het mysterium fascinosem et tremendum. Ze is gefascineerd en tegelijkertijd bang. Ze schrikt hevig wanneer de engel haar begroet met de woorden: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je. “

Maar tegelijkertijd vraagt ze zich verwonderd af wat die woorden van de engel te betekenen hebben.

Deze schrik heeft Mozes gevoeld toen hij voor de brandende braamstruik stond en God hem vanuit het vuur aansprak: “Mozes, Mozes, doe de schoenen van je voeren want de grond waarop je staat is heilige grond. Mozes bedekte zijn gezicht. Hij durfde niet naar God te kijken. Maar God stelt hem gerust en maakt duidelijk dat hij komt om te bevrijden en zegt: “Ik heb gezien de ellende van volk en daarom ben ik afgedaald om hen te bevrijden. “

Deze schrik heeft ook Jesaja gevoeld toen hij in een visioen voor de troon van God stond en God Zelf zag in verblindend licht en omringd door een schare van engelen. Jesaja riep het uit van schrik: “ Wee mij ! Ik moet zwijgen want ik ben een onrein mens die leeft te midden van een onrein volk! “Maar dan komt er een engel , hij neemt een gloeiende kool van het hemelse altaar, vliegt ermee naar Jesaja, raakt zijn lippen aan en stelt hem gerust. “

Zoals Mozes gerustgesteld werd en zoals Jesaja gerustgesteld werd zo wordt ook Maria door de engel gerustgesteld: “ Wees niet bang Maria, God heeft je Zijn gunst geschonken.”  Het mysterie van God is oneindig groot, een fascinerend en een vreeswekkend mysterie. God is de Heer van het heelal. De Schepper van het heelal. Je kunt ook zeggen de Vader of moeder van het heelal. Ontzagwekkend groot. Maar in Zijn ontmoetingen met de mens maakt God zich klein. Hij gaat voor ons door de knieën zoals een volwassen voor een kind door de knieën gaat om op ooghoogte met hem of haar te communiceren.

Zo overweldigt God Maria niet met zijn grootheid maar stuurt een engel die zo gauw hij Maria’s angst ziet haar gerust stelt met de woorden: “Wees niet bang Maria! “

Om de mens te kunnen ontmoeten maakt God zich klein, doet hij een stapje terug, Hij past Zich aan de mens aan. Dat blijkt ook uit de inhoud van de boodschap van de engel: “Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult Hem Jezus noemen. “ In Jezus maakt God zich klein . In Jezus komt hij ons op menselijke wijze tegemoet. We worden niet verpletterd door majesteit van God maar ontmoeten Hem op een wijze die we kunnen verdragen. We ontmoeten Hem in een medemens.

God verlangt ernaar ons te ontmoeten maar hij snapt dat Zijn Heerlijkheid voor ons te groot is om te kunnen verdragen. Daarom doet hij een stapje achteruit en schuift hij Jezus naar voren. God in menselijke maat. God die wij kunnen verdragen.

En wat doet Jezus? Ook Hij doet een stapje achteruit. Hij is vol van de Heerlijkheid van God. Dat wordt heel even zichtbaar bij de verheerlijking op de berg. Dan licht Zijn gelaat op en straalt zelfs zijn lichaam. Heel even wordt zijn heerlijkheid zichtbaar. Maar dit maar van korte duur. Jezus en Zijn leerlingen dalen de berg weer af. En daar doet Jezus een stap achteruit en schuift Hij de mensen naar voren die honger hebben of dorst: “ Wat je aan de minsten van Mijn broeders en zusters hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan. “

Daarom vindt de aankondiging van Jezus geboorte plaats niet in de imposante tempel in de hoofdstad maar in een kleine stad in een eenvoudig huis. Daarom wordt hij geboren onder armoedige omstandigheden: in een kribbe in een stal.

Ik wil eindigen met het gedicht van de Poolse dichter Tadeus Rozewicz dat ik ook in de Kerkentrommel geplaatst hebt. Het gaat over de Mensenzoon en gaat als volgt:

Ik heb hem gezien,

hij sliep op een bank

met het hoofd op een plastic tas.

De jas die hij droeg was purper

en leek op een oude deurmat.

Op zijn hoofd had hij een muts met oorkleppen,

aan zijn handen zaten paarse handschoenen

waaruit een wijsvinger stak.

Ik heb hem gezien in het park

naast een naakt boompje

dat aan een paaltje vastzat.

Ik zag een bierblikje

en een stuk maandverband

dat aan een wilde rozenstruik hing.

Gekleed in drie truien

zwart, wit en groen

( en alle drie verschoten )

sliep hij vredig de slaap van een kind.

Ik voelde in mijn hart

( ik dacht niet maar voelde ):

“Dit is de Plaatsvervanger van Jezus op aarde

En misschien wel de Mensenzoon zelf. “

Amen.