Online dienst van 26 april 2020
Voorganger: ds. Dick van der Vaart
Lezing: Johannes 21
Gemeente van Christus,
Vandaag is het de vierde zondag van Pasen. Het Paasmysterie is zo groot, de betekenis ervan kun je niet peilen op één zondag. Zelfs niet op 100 zondagen. Omdat Pinksteren eraan komt kunnen we er niet oneindig op door gaan. Maar op deze zondag en wellicht ook nog volgende week, wil ik er nog met u over nadenken.
Het bijzondere van Pasen is niet dat er een willekeurig mens uit de dood werd opgewekt. Wanneer Jan, Piet of Klaas uit de dood zou zijn opgewekt of Marie, dan zou dat heel opmerkelijk zijn geweest. Een wonder die je je hele leven bij zou blijven. Voor de naasten van de “opgewekten” zou het fantastisch geweest zijn maar voor anderen zou het geen levens veranderende gebeurtenis geworden zijn.
Nee, het bijzondere van Pasen is niet dat er een mens uit de dood werd opgewekt maar dat het Jézus was, die uit de dood werd opgewekt.
Want tijdens Zijn rondwandeling op aarde scheen het licht van God door Jezus heen. Jezus was doorzichtig tot op God. En voor de mensen die Hem ontmoetten was het duidelijk: zoals Jezus mens was, zó heeft God het bedoeld. Dit is de ware menselijkheid die God bij de schepping voor ogen had.
Hoe zag het mens-zijn van Jezus eruit? Liefde zonder onderscheid. Zoals Paulus schreef: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. “
Jezus brak de muren af die mensen tussen zichzelf en anderen hadden opgebouwd. Hij ging liefdevol om met mannen en vrouwen, Joden en Samaritanen, Joodse vrijheidsstrijders en Romeinse soldaten, rijken en armen, volwassenen en kinderen.
Wanneer Jezus in onze samenleving geleefd zou hebben zou hij liefdevol omgaan met mensen van allerlei rangen en standen, mensen van allerlei etnische afkomst: witte, zwarte mensen, mensen uit Azië, Afrika, Oost-Europa, mensen met verschillende seksuele geaardheden : hetero’s, homo’s lesbiennes, transgenders.
Jezus zag mensen als medemensen als broeders en zusters. Hij leefde het ware menszijn voor. Het ware menszijn dat toekomst openend is. Het ware menszijn dat we als een visioen kunnen schouwen: een lange rij van mensen rond de aardbol die hand in hand staan en zingen: “ We are the world, we are the people. “
Het was deze mens, deze Jezus, die werd gekruisigd en gedood omdat de machthebbers van de wereld niet gebaat waren bij het menszijn dat Jezus voorleefde. Deze machthebbers maakten juist wel onderscheid tussen mensen. Om aan de macht te blijven verdeelden zij de mensen in onderdrukkers en onderdrukten. Jezus‘, wijze van menszijn was een bedreiging van hun macht. Daarom vermoordden ze Hem. En Jezus’ dood leek het einde te zijn van het menszijn dat hij voorleefde. Voorgoed leken de mensen onderling verdeeld te moeten zijn. Toen Jezus stierf verduisterde de zon. Het werd donker op aarde. En het bleef donker: drie dagen en drie nachten.
En dan breekt de Paasmorgen aan: Niet zomaar een willekeurig mens maar Jezus wordt opgewekt uit de dood. Het mens-zijn zoals Jezus dat voorleefde krijgt nieuwe toekomst.
Vanmorgen lezen we dat de Opgestane Heer voor de derde keer aan Zijn leerlingen verschijnt. Dar gebeurde bij het meer van Tiberius waar vijf leerlingen aan het vissen waren. Drie worden bij name genoemd: Simon Petrus, Tomas, Natanaël, de zonen van Zebedeüs en twee anderen waarvan we de naam niet te horen krijgen. Drie en twee.
Dit is de eerste verwijzing naar Johannes 6. Daar staat het verhaal over de wonderbare spijziging. Jezus voedt een hele menigte mensen met vijf broden en twee vissen. Dit verhaal is het kader waarbinnen wij het verhaal van vanmorgen kunnen lezen.
Petrus zei: “Ik ga vissen. “
“ Wij gaan met je mee “ zeiden de anderen.
Hoewel Jezus al twee keer aan hen is verschenen lijkt het erop alsof de leerlingen nog beduusd en desoriënteerd zijn van alles wat ze hebben meegemaakt. Ze weten nog niet hoe ze de opstanding in hun leven een plaats moeten geven. Ze weten nog geen vorm te geven aan hun nieuwe leven. Daarom pakken ze het oude leven maar weer op dat ze leidden voordat Jezus hen riep.
De leerlingen stapten in de boot maar de hele nacht vingen ze niets.
En dan lezen we: “Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. “Dit is een verwijzing naar de Paasmorgen waarop Maria van Magdala vroeg in de morgen naar het graf liep, tot haar schrik zag dat de steen voor het graf was weggerold en Jezus niet herkende maar dacht dat Hij de tuinman was.
Zo is het ook in het verhaal van vanmorgen vroeg in de morgen en herkennen de leerlingen Jezus niet.
“Hebben jullie soms iets te eten? “roept Jezus en toe.
“Nee, we hebben de hele nacht gevist maar niets gevangen “, roepen ze de Onbekende toe.
“Gooi het net aan stuurboord uit “riep Jezus “dan lukt het wel.
Ze volgen Jezus’ raad op en dan zwemt er zoveel vis in het net dat het niet omhoog konden trekken.
En wanneer Petrus dat ziet, herinnert hij zich hoe Jezus een grote menigte mensen voedde met drie broden en twee vissen. En dan herkent hij Jezus: “Het is de Heer ! “roept hij en hij schort zijn bovenkleed op en springt het water in, Jezus tegemoet.
De andere leerlingen sleepten het net vol vis naar de oever. En dan blijkt daar al een vuurtje te branden met daarop vis en brood. Jezus had de maaltijd al voorbereid. En hij zegt: “Breng ook wat van de vis die jullie gevangen hebben. “
De leerlingen gaan rond het vuur zitten. Niemand durfde Hem te vragen wie Hij was. Het lijkt wel alsof ze Hem niet herkennen of niet kunnen of durven geloven dat Hij het was. Hierin lijkt het verhaal op het verhaal van de Emmaüsgangers die Jezus eerst ook niet herkenden. Maar er staat ook dat ze wel wisten wie Hij was. Vanzelfsprekend is het in de nabijheid verkeren van de Opgestane Heer een zo groot iets dat het onwerkelijk lijkt.
Dan neemt Jezus het brood en ongetwijfeld zal Hij een dankgebed hebben uitgesproken, het hebben gezegend en het hebben gebroken waarna hij het heeft rondgedeeld.
En daarna gaf hij hun ook vis.
Met de opwekking van Jezus uit de dood, heeft God de wijze van menszijn die Jezus voorleefde, opgewekt uit de dood. De aardse Jezus voedde de hongerigen. Hij lied zien dat ware menselijkheid bestaat in breken en in delen. Bij het laatste avond maal brak hij het brood en zei: “ Dit is mijn lichaam. Doe dit tot mijn gedachtenis. “en hij doelde hierbij niet alleen dat we bij het vieren van het avondmaal aan Hem mogen denken. Hij bedoelde dat wij in ons daden, in de wijze waarop wij menszijn aan Hem mogen denken en dat wij onze daden mogen doen tot Zijn gedachtenis.
Bij het meer van Tiberias, zittend bij het vuur, herinnert de Opgestane Heer zijn leerlingen aan wat de zin van zijn leven was: het voorleven van de ware menselijkheid. De zin van Zijn leven door God bevestigd in de Opstanding. De zin van Zijn leven, de zin van ons leven.
Amen.