Onlinedienst op zondag 10 mei 2020, Oosterkerk Hoogeveen

Voorganger: mevr. Hetty Kleinjan

Lezing: Psalm 31 : 1 t/m 17 en 22 t/m 25 en het morgengebed van Dietrich Bonhoeffer:

Tot U, God, roep ik in de vroege morgen.
Help mij te bidden
en mijn gedachten te richten op U,
ik kan het niet alleen.

In mij is duisternis, bij U is licht.
Ik ben eenzaam, Gij verlaat mij niet.
Ik ben bevreesd, bij U is hulp.
Ik ben onrustig, bij U is vrede.
In mijn hart is bitterheid, bij U is geduld.
Ik begrijp uw wegen niet, maar Gij kent mijn weg.

Lieve mensen thuis en hier aanwezig, gemeente van Jezus Christus,

Inleiding
Sinds de eerste persconferentie van Mark Rutte op donderdag 12 maart jl. – over het coronavirus – hebben we wekenlang prachtig voorjaarsweer gehad, met strak blauwe  luchten. De natuur laat zich met voorjaarsbloesems en het nieuwe groen aan de bomen van zijn mooiste kant zien. Crisis of niet: de lente gaat door.
Ik zal mij altijd dit mooie voorjaarsweer blijven herinneren, dat zo in contrast is met de wereld om ons heen, die in de ban is van het coronavirus. Ik begrijp nu veel beter het gevoel van mijn moeder en veel ouderen meer die mij vertelden dat het op 10 mei 1940, – de start van de Tweede Wereldoorlog, vandaag 80 jaar geleden – een prachtige voorjaarsdag was. We maken nu hetzelfde contrast mee: het mooie voorjaarsweer en nu de strijd tegen een onzichtbare vijand, het coronavirus.  

Die onzichtbare vijand maakt, dat we contact met anderen beperken, of zelfs geen contact mogen hebben. Een tijd waarin we stil worden gezet als het gaat om onze gewone doen en laten. Een tijd die contrasten in emoties bij ons op kan roepen: aan de ene kant missen we het samenzijn met familie en vrienden enorm. Aan de andere kant is het een tijd zonder vergaderingen of andere wekelijkse activiteiten die ‘moeten’ gebeuren: er is rust en ruimte in onze agenda’s. Wandelen en fietsen in de prachtige natuur – voor zover u dat kunt – of genieten van de natuur om je heen vanuit je raam of tuin. Genieten van de vogels, die rondom je huis een nest maken, de stilte, de vogels die je hoort fluiten, de natuur die uitbot. Wat kan maken dat je zegt – net als iemand in de vrouwengesprekskring – ik ervaar dan God dichtbij!
Maar het is ook een tijd, waarin we de onrust van de wereld om ons heen elke dag lezen of horen. Misschien hoort u in uw eigen familie- of vriendenkring ook de verhalen van mensen die besmet zijn geraakt of zich zorgen maken over hun werk. Gelukkig neemt het aantal besmettingen en doden in Nederland op dit moment nog steeds af. De persconferentie van afgelopen week gaf daarom een versoepeling – in stappen – van de maatregelen. Er werd hier verschillend op gereageerd: Blijheid bij de één om meer bewegingsruimte. Teleurstelling bij de ander, die ook weer het werk of activiteiten op had willen pakken of gehoopt had dat bezoek in het verzorgingstehuis weer mogelijk zou worden. Wat ons allemaal rond de maatregelen bezig houdt: blijven de besmettingen wereldwijd dalen?
Een ander contrast afgelopen week was de herdenking op 4 en 5 mei dit jaar: Een 4 mei-herdenking op een lege Dam in Amsterdam, die anders vol met mensen zou hebben gestaan. We vierden op 5 mei 75 jaar vrijheid thuis, zonder de vele bevrijdingsfeesten, die in ieder plaats dit jaar waren gepland.

Een leven met contrasten. Waar vinden we ons houvast in deze tijd?
In de Tweede Wereldoorlog zochten de mensen steun bij God, de kerken stroomden vol. Ik hoorde van een oudere, dat er hier in Hoogeveen destijds een bidstond was in de Grote Kerk, waar mensen uit alle kerken van Hoogeveen wekelijks bij elkaar kwamen. ‘Nood leert bidden’, zegt het spreekwoord. Dat is nu in deze crisistijd niet anders: op internet las ik een bericht van begin april dat het aantal keer, dat naar een gebed is gezocht via Google explosief is toegenomen. Er stond: “Per 80.000 besmettingen met het coronavirus
verdubbelt het aantal zoekpogingen naar ‘gebed’ op Google.”

In crisistijden hebben we behoefte aan een hogere macht en kracht buiten onszelf: we zoeken in het gebed contact met God. In de tijd van het volk Israël in het Oude Testament was dat niet anders. David schreef ruim 3.000 jaar geleden psalm 31, waarschijnlijk toen hij vervolgd werd door Saul.

Net zoals er in het morgengebed van Dietrich Bonhoeffer een contrast is van tegenstellingen in emoties, zo zijn er in deze psalm van David ook verschillende emoties te vinden. De psalm kent verschillende abrupte overgangen: uitingen vol vertrouwen en gebeden – in het eerste deel – wisselen af met angstige smekingen en klagen over de moeilijke situatie – in het tweede deel. Psalmen hebben vaak verschillende emoties in zich, daarom spreken denk ik psalmen ook zoveel mensen aan. Misschien ook u in deze crisistijd. Ik wil stil staan bij drie verzen uit deze psalm.

In uw hand leg ik mijn leven (vers 6)
In vers 6 staat: ‘In uw hand leg ik mijn leven’. Misschien meer bekend zijn de woorden uit de vertaling van 1951 ‘In uw handen beveel ik mijn Geest’. Deze woorden ‘in mijn handen beveel ik mijn Geest’ uit psalm 31 vers 6 zijn de laatste woorden, die Jezus heeft gebeden aan het kruis, voordat Hij stierf. In Lukas 23 vers 46 zegt Jezus: ‘Vader, in uw handen beveel ik Mijn Geest.’ Indrukwekkend dat Jezus in de moeilijkste, laatste momenten van Zijn leven steun vond in deze psalmwoorden. Woorden die Jezus mogelijk als kind al geleerd had, omdat psalm 31 vers 6 een Joods avondgebed was: na een drukke dag legt je met deze woorden je leven in Gods handen. Woorden van overgave. Dit wil niet zeggen dat er niets kan gebeuren, maar het geeft wel een steun en houvast.

Dit vers was ook een steun en houvast voor een predikant in Hardenberg, waar ik vier jaar geleden stage liep als kerkelijk werker. Medio april werd hij getroffen door het coronavirus.
Ziek thuis schreef hij openhartig hierover op de Facebookpagina van zijn wijkgemeente.
Na een dikke week flink ziek zijn, schreef hij heel eerlijk, dat hij zichzelf in gedachten op de Intensive Care terecht zag komen. Angsten gingen met hem op de loop, ook in de nacht, maar hij bleef deze woorden voor zichzelf herhalen: ‘In Uw handen leg ik mijn leven’, de woorden uit psalm 31 vers 6. Dit gebed gaf hem een soort basisrust en voorkwam paniek bij hem.
Mogelijk heeft u dat zelf meegemaakt: momenten in het leven die je brachten tot intens gebed. Waren dat – terugkijkend – niet vaak de momenten, dat we zelf geen controle meer hadden over ons leven? Wat kan het dan een rust geven om het bij God neer te leggen. 

David had net als Jezus en deze predikant een rotsvast vertrouwen op God door Zijn leven in Gods handen te leggen, op het moment dat hij angstig is, omdat zijn vijanden een net voor hem spannen. In de eerste verzen gebruikt hij verschillende woorden voor wat het schuilen bij God voor hem betekent. Het bidden tot God geeft hem rust. Wij kunnen voelen dat er een corona-angst-net voor ons gespannen is, maar het leven in Gods hand leggen, geeft rust.

Mijn tijden zijn in uw hand
(vers 16)
Maar hoe menselijk is het niet dat David – ondanks het geloofsvertrouwen in het eerste deel van de psalm – in het tweede deel van de psalm opeens worstelt met alles wat hem overkomt. Worstelingen die we nu ook kunnen ervaren als we geconfronteerd worden met verhalen van mensen, die dierbaren moeten missen. Ons leven is zo kwetsbaar; het kan van de ene op de andere dag opeens veranderen. Nog elke dag zien we de harde cijfers van besmettingen en doden wereldwijd. En misschien heeft u meegemaakt dat in familie- of vriendenkring iemand is overleden. Moeilijk, vooral als er geen mogelijkheid was om afscheid te nemen, persoonlijk of in een dienst.
Worstelen met het niet op bezoek mogen gaan naar je moeder, vader, oma of opa in het verzorgingstehuis, of die thuiswonend is, waardoor er geen contact is en je je afvraagt:
is dat dan nog wel kwaliteit van leven voor hem of haar? Maar tegelijk de worsteling dat als je wél mocht gaan, je niet degene wil zijn die hem of haar ongemerkt besmet.  

Bij David zien we ondanks al die sombere woorden en negatieve ervaringen op zijn pad toch een ommekeer. Hij spreekt uit dat hij vertrouwt op God en zegt – in vers 16 – in uw hand liggen mijn lot en mijn leven. In de vertaling van 1951 staan de bekende woorden:
Mijn tijden zijn in uw hand. David weet dat zijn hele leven, met alle tijden – alle wisseling van vreugde en verdriet – veilig is in de hand van God. Mijn tijden zijn in Gods hand; een belijdenis van David midden in verwarring en nood. Hij weet dat Gods hart van liefde klopt achter deze hand; een hand die vasthoudt door de diepte van het leven heen. Dat wil niet zeggen dat als mens altijd die hand voelt en beleeft. Ook David was het zicht op God soms kwijt, maar hij bleef zeggen: Mijn tijden zijn in Gods hand. Dat is geloven. Door alle strijd en aanvechting heen.
Vertwijfeling en aanvechting, hoe menselijk is dat niet? Dat hoorden we ook in het morgengebed van Dietrich Bonhoeffer dat hij schreef in gevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een gebed waarin de contrasten verwoord worden, die een mens innerlijk kan voelen op het moment dat het moeilijk is. Misschien ervaart u dat nu ook.
Een morgengebed, waarin Bonhoeffer zijn onrust tot uiting brengt en zijn onzekerheid over de toekomst enerzijds en anderzijds zijn vertrouwen op God, als hij zegt: Ik begrijp uw wegen niet, maar Gij kent mijn weg.

Heb lief. Wees sterk en houd moed (vers 24 en 25)
Bonhoeffer liet ons van zijn tijd in gevangenschap verschillende gebeden, gedichten en gedachten na. Eén van die gedachten van Bonhoeffer die ik las, is de volgende:
‘Vrijheid is niet in de eerste plaats gericht op het individu, maar op de naaste.’
Een tekst die mij raakt, omdat deze ook zó van toepassing is op deze tijd: we leven al 75 jaar in een vrij land, maar op dit moment is onze bewegingsvrijheid beperkt, waardoor we uitzien naar de tijd dat we weer onze vrijheid weer volop kunnen vieren. Vrijheid vieren, niet alleen, maar samen met anderen om ons heen. Anderen, waar we nu geen contact mee kunnen hebben, die we nu geen knuffel kunnen geven. De afgelopen weken heeft het woord ‘samenleving’ een heel andere klank gekregen. We missen het samenzijn als kerk hier met elkaar. We leven enorm met elkaar mee, maar wel met anderhalve meter afstand. Gelukkig komt onze creativiteit boven om hierin wegen te vinden naar elkaar. Dat is wat deze tijd ons brengt: meer betrokkenheid bij elkaar. Om met Bonhoeffer te spreken, ervaren we misschien wel eens te meer, dat vrijheid gericht is de naaste. Dietrich Bonhoeffer zag in oorlogstijd hoe kostbaar het is om vrijheid te beleven samen met de ander.

Ook David beseft dit. Aan het eind van de psalm prijst hij God omdat hij door alle moeiten heen, Gods trouw heeft ervaren. Hij schrijft: ‘God ontzette mij als een belegerde stad’. Hij voelt zich bevrijdt van zijn angst. En vanuit dat bevrijdende gevoel komt hij tot het besef, dat hij ook anderen kan troosten, die dezelfde benauwdheid hebben gevoeld.
Hij beschrijft in vers 24 en 25 bemoedigende slotwoorden van de psalm: In vers 24: ‘Getrouwen van de HEER, heb hem lief’. En in vers 25: ‘Allen die uw hoop vestigt op de HEER: wees sterk en houd moed.’ Woorden die doen denken aan de poster, die onlangs in de Kerkentrommel zat: ‘Houd moed. Heb lief’. Posters die op verschillende plekken in Hoogeveen zichtbaar voor het raam hangen.

‘Houd moed. Heb lief’: deze woorden hebben een fundament in God en in elkaar.
Woorden die een hart onder de riem zijn in alle tijden: de moeilijke tijden die David meemaakte, de moeiten van Bonhoeffer tijdens de Tweede Wereldoorlog, de moeilijke tijd nu rond de coronacrisis. Maar dit is wat we elkaar mogen wensen: ‘Houd moed. Heb lief’: In verbondenheid met God en met elkaar.

Amen