Overdenking op Eeuwigheidszondag 2020

Voorganger: ds. Dick van der Vaart

Lezing:

Uit het oude testament psalm 103
Uit het nieuwe testament 1 Korintiërs 13

 

Gemeente van Christus,

Op deze Eeuwigheidszondag waarop wij onze overleden dierbaren gedenken wil ik met u nadenken over de vraag of het naïef is om te geloven dat zij in de hemel zijn. Buiten de kerk zijn er heel veel mensen die geloven dat er wel iets moet zijn na de dood. Ze geloven niet meteen in een hemel maar geloven meestal niet dat het met de dood helemaal over en uit is met een mens. Maar binnen de kerk kom ik steeds vaker mensen tegen die me zeggen niet meer in een hemel te kunnen geloven. Dat vind ik jammer want voor mij is het een grote troost dat mijn overleden opa’s en oma’s en mijn schoonouders in de hemel zijn. Ik hoop ze weer te zien. Ik heb altijd het idee dat mijn schoonvader me bij de hemelpoort lachend zal staan op te wachten. Is dat naïef? Of is het wellicht diepe wijsheid?

Om te beginnen moeten we denk ik nuchter vaststellen dat mensen in hele verschillende culturen over de hele wereld door de eeuwen heen , tot op de dag van vandaag hebben geleefd en leven in het vertrouwen dat er leven na dit leven is. De meeste mensen geloofden en geloven dat er leven dat dit leven is. Zo naïef kan dit geloof dus ook weer niet zijn.

Maar wat maakt nu dat velen in onze tijd en in onze cultuur niet meer kunnen geloven in een hemel? Dat is natuurlijk een hele complexe vraag die ook een complex antwoord nodig heeft. Omwille van de tijd kan ik deze vraag echter alleen aanduidend en kort beantwoorden. Dat zal ik proberen.

Op de Aziatische afdeling van het Rijksmuseum in Amsterdam staat een houten beeld van een Chinese priester. Ik zag meteen dat het een mooi en sierlijk beeld is maar toen ik ervoor ging staan gebeurde er iets wonderlijks. Toen ik naar het gezicht van het beeld keek, de man in zijn ogen keek , was het alsof het  beeld tot leven kwam. Het leek werkelijk alsof de man me aankeek . Het beeld is van hout. Het hout is dood maar de kunstenaar heeft het hout zo bewerkt dat het beeld bezield leek.

De ervaring die ik had met dat beeld was de ervaring die mensen in vroegere generaties hadden wanneer ze naar de natuur keken. Ze hadden het gevoel alsof de natuur tot leven kwam, alsof de natuur bezield was. Zij zagen God in de natuur.
“Mij spreekt de blomme een tale.
Mij spreekt het kruid gewis.
Mij zegt het altemale :
dat  God de schepper is !”
dichtte Guido Gazelle. En we hebben vermoed ik allemaal wel eens zo’n ervaring van verwondering en ontzag gehad wanneer we een zonsondergang of zonsopgang aanschouwden of in een berglandschap stonden of tijdens een wandeling over de Drentse heide.

Deze ervaring vinden we b.v. ook in psalm 104 waarin de psalmdichter het bij het zien van de schoonheid van de natuur uitbreekt in een jubelzang:

“Loof de Here mijn ziel

Here mijn God, gij zijt zeer groot,

Gij hebt U met majesteit en luister bekleed.

Hij hult zich in het licht als in een mantel.

Hij spant de hemel uit als een tentkleed.

Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren.

Hij maakt de wolken tot zijn wagen.

Hij wandelt op de vleugels van de wind. “

 

In vorige generaties ervoeren de mensen de natuur als bezield, bezield door God en kon de dichter van Genesis 1 zijn scheppingsgedicht ook beginnen met de woorden:

“In de beginne schiep God de hemel en de aarde. “Sindsdien is er veel veranderd. In onze cultuur werd ons afgeleerd om de natuur te zien als bezield. In onze cultuur werd ons afgeleerd om de natuur te zien als schepping van God. Ons werd geleerd om de natuur te zien met wetenschappelijke ogen door een microscoop of een telescoop. Wij hebben geleerd om de natuur te zien als dode materie die ontleed kan worden. Wij hebben geleerd om de natuur te zien als buiten ons. Er is een kloof tussen ons en de natuur. De natuur is daar en wij zijn hier. Wij hebben geleerd de natuur te zien als een verzameling objecten. Wij hebben geleerd om de natuur te zien als iets wat aan ons onderworpen moet worden, als iets dat ontgonnen kan worden. Wanneer we kijken naar een boom dan zien we niet zijn schoonheid maar het aantal planken dat eruit gehaald kan worden en de winst die we daarmee kunnen maken. En zo worden de oerwouden omgekapt. We hebben geleerd de natuur te zien als dode materie en onszelf als levende wezens t.o.v. die dode materie.

 

Het tweede scheppingsverhaal heeft hieraan bijgedragen. Daar lezen we dat God een lichaam van klei boetseert en dan naast het lichaam neerknielt, het hoofd in zijn handen neemt en het kleilichaam levensadem inblaast. Zo werd de mens een levende mens. Een mooi beeld. Maar het beeld schept ook een kloof tussen God en mens. God is de boetseerder die van klei buiten Hem een mens maakt die ook buiten Hem is. En heb je eenmaal een kloof ingevoerd tussen God en mens dan kom je er nooit meer van af. Wij zijn hier. God is daar.

“In den beginne schiep God de hemel en de aarde “ lezen we. “Hemel en aarde “duiden het geheel van de werkelijkheid aan. Er wordt een eenheid mee bedoeld. Hemel en aarde zijn één. Wij zijn er in de loop van de tijd een tweeheid in gaan zien. Wij hebben een kloof geschapen tussen hemel en aarde. De hemel is daarboven en wij zijn hierbeneden op aarde. Maar zo is Genesis 1 niet bedoeld. In deze tijd zouden wij zeggen:
“In den beginne schiep God de hele werkelijkheid.“

Waar het nu om gaat is dat wij met nieuwe ogen naar de werkelijkheid om ons heen gaan kijken. We mogen ons realiseren dat die wetenschappelijke bril waarmee we naar de werkelijkheid geleerd hebben te kijken weliswaar een hele waardevolle bril is die ons veel gebracht heeft maar ook ons ook maar een heel beperkte kijk op de werkelijkheid verschaft. Wanneer ik naar mijn vrouw kijk door een wetenschappelijke bril dan moet ik haar beschrijven in biologische, medische en chemische termen. Ze is dan een vrouwelijk exemplaar van het specimen homo sapiens. Dat is helemaal waar. Maar wanneer ik mijn wetenschappelijke bril afzet dan pas zie ik de vrouw van wie ik houd. En als ik mijn gelovige bril opzet dan zie ik een kind van God. Je hebt niet genoeg aan één bril om de werkelijkheid te begrijpen. Je hebt er meerdere nodig.

Waarom ervaren velen het geloof in de hemel als naïef? Daar zijn drie redenen voor:

In de eerste plaats omdat we vooral met de wetenschappelijke bril naar de werkelijkheid kijken. Een bril die slechts een heel beperkt zicht op de werkelijkheid verschaft.

In de tweede plaats omdat we van de eenheid van hemel en aarde een tweeheid maken: De hemel is daar boven ons. Wij zijn hierbeneden op aarde.

In de derde plaats omdat we een kloof zien tussen God en mens. God is daar. Wij zijn hier.

 

Een beeld dat ons kan helpen om niet alleen met wetenschappelijke blik maar ook met verwondering naar de werkelijkheid als geheel te kijken, en deze weer te kunnen beleven als bezield door God, is het beeld van de oceaan en zijn golven. De oceaan is het beeld voor het mysterie van de werkelijkheid en het mysterie van God.

God is de oceaan. De golven op de oceaan dat is alles wat wij om ons heen zien: de bomen, de bloemen, de dieren , de bergen ..noem maar op. De golven zijn ook het beeld voor de mensen. De golf is deel van de oceaan. De mens is deel van God. De oceaan is natuurlijk oneindig groot. De oceaan is oneindig veel groter dan alle golven bij elkaar. God is oneindig veel groter dan de mens. Maar toch als golf van de oceaan van God is de mens deel van God.

Nu zijn er golven die omhoog kijken en roepen: “Een oceaan ? Ik zie nergens een oceaan! Ik geloof niet in een oceaan!” Maar wanneer zij zouden afdalen in zichzelf dan zouden zij daar in de diepte van hun ziel de oceaan ontmoeten. Zij zouden beseffen dat ze gedragen worden door de oceaan.

Zoals de golven gedragen worden door de oceaan zo wordt de werkelijkheid gedragen door God, zo worden de mensen gedragen door God. En zoals een golf één is met de oceaan en net als de oceaan van water gemaakt is zo is de mens één met God en is de mens van God gemaakt.

Zoals een golf niet van de oceaan gescheiden kan worden zo kan de mens niet van God gescheiden worden omdat hij, omdat zij déél is van God. Zoals Paulus al schreef:

“Niets kan ons scheiden van de liefde van God welke is in Christus Jezus, noch lengte noch breedte, noch hoogte, noch diepte, noch leven noch dood.”

Wij zijn golven op de oceaan van God. Onze overleden dierbaren waren en zijn golven op de oceaan van God. Lengte, noch breedte, hoogte, noch diepte kon, noch leven, noch dood kon en kan hun scheiden van de liefde van God die zichtbaar werd in Christus Jezus.

Amen.