Voorganger: ds. H. Katerberg, Borger
Lezingen:Exodus 23:1-13  Mattheüs 12:1-15  Psalm 126

Lieve mensen van God,

Onlangs sprak ik een man wiens vrouw op sterven lag. Ze had een moeilijk laatste jaar achter de rug en het einde naderde. Ik wenst hem veel sterkte en toen zei hij tegen me: ‘Die laatste twee weken behoren tot de beste van heel ons huwelijk’. Eerst keek ik wat vreemd tegen die woorden aan: Hoe is het mogelijk dat je zoiets zegt, bij alle lichamelijke pijn en moeite en bij alle geestelijke pijn van het moeten loslaten. Toch was het heel erg waar wat de man zei: niet dat hun huwelijk slecht was geweest, helemaal niet, naar de uiterste kwetsbaarheid van het leven roept veel liefde op. En kan mensen heel dicht bij elkaar brengen, ondanks alle verdriet. Ja, een levenscrisis kan mensen ook helemaal uit elkaar drijven. Dat zie je nogal eens gebeuren bij het overlijden van een kind. Dat de ouders elkaar niet meer kunnen vinden, belemmerd als ze zijn door een intens verdriet dat ze elk anders beleven. Maar het kán dus ook anders: dat er midden in het verdriet een groot geluk wordt gevonden of zelfs teruggevonden. In wat algemenere bewoordingen: een crisis bergt gevaren in zich, elke crisis denk ik, maar ook kansen, liefde en hoop.

Als we nu kijken naar de crisis waarin we ons als samenleving bevinden, met de enorme last die de mensen in de zorg dragen, met alle beperkingen van het vrije verkeer tussen mensen, met alle ellende ook van bedrijven in nood en banen op de tocht, dan zijn er duidelijk grote gevaren, van werkloosheid en armoede bijvoorbeeld. Maar er zijn ook geweldige kansen en wellicht kan de bijbel ons helpen om die kansen ook daadwerkelijk te zien en om ons dáár op te richten.

De lezing van Psalm 126 geeft ons de aanzet daartoe, de lezing uit Exodus geeft ons heel praktische aanwijzingen en Jezus leert ons in Mattheüs een valkuil te vermijden wat die aanwijzingen betreft.

In de psalm is sprake van een diepe crisis, mogelijk is er grote droogte. De boer die zijn akker moet inzaaien aarzelt: zal het wel opkomen, zal er straks wel koren groeien en eten zijn voor mij en mijn familie? Of kunnen we dit zaaizaad maar beter opeten, dan hebben we nu nog wát. Toch maar zaaien, zegt de psalm, niet bij de pakken neerzitten. Wat nodig is voor vandaag moet hij zaaien voor morgen, met pijn in het hart en met tranen in de ogen. Dat kan allen met het geloof dat er andere tijden komen. Daarom herinnert de dichter zijn lezers aan een andere crisis, de crisis van de ballingschap in Babel. Het volk was gedeporteerd. Heel het project van de Eeuwige was misgelopen.

Het project, bedoel ik, van een rechtvaardige samenleving in het beloofde land, een samenleving met de Tien Woorden als fundament. Israël was steeds meer op een doorsnee-land gaan lijken, zoals Babel. Was er ooit een uittocht geweest uit het land van de angst, Egypte, om het echt helemaal anders te gaan doen, nu was er die terugtocht gekomen, de terugtocht naar een situatie waar de oude orde heerste zoals in Egypte. Die orde met zijn vaste tweedeling tussen armen en rijken, grootgrondbezitters en daklozen, tussen mensen met enorme banksaldo’s en mensen met diepe schuldenlasten. Ja, ongeveer zoals elk land er nu nog altijd uitziet. Een gouden kooi voor wie aan de goeie kant zitten, een ijzeren gevangenis voor wie niks hebben en ook nooit zúllen hebben. En er is wat afgeweend bij the rivers of Babylon, geloof dat maar. Wat verlangden de mensen hevig terug naar Sion, naar Jeruzalem. Naar een einde aan die cultuur van Babel die een dictatuur is. Waar de bomen tot in de hemel groeiden voor een paar rijken en de massa het moest doen met de kruimels en nergens recht op had. Maar zomaar was er de onmogelijke mogelijkheid om terug te keren uit Babel. En juist omdat het zo onmogelijk leek, zo’ n nieuwe uittocht uit de slavernij, moet het God wel zijn geweest, zegt de Psalm. God bevrijdde ons opnieuw! Hij, ja Hij heeft ons teruggebracht om het nog één keer opnieuw te proberen. Om nog één keer te bouwen op het aloude fundament van de Tien Woorden. Met rechten voor armen en weduwen, met kansen voor vreemdelingen. Met respect voor de dieren en ja, zelfs voor de akkers. De praktische aanwijzingen van Exodus zullen hen op weg hebben geholpen.

De boer die zich afvraagt of hij moet gaan zaaien bij grote droogte zal niet zoveel hebben gehad aan die aanwijzingen. Hij wordt slechts aangespoord om door te zetten, alleen omdat er soms zomaar andere tijden komen, zoals ooit in Babel, tijden waar niemand meer op rekent. Regentijden bijvoorbeeld.

Maar de aanwijzingen van Exodus kunnen ons in onze coronacrisis mogelijk wel degelijk van pas komen. Laten we er eens eentje uitlichten. Bijvoorbeeld het woord dat ons vraagt om rust te nemen, om op adem te komen. Al heel vroeg in de geschiedenis van de mensheid werd die noodzaak ingezien. De zevende dag was ingesteld als rustdag. Niet alleen voor jou, maar ook voor al diegenen die bij jou in dienst zijn, ook voor je slaven ja en zelfs voor je vee dient er rust te zijn. Zo lazen we onlangs in de Tien Woorden. Exodus 23 breidt deze aanwijzing uit. Niet alleen de zevende dag moet je rusten, ook heel het zevende jaar. Dan dient er namelijk rust te zijn voor je land, voor je akker, en voor je wijngaard en je olijfgaard geldt hetzelfde. Laat alles op adem komen door het simpelweg braak te laten liggen, zodat de armen er nog van kunnen eten en de dieren van het veld. Zo wordt dit zevende jaar, een sabbatsjaar, een jaar van nieuwe adem scheppen. En daarom een jaar van God. Deze wijsheid, dat je ook het land en je vruchtbomen niet moet overvragen, gaat in tegen heel de ideologie van de groei, de economische groei. Want groei is toch het fundament onder ónze samenleving. Wij willen een maximale opbrengst, de hoogst mogelijke productie. Heel de bedrijfsvoering staat in het teken van méér, van winst, van nog meer winst. Nee, zegt de bijbel, wie de mensen, het vee, het land en de vruchtbomen, maar ook de aarde met zijn bodemschatten overvraagt, die doet niet alleen iets doms, die pleegt een vorm van verdrukking. Het be-heren is dan be-heersen geworden. Houdt daarom rust!

In de Mattheüs-lezing hoorden we hoe de aanwijzing rust te houden in Israël was verworden tot een krampachtige wet die mensen zelfs weerhield om op de sabbath het goede te doen, zoals iemand genezen. Dit Farizeese wetticisme kwamen we nog niet eens zolang geleden ook tegen in de kerken waaruit wij zijn ontstaan en het is er nog altijd. Het was een wet om de wet geworden, omdat het er nu eenmaal stond. Bij de buitenwereld leeft daarom nog altijd die gedachte: o, jullie mochten dat van jullie God toch niet, op zondag, voetballen? En we konden het nauwlijks uitleggen, het was een wet om de wet geworden. Jezus doorziet dat en doorziet ook de huichelarij die daarachter schuil gaat. Die er wel achter schuil móet gaan want niemand laat zijn schaap verdrinken en haalt dat schaap uit de put, ook op de sabbath. Jezus corrigeert zo de dagelijkse praktijk maar schaft de sabbath niet af! De rust van die ene dag is hem ook heilig, geloof dat maar. Zie in zijn correctie dus geen aanleiding om het hele sabbathsgebod te vergeten en alle noodzakelijke en gezamenlijke rust op te geven. Nee, de aanwijzingen van Exodus blijven uiterst belangrijk en actueel.

De aanwijzing van de sabbathsrust is ook niet maar een bijkomend aspect van het geloof in God, nee het is fundamenteel, net zo fundamenteel bijvoorbeeld als het gebod geen andere goden te dienen. Ja, want heersen in plaats van beheren is het dienen van andere goden, is afgoderij. In de wijze waarop wij mensen omgaan met de kwetsbaren, met de armen, de weduwen en de wezen, met de vreemdelingen en vluchtelingen, maar ook met de dieren, met de akkers, de landerijen en met alle bodemschatten, daarin wordt onze godsdienst waarachtig of ons geloof is één grote leugen.

Adem scheppen, rust nemen, ruimte laten voor de armen en voor de natuur. Op dit moment is de wereldsamenleving enigszins tot rust gebracht. Tot rust gedwongen, beter gezegd. Door de natuur zelf nota bene. We ontdekken weer dat andere waarden belangrijker zijn dan economische. Tuurlijk, het is razend moeilijk allemaal, voor heel veel mensen. En al die miljarden die nu plotseling beschikbaar zijn, zijn mooi, maar zullen heel veel leed niet weg kunnen nemen. En we zullen het ook niet allemaal zomaar anders kunnen gaan doen. Maar… willen we dan weer terug naar hoe het allemaal was? Naar de ratrace, de tredmolen waarin we maar door hollen om nog meer te hebben, om nog meer te beleven, om nog verder weg te kunnen, koste wat kost? Of willen we eindelijk grenzen aan de groei, om adem te kunnen scheppen, om tijd te hebben voor zorg voor elkaar. Grenzen aan de groei om de aarde te ontzien, de bossen, de zeeën en de lucht, want wat worden die geplunderd en vervuild.

De droom van God was en is een andere wereld. Die droom zal niet snel worden verwezenlijkt. Alle handen zullen ineen moeten worden geslagen. Maar het kan wel. Er kunnen stappen worden gezet. In onze tijd leren we weer wat dankbaarheid is, wat tevredenheid is. En het zien van heel veel leed maakt ons liefdevoller naar elkaar toe. En dat schept ineens ruimte om de dingen anders te gaan doen. Ja, wat bijna onmogelijk leek gebeurt gewoon, je ziet het ook om je heen. Een prachtig voorbeeld daarvan zag ik een tijdje terug in het journaal. Een cateraar in Alkmaar had helemaal geen werk meer. Dan kun je natuurlijk gaan meieren en zeuren over de ramp die zich voltrekt. Maar ze waren druk aan het werk met het bereiden van maaltijden. Voedsel van supermarkten in de omgeving. Voor mensen die alles kwijt waren. Waarom doen jullie dat, vroeg de verslaggever. Omdat ik er zo blij van wordt, zei de vrouw. Eindelijk had ze daar tijd voor. Ze maakte van de nood een deugd. Ze zaaide met tranen in de ogen, zou de dichter van Psalm 126 zeggen. Nee, ze wist niet hoe het zou worden allemaal. Er zal op een dag weer gewoon moeten worden gewerkt natuurlijk. Maar dit werk, dit goede werk, levert haar zeker heel veel op.

Ik moest ook even denken aan dat bericht over die Franse boer, Herrou genaamd, die op zijn boerderij vlakbij de Italiaanse grens talloze migranten uit Italië opving. Dat kon natuurlijk niet, wat hij deed was gewoon illegaal en hij moest voor de rechter verschijnen en uiteindelijk voor het Hof van Beroep in Lyon. Maar de rechter daar oordeelde dat zijn hulp aan migranten viel onder het principe van broederschap en kon daarom niet als een misdaad worden bestempeld. Kijk daar word ik nou blij van, van zulke mensen, van mensen als die boer en als die rechter, mensen die zich geen zorgen maken om zichzelf, maar die zich laten leiden door de kwetsbaarheid van hun medemensen. En als dat dan burgerlijke ongehoorzaamheid betekent, dan moet dat maar.

Tenslotte. De kwetsbaarheid van het leven wordt ons ineens heel erg duidelijk. Door corona. Iedereen beseft dat het jou ook zomaar kan overkomen, dat je ziek kunt worden en misschien wel naar de IC moet, ook al valt het hier in het noorden nog altijd wat mee. Laat die kwetsbaarheid mogen bepalen hoe we straks weer gaan bouwen. Laat er in elk geval tijd overblijven om adem te scheppen, liefst samen. Hoe dat precies moet worden geregeld kan ik u niet zeggen. Maar er zijn vast veel creatieve deskundigen die het wel weten. Maar laat het in Godsnaam gebeuren dat er rust en ruimte komt. Want alleen dan zal er aandacht blijven voor een kwetsbare aarde en al wat daarop en daarin leeft en woont en dus ook voor kwetsbare mensen.

Graag besluit ik met nog eens een klein gedichtje van Okke Jager, omdat het zo veelzeggend is:

Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens

Verraadt ons aller angst zich niet
in wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens.

zo moge het zijn.

kyriegebed:

Ga niet aan ons voorbij, goede God, nu heel deze wereld snakt naar adem, gevangen als zij is in angst om een ongrijpbaar en nog onbeheersbaar virus.

Ga niet voorbij, God, aan de mensen die eenzaam vechten tegen de pijn, tegen de aftakeling van hun lichaam, tegen de dood die zich opdringt.

Ga niet voorbij, God, aan de mensen die zich met al hun kennis maar ook met al hun liefde inzetten voor de meest kwetsbaren.

Ga niet voorbij, God, aan hen die dreigen te bezwijken onder grote schuldenlasten, aan hen ook die zonder werk en inkomen maar moeten zien hoe verder.

Ga niet voorbij, God, aan de massa’s die op de vlucht voor een orkaan of voor het vuur van grote branden na thuiskomst alles kwijt waren.

Ga niet voorbij, God, aan de mensen die hun eigen kamp in brand staken om te ontkomen aan de reddeloosheid, aan de uitzichtloosheid en aan de wanhoop van het nergens welkom zijn.

Ga niet voorbij, God, aan de dieren ook, ja aan heel uw schepping die zo toe is aan ruimte, aan rust, aan nieuwe adem, aan geloof, hoop en liefde.

Ontferm U, God, uit naam van Christus, onze broeder, amen.