Symbolische schikking eeuwigheidszondag 24 nov.2024
Wij gedenken de mensen, die het afgelopen jaar gestorven zijn.
We zien een raamwerk, met daarin een witte roos voor ieder van hen.
Zó mogen zij zich geborgen weten in het Koninkrijk van God.
De rode roos is als teken van Gods grote Liefde.
De hedera ranken staan voor Gods trouw, zowel in leven als in sterven.
Dat zij mogen leven in het Licht bij God.
Lezing: Psalm 16
Voorganger: ds. Dick van der Vaart
Gemeente van Christus,
We hebben zonet een deel van psalm 16 gelezen. Boven die psalm staat: “Een stil gebed van David.” De omstandigheden waarin David dit gebed geschreven heeft kennen we niet maar uit de inhoud van de psalm kunnen we opmaken dat David in levensgevaar verkeerde. Mogelijk heeft hij het geschreven toen hij op de vlucht was voor koning Saul toen deze hem wilde doden. Vrezend voor zijn leven schrijft David dan deze psalm als gebed om zichzelf door het gebed te kalmeren.
Om na te kunnen voelen hoe deze psalm gelezen kan worden lees ik u een gebed dat Etty Hillesum schreef op een bange zondagochtend tijdens de tweede wereldoorlog. Langzamerhand dringt tot haar, jonge joodse vrouw, door welk lot haar en haar volk zal treffen. Zij richt zich als schrijvend in gebed tot God.
Zondagochtendgebed pa. 76/ 77
Een ontroerend gebed! En omdat haar taalgebruik dichter bij ons staat dan dat David raakt het ons en kunnen we het navoelen. Op deze wijze kunnen we denk ik de woorden van David in psalm 16 navoelen en er door geraakt worden.
“Ik begin alweer wat rustiger te worden mijn God, door dit gesprek met jou.” Schrijft Etty Hillesum. En ik denk dat het ook de woorden van David hadden kunnen zijn, na het schrijven van zijn psalm: “Ik begin al wat rustiger te worden mijn God, door dit gesprek met jou.”
In levensgevaar verkerend schreef Etty Hillesum: “Mensen zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is.”
En zo schrijft David: ”Heer, mijn enige bezit, mijn levensbeker, u houdt mijn lot in handen.” Hoewel David in levensgevaar verkeert voelt hij zich geborgen in God. En vanuit dat gevoel van geborgenheid noemt hij God: “Mijn levensbeker.” Wat een prachtig beeld! Een beker houdt water bijeen. Zonder beker zou het water wegvloeien. En water is in dit verband levenswater: het symbool van ons leven. En God is de beker waarin ons leven bijeengehouden wordt en niet wegvloeit.
Dit beeld komt spontaan bij David op en hij verheugt zich erover. Hij schrijft: “Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.”
David schijft: “Mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.”
David heeft een ander beeld van het lichaam dan velen vandaag de dag hebben. Ons beeld van het lichaam is sterk bepaald door het Griekse denken waarin onderscheid wordt gemaakt tussen lichaam en ziel. Vele mensen stellen zich de verhouding tussen lichaam en zie zo voor dat de ziel in het lichaam huist. En wanneer we doodgaan blijft het lichaam achter en gaat de ziel naar de hemel.
Maar David had een heel ander beeld van lichaam en ziel. David maakte geen onderscheid tussen lichaam en ziel. In het denken van David huisde de ziel niet in het lichaam. Hij dacht niet in een tweeheid van lichaam en ziel maar kende alleen de eenheid van een belichaamde ziel of een bezield lichaam. Wij zouden zeggen een psychosomatische eenheid. En daarom schrijft David ook: “Mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.”
David voelde zich in zijn lichaam veilig en beschut. Dat gevoel van geborgenheid was voor hem een lichamelijke ervaring. Angst had zijn keel dichtgeknepen. Angst had zijn adem doen stokken in zijn keel. Zijn schouders waren opgetrokken en verkrampt van angst. En dan richt hij zich in zijn angst tot God wordt daardoor rustig en ontspant. Zijn lichaam voelt zich veilig en beschut. Hij voelt, om met Etty Hillesum te spreken zich veilig in Gods armen zoals je je veilig kunt voelen in de armen van een geliefde.
David voelt zich zo veilig in Gods armen dat hij schrijft: ”U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.”
Wat moeten wij op deze dag waarop wij onze dierbaren overledenen gedenken met deze uitspraak van David? Zij zijn toch overgeleverd aan het dodenrijk en hebben het graf toch gezien? Ja, maar herinner u het beeld dat in David opkwam toen hij zich richtte tot God: “Gij zijt mijn levensbeker.” God is de beker die ons levenswater bijeenhoudt. En dat bijeenhouden doet Hij in ons leven maar ook in ons sterven. Wij zijn geborgen in die beker in leven en in sterven.
Vele mensen binnen de kerk kunnen niet meer geloven in een hemel. Vele mensen buiten de kerk kunnen dat wel. Het geloof in een hemel komt velen binnen de kerk zo naïef voor. We hebben geleerd dat God geen oude man met witte baard is die in de hemel op een troon zit. Ons godsgeloof heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Dat is mooi maar het is wel heel jammer dat het geloof in de hemel daarmee weggevallen is. Het is juist zo troostrijk te mogen geloven dat onze overleden dierbaren in de hemel zouden zijn!
Ik geloof dat er een hemel is en onze dierbaren daar zijn. Dat klinkt naïef maar het is alleen naïef wanneer je daar vanuit het Griekse denken naar kijkt. Dat Griekse denken dat onderscheid maakt tussen lichaam en ziel.
Binnen het bijbelse denken is geloof in een hemel helemaal niet zo naïef. Belangrijk binnen het bijbelse denken is dat God ieder mens bij name kent. En wat is de mens? De eenheid van een bezield lichaam of een belichaamde ziel. Die eenheid wordt door God bij naam geroepen. Wanneer die eenheid sterft dan sterven dus lichaam en ziel. Maar wat niet sterft is de naam waarmee God ons roept. En wanneer wij sterven aan deze zijde van de dood dan roept God ons bij name aan de andere kant.
Hij schept ons dan een nieuw lichaam, een verheerlijkt lichaam, om met Paulus te spreken.
Omdat God ons bezielde lichaam tot leven roept moet er wel een hemel zijn want ons lichaam heeft ruimte nodig. We zijn zielen in de hemel maar lichamen.
Ook zullen we elkaar herkennen want we houden ons lichaam, weliswaar in verheerlijkte vorm, maar wel herkenbaar als ons lichaam. Onze dierbaren zullen ons kunnen herkennen en wij hen.
Is het niet ongelooflijk naïef wat ik zeg? Vanuit het Griekse denken wel en vanuit het bijbelse denken niet.
Het is ook allemaal beeldspraak. We weten het gewoon weg niet. Maar in de beker die God is en in zijn armen kunnen we ons veilig voelen en mogen we onze overleden dierbaren veilig weten. Zoals David het schrijft aan het slot van zijn psalm:
“Overvloedige vreugde in Uw nabijheid. Voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.”
Amen